De Minister van Infrastructuur en Milieu,
Gelet op de artikelen 3, aanhef en onder c en e in samenhang met 6, eerste lid van
de richtlijn 2010/40/EU van het Europees Parlement en de Raad van 7 juli 2010 betreffende
het kader voor het invoeren van intelligente vervoerssystemen op het gebied van wegvervoer
en voor interfaces met andere vervoerswijzen (PbEU 2010, L 207), de artikelen 1, 3,
5, derde lid, en 8, eerste lid, van de gedelegeerde verordening (EU) nr. 885/2013
van de Commissie van 15 mei 2013 ter aanvulling van Richtlijn 2010/40/EU van het Europees
Parlement en de Raad met betrekking tot het verstrekken van informatiediensten voor
veilige en beveiligde parkeerplaatsen voor vrachtwagens en bedrijfsvoertuigen (PbEU
2013, L 247), de artikelen 1, 5, eerste lid, 7, tweede lid, en 9, eerste lid van de
gedelegeerde verordening (EU) nr. 886/2013 van de Commissie van 15 mei 2013 tot aanvulling
van Richtlijn 2010/40/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot
de gegevens en procedures voor het aanbieden, waar mogelijk, van minimale universele
verkeersveiligheidsinformatie die kosteloos is voor de gebruikers (PbEU 2013, L 247),
en op de artikelen 4b, tweede lid, aanhef en onder b, en 145g, tweede lid, van de
Wegenverkeerswet 1994;
BESLUIT:
TOELICHTING
Algemeen
1. Inleiding
Deze ministeriële regeling omvat de Nederlandse uitvoering van twee gedelegeerde Europese
verordeningen bij de ITS-Richtlijn (2010/40/EU)(ITS staat voor Intelligente Transportsystemen).
Het betreft:
-
1. gedelegeerde verordening (EU) nr. 886/2013 van de Commissie van 15 mei 2013 tot aanvulling
van richtlijn 2010/40/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot
de gegevens en procedures voor het aanbieden, waar mogelijk, van minimale universele
verkeersveiligheidsinformatie die kosteloos is voor de gebruikers (PbEU 2013, L 247)
en
-
2. gedelegeerde verordening (EU) nr. 885/2013 van de Commissie van 15 mei 2013 ter aanvulling
van Richtlijn 2010/40/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot
het verstrekken van informatiediensten voor veilige en beveiligde parkeerplaatsen
voor vrachtwagens en bedrijfsvoertuigen (PbEU 2013, L 247).
Deze verordeningen worden ook wel aangehaald als prioritaire actie C respectievelijk
E, verwijzend naar de bijbehorende grondslagen in de ITS-Richtlijn.
De verordeningen bevatten de specificaties die nodig zijn voor de toegankelijkheid
tot en kwaliteit van wegverkeerinformatiediensten voor de gehele Unie, overeenkomstig
de ITS-Richtlijn. De grootste maatschappelijke baten liggen bij verbetering van de
verkeersveiligheid. De verordeningen verplichten niet tot de inwinning van data of
het aanbieden van informatiediensten, maar als partijen daartoe overgaan dan moeten
ze voldoen aan de gestelde eisen.
2. Beschrijving van de uit te voeren Europese regelgeving
Prioritaire actie C / Gedelegeerde verordening (EU) nr. 886/2013
De verordening nr. 886 beschrijft eerst de acht categorieën van gebeurtenissen en
omstandigheden die relevant zijn voor verkeersinformatie over de veiligheid van wegen.
Deze gebeurtenissen moeten wegbeheerders, dienstverleners en omroepen opnemen in veiligheidsberichten
waarin onder andere informatie over de locatie of de gebeurtenis worden vermeld. Tevens
kan een rijadvies worden vermeld met instructies die nodig worden geacht voor de veiligheid,
zoals:
-
– het matigen van de snelheid, rechts houden en waarschuwen met lichten bij een spookrijder;
-
– het vermijden van wegen zoals de afsluitdijk bij harde wind(-stoten) met hoge voertuigen;
-
– het gebruik van ingestelde uitwijk- of omrijroutes bij calamiteiten, zoals brand en
overstroming.
De berichten moeten indien nodig tijdig worden aangepast of ingetrokken. Deze diensten
zijn enkel verplicht op de door de lidstaten aangewezen wegvakken. Verder schrijft
de verordening voor dat er informatie moet worden verstrekt over de wijze waarop de
data tot stand is gekomen. Deze gegevens moeten beschikbaar worden gesteld aan een
nationaal toegangspunt in het DATEX II-format (Cen/TS 16157) of een vergelijkbaar
formaat. Als sluitstuk ziet een nationale toezichthouder toe op de naleving van de
eisen die gesteld zijn aan wegbeheerders, dienstverleners en omroepen voor verkeersinformatie.
Prioritaire actie E / Gedelegeerde verordening (EU) nr. 885/2013
De verordening nr. 885 schrijft voor hoe dienstverleners, exploitanten van parkeerterreinen
en wegenexploitanten informatie moeten verstrekken over veilige en beveiligde openbare
parkeerterreinen voor vrachtwagens (en bedrijfswagens). In de eerste plaats beschrijft
de verordening de relevante onderdelen en actoren. Het verzamelen, delen en uitwisselen
van statische gegevens vindt plaats via een internationaal of nationaal toegangspunt.
Voor dynamische gegevens zoals het aantal beschikbare parkeerplaatsen verwijst hetzelfde
toegangpunt naar de betreffende individuele toegangspunten van de exploitanten van
parkeerterreinen en dienstverleners. Vergelijkbaar met prioritaire actie C zijn de
informatiediensten enkel verplicht op in dit geval de door de lidstaten aangewezen
zones. Ook is voorzien in kwaliteitsborging met behulp van toezicht op de naleving
van de voorschriften uit de verordening.
Uitwerking in nationale regelgeving
De gedelegeerde verordeningen hebben rechtstreekse werking in de Nederlandse rechtsorde.
De bepalingen zijn bindend voor publieke en private partijen die beschikken over relevante
data of zijn aangemerkt als dienstverleners, zoals Rijkswaterstaat, ANWB en exploitanten
van parkeerplaatsen voor vrachtauto’s, (zoals truckparck Waalhaven in Rotterdam).
In aanvulling op de bepalingen die rechtstreekse werking hebben, verplichten de verordeningen
de lidstaten de volgende acties te ondernemen:
-
– Het vaststellen van de geografische reikwijdte waarbinnen de bepalingen van de verordeningen
van toepassing zijn;
-
– Het aanwijzen van een instantie die belast is met het beheer van het nationaal toegangspunt
tot de informatie;
-
– Het aanwijzen van een instantie die is belast met het toezicht op de naleving en de
handhaving van de voorschriften van de verordeningen.
3. Hoofdlijnen van de regeling
Deze regeling geeft als volgt uitvoering aan de beleidsvrijheid die de verordeningen
aan de lidstaten bieden.
Geografische reikwijdte
Voor de werking van de gedelegeerde verordeningen dienen in de eerste plaats wegvakken
c.q. zones te worden vastgesteld waarbinnen de bepalingen van de verordeningen van
toepassing zijn. De verordeningen stellen hierbij dat dit minimaal onderdelen moeten
zijn van het trans-Europees wegennetwerk. Gezien het feit dat er sprake is van minimumharmonisatie
hebben lidstaten de mogelijkheid om verder te gaan dan de bepalingen van de verordening.
In deze regeling is dan ook gekozen voor uitbreiding van trans-Europees wegennetwerk
tot het hoofdwegennet. Voor de aanbieders is het minder efficiënt om in het systeem
onderscheid te maken tussen wegen waar wel en waar geen verplichte informatie wordt
verstrekt. Anderzijds is het voor de eindgebruiker van belang dat de verplichte informatie
op alle belangrijke hoofdwegen beschikbaar is. Het trans-Europees wegennetwerk is
in Nederland te beperkt om voldoende aan de wensen van de aanbieders en eindgebruikers
tegemoet te komen.
Voor informatie over parkeerterreinen is gekozen voor de hoofdwegen waar veel (internationaal)
vrachtvervoer is en het aanbod niet altijd aan de vraag kan voldoen. De Europese Commissie
heeft zijn steun uitgesproken voor deze selectie. De bepalingen van prioritaire actie
C zijn van toepassing op de in bijlage 1 aangegeven wegvakken.
De bepalingen van prioritaire actie E zijn van toepassing op de in bijlage 2 aangegeven
zones. Vanuit de doelstelling van prioritaire actie E is het belasten van zeer kleine
parkeerterreinen met kosten van dataverzameling niet opportuun. Dat is te belastend
voor de exploitanten van kleine wegrestaurants en tankstations en geeft voortdurend
onzekerheid of er voldoende plaatsen vrij zijn. Dat is niet in het belang van de verkeersveiligheid
en het voldoen aan de rij- en rusttijden. In beginsel zal een minimumgrens worden
gehanteerd van 35 parkeerplaatsen. Dit minimum geldt ook voor de plaatsing van bewegwijzering
vanaf de hoofdwegen. Het gekozen aantal sluit aan op de beoogde uitvoering van de
verordening. Dit is in overeenstemming met de doelstellingen om parkeerplaatsen die
daadwerkelijk kunnen bijdragen aan de veiligheid van de chauffeurs te ontsluiten.
De praktijk kan uitwijzen dat dit aantal moet worden bijgesteld.
Het nationale toegangspunt
Voor het verzamelen, delen en uitwisselen van wegverkeersinformatie dienen de lidstaten
een toegangspunt op te zetten. Het Nederlandse toegangspunt wordt beheerd door de
Nationale Databank Wegverkeersgegevens (NDW). Het toegangspunt moet het hergebruik
van relevante data van publieke en private partijen steunen. NDW biedt al actuele
wegverkeersgegevens van wegbeheerders en biedt ook de mogelijkheid om in 2015 private
partijen aan te sluiten, zowel technisch als organisatorisch. Zodoende zijn synergievoordelen
te realiseren.
Toezicht op de naleving
De toegankelijkheid en kwaliteit van data voor diensten aan eindgebruikers dienen
gecontroleerd te worden op basis van eigen verklaringen van aanbieders. Daarvoor dienen
lidstaten een onafhankelijke toezichthouder aan te wijzen. Deze taak wordt in Nederland
belegd bij de Dienst Wegverkeer (RDW). Zodoende zijn synergievoordelen mogelijk in
de organisatie, o.a. met kennis van toezicht op informatieverstrekkingsketens en (relaties
over) ITS.
De aanwijzing van de NDW als nationaal toegangspunt en de RDW als toezichthouder en
handhaver is gemeld aan de Europese Commissie.
4. Uitvoering en handhaving
Als toezichthouder gaat de RDW toezicht houden op publieke of private wegbeheerders
en dienstverleners en omroepen voor verkeersinformatie in het kader van de prioritaire
actie C en publieke of private dienstverleners, exploitanten van parkeerterreinen
en wegenexploitanten in het kader van prioritaire actie E. Dit toezicht wordt ingericht
door middel van toetsing van de verklaringen van conformiteit die jaarlijks door de
betrokken organisaties ingediend moeten worden. Deze toetsing vindt onder andere plaats
door deelwaarnemingen op de verklaring van conformiteit, door het opvragen van bijvoorbeeld
data, procedurebeschrijvingen en het kwaliteitssysteem met betrekking tot de dienstverlening
door de betrokken organisatie. Bij het uitblijven van het afgeven van de verklaring
van conformiteit of bij constatering van andere overtredingen kan de RDW handhavend
optreden door middel van het opleggen van een last onder dwangsom. Tegen het opleggen
van deze dwangsom kunnen rechtsmiddelen worden ingeroepen. De opbrengsten van dwangsommen
komen ten goede aan de begroting van IenM.
Tevens richt de RDW een digitaal loket in waar melding kan worden gemaakt van herhaaldelijk
tekortschietende kwaliteit van de dienstverlening van betrokken organisaties. De RDW
neemt melding alleen in behandeling indien de melder het probleem eerst aan de betrokken
dienstverlener heeft voorgelegd, en het probleem naar het oordeel van de melder niet
naar tevredenheid is opgelost. Deze meldingen kunnen leiden tot aanvullend toezicht
door de RDW.
5. Gevolgen
De mogelijke keuzes en gevolgen zijn uitgebreid onderzocht en gedeeld met belanghebbende
partijen. Er is brede steun voor het gekozen model dat verder gaat dan het minimaal
vereiste vanuit de verordeningen en ruimte biedt voor ondersteuning en ontwikkeling.
De financiële gevolgen voor marktpartijen worden zo klein mogelijk gehouden en zijn
goed verdedigbaar in het belang van de verkeersveiligheid. Het Ministerie van IenM
heeft eind 2014 reeds opdracht en dekking gegeven voor de realisatie van het toegangspunt
en de toezichthoudersfunctie aan respectievelijk de NDW en RDW. Er is voorzien in
de feitelijke start op 1 april 2015 en de formele start op 1 juli 2015. De opdrachten
zijn verleend op basis van offertes met plannen van aanpak en een uitvoeringstoets
(door de RDW). De opdrachten lopen tot en met het jaar 2017. Een besluit over het
vervolg wordt gebaseerd op een evaluatie in 2016.
NDW en RDW moeten jaarlijks in juli verantwoording afleggen aan het Ministerie van
IenM over wat ze hebben gedaan en bereikt. Dit zowel voor betaling van facturen met
feitelijke uitgaven als voor de jaarlijks verplichte rapportage aan de Europese Commissie
eind augustus.
De betrokken marktpartijen hoeven de komende jaren niet mee te betalen aan de kosten
van het toegangspunt en de toezichthouder, maar moeten wel meewerken bij de verstrekking
van gegevens, informatie en jaarlijkse prestatieverklaringen.
6. Advisering en consultatie
De besluitvorming over aanwijzing van toegangspunt, toezichthouder en selectie van
wegvakken en zones is gebaseerd op onderzoek en consultatie van diverse belanghebbende
partijen. Dit zijn onder andere wegbeheerders als Rijkswaterstaat, dienstverleners
als TomTom en ANWB, maar ook parkeerexploitanten, zoals Truckparking Waalhaven. Daarbij
bleek een breed draagvlak te zijn voor de gemaakte keuzes. De RDW heeft op verzoek
een uitvoeringstoets gedaan op deze regeling. De daaruitvloeiende adviezen zijn meegenomen.
7. Transponeringstabellen
Bepaling in gedelegeerde verordening (EU) 886/2013
|
Bepaling in uitvoeringsregelgeving
|
Artikelen 1 tot en met 4, 5, tweede lid, 6, 7, eerste lid, 8, 9, tweede en derde lid,
10 en 11.
|
Behoeven naar hun aard geen (nadere) regeling in uitvoeringsregelgeving
|
Artikel 5
|
Artikel 3.1 van de ITS-Regeling
|
Artikel 7, tweede tot en met derde lid
|
Artikel 3.2 van de ITS-Regeling
|
Artikel 9, eerste lid
|
Artikelen 158, eerste lid, en 169 van de Wegenverkeerswet 1994 en artikel 2, aanhef
en onderdeel cc Regeling taken Dienst Wegverkeer
|
Bepaling in gedelegeerde verordening (EU) 885/2013
|
Bepaling in uitvoeringsregelgeving
|
Artikelen 1, 2, 3, tweede lid, 4, 5, eerste, vierde tot en met zesde lid, 6, 7, 8,
tweede en derde lid, 9 en 10
|
Behoeven naar hun aard geen (nadere) regeling in uitvoeringsregelgeving
|
Artikel 3, eerste lid
|
artikel 4.1 van de ITS-Regeling
|
Artikel 5, tweede en derde lid
|
artikel 4.2 van de ITS-Regeling
|
Artikel 8, eerste lid
|
Artikelen 158, eerste lid, en 169 van de Wegenverkeerswet 1994 en artikel 2, aanhef
en onderdeel dd Regeling taken Dienst Wegverkeer
|
Artikelsgewijze toelichting
Paragraaf 2
Deze paragraaf wordt gereserveerd voor de uitvoering van de gedelegeerde verordening
die ziet op de verlening van realtimeverkeersinformatiediensten voor de gehele Unie
(prioritaire actie B).
Artikelen 3.1 en 4.1
De reikwijdte van de feitelijke werking van de bepalingen van de gedelegeerde verordeningen
is gebonden aan de wegvakken dan wel de zones die de lidstaten hebben vastgesteld.
Deze zijn vastgelegd in de bijlagen 1 en 2 van deze regeling.
Artikel 3.2 en 4.2
De wegverkeersinformatie wordt verzameld, gedeeld en uitgewisseld via een nationaal
toegangspunt. Deze bepalingen belasten de Nationale Databank Wegverkeersgegevens met
het beheer van het Nederlandse toegangspunt.
Artikel 5.1
Op grond van beide gedelegeerde verordeningen dient het toezicht op de naleving te
worden neergelegd bij een nationaal, onpartijdig en onafhankelijk orgaan. Deze bevoegdheid
is bij het Besluit aanwijzing toezichthouders artikel 145g Wegenverkeerswet 1994 toegekend
aan de RDW. De RDW kan aan overtreders een last onder dwangsom opleggen op grond van
het Besluit mandaat, volmacht en machtiging Dienst Wegverkeer. Dit artikel voegt deze
bevoegdheden inzake toezicht en handhaving van de gedelegeerde ITS-verordeningen toe
aan de taken van de RDW.
Artikel 5.2
De gedelegeerde verordeningen zijn uiterlijk met ingang van 1 oktober 2015 van toepassing.
Met het oog op deze datum treedt deze regeling in werking met ingang van 1 juli 2015.
Op deze wijze is voldoende tijd gereserveerd om uiterlijk 1 oktober 2015 te voldoen
aan alle in de gedelegeerde verordeningen gestelde vereisten. Er wordt tevens voldaan
aan de eisen uit het systeem van de vaste verandermomenten van regelgeving.
De Minister van Infrastructuur en Milieu,
M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus