Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Renkum | Staatscourant 2016, 10917 | Instelling gemeenschappelijke regelingen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Renkum | Staatscourant 2016, 10917 | Instelling gemeenschappelijke regelingen |
De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Arnhem, Renkum en Rheden, hierna te noemen de deelnemers;
Deelnemers eind november 2011 hebben besloten om samen te gaan werken door kennis en ervaring te bundelen;
De verwachting is dat bundeling van kennis en ervaring de kwaliteit van dienstverlening naar zowel de eigen organisaties als de inwoners zal vergroten;
Samenwerking op lange termijn ook kan leiden tot kostenbesparingen en een verhoging van de efficiency;
Deelnemers willen samenwerken ter behartiging van de sturing en beheersing van hun ondersteunende processen en van uitvoeringstaken;
Deelnemers hebben besloten om deze samenwerking vorm te geven middels een gemeenschappelijke regeling met een bedrijfsvoeringsorganisatie;
Gemeenschappelijke regeling intergemeentelijke uitvoeringsorganisatie
Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen
In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:
Artikel 2 – Bedrijfsvoeringsorganisatie
1. Er is een bedrijfsvoeringsorganisatie, als bedoeld in artikel 8, derde lid, van de Wgr, genaamd IGUO.
2. De IGUO is statutair gevestigd te Arnhem.
Hoofdstuk 2 Taken en bevoegdheden van de IGUO
1. De IGUO heeft tot doel het behartigen van de sturing en beheersing van ondersteunende processen en uitvoeringstaken voor de deelnemers, met inachtneming van de autonomie van de deelnemers.
2. De deelnemers bepalen welke taken worden overgedragen aan de IGUO.
3. De deelnemers kunnen bij unanimiteit wijzigingen toebrengen in de taken van de IGUO.
4. Onverminderd de verplichtingen die voortvloeien uit de hierboven bedoelde taken, kan de IGUO op verzoek van derden bedrijfsvoerings- en uitvoeringstaken verrichten.
Artikel 4 – Bevoegdheden deelnemers
1. Aan het bestuur van de IGUO worden geen bevoegdheden gedelegeerd door de deelnemers.
2. De deelnemers kunnen ten aanzien van de bij of krachtens artikel 3 aan de IGUO opgedragen taken, bevoegdheden aan de leden van de directie van de IGUO mandateren, met de bevoegdheid tot ondermandaat.
Hoofdstuk 3: Inrichting, samenstelling en werkwijze van het bestuur
1. De deelnemers wijzen uit hun midden elk één lid van het Bestuur aan.
2. De deelnemers wijzen voor de door hen benoemde leden van het Bestuur plaatsvervangende leden aan. Het bepaalde in deze regeling ten aanzien van de leden van het Bestuur is op de plaatsvervangende leden van overeenkomstige toepassing.
3. Het Bestuur wijst uit hun midden een voorzitter aan alsmede diens plaatsvervanger.
4. De voorzitter is verantwoordelijk voor de voorbereiding van de vergaderingen van het Bestuur en de vergaderorde binnen het Bestuur, onverminderd het bepaalde bij of krachtens artikel 8 lid 1.
5. De voorzitter ondertekent de stukken die namens het Bestuur uitgaan.
6. Het Bestuur kan de voorzitter machtigen om namens het Bestuur te handelen.
Artikel 6 Aanwijzing en ontslag
1. De leden van het Bestuur worden aangewezen voor dezelfde periode als waarvoor het betreffende college wordt benoemd.
2. Het lidmaatschap van het Bestuur eindigt van rechtswege, zodra het lid ophoudt lid van het college te zijn of de deelnemer die het lid heeft aangewezen uittreedt.
3. Een lid van het Bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Dit gebeurt door mededeling aan het Bestuur. Het lid blijft zijn functie waarnemen totdat in zijn opvolging is voorzien. Indien noodzakelijk vindt deze waarneming door de burgemeester van de betreffende deelnemende gemeente plaats.
4. Indien tussentijds de plaats van een lid vacant komt, wijst de daartoe bevoegde deelnemer zo spoedig mogelijk een nieuw lid aan.
1. Het Bestuur heeft de bevoegdheden voor zover benodigd voor de uitoefening van de in artikel 3 lid 2 genoemde taken.
2. Het Bestuur kan haar bevoegdheden mandateren c.q. volmacht verlenen aan de leden van de directie van de IGUO met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 10 van de Algemene wet bestuursrecht.
1. De vergaderingen van het Bestuur worden met gesloten deuren gehouden, voor zover het Bestuur niet anders heeft bepaald.
2. Het Bestuur vergadert minimaal tweemaal per jaar en zo dikwijls als de voorzitter dat nodig oordeelt of tenminste één lid de voorzitter schriftelijk en met redenen omkleed hierom verzoekt. In het laatste geval wordt de vergadering binnen veertien dagen na een zodanig verzoek gehouden.
3. De leden van het bestuur hebben ieder één stem.
4. Besluiten worden bij gewone meerderheid van stemmen genomen, tenzij in deze regeling anders is bepaald.
5. Het bepaalde in artikel 28, eerste tot en met derde lid, 30, en 32 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.
1. Uit de directie als bedoeld in artikel 11, eerste lid, wordt een ambtelijk secretaris van het Bestuur aangewezen.
2. De secretaris is tijdens de vergaderingen van het Bestuur aanwezig.
3. De stukken die van het Bestuur uitgaan, worden door de secretaris mede-ondertekend.
4. Het Bestuur regelt de plaatsvervanging van de secretaris.
§ 3 Informatie en verantwoording
Artikel 10. Informatie en verantwoordingsplicht
1. Het Bestuur verstrekt een deelnemer de verlangde inlichtingen. Een lid van het Bestuur geeft de deelnemer, die hij vertegenwoordigt, mondeling of schriftelijk de door één of meer leden, overeenkomstig het reglement van orde van dat college, verlangde inlichtingen.
2. Een verzoek om inlichtingen kan schriftelijk worden ingediend bij het Bestuur.
3. Het Bestuur verstrekt de gevraagde inlichtingen schriftelijk of mondeling zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen acht weken na ontvangst van het verzoek.
4. Een lid van het Bestuur voorziet de deelnemer, die hij vertegenwoordigt, van alle informatie die, in relatie tot het door het gevoerde en te voeren beleid en de daarbij door het aangewezen lid ingenomen dan wel in te nemen standpunt, noodzakelijk is.
5. Een lid van het Bestuur is aan de deelnemer, die hij vertegenwoordigt, verantwoording verschuldigd voor de wijze waarop het lid de deelnemer in het Bestuur heeft vertegenwoordigd, naar de door de deelnemer, die hij vertegenwoordigt vastgestelde dan wel te stellen regels.
6. De leden 1 tot en met 5 zijn van overeenkomstige toepassing jegens de gemeenteraden van de deelnemende gemeenten.
7. Het bestuur stelt de Rekenkamer of rekenkamercommissie van de deelnemende gemeenten afzonderlijk en in gezamenlijkheid in staat om alle informatie te verkrijgen die voor de wettelijke uitoefening van de rekenkamer- of rekenkamercommissietaak nodig is.
Hoofdstuk 4 Ambtelijke organisatie IGUO
1. Er is een directie van de IGUO.
2. De directie van de IGUO wordt door het Bestuur benoemd.
3. Het Bestuur kan de leden van de directie schorsen en ontslaan.
4. De directie is belast met de leiding van de IGUO en de zorg voor een juiste taakvervulling in
Artikel 12 Aanstellen overig personeel
1. Het Bestuur is belast met het aanstellen van medewerkers als ambtenaar, het tewerkstellen op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht en het schorsen en ontslaan van het personeel van de IGUO.
2. Het Bestuur kan de in het eerste lid bedoelde bevoegdheden, uitgezonderd het schorsen en ontslaan van directieleden, mandateren aan de directie van de IGUO.
Artikel 13 Rechtspositie personeel
Het Bestuur stelt de rechtspositieregeling van het personeel vast.
Hoofdstuk 5 Financiële bepalingen
Artikel 14 Organisatie financieel beheer
1. Het Bestuur stelt de nodige voorschriften vast met betrekking tot de organisatie van de financiële administratie en het geldelijk beheer van de IGUO.
2. Bij de in het eerste lid bedoelde voorschriften wordt bepaald welke ambtenaren van de IGUO met het doen van ontvangsten en betalingen voor de IGUO en met zorg voor de boekhouding zijn belast.
Artikel 15 Procedure begrotingsbehandeling
1. Het Bestuur voorziet de ramingen in de ontwerp-begroting als bedoeld in artikel 35 eerste lid van de Wgr van een behoorlijke toelichting.
2. Het Bestuur zendt de ontwerp-begroting aan de raden van de gemeenten toe voor 1 mei voorafgaand aan het begrotingsjaar waarop zij betrekking heeft.
3. De gemeenteraden kunnen hun zienswijze omtrent het ontwerp van de begroting, indien zij dit in de nota van wijziging aan de orde gesteld wensen te hebben dan wel een nadere toelichting van het Bestuur verlangen, binnen acht weken na de verzending ervan aan het Bestuur kenbaar maken.
4. Het Bestuur zendt het ontwerp van de begroting onder bijvoeging van de zienswijzen van de gemeenteraden, zijn commentaar daarop en zo nodig een nota van wijziging uiterlijk drie weken voor de voorgenomen datum van vaststelling aan de gemeenteraden. Artikel 35, tweede lid van de Wgr is ten aanzien van dit commentaar en de nota van wijziging van overeenkomstige toepassing.
5. Het besluit tot vaststelling van de begroting wordt genomen bij meerderheid en kan uitsluitend genomen worden bij voltallige aanwezigheid van het Bestuur. Voor zover het een verhoging van de gemeentelijke bijdrage voor de deelnemende gemeenten betreft, dient de meerderheid als bedoeld in de vorige volzin te worden behaald met stemmen van leden van het Bestuur die ook een meerderheid in inwonersaantallen vertegenwoordigen.
Artikel 16 Procedure bij wijziging begroting
1. Het bepaalde in artikel 35, eerste en derde lid van de Wgr is niet van toepassing op af- en overschrijvingen op de posten van de begroting, alsmede op andere ontwerp-wijzigingen voor zover daaruit geen verhoging van de gemeentelijke bijdragen voortvloeit.
2. Wijzigingen als bedoeld in het eerste lid worden door het bestuur vastgesteld.
Artikel 17 Gemeentelijke Bijdragen
1. In de begroting van inkomsten en uitgaven wordt de raming van de verschuldigde bijdrage van elke gemeente voor het jaar waarvoor de begroting dient opgenomen.
2. Het bestuur stelt richtlijnen vast voor de kostenverdeelsleutel zoals deze jaarlijks in de begroting wordt opgenomen. Daarbij geldt als uitgangspunt dat de deelnemers er steeds zorg voor zullen dragen dat de IGUO te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen.
3. Het besluit bedoeld in het tweede lid wordt met meerderheid van stemmen vastgesteld.
4. De gemeenten betalen bij wijze van voorschot, jaarlijks vóór 15 januari, 15 april, 15 juli en 15 oktober telkens één vierde gedeelte van de voor dat jaar geraamde bijdrage.
5. Bij het niet overeenkomstig het bepaalde in het vierde lid tijdig voldoen van de voorschotten kan aan die gemeente rente in rekening worden gebracht. Het bestuur stelt hiertoe nadere regels vast in de richtlijnen, bedoeld in het tweede lid.
Artikel 18 Informatievoorziening
1. Het bestuur rapporteert voor 1 maart en voor 1 september van elk lopend boekjaar
over de voortgang van de uitvoering van de begroting inclusief te verwachten ontwikkelingen voor het desbetreffende jaar.
2. Het bestuur geeft voor 1 maart van elk lopend boekjaar inzicht in te verwachten ontwikkelingen alsmede de algemene financiële en beleidsmatige kaders voor het opvolgende jaar, teneinde de gemeenten in staat te stellen daar in hun begrotingscyclus op te anticiperen.
Artikel 19 Aanbieding rekening
1. Van de inkomsten en uitgaven van de bedrijfsvoeringsorganisatie wordt door het Bestuur over het dienstjaar verantwoording gedaan onder overlegging van de rekening en het verslag van het onderzoek naar de deugdelijkheid van de rekening, ingesteld door de krachtens artikel 213, tweede lid van de Gemeentewet aangewezen deskundigen.
2. Het Bestuur zendt de in het eerste lid bedoelde stukken aan de raden van de gemeenten toe voor 15 april van het jaar dat volgt op het dienstjaar waarop zij betrekking hebben.
Artikel 20 Vaststelling rekening
1. Het Bestuur onderzoekt de rekening zonder uitstel en stelt haar vast voor 1 juli van het jaar volgende op dat waarop zij betrekking heeft.
2. Het Bestuur zendt de rekening aan Gedeputeerde Staten.
3. In de rekening wordt de door elk der gemeenten over het desbetreffende jaar werkelijk verschuldigde bijdrage opgenomen.
Hoofdstuk 6: Geschillen en aansprakelijkheid
De deelnemers zullen geschillen als bedoeld in artikel 28 van de Wgr in onderling overleg proberen op te lossen, alvorens deze voor te leggen aan Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland.
Artikel 22 – Aansprakelijkheid
a. Civielrechtelijke aansprakelijkheid (wettelijke en contractuele aansprakelijkheid) voor
schade aan personen en goederen;
b. Wettelijke aansprakelijkheid voor vermogensschade.
Artikel 23. Zorg voor archiefbescheiden
Hoofdstuk 8: Wijziging, toetreding, uittreding en opheffing
Artikel 24 – Wijziging van de regeling
1. Deze regeling kan door de deelnemers op voorstel van elke deelnemer worden gewijzigd.
2. Een wijziging van de regeling vereist unanimiteit , tenzij in dit hoofdstuk anders is bepaald.
3. De wijziging van de regeling treedt, tenzij anders is bepaald, in werking op de dag volgend op die waarop de wijziging is bekendgemaakt. Onder wijziging van de regeling wordt mede verstaan opheffing alsmede het toetreden tot en het uittreden uit de regeling.
4. Het Bestuur is belast met de toezending van de gewijzigde regeling aan gedeputeerde staten van de provincie Gelderland en met bekendmaking van de gewijzigde regeling.
Artikel 25 – Toetreding door andere gemeenten
1. Toetreding van een gemeente tot deze regeling geschiedt door een unaniem besluit van de deelnemers.
2. De deelnemers kunnen bij hun besluit de voorwaarden bepalen waaronder de toetreding van een gemeente mogelijk is.
3. Toetreding van een gemeente is gebonden aan de volgende procedure:
a. het verzoek tot toetreding wordt ingediend bij het Bestuur, dat zo spoedig mogelijk dit verzoek vergezeld van een advies doorstuurt aan de overige deelnemers;
b. de deelnemers beslissen over de in het eerste lid bedoelde instemming;
c. het Bestuur stelt de verzoekende gemeente in kennis van de genomen besluiten, als bedoeld onder b.
4. De toetreding treedt in werking met ingang van de eerste dag van de maand, volgende op die, waarin het Bestuur de wijziging van de regeling aan gedeputeerde staten heeft toegezonden.
1. Een deelnemer kan vijf jaar na de datum van inwerkingtreding van deze regeling uittreden door een daartoe strekkend besluit van die deelnemer.
2. De deelnemers beslissen na toestemming van hun raden over de afwikkeling van de financiële en organisatorische gevolgen van de uittreding, waaraan de uittredende deelnemer gebonden is (uittredingsplan).
3. Indien een deelnemer uit de regeling wenst te treden, zal het Bestuur in het kader van de in het tweede bedoelde afwikkeling van de financiële gevolgen daarvan op basis van een sociaal plan personeel aan deze deelnemer toewijzen en is deze deelnemer een compensatie verschuldigd voor de overige rechten en verplichtingen.
4. De uittreding kan slechts plaatsvinden, met inachtneming van een termijn van aanzegging van het besluit aan de andere deelnemers van minimaal één jaar, met ingang van 1 januari van het opvolgende jaar.
5. Het bestuur besluit bij unanimiteit tot het vaststellen van een uittredingsplan. Het Bestuur kan een onafhankelijke derde opdracht geven een uittredingsplan op te stellen, nadat op de inhoud van deze opdracht instemming is verkregen van het college van de uittredende deelnemer. De financiële gevolgen van de uittreding zullen voor rekening van de uittredende partij te komen. De kosten van het inschakelen van de onafhankelijke derde zijn voor rekening van de uittredende deelnemer(s).
1. De regeling kan tussentijds worden opgeheven.
2. De deelnemers nemen geen besluit als bedoeld in het eerste lid dan nadat zij daartoe toestemming hebben verkregen van hun raden.
3. De opheffing gaat in op de eerste dag van de maand, volgend op die waarin het Bestuur de opheffing openbaar heeft bekendgemaakt, tenzij het besluit tot opheffing een latere datum van ingang heeft.
4. Indien op grond van het eerste lid de regeling wordt opgeheven, geeft het Bestuur een onafhankelijke derde opdracht om een opheffingsplan op te stellen, nadat op de inhoud van deze opdracht bij gewone meerderheid van stemmen instemming is verkregen van de deelnemers.
5. Het opheffingsplan, bedoeld in het vierde lid, voorziet in ieder geval in de verplichting van de
deelnemers tot deelneming in de financiële gevolgen van de opheffing van de regeling en in de personele gevolgen van de opheffing. Het bepaalde in het vierde lid van artikel 26 is van overeenkomstige toepassing.
6. Het opheffingsplan wordt vastgesteld door het Bestuur.
7. Het Bestuur is belast met de uitvoering van het opheffingsplan, bedoeld in het vierde lid.
8. Bij ontbinding van de IGUO in verband met opheffing van de regeling of anderszins, blijft de IGUO voortbestaan voor zover dat voor de vereffening van zijn vermogen noodzakelijk is.
Artikel 28 – Duur van de regeling
Deze regeling wordt getroffen voor onbepaalde tijd.
Artikel 29 – Toezending en bekendmaking
Arnhem is belast met de toezending van deze regeling aan gedeputeerde staten van de provincie Gelderland en met bekendmaking als bedoeld in artikel 26 van de Wgr.
Deze regeling treedt in werking op 1 maart 2016
Deze regeling wordt aangehaald als Gemeenschappelijke regeling intergemeentelijke uitvoeringsorganisatie
HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS EN DE BURGEMEESTER VAN DE GEMEENTE ARNHEM
in de vergadering van ……………………………………… 2016
HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS EN DE BURGEMEESTER VAN DE GEMEENTE RENKUM
In de vergadering van ………………………………………… 2016
HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS EN DE BURGEMEESTER VAN DE GEMEENTE RHEDEN
In de vergadering van ………………………………………… 2016
Omdat de IGUO een rechtspersoon is, moet deze worden ingeschreven in het Handelsregister. Daarvoor is nodig dat een statutaire vestigingsplaats wordt gekozen. Ook om te bepalen bij welke bestuursrechter men in beroep kan gaan. Artikel 10 lid 3 van de Wgr vereist dat in de regeling de plaats van vestiging wordt aangewezen.
De gemeente van de plaats van vestiging is op grond van artikel 33 belast met de toezending van de regeling aan GS en de bekendmaking van de regeling in de Staatscourant.
Artikel 10 lid 1 van de Wgr vereist dat de regeling het belang of de belangen ter behartiging
waarvan zij zijn getroffen vermeldt.
De Wgr vereist dat het Bestuur een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vaststelt.
Bij staken van stemmen wordt de regeling die in de Gemeentewet is opgenomen over vergaderingen van de gemeenteraad van overeenkomstige toepassing verklaard.
Artikel 18 juncto 16 en 19 lid 1 van de Wgr vereisen het volgende. In de regeling moeten bepalingen worden opgenomen omtrent de wijze waarop een lid van het Bestuur ter verantwoording kan worden geroepen voor het door hem in dat bestuur gevoerde beleid. Daarnaast moet de regeling bepalingen bevatten over de wijze waarop (een lid van) het Bestuur de door raadsleden gevraagde inlichtingen dient te verstrekken.
Lid 7 bevat de tekst van de motie die op 24 september 2014 door de raad van de gemeente Renkum is aangenomen.
De artikelen 34 t/m 35 bevatten bepalingen over de financiën van een BVO. In Hoofdstuk 5 van
de gemeenschappelijke regeling zijn alleen bepalingen opgenomen, die een aanvulling vormen op
Artikel 35 lid 6 van de Wgr bepaalt dat de artikelen 186 tot en met 213 van de Gemeentewet van
overeenkomstige toepassing zijn. Dit houdt in dat ook bij een BVO de financiële verordeningen als
bedoeld in artikel 212 en 213 van de Gemeentewet moeten worden vastgesteld. Gelet op de
plaatsing van deze bepaling in artikel 35 is dit een bevoegdheid van het bestuur; de overige
bepalingen van artikel 35 bevatten namelijk bestuursbevoegdheden.
Artikel 35 van de Wgr bevat geen termijn voor de zienswijzeprocedure door de raad. In deze
regeling is bepaald dat de raad een termijn van acht weken heeft om haar zienswijze kenbaar te
maken. Binnen drie weken na het verstrijken van deze termijn, stuurt het Bestuur haar reactie op
De begroting van de gemeenschappelijke regeling dient in ieder geval vóór 1 augustus van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan gedeputeerde staten te zenden. Dit betreft een fatale termijn. Deze termijn is zo vroeg in het jaar gelegen om de deelnemende gemeenten de mogelijkheid te geven de begroting van de GR in hun eigen begroting te verwerken. Er is voor gekozen dat de vaststelling van de begroting bij meerderheid kan geschieden ter voorkoming dat er een patstelling kan ontstaan, waardoor preventief toezicht bij niet tijdige vaststelling dreigt.
De taken van de IGUO horen, wanneer ze binnen de eigen gemeente worden uitgevoerd, veelal binnen één (bedrijfsvoerings)programma. In dat geval hebben de college’s het mandaat om binnen het programma te schuiven met budgetten. Conform deze systematiek wordt voorgesteld om het bestuur van de IGUO eveneens het mandaat te verstrekken tot verschuivingen binnen de begroting, mits dit past binnen de gemeentelijke bijdragen.
De IGUO dient te beschikken over voldoende liquide middelen om haar taken uit te voeren. In dit
artikel is dit afgedekt door te kiezen voor bevoorschotting per kwartaal vooraf.
De genoemde data zijn gekozen zodat de gemeenten de uitkomsten van de rapportages kunnen gebruiken in hun voor- en najaarsnota.
Artikel 28 van de Wgr bepaalt dat geschillen omtrent de toepassing van een regeling tussen besturen van deelnemende gemeenten of tussen besturen van een of meer gemeenten en het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie door GS worden beslist (voor zover op grond van de wet de rechterlijke macht niet bevoegd is). In een regeling kan een voorportaal worden opgenomen, dat moet worden aangewend voordat het geschil aan GS wordt voorgelegd. Dit kan zijn ‘onderling overleg’ zoals voorgesteld, maar ook bijvoorbeeld mediation of niet-bindend deskundigenadvies. In laatste instantie beslist GS over een geschil.
Op grond van artikel 40 lid 1 van de Archiefwet moet de regeling tevens een voorziening inhouden omtrent de zorg voor de archiefbescheiden van het orgaan van de IGUO. Artikel 15 van het Archiefbesluit bepaalt dat het Bestuur ten aanzien van zijn archiefbescheiden beheersregels moeten vaststellen.
Artikel 9 lid 1 van de Wgr vereist dat een regeling die voor onbepaalde tijd wordt getroffen, bepalingen bevat omtrent wijziging, opheffing, toetreding en de gevolgen van uittreding.
Geadviseerd wordt om m.b.t. de beslissingen hieromtrent unanimiteit te vereisen.
Geadviseerd wordt om de regeling slechts te wijzigen bij unanimiteit en niet bij gewone meerderheid.
Op grond van artikel 9 lid 1 en artikel 1 lid 3 van de Wgr moeten de deelnemers voor het wijzigen van, toetreden tot en uittreden uit een regeling toestemming verkrijgen van hun raden.
Het verzoek tot toetreding zou kunnen worden ingediend bij een van de deelnemers. Geadviseerd wordt om het verzoek te laten indienen bij het Bestuur.
Geadviseerd wordt om op te nemen dat pas na een bepaalde termijn kan worden uitgetreden. Teneinde de periode over een collegeperiode te tillen is er gekozen voor een termijn van vijf jaar.
In geval een uittreding op robuuste wijze verloopt, kan het verstandig zijn om een derde in te schakelen voor het maken van een uittredingsplan. Dit kan een onafhankelijke registeraccountant zijn, maar ook een andersoortig een financieel adviseur of een mediator behoort tot de mogelijkheden.
Artikel 9 lid 2 van de Wgr vereist dat de regeling waarbij een bvo wordt ingesteld bepalingen inhoudt omtrent de vereffening van het vermogen ingeval de bvo wordt ontbonden. Lid 3 bepaalt dat de rechtspersoon IGUO na zijn ontbinding blijft voortbestaan voor zover dit tot vereffening van zijn vermogen nodig is.
Gelet op artikel 26 van de Wgr moet een keuze gemaakt geworden welk gemeentebestuur de regeling aan GS zendt en de regeling bekendmaakt. Dit is ofwel het gemeentebestuur dat daarbij bij regeling is aangewezen ofwel de gemeente van de plaats van vestiging. Geadviseerd wordt om de gemeente waarin de IGUO statutair wordt gevestigd (zie artikel 2) te belasten met de toezending van de GR aan GS van Gelderland.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2016-10917.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.