Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 26 maart 2015, nr. WJZ/15015517, tot wijziging van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB in verband met herstel gebreken en omissies

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

Gelet op:

Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad (PbEU L 347);

Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 637/2008 van de raad en van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad (PbEU L 347);

Gedelegeerde verordening (EU) nr. 639/2014 van de Europese Commissie van 11 maart 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot wijziging van bijlage X bij die verordening (PbEU L 181);

Gedelegeerde verordening (EU) nr. 640/2014 van de Europese Commissie van 11 maart 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het geïntegreerd beheers- en controlesysteem en de voorwaarden voor weigering of intrekking van betalingen en voor administratieve sancties in het kader van rechtstreekse betalingen, plattelandsontwikkelingsbijstand en de randvoorwaarden (PbEU L 181);

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 641/2014 van de Europese Commissie van 16 juni 2014 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (PbEU L 181);

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 van de Europese Commissie van 17 juli 2014 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het geïntegreerd beheers- en controlesysteem, plattelandsontwikkelingsmaatregelen en de randvoorwaarden (PbEU L 227);

en de artikelen 15, 19, 26, 27 en 28 van de Landbouwwet;

Besluit:

ARTIKEL I

De Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2.1, eerste lid, wordt na ‘overeenkomstig artikel 24’ ingevoegd: en artikel 30, vierde lid,.

B

Aan artikel 2.2 worden na het derde lid twee leden toegevoegd, luidende:

  • 4. Bij de constatering van de oppervlakte van het landbouwareaal worden windhagen die zijn gelegen in een perceel grond gebruikt voor fruitteelt en die niet breder zijn dan 2 meter overeenkomstig de door de Europese Commissie aanvaarde meetmethoden gerekend tot de volledig gebruikte oppervlakte van het desbetreffende perceel.

  • 5. De maximumdichtheid, bedoeld in artikel 9, derde lid, van Verordening (EU) nr. 640/2014 is 50 bomen per hectare.

C

Artikel 2.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt na ‘landbouwers die niet’ en na ‘waarvan de onderneming niet’ telkens ingevoegd: uiterlijk op 15 mei van het jaar van aanvraag.

2. In het vierde lid wordt na ‘artikel 9, tweede lid, derde alinea,’ ingevoegd: onderdelen a en b,.

D

Artikel 2.6, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Onverminderd artikel 24, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van Verordening (EU) nr. 1307/2013 worden op aanvraag tevens betalingsrechten toegekend aan landbouwers die:

    • a. overeenkomstig artikel 24, eerste lid, derde alinea, aanhef en onderdeel a, van Verordening (EU) nr. 1307/2013 en blijkens de landbouwtelling, bedoeld in artikel 24 van de Landbouwwet, van het jaar 2013 op ten minste 0,3 hectare landbouwareaal de gewassen, bedoeld in artikel 24, eerste lid, derde alinea, onderdeel a, van Verordening (EU) nr. 1307/2013 hebben geteeld, en

    • b. overeenkomstig artikel 24, eerste lid, derde alinea, aanhef en onderdeel c, van Verordening (EU) nr. 1307/2013 nooit hebben beschikt over betalingsrechten en in het jaar 2013 aantoonbaar ten genoegen van de minister landbouwproducten hebben geproduceerd, gefokt, of geteeld, inclusief door het oogsten, het melken en het houden van dieren voor landbouwdoeleinden.

E

Artikel 2.16, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. De verplichting, bedoeld in het eerste lid, wordt opgelegd aan de landbouwer die het perceel in gebruik heeft dat blijkens een verzamelaanvraag is omgezet van blijvend grasland in land voor andere vormen van grondgebruik in het jaar waarin de situatie, bedoeld in artikel 45, derde lid, van Verordening (EU) nr. 1307/2013 zich voordoet.

F

Artikel 2.17 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel d, vervalt de zinsnede ‘anders dan het areaal, bedoeld in het derde lid, en’.

2. In het derde lid wordt na ‘vindt nateelt plaats’ ingevoegd: van de vanggewassen, bedoeld in bijlage 2, categorie 1, onderdeel A, onder de voorwaarde dat de nateelt ten minste in de periode van 1 november in het jaar van aanvraag tot 1 maart in het jaar na de aanvraag op het perceel aanwezig is.

G

Artikel 2.18, derde lid, komt te luiden:

  • 3. Eén van de landbouwers die deelnemen aan een collectieve tenuitvoerlegging van de verplichting van het beheer van ecologisch aandachtsgebied, bedoeld in het eerste lid, meldt de collectieve tenuitvoerlegging uiterlijk 31 maart van het jaar van de aanvraag aan de minister onder vermelding van de gegevens, bedoeld in artikel 18, tweede alinea, aanhef en onderdelen a tot en met d, en vierde alinea, van Verordening (EU) nr. 809/2014, met gebruikmaking van een middel dat door de minister beschikbaar wordt gesteld.

H

Artikel 2.21, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Het maximum aantal betalingsrechten dat de landbouwer kan activeren voor de betaling, bedoeld in het eerste lid, bedraagt 90.

I

Artikel 2.27 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste, tweede, derde en vierde lid wordt ‘Verordening (EU) nr. 640/2013’ telkens vervangen door: Verordening (EU) nr. 640/2014.

2. In het vierde lid, vervalt de zinsnede ‘de hele periode, bedoeld in artikel 2.24, eerste lid,’.

J

In artikel 4.4, derde lid, wordt ‘De verkoper of verhuurder’ vervangen door: De koper of huurder.

K

In artikel 4.5, onderdeel a, wordt ‘verklaart dat hij voldoet’ vervangen door: verklaart in de verzamelaanvraag, bedoeld in artikel 4.2, dat hij voldoet.

L

Er wordt na artikel 4.9 een artikel ingevoegd luidende:

Artikel 4.10 Kennisgeving bedrijfsovername voor uitkering rechtstreekse betalingen

  • 1. De kennisgeving, bedoeld in artikel 8, derde lid, van Verordening (EU) nr. 809/2014 geschiedt in de periode, bedoeld in artikel 4.2, derde lid, na de overdracht van een bedrijf, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van Verordening (EU) nr. 809/2014 met gebruikmaking van een middel dat door de minister beschikbaar wordt gesteld.

  • 2. Voor de toepassing van artikel 8, vijfde lid, van Verordening (EU) nr. 809/2014 wordt als passend aangemerkt de situatie waarin:

    • a. de kennisgeving, bedoeld in artikel 8, derde lid, van Verordening (EU) nr. 809/2014 niet of na de periode, bedoeld in artikel 4.2, derde lid, is ontvangen;

    • b. de persoon wiens bedrijf is overgedragen, voldoet aan alle voorwaarden voor de verstrekking van rechtstreekse betalingen, en

    • c. de persoon wiens bedrijf is overgedragen alle bewijsstukken heeft overgelegd die de minister nodig acht om de betalingen aan hem toe te kennen.

M

Bijlage 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Categorie 1, onder B, onderdeel 9 komt te luiden:

  • 9. Voor de teelt van de vanggewassen na de teelt van vlas of hennep op het zelfde areaal en in het zelfde jaar van aanvraag is onderdeel 7 niet van toepassing en is in afwijking van onderdeel 8 de aanwending van een gewasbeschermingsmiddel toegestaan.

2. Categorie 2, onder B, wordt als volgt gewijzigd:

a. onderdeel 6 vervalt;

b. onderdeel 7 wordt vernummerd tot 6.

3. Er wordt een categorie toegevoegd, luidende:

Categorie 3. Onderzaai van gras als combinatie van vanggewassen

  • A. Lijst van grassen waarvan één soort of meer soorten in combinatie met de hoofdteelt als combinatie van vanggewassen kunnen worden geteeld:

    Engels raaigras

    Lolium perenne

    Italiaans/Westerwolds raaigras

    Lolium multiflorum

    Rietzwenkgras

    Festuca arundinacea

    Soedangras/Sorghum

    Sorghum bicolor

    Festulolium

    Lolium sp. x Festuca sp.

    Beemdlangbloem

    Festuca pratensis

    Veldbeemdgras

    Poa pratensis

    Timothee

    Phleum pratense

  • B. Voorwaarden waaronder soorten grassen als bedoeld in onderdeel A, als combinatie van vanggewassen kunnen worden geteeld:

    • 1. De grassoort of grassoorten, bedoeld in onderdeel A, worden als onderzaai van gras in combinatie met de hoofdteelt voor 1 oktober van het jaar van aanvraag gezaaid.

    • 2. De landbouwer meldt de datum van oogst van de hoofdteelt bij de minister door middel van een daartoe door de minister beschikbaar gesteld middel.

    • 3. De onderzaai is ten minste 10 weken op het perceel aanwezig, te rekenen vanaf de oogstdatum of vanaf 1 oktober.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2015.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 26 maart 2015

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

TOELICHTING

Algemeen

Per 1 januari 2015 is de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB van kracht (hierna: de uitvoeringsregeling). De uitvoeringsregeling geeft uitvoering aan de Europese verordeningen inzake de rechtstreekse betalingen van het Europese landbouwbeleid. Inmiddels is gebleken dat de goede uitvoering van de uitvoeringsregeling nog enkele aanpassing vergt. Daarnaast zijn in de uitvoeringsregeling enkele onjuistheden en omissies geconstateerd. Deze worden in onderhavige regeling hersteld.

Regeldruk

De gevolgen voor de regeldruk van de uitvoering van de rechtstreekse betalingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid zijn beschreven in de toelichting bij de uitvoeringsregeling. De onderhavige wijzigingsregeling brengt hierin geen verandering.

Vaste verandermomenten

Regelingen treden in beginsel in werking op vaste verandermomenten en met een invoertermijn van 2 maanden. Onderhavige wijzigingsregeling treedt in werking op 1 april 2015. Er wordt evenwel een uitzondering gemaakt op de invoertermijn. Deze uitzondering is noodzakelijk gelet op het feit dat onderhavige wijzigingsregeling reparatieregelgeving betreft en voorts omdat onderhavige regeling noodzakelijk is voor de correcte uitvoering van Europese regelgeving.

Wijzigingen per onderdeel

Onderdeel A

Artikel I, onderdeel A, wijzigt artikel 2.1, eerste lid, van de uitvoeringsregeling. Door in artikel 2.1, eerste lid, naast artikel 24 tevens te verwijzen naar artikel 30, vierde lid, van Verordening (EU) nr. 1307/2013 wordt verduidelijkt dat de minister van Economische Zaken tevens bevoegd is om betalingsrechten toe te kennen uit de nationale reserve.

Onderdeel B

Artikel I, onderdeel B, wijzigt artikel 2.2 van de uitvoeringsregeling. Er worden twee leden aan artikel 2.2 toegevoegd. In het vierde lid wordt geëxpliciteerd dat windhagen op een perceel dat wordt gebruikt voor fruitteelt meetellen ten behoeve van het landbouwareaal dat voor rechtstreekse betalingen in aanmerking komt. In het vijfde lid is bepaald dat maximaal 50 bomen per hectare op grond mogen staan om nog aangemerkt te kunnen worden als landbouwareaal. Dit maximum komt overeen met het maximum dat van toepassing was onder het GLB in de periode 2007 tot en met 2014. De traditionele teeltpraktijken, natuurlijke omstandigheden en het milieu zijn sindsdien ongewijzigd en rechtvaardigen derhalve geen verhoging van dit maximum.

Onderdeel C

Artikel I, onderdeel C, wijzigt artikel 2.3 van de uitvoeringsregeling. Door deze wijziging wordt thans in artikel 2.3, tweede lid, van de uitvoeringsregeling verduidelijkt dat de inschrijving in het handelsregister van de landbouwer die in aanmerking wil komen voor rechtstreekse betalingen uiterlijk op 15 mei van het jaar van de aanvraag moet zijn geschied. De uiterste datum van indiening van de verzamelaanvraag voor rechtstreekse betalingen is 15 mei en in artikel 4.2, vierde lid, van de uitvoeringsregeling is reeds geregeld, dat alle bewijsstukken bij de verzamelaanvraag moeten worden overgelegd. Indien de landbouwer zich op een later tijdstip dan 15 mei heeft ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel, geldt deze landbouwer voor desbetreffend jaar van aanvraag niet als actieve landbouwer in de zin van artikel 9 van Verordening (EU) nr. 1307/2013, en worden aan deze landbouwer derhalve geen betalingsrechten toegekend en geen rechtstreekse betalingen gedaan.

Door de wijziging van artikel 2.3, vierde lid, wordt een gebrek hersteld. Bedrijven waaraan op grond van artikel 9, tweede lid, van Verordening (EU) nr. 1307/2013 in beginsel geen rechtstreekse betalingen worden uitgekeerd, kunnen op drie manieren aantonen dat zij wel als actieve landbouwer moeten worden beschouwd. Dergelijke bedrijven kunnen onder meer aantonen dat hun voornaamste bedrijfs- of ondernemingsdoel de uitoefening van een landbouwactiviteit is (onderdeel c van artikel 9, tweede lid, derde alinea in Verordening (EU) nr. 1307/2013). Dit hoeft evenwel niet te worden aangetoond met behulp van een accountantsverklaring. Daarom wordt het desbetreffende onderdeel c niet meer genoemd voor wat betreft de verifieerbare bewijzen, bedoeld in artikel 2.3, vierde lid, van de uitvoeringsregeling. In artikel 13, derde lid, van Verordening (EU) nr. 639/2014 is namelijk al geregeld dat het bewijs dat het voornaamste bedrijfs- of ondernemingsdoel de uitoefening van een landbouwactiviteit is, gebeurt door middel van de inschrijving in het Handelsregister.

Onderdeel D

Artikel I, onderdeel D, wijzigt artikel 2.6, eerste lid, van de uitvoeringsregeling. In dat artikel wordt geregeld aan welke landbouwers de minister betalingsrechten kan toerekenen. Met de wijziging van onderdeel D wordt een categorie toegevoegd, namelijk landbouwers die nog nooit de beschikking hebben gehad over betalingsrechten, maar die blijkens de landbouwtelling van 2013 wel landbouwactiviteiten hebben verricht. In onderdeel D wordt tevens geregeld dat de landbouwers, die de gewassen fruit, groenten, consumptie- en pootaardappelen of siergewassen hebben geteeld en die derhalve als nieuwe categorie in aanmerking komen voor betalingsrechten in 2013 een bedrijfsomvang van ten minste 0,3 hectare moeten hebben.

Onderdeel E

Artikel I, onderdeel E, wijzigt het tweede lid van artikel 2.16 van de uitvoeringsregeling. Gelet op het feit dat volgens de Europese regelgeving de verplichting tot heromzetting moet worden gericht tot de landbouwers die beschikken over een perceel dat van blijvend grasland is omgezet in land met andere vormen van grondgebruik, is de verwijzing naar de landbouwers die desbetreffende percelen hebben omgezet in de wijziging van artikel 2.16, tweede lid, komen te vervallen.

Onderdeel F

Artikel I, onderdeel F, wijzigt artikel 2.17 van de uitvoeringsregeling op twee punten. In artikel 2.17, eerste lid, onderdeel d, vervalt een onjuiste verwijzing. In artikel 2.17, derde lid, is door de wijziging van onderdeel F gespecificeerd welke nateelt landbouwers in bepaalde gevallen kunnen telen, indien zij het landbouwareaal waarop in de periode 15 mei tot 15 juli stikstofbindende gewassen worden geteeld, aanmerken als ecologisch aandachtsgebied. Bovendien is vastgesteld dat de nateelt in ieder geval aanwezig is in de periode van 1 november tot 1 maart, het daaropvolgende jaar.

Onderdeel G

Artikel I, onderdeel G, wijzigt artikel 2.18 van de uitvoeringsregeling. Met de wijziging wordt, door aan te sluiten bij het bepaalde in artikel 18 van Verordening (EU) nr. 809/2014, verduidelijkt welke gegevens door een van de landbouwers die deelneemt aan een collectief in verband met de uitvoering van de verplichting om ecologisch aandachtsgebied aan te houden, moeten worden verstrekt aan de minister.

Onderdeel H

Artikel I, onderdeel H, wijzigt artikel 2.21 van de uitvoeringsregeling. Lidstaten dienen het maximum aantal hectares of het maximum aantal betalingsrechten vast te stellen waarvoor een jonge landbouwer de aanvullende betaling kan aanvragen. In het Nederlandse systeem van rechtstreeks betalingen is het aantal betalingsrechten relevant in plaats van het aantal hectaren. Daarom zijn in artikel 2.21, tweede lid, de hectares die de landbouw kan aanmelden, vervangen door de betalingsrechten die de landbouwer kan activeren.

Onderdeel I

Artikel I, onderdeel I, wijzigt artikel 2.27 van de uitvoeringsregeling. In het eerste lid van onderdeel I wordt een verschrijving in de verwijzingen in artikel 2.27 van de uitvoeringsregeling naar Verordening (EU) 640/2014 hersteld. Door de wijziging van het tweede lid van onderdeel I wordt een fout in de gekoppelde steun inzake de graasdierhouderij hersteld. Dieren hoeven namelijk niet de gehele periode te voldoen aan de in artikel 2.27, vierde lid, van de uitvoeringsregeling bedoelde voorwaarden, omdat de steun inzake de graasdierhouderij wordt gerelateerd aan de periode waaraan de dieren voldoen aan de voorwaarden.

Onderdeel J

Artikel I, onderdeel J, wijzigt artikel 4.4, derde lid, van de uitvoeringsregeling. De wijziging houdt in dat de koper of huurder van een landbouwbedrijf of een deel ervan verantwoordelijk is voor de melding aan de minister in verband met de verkrijging van betalingsrechten, in plaats van de verkoper of verhuurder. Deze wijziging is noodzakelijk in verband met de inrichting van de uitvoeringssystemen bij RVO.nl.

Onderdeel K

Artikel I, onderdeel K, wijzigt artikel 4.5 van de uitvoeringsregeling. Met de wijziging wordt verhelderd dat de verklaring die moet worden gedaan in verband met de verkrijging van de betaling voor jonge landbouwers dient te worden verricht in de verzamelaanvraag.

Onderdeel L

In artikel I, onderdeel L, wordt een nieuw artikel 4.10 ingevoegd in de uitvoeringsregeling. Abusievelijk was niet geregeld op welke wijze en binnen welke termijn bij bedrijfsovername melding aan de minister moet worden gedaan, zodat de betalingen in het vervolg aan de nieuwe rechthebbende landbouwer worden verricht. Tevens was niet geregeld wanneer het passend is dat de minister bij bedrijfsovername kan overgaan tot betalingen aan de persoon die het landbouwbedrijf heeft overgedragen. Deze omissies worden met de invoeging van het nieuwe artikel 4.10 hersteld.

Onderdeel M

Artikel I, onderdeel M, wijzigt bijlage 2 bij de uitvoeringsregeling. Door de wijziging worden de mogelijkheden om landbouwareaal met vanggewassen aan te merken als ecologisch aandachtsgebied enigszins verruimd. In de eerste plaats wordt geregeld dat de termijn van 10 weken waarin de vanggewassen op het perceel aanwezig moeten zijn, niet van toepassing is op vanggewassen die worden geteeld na de teelt van vlas of hennep (M, onderdeel 1) en voorts niet van toepassing is op vanggewassen die worden geteeld ten behoeve van de bestrijding van aaltjes. In de tweede plaats worden ook percelen waarop onderzaai van gras plaatsvindt in combinatie met een hoofdteelt aangemerkt als ecologisch aandachtsgebied. In dit geval dient de onderzaai te voldoen aan de voorwaarden zoals opgesomd onder categorie 3.

Artikel II regelt de inwerkingtreding van de regeling.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

Naar boven