Relatiestatuut Kansspelautoriteit en Ministerie van Veiligheid en Justitie – 2015

5 februari 2016

De Kansspelautoriteit heeft op grond van artikel 33 van de Wet op de kansspelen als taak het verstrekken, wijzigen en intrekken van vergunningen voor de diverse vormen van kansspelen, exploitatievergunningen en modeltoelatingen voor speelautomaten, het bevorderen van het voorkomen en het beperken van kansspelverslaving, het geven van voorlichting en informatie, het toezicht op de naleving van de toepasselijke wet- en regelgeving en de vergunningen, alsmede de handhaving daarvan.

Het Ministerie van Veiligheid en Justitie is verantwoordelijk voor het kansspelbeleid en is stelselverantwoordelijk voor het verwezenlijken van de in dit beleid neergelegde doelstellingen.

In dit relatiestatuut maken het ministerie en de Kansspelautoriteit werkafspraken ter aanvulling op hetgeen bij of krachtens de wet is geregeld. In de toelichting op de afspraken worden waar nodig en nuttig de wettelijke bepalingen aangehaald. Het relatiestatuut geldt ook ter invulling van de circulaire 'Governance ten aanzien van zbo's'.

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1. Algemeen

1

1. Begripsbepalingen

1

   

Hoofdstuk 2. Beheersmatige relatie (p&c-cyclus)

2

2. Begroting

2

3. Meerjarenplan

2

4. Verantwoording (jaarverslag en jaarrekening)

2

   

Hoofdstuk 3. Beleidsmatige relatie

2

5. Algemene afspraken

2

6. Wijzigingen in wet- en regelgeving

3

7. Adviezen Kansspelautoriteit

3

8. Kennismanagement

3

   

Hoofdstuk 4. Overlegstructuur en informatie-uitwisseling

4

9. Relatiebeheerders

4

10. Regulier overleg

4

   

Hoofdstuk 5. Functioneren kansspelautoriteit

4

11. Onderzoek door derden

5

12. Evaluatie

5

13. Klachten over functioneren Kansspelautoriteit

5

   

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

5

14. Inwerkingtreding

5

15. Citeertitel

5

HOOFDSTUK 1. ALGEMEEN

1. Begripsbepalingen

In dit statuut wordt verstaan onder:

a. Kansspelautoriteit:

de Kansspelautoriteit, benoemd in artikel 33, eerste lid, van de Wet op de kansspelen;

b. Minister:

de Minister of Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie;

c. ministerie:

het Ministerie van Veiligheid en Justitie;

d. raad van bestuur:

de raad van bestuur van de Kansspelautoriteit, bedoeld in artikel 33a van de Wet op de kansspelen;

e. directeur van de Kansspelautoriteit:

degene die is belast met de dagelijkse leiding van het bureau van de Kansspelautoriteit;

f. Wet:

de Wet op de kansspelen;

g. Kaderwet:

de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen.

Toelichting: In dit relatiestatuut is gekozen voor de aanduiding "Minister". In de praktijk kan de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie worden belast met de taken op het gebied van de kansspelen.

HOOFDSTUK 2. BEHEERSMATIGE RELATIE (P&C-CYCLUS)

Dit hoofdstuk bevat afspraken over de zogenaamde Planning & Control cyclus. De afspraken gelden ter aan- en invulling van de bepalingen van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen. Zij leiden samen tot een jaarkalender voor begroting en planning enerzijds en verantwoording en control anderzijds. De kalender bestaat grofweg uit twee delen.

  • In het najaar stelt de Kansspelautoriteit een meerjarenplan en een begroting vast. De begroting dient vervolgens te worden goedgekeurd door de Minister.

  • In het voorjaar stelt de Kansspelautoriteit een jaarverslag en jaarrekening op. De vaststelling van de jaarrekening behoeft de goedkeuring van de Minister.

2. Begroting

  • a. De Kansspelautoriteit zendt de begroting, bedoeld in artikel 26 van de Kaderwet, voor 15 december aan de Minister.

  • b. Bij het opstellen van de begroting wordt rekening gehouden met het meerjarenplan dat de raad van bestuur jaarlijks vóór 1 december opstelt.

  • c. De Minister beslist zo spoedig mogelijk over de goedkeuring, bedoeld in artikel 29 van de Kaderwet.

Toelichting: Deze werkafspraken dienen ter aanvulling van de artikelen 26 tot en met 30 van de Kaderwet. De Kansspelautoriteit noemt het meerjarenplan (zie artikel 11 van het Bestuursreglement kansspelautoriteit), ook wel het activiteitenplan.

3. Meerjarenplan

De Kansspelautoriteit voegt bij de begroting een meerjarenplan.

Toelichting: De Kansspelautoriteit legde al in artikel 11 van het Bestuursreglement Kansspelautoriteit vast dat jaarlijks voor 1 december een meerjarenplan wordt opgesteld, dat ter kennisneming aan de Minister wordt gestuurd (derde lid). In het Bestuursreglement is bovendien nader gespecificeerd wat het meerjarenplan dient te omvatten. Deze afspraak maakt duidelijk dat de Kansspelautoriteit met de begroting een meerjarenplan stuurt aan de Minister. Begroting en meerjarenplan worden ook openbaar gemaakt.

4. Verantwoording (jaarverslag en jaarrekening)

  • a. De Minister zendt de bevindingen bij het jaarverslag, bedoeld in artikel 18 van de Kaderwet, zo snel mogelijk aan beide kamers der Staten-Generaal.

  • b. De Minister beslist voor 1 mei over de goedkeuring van het besluit tot vaststelling van de jaarrekening, bedoeld in artikel 34 van de Kaderwet.

Toelichting: De Kaderwet verplicht de Kansspelautoriteit jaarlijks een jaarverslag op te stellen (artikel 18, eerste lid). De Kansspelautoriteit heeft hiervoor gegevens van derden nodig; de financiering van het toezicht geschiedt niet via de Rijksbegroting maar via heffingen van ondernemingen, die voor de vaststelling daarvan bepaalde gegevens dienen te verstrekken. De Kansspelautoriteit spant zich in om jaarverslag en jaarrekening zo snel mogelijk gereed te hebben na het ontvangen van de relevante informatie. Het jaarverslag dient door de Kansspelautoriteit te worden toegezonden aan de Minister en aan beide kamers der Staten-Generaal (artikel 18, lid 2). De Kaderwet verplicht de Kansspelautoriteit voorts om tegelijk met het jaarverslag de jaarrekening in te dienen bij de Minister (artikel 34, eerste lid). Het besluit tot vaststelling van de jaarrekening behoeft de goedkeuring van de Minister (artikel 34, tweede lid).

HOOFDSTUK 3. BELEIDSMATIGE RELATIE

5. Algemene afspraken

  • a. De Minister en de Kansspelautoriteit nemen in hun werkzaamheden en in de communicatie daarover naar buiten, vanuit de eigen rol en positie, de verantwoordelijkheid voor beleid en wet- en regelgeving, respectievelijk de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de opgedragen wettelijke taken in acht.

  • b. De Minister en de Kansspelautoriteit verstrekken elkaar op eigen initiatief of op verzoek van de ander zo spoedig mogelijk de gegevens die nodig zijn voor de taakuitoefening door de ander of waarvan zij redelijkerwijs kunnen aannemen dat die gegevens voor de taakuitoefening van de ander nodig zijn.

  • c. De Minister en de Kansspelautoriteit informeren elkaar tijdig over onderwerpen waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat het voor de ander van belang is om daarvan op de hoogte te zijn.

Toelichting: Deze afspraken gelden in aanvulling op artikel 20 van de Kaderwet over de informatieverstrekking tussen een zelfstandig bestuursorgaan en de Minister. De onafhankelijkheid, eigen verantwoordelijkheid en zelfstandigheid van de Kansspelautoriteit in acht nemend, geldt hier de basisafspraak dat beide organisaties elkaar niet verrassen. Dit houdt in dat partijen de intentie hebben elkaar te informeren over zaken die voor de ander van belang kunnen zijn. Zo volgt hieruit bijvoorbeeld dat de Kansspelautoriteit het ministerie op de hoogte stelt van contacten met leden van de Staten-Generaal, van participatie in internationale netwerken, van (op handen zijnde) schadeclaims of van (op handen zijnde) consultaties bij belanghebbenden en betrokkenen. Ook volgt hieruit ook dat het ministerie de Kansspelautoriteit op de hoogte stelt als zij voornemens is een besluit van de Kansspelautoriteit te vernietigen op grond van artikel 22 van de Kaderwet.

6. Wijzigingen in wet- en regelgeving

  • a. De Minister informeert de Kansspelautoriteit over voorgenomen wijzigingen in beleid en wet- en regelgeving en geeft aan op welke wijze de Kansspelautoriteit daarbij wordt betrokken.

  • b. De Minister vraagt de Kansspelautoriteit bij voorgenomen wijzigingen in wet- en regelgeving om een uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoets (UHT) uit te voeren.

  • c. De Kansspelautoriteit informeert het ministerie binnen vier weken na het verzoek over de uitkomsten van de UHT, tenzij zij anders overeenkomen. In de UHT gaat de Kansspelautoriteit in op de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid, de eventuele gevolgen voor de Kansspelautoriteit in termen van personeel, organisatie en financiën en de mogelijkheden om de doeltreffendheid en doelmatigheid van de voorgenomen wijziging te vergroten.

  • d. De Minister geeft in de toelichting op de wijziging aan op welke wijze de uitkomsten van de UHT van de Kansspelautoriteit zijn betrokken.

  • e. De Kansspelautoriteit maakt de UHT openbaar nadat de wijziging door de betrokken Minister openbaar is gemaakt, tenzij de Minister en de Kansspelautoriteit anders overeenkomen.

Toelichting: De Kansspelautoriteit heeft een rol bij het toetsen van de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van wet- en regelgeving (zie aanwijzing 256 van de Aanwijzingen voor de regelgeving en de Handleiding Uitvoerbaarheidstoets en handhaafbaarheidstoets van het Ministerie van Veiligheid en Justitie). Onder wijzigingen in beleid en wet- en regelgeving worden ook nieuw beleid en nieuwe wet- en regelgeving begrepen.

7. Adviezen Kansspelautoriteit

  • a. De Kansspelautoriteit verstrekt gevraagd en ongevraagd adviezen aan de Minister voor zover die adviezen betrekking hebben op de rol, taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de Kansspelautoriteit.

  • b. De Kansspelautoriteit zendt jaarlijks, met het jaarverslag en de jaarrekening, een brief met inbreng voor wet- en regelgeving en beleid aan de Minister. De Kansspelautoriteit schenkt in de brief aandacht aan ontwikkelingen die relevant zijn voor het toezicht, aan de samenhang van het beleid en aan de verschillende sectoren binnen de kansspelmarkt.

  • c. De Minister zendt de brief samen met de bevindingen van de Minister aan beide Kamers der Staten-Generaal.

Toelichting: Ministerie en Kansspelautoriteit spreken met elkaar af dat de toezichthouder gevraagd en ongevraagd adviezen kan verstrekken op het terrein van kansspelen. Zij voeren hierover ook gesprekken. Onderdeel b legt vast dat de Kansspelautoriteit jaarlijks een zogenaamde brief met inbreng voor wet- en regelgeving en beleid opstelt. Dit gebeurt gelijktijdig met het opstellen van het jaarverslag en de jaarrekening. Uit onderdeel c blijkt dat de Minister het advies met zijn reactie ("bevindingen") daarop aan beide kamers der Staten-Generaal stuurt.

8. Kennismanagement

  • a. Ter bevordering van de ontwikkeling en uitwisseling van kennis op het gebied van kansspelen organiseren het ministerie en de Kansspelautoriteit fora waarin kennis wordt uitgewisseld. Interne activiteiten zoals opleidingen en seminars zijn zoveel mogelijk over en weer toegankelijk.

  • b. Het ministerie en de Kansspelautoriteit bevorderen de tijdelijke onderlinge uitwisseling van medewerkers.

HOOFDSTUK 4. OVERLEGSTRUCTUUR EN INFORMATIE-UITWISSELING

9. Relatiebeheerders

  • a. Het ministerie wijst een beheersmatige relatiebeheerder en een beleidsmatige relatiebeheerder aan. Deze relatiebeheerders zijn voor de Kansspelautoriteit een aanspreekpunt met betrekking tot beheersmatige respectievelijk beleidsmatige vraagstukken.

  • b. De Kansspelautoriteit wijst één relatiebeheerder aan. Deze relatiebeheerder is voor het ministerie een aanspreekpunt in beheers- en beleidsmatige vraagstukken op werkniveau.

Toelichting: Relatiebeheerders (soms ook wel accountmanagers, accounthouders of relatiemanagers genoemd) dienen als aanspreekpunt en kunnen de counterpart helpen indien er bijvoorbeeld onduidelijkheden zijn (‘bij wie moet ik zijn voor onderwerp x?’). Het is expliciet niet de bedoeling dat alle contacten via de relatiebeheerders gaan verlopen. Immers, het is van belang dat de relatiebeheerders geen ‘horde’ worden in de relatie maar juist een ‘hulp’ zijn.

10. Regulier overleg

  • a. Tweemaal per jaar vindt overleg plaats tussen de Minister en de raad van bestuur over ontwikkelingen op het gebied van de aan de Kansspelautoriteit opgedragen wettelijke taken.

  • b. Tweemaal per jaar vindt overleg plaats over onderwerpen die samenhangen met de beheersmatige relatie tussen de raad van bestuur en de betrokken ambtenaar die binnen het ministerie de eigenaarsrol vervult.

  • c. Tweemaal per jaar vindt overleg plaats over beleidsmatige onderwerpen tussen de raad van bestuur en de directeur-generaal die binnen het ministerie de opdrachtgeversrol vervult. Vier maal per jaar vindt daarover overleg plaats tussen de directeur van de Kansspelautoriteit en de betrokken directeur binnen het ministerie.

  • d. Indien daaraan behoefte is bij het ministerie of de Kansspelautoriteit, vindt, onverminderd de vorige leden, tussentijds overleg plaats.

Toelichting: Deze werkafspraken vormen de basis voor het overleg tussen het ministerie en de Kansspelautoriteit. In aanvulling daarop zijn andere overleggen en contacten mogelijk.

In de reguliere overleggen kunnen de Kansspelautoriteit en het Ministerie van VenJ elkaar vanuit de eigen verantwoordelijkheid en die van de ander wederzijds bevragen over het functioneren van de ander.

De Kansspelautoriteit voert met betrekking tot het jaarverslag, de jaarrekening en de begroting overleg met zowel de eigenaar als de opdrachtgever bij het ministerie. Ten tijde van ondertekening van dit statuut is de eigenaarsrol bij het ministerie belegd bij een directeur-generaal.

De raad van bestuur van de Kansspelautoriteit laat zich in de hiervoor genoemde overleggen in de regel vergezellen door de directeur. De betrokken directeur-generaal van het ministerie laat zich in de regel vergezellen door een directeur.

HOOFDSTUK 5. FUNCTIONEREN KANSSPELAUTORITEIT

Toelichting: Dit hoofdstuk voorziet in werkafspraken tussen Kansspelautoriteit en ministerie ingeval er op initiatief van de Minister een onderzoek door derden plaatsvindt naar de taakuitvoering door de toezichthouder (artikel 11), er eens in de vijf jaar een evaluatie plaatsvindt (artikel 12) en er een klacht met betrekking tot het functioneren van de autoriteit wordt ingediend (artikel 13).

Dat neemt niet weg dat het functioneren van de Kansspelautoriteit ook op andere momenten onderwerp van gesprek kan zijn in de onderlinge relatie, bijvoorbeeld in de reguliere overleggen die in artikel 10 van dit statuut zijn beschreven.

In de Kaderwet is aangegeven aan welke eisen onder meer de begroting, het jaarverslag en de jaarrekening dienen te voldoen. Zo is in de artikelen 26–29 aangegeven waaraan de begroting moet voldoen en stellen de artikelen 18, 19 en 35 eisen aan het jaarverslag en de jaarrekening. Zo is bijvoorbeeld vastgelegd dat een zbo in het jaarverslag het gevoerde beleid met betrekking tot de kwaliteitszorg beschrijft en dat een zbo er op moet toezien dat er zorgvuldige behandeling plaatsvindt van bezwaarschriften en klachten die worden ontvangen. In het licht van het vaststellen van de begroting en de jaarrekening kan het ministerie daarover vragen stellen aan de Kansspelautoriteit.

Tot slot wordt opgemerkt dat evaluatiecriteria zijn uitgewerkt waarmee de prestaties en activiteiten van de Kansspelautoriteit – en daarmee het functioneren van de Kansspelautoriteit – kunnen worden gemeten en beoordeeld.

11. Onderzoek door derden

Indien de Minister een derde aanwijst om in het kader van het toezicht op het functioneren van de Kansspelautoriteit onderzoek te doen naar een door de betrokken Minister te bepalen taak van de Kansspelautoriteit of van de taakuitoefening als geheel, verstrekt de Kansspelautoriteit aan deze derde, op de door de derde te bepalen redelijke wijze, de ter zake van het onderzoek relevante informatie.

Toelichting: Deze afspraak geldt in aanvulling op de artikelen 20, 23 en 39 van de Kaderwet.

12. Evaluatie

  • a. Voorafgaand aan de evaluatie ten behoeve van een verslag als bedoeld in artikel 39, eerste lid, van de Kaderwet, maken de Minister en de Kansspelautoriteit afspraken over de inhoud en aanpak van de evaluatie en de te verstrekken gegevens. De evaluatie wordt door een onafhankelijke partij uitgevoerd.

  • b. De Minister stelt de Kansspelautoriteit in kennis van het verslag en zijn bevindingen voordat hij deze aan beide kamers der Staten-Generaal zendt. De Kansspelautoriteit krijgt de gelegenheid op dit verslag en de bevindingen te reageren binnen een bij het verzoek door de Minister gestelde termijn.

Toelichting: De Minister stelt zijn bevindingen vast bij de reactie van de Kansspelautoriteit op het verslag en geeft daarbij in ieder geval aan in hoeverre deze reactie betrokken is bij de finale bevindingen. Deze afspraak geldt in aanvulling op artikel 39 van de Kaderwet.

13. Klachten over functioneren Kansspelautoriteit

  • a. Aan de Minister gerichte klachten over de wijze waarop de Kansspelautoriteit of een medewerker van de Kansspelautoriteit zich in een bepaalde aangelegenheid jegens een derde heeft gedragen, worden zo spoedig mogelijk aan de Kansspelautoriteit gemeld.

  • b. De Minister en de Kansspelautoriteit bezien in onderling overleg hoe en door wie een klacht wordt afgehandeld.

Toelichting: Op grond van artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht kunnen bij de Kansspelautoriteiten klachten worden ingediend over gedragingen van – medewerkers van – de autoriteit. Uit artikel 2:3 van de Awb volgt dat de Minister klachten over de Kansspelautoriteit doorzendt aan de autoriteit zelf. Klachten aan de Kansspelautoriteit over de Kansspelautoriteit worden behandeld met toepassing van de Regeling klachtbehandeling door de Kansspelautoriteit, met inachtneming van artikel 19 van de Kaderwet en artikel 14 van het Bestuursreglement Kansspelautoriteit.

HOOFDSTUK 6. SLOTBEPALINGEN

14. Inwerkingtreding

Dit relatiestatuut treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

15. Citeertitel

Dit relatiestatuut wordt aangehaald als: Relatiestatuut Kansspelautoriteit en Ministerie van Veiligheid en Justitie 2015. Dit relatiestatuut zal in de Staatscourant worden geplaatst.

Aldus overeengekomen en in tweevoud getekend: Den Haag, 5 februari 2016

De Kansspelautoriteit, namens deze J.J.H. Suyver Voorzitter raad van bestuur

Den Haag, 5 februari 2016

De Minister van Veiligheid en Justitie, namens deze M.C.A. Blom Directeur-generaal Straffen en Beschermen

Naar boven