Regeling van de Minister van Infrastructuur en Milieu, van 22 maart 2016, nr. IENM/BSK-2016/34260, houdende wijziging van de Uitvoeringsregeling Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken in verband met de Erfgoedwet

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op artikel 8 van het Uitvoeringsbesluit Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken;

BESLUIT:

ARTIKEL I

In de tabel in paragraaf 2.3 Entiteit 04 Type publiekrechtelijke beperking van Bijlage I: Catalogus Wkpb, behorend bij de Uitvoeringsregeling Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken, wordt na de rij beginnend met ‘GB’ een rij ingevoegd, luidende:

EW

Erfgoedwet

Gedoogplicht archeologisch onderzoek, Erfgoedwet

 

9.1, eerste lid, juncto 57, tweede lid, Monumentenwet 1988

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit Erfgoedwet Archeologie in werking treedt.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

TOELICHTING

Artikel 2 van de Uitvoeringsregeling Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken bepaalt dat de ingevolge artikel 6 van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken (Wkpb) in de gemeentelijke beperkingenregistratie op te nemen soorten gegevens zijn vervat in bijlage I bij die regeling. Die bijlage bevat de Catalogus, ofwel het ‘gegevenswoordenboek’, ten behoeve van de Wkpb.

Bijlage I bij de Uitvoeringsregeling Wkpb wordt gewijzigd in verband met de inwerkingtreding van de Erfgoedwet en het daarop gebaseerde Besluit Erfgoedwet Archeologie met ingang van 1 juli 2016. Dat besluit wijzigt onder meer het Aanwijzingsbesluit Wkpb. Eén van de bij het Aanwijzingsbesluit Wkpb aangewezen categorieën beperkingenbesluiten die voorvloeien uit de Erfgoedwet betreft de door een bestuursorgaan ter voorbereiding of uitvoering van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening, een beheersverordening als bedoeld in artikel 3.38 van die wet of een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht opgelegde gedoogplichten inhoudend dat een rechthebbende ten aanzien van een terrein moet dulden dat een terrein in het belang van archeologisch onderzoek wordt betreden, dat daarop metingen worden verricht dan wel dat daarin opgravingen worden gedaan (op grond van artikel 9.1, eerste lid, van de Erfgoedwet in samenhang met artikel 57, tweede lid, van de Monumentenwet 1988 zoals die luidde voor inwerkingtreding van de Erfgoedwet). Voor zover deze beperkingenbesluiten door niet-gemeentelijke bestuursorganen worden genomen, verloopt opname daarvan in de Wkpb-administratie door rechtstreekse inschrijving daarvan in de basisregistratie Kadaster. Voor zover deze beperkingenbesluiten door een bestuursorgaan van de gemeente worden genomen, moeten deze worden opgenomen in de gemeentelijke beperkingenadministratie. De aanwijzing van deze categorie beperkingenbesluiten heeft daarom tot gevolg dat de Catalogus in bijlage I bij de Uitvoeringsregeling Wkpb moet worden aangepast. De onderhavige wijzigingsregeling voorziet daarin, in de vorm van een nieuwe code met bijbehorende gegevens voor deze categorie beperkingenbesluiten.

De implementatie van de nieuwe code brengt slechts beperkte gevolgen mee in de vorm van een feitelijke aanpassing van de Wkpb-software bij gemeenten voor de uitvoering van de Wkpb. Hetzelfde geldt voor een aanpassing van de Landelijke Voorziening. Er is voor gekozen om in een nieuwe code te voorzien, aangezien de bedoelde beperkingenbesluiten eerder nog niet als zodanig waren aangewezen en daarom ook nog niet in de Catalogus waren opgenomen. Gekozen is voor de code ‘EW’, omdat die logisch aansluit bij de titel van de wet waaruit de betreffende beperkingenbesluiten voortvloeien (de Erfgoedwet).

Deze regeling heeft geen gevolgen voor de administratieve lastendruk van burgers of bedrijven. Het zijn immers alleen overheden (gemeenten) tot wie de regeling is gericht. De structurele uitvoeringslasten voor gemeenten blijven ongewijzigd. De eenmalige kosten voor de gemeenten in verband met de feitelijke aanpassing van de Wkpb-software zijn zeer beperkt. Hierover communiceert het Ministerie van Infrastructuur en Milieu via de Dienst voor het kadaster en de openbare registers, de beheerder van de Landelijke Voorziening, met de gemeenten.

De onderhavige wijziging is afgestemd met het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, als verantwoordelijk ministerie voor de Erfgoedwet. Daarnaast heeft afstemming plaatsgevonden met de Dienst voor het kadaster en de openbare registers en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten ten aanzien van de verwerking in de gemeentelijke beperkingenregistratie. Voor burgers en bedrijven zijn er als gevolg van deze regeling geen (ingrijpende) gevolgen. Om deze redenen is afgezien van internetconsultatie, in lijn met het beleid daarvoor.

Aangezien vóór inwerkingtreding van deze regeling onder het regime van de Monumentenwet 1988 de betreffende categorie beperkingenbesluiten niet in het Aanwijzingsbesluit Wkpb als zodanig was aangewezen, is geen overgangsrecht nodig. Het is de bedoeling dat de beperkingenbesluiten vanaf het moment van inwerkingtreding van deze regeling worden ingeschreven in de gemeentelijke beperkingenadministratie.

Wat betreft de inwerkingtreding wordt aangesloten bij de inwerkingtreding van het Besluit Erfgoedwet Archeologie. Immers, bij dat besluit wordt bepaald welke beperkingenbesluiten worden ingeschreven. Inwerkingtreding van deze regeling op een ander moment doet afbreuk aan het systeem en de opzet van de gemeentelijke beperkingenadministratie. De inwerkingtreding van het Besluit Erfgoedwet Archeologie vindt naar verwachting tegelijk plaats met de inwerkingtreding van de Erfgoedwet op 1 juli 2016.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

Naar boven