Regeling van de Staatssecretaris van Financiën van 19 maart 2015, nr. DB 2015/85, tot wijziging van enige uitvoeringsregelingen inzake de fiscaliteit en douane alsmede van de Invorderingswet 1990 en de Invoeringswet Jeugdwet

19 maart 2015

Nr. DB2015/85

Directoraat-Generaal voor Fiscale Zaken/Directie Directe Belastingen/Directie Internationale Zaken en Verbruiksbelastingen

De Staatssecretaris van Financiën,

Handelende wat artikel 3.13 van de Wet inkomstenbelasting 2001 betreft in overeenstemming met de Minister van Infrastructuur en Milieu;

Handelende wat artikel 3.34 van de Wet inkomstenbelasting 2001 betreft in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken;

Gelet op de artikelen 3.13 en 3.34 van de Wet inkomstenbelasting 2001, de artikelen 13bis, 31a en 32 van de Wet op de loonbelasting 1964, de artikelen 9, 23 en 35a van de Wet op de omzetbelasting 1968, artikel 38 van de Wet op de accijns, artikel 10 van de Wet op de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken, artikel 2:1 van de Algemene douanewet, artikel 59a van de Wet belastingen op milieugrondslag, de artikelen 3 en 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de artikelen 5, 19, 63c en 67 van de Invorderingswet 1990, artikel 10 van de Registratiewet 1970, artikel XXXVI van het Belastingplan 2015 en artikel 8.2 van de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II;

Besluit:

ARTIKEL I

In de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 vervallen in artikel 6a de onderdelen a, c, e en m, onder verlettering van de onderdelen b, d en f tot en met l tot onderdelen a tot en met i en onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel i (nieuw) door een punt.

ARTIKEL II

In de Uitvoeringsregeling willekeurige afschrijving 2001 wordt in artikel 13, vierde lid, ‘artikel 3.20, zesde lid’ vervangen door: artikel 3.20, vijfde lid.

ARTIKEL III

De Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3.13 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘artikel 13bis, vierde lid’ vervangen door: artikel 13bis, derde lid.

2. In het tweede lid wordt ‘artikel 13bis, eerste tot en met derde lid’ vervangen door: artikel 13bis, eerste en tweede lid.

3. In het derde lid wordt ‘artikel 13bis, dertiende lid’ vervangen door: artikel 13bis, twaalfde lid.

B

Artikel 8.4a, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel 1° wordt geletterd a.

2. Onderdeel 2° wordt geletterd b.

C

In artikel 8.4b, eerste lid, wordt het laatste onderdeel geletterd e.

ARTIKEL IV

De Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 18, vierde lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt ‘TNT Post B.V.’ vervangen door: PostNL B.V.

2. In onderdeel b wordt ‘de Koninklijke TNT Post B.V.’ vervangen door: Koninklijke PostNL B.V.

B

Artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, vervalt: , onderdelen h en j,.

2. In het tweede lid, onderdeel a, wordt ‘brandstof’ vervangen door: energie.

C

In artikel 34a, eerste lid, aanhef, wordt ‘overlegd’ vervangen door: overgelegd.

ARTIKEL V

In de Uitvoeringsregeling accijns wordt in artikel 16 ‘voorwaarden gesteld bij het Hoeveelheidsaanduidingenbesluit (Warenwet)’ vervangen door: voorschriften gesteld bij het Warenwetbesluit hoeveelheden voorverpakkingen.

ARTIKEL VI

In de Uitvoeringsregeling verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken wordt in artikel 8 dat op de verpakking is vermeld’ vervangen door: dat op de verpakking is vermeld, mits de wijze waarop dat is vastgesteld en de aanduiding ervan voldoen aan de voorschriften gesteld bij het Warenwetbesluit hoeveelheden voorverpakkingen.

ARTIKEL VII

De Algemene douaneregeling wordt als volgt gewijzigd:

A

In bijlage I vervalt: Hazeldonk.

B

Bijlage IV wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, vijfde asterisk, wordt ‘Seppe en Woensdrecht’ vervangen door: Gilze-Rijen, Seppe en Woensdrecht.

2. In het eerste lid vervalt: * Hazeldonk:

  • voor luchtvaartuigen met bestemming de internationale luchthaven van Gilze-Rijen;.

ARTIKEL VIII

In de Uitvoeringsregeling belastingen op milieugrondslag wordt in artikel 19b, achtste lid, ‘artikel 59b, onderdeel b’ vervangen door: artikel 59b.

ARTIKEL IX

In de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994 wordt artikel 43c als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel d, onder 2°, komt te luiden:

  • 2°. gegevens met betrekking tot bedrijven als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel a, van de Wet voorraadvorming aardolieproducten 2012 ten behoeve van de uitvoering van die wet;.

2. In het eerste lid, onderdeel aa, wordt ‘alsmede vastgoedtransactiegegevens en inkomensgegevens van leden van de raad van bestuur en van medewerkers van de woningcorporaties’ vervangen door: alsmede vastgoedtransactiegegevens, inkomensgegevens en vermogensgegevens van leden van de raad van bestuur of raad van toezicht en van medewerkers van de woningcorporaties, en van derden voor zover die gegevens direct of indirect verband houden met genoemde leden en medewerkers.

3. In het tweede lid, tweede volzin, wordt ‘als bedoeld in het eerste lid, onderdeel l, onder 3°, alsmede de onderdelen i en t, voor zover het gegevens betreft’ vervangen door: als bedoeld in het eerste lid, onderdeel l, onder 3°, en onderdeel aa, alsmede de onderdelen i en t voor zover het gegevens betreft.

ARTIKEL X

In de Uitvoeringsregeling Belastingdienst 2003 wordt in artikel 20, vierde lid, ‘in het eerste lid’ vervangen door: in het eerste en derde lid.

ARTIKEL XI

In de Invorderingswet 1990 wordt in artikel 63b, eerste en tweede lid, ‘€ 4.920’ vervangen door: € 5.278.

ARTIKEL XII

In de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 wordt in de bijlage, behorend bij artikel 1cb, in onderdeel 6 ‘de bank waar de belastingschuldige een betaalrekening houdt’ vervangen door: de betaaldienstverlener waar de belastingschuldige een betaalrekening houdt.

ARTIKEL XIII

In de Invoeringswet Jeugdwet wordt in artikel 1.29 ‘artikel 23 van de Wet op de jeugdzorg’ vervangen door: artikel 28c van de Wet op de jeugdzorg.

ARTIKEL XIV

In de Bijstellingsregeling directe belastingen 2015 wordt in de in artikel I, onderdeel B, opgenomen tabel en in de in artikel III, onderdeel B, opgenomen tabel ‘€ 3.596’ vervangen door: € 3.598.

ARTIKEL XV

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2015, met dien verstande dat:

    • a. artikel II, artikel III, artikel V en artikel XII terugwerken tot en met 1 januari 2015;

    • b. artikel XIII terugwerkt tot en met 1 januari 2015 en toepassing vindt voordat het na toepassing van artikel I, onderdeel A, van de Fiscale verzamelwet 2014 toe te passen artikel 1.29 van de Invoeringswet Jeugdwet wordt toegepast;

    • c. artikel XIV terugwerkt tot en met 1 januari 2015 en toepassing vindt voordat de artikelen I, onderdeel B, en III, onderdeel B, van de Bijstellingsregeling directe belastingen 2015 worden toegepast.

  • 2. In afwijking van artikel 63c, tweede lid, van de Invorderingswet 1990 vinden de ingevolge artikel I gewijzigde bedragen voor het eerst toepassing met betrekking tot verzuimen die zijn begaan na 31 maart 2015.

  • 3. In afwijking van het eerste lid treedt artikel VII in werking met ingang van 30 april 2015.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Financiën, E.D. Wiebes

TOELICHTING

I. Algemeen

1. Inleiding

In deze wijzigingsregeling is een aantal overwegend technische en redactionele wijzigingen opgenomen in enkele uitvoeringsregelingen op het terrein van de directe belastingen, de indirecte belastingen, het formele belastingrecht en het douanerecht, alsmede in de Invorderingswet 1990 en de Invoeringswet Jeugdwet. Ingevolge deze wijzigingsregeling worden wijzigingen aangebracht in:

  • de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 (URIB 2001);

  • de Uitvoeringsregeling willekeurige afschrijving 2001;

  • de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011 (URLB 2011);

  • de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 (UBOB 1968);

  • de Uitvoeringsregeling accijns;

  • de Uitvoeringsregeling verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken;

  • de Algemene douaneregeling (Adr);

  • de Uitvoeringsregeling belastingen op milieugrondslag (URbm);

  • de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994 (UR AWR 1994);

  • de Uitvoeringsregeling Belastingdienst 2003 (URBD 2003);

  • de Invorderingswet 1990 (IW 1990);

  • de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 (URIW 1990);

  • de Invoeringswet Jeugdwet; en

  • de Bijstellingsregeling directe belastingen 2015.

Hierna worden enkele wijzigingen toegelicht. Overige technische wijzigingen en wijzigingen van redactionele aard worden in het artikelsgewijze deel van de toelichting toegelicht.

2. Toelichting op enkele wijzigingen

Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968

De UBOB 1968 biedt aan leveranciers van brandstoffen voor landvoertuigen de mogelijkheid facturen aan hun afnemers uit te reiken waarop niet de naam en het adres van de afnemer zijn vermeld. Hierbij geldt wel de voorwaarde dat de afnemer dan wel moet kunnen worden geïdentificeerd via de betalingsgegevens. Deze regeling die de administratieve lasten voor het bedrijfsleven beperkt, gaat nu ook gelden voor andere vormen van energie voor landvoertuigen zoals elektriciteit.

Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994

De gegevensverstrekking door de Belastingdienst aan andere bestuursorganen ten behoeve van de goede vervulling van hun publiekrechtelijke taak wordt met de aanpassing van de UR AWR 1994 uitgebreid op het terrein van het toezicht op woningcorporaties. De Belastingdienst krijgt de bevoegdheid deze gegevens uit eigen beweging te verstrekken. Met deze aanpassing van de UR AWR 1994 wordt mede uitvoering gegeven aan het kabinetsbeleid om toezicht op woningcorporaties te versterken.

Indexering bestuurlijke boeten Invorderingswet 1990

De bestuurlijke boeten uit de IW 1990 worden met ingang van 1 april 2015 aangepast op basis van de tabelcorrectiefactor van de afgelopen 5 kalenderjaren. Deze 5-jaarlijkse indexering, die per 1 januari 2015 had moeten plaatsvinden, is abusievelijk niet opgenomen in de Bijstellingsregeling directe belastingen 2015.

3. Overige aspecten

De hiervoor genoemde wijziging van de UBOB 1968 leidt tot een beperkte vermindering van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar het artikelsgewijze commentaar. Voor de overige wijzigingen zijn de administratieve lasten verwaarloosbaar.

Aan de wijzigingen van de diverse regelingen zijn geen zelfstandige budgettaire, nalevings- of uitvoeringseffecten verbonden. Bovendien zijn er geen EU-aspecten.

II. Artikelsgewijs

Artikel I

Artikel I (artikel 6a van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001)

In artikel 6a van de URIB 2001 zijn de mobiliteitsprojecten opgenomen die in aanmerking komen voor de vrijstelling van artikel 3.13, eerste lid, onderdeel i, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001). Omdat enkele mobiliteitsprojecten inmiddels zijn afgerond en een vrijstelling voor die specifieke projecten dus niet langer noodzakelijk is, worden deze uit artikel 6a van de URIB 2001 verwijderd.

Artikel II

Artikel II (artikel 13 van de Uitvoeringsregeling willekeurige afschrijving 2001)

De wijziging van artikel 13 van de Uitvoeringsregeling willekeurige afschrijving 2001 betreft een technische aanpassing van de verwijzing naar artikel 3.20 van de Wet IB 2001. Deze houdt verband met de wijzigingen van artikel 3.20 van de Wet IB 2001 per 1 januari 2015 ingevolge de Wet uitwerking autobrief, waarbij tevens enkele leden van voornoemd artikel zijn vernummerd. Met de onderhavige technische aanpassing is geen inhoudelijke wijziging beoogd. Omdat de vernummering van de betreffende leden van artikel 3.20 van de Wet IB 2001 met ingang van 1 januari 2015 heeft plaatsgevonden, dient de wijziging van artikel 13 van de Uitvoeringsregeling willekeurige afschrijving 2001 tot en met deze datum terug te werken.

Artikel III

Artikel III, onderdeel A (artikel 3.13 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011)

De wijziging van artikel 3.13 van de URLB 2011 betreft een technische aanpassing van de verwijzing naar enkele leden van artikel 13bis van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB 1964). Deze houdt verband met de wijziging van artikel 13bis van de Wet LB 1964 per 1 januari 2015 ingevolge de Wet uitwerking autobrief, waarbij tevens enkele leden van voornoemd artikel zijn vernummerd. Met de onderhavige technische aanpassing is geen inhoudelijke wijziging beoogd. Omdat de vernummering van de betreffende leden van artikel 13bis van de Wet LB 1964 met ingang van 1 januari 2015 heeft plaatsgevonden, dient de wijziging van artikel 3.13 van de URLB 2011 tot en met deze datum terug te werken.

Artikel III, onderdeel B (artikel 8.4a van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011)

Met de wijziging van artikel 8.4a, tweede lid, van de URLB 2011 wordt de aanduiding van de onderdelen van die bepaling met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2015 in overeenstemming gebracht met de Aanwijzingen voor de regelgeving en daarmee ook met de andere artikelen van de URLB 2011.

Artikel III, onderdeel C (artikel 8.4b van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011)

Met de wijziging van artikel 8.4b, eerste lid, van de URLB 2011 wordt een onjuiste lettering van het laatste onderdeel van die bepaling met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2015 hersteld.

Artikel IV

Artikel IV, onderdeel A (artikel 18 van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968)

De wijzigingen van artikel 18, vierde lid, aanhef en onderdeel b, van de UBOB 1968 zijn van redactionele aard. Aanleiding vormt de splitsing van TNT in PostNL enerzijds en TNT Express anderzijds. Door TNT Post B.V. te vervangen door PostNL B.V. wordt onderhavige bepaling in overeenstemming gebracht met de huidige situatie. Daarnaast wordt een taalkundige wijziging in genoemd onderdeel b aangebracht.

Artikel IV, onderdeel B (artikel 33 van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968)

Ingevolge artikel 33, eerste lid, onderdeel a, van de UBOB 1968 geldt – in afwijking in zoverre van de verplichtingen opgelegd bij artikel 35a van de Wet op de omzetbelasting 1968 – als een op de voorgeschreven wijze opgemaakte factuur het vervoersbewijs voor zover de ondernemer personen vervoert in de vorm van openbaar vervoer of taxivervoer als bedoeld in artikel 1, onderdelen h en j, van de Wet Personenvervoer 2000 (WP 2000). Aanpassing van genoemd artikel 33 is noodzakelijk aangezien de verwijzing naar de onderdelen van artikel 1 van die wet niet meer juist is. Artikel 1 van de WP 2000 kent in zijn huidige vorm namelijk geen geletterde onderdelen meer.1 Artikel 33, eerste lid, onderdeel a, van de UBOB 1968 wordt daarmee in lijn gebracht. Daarnaast bepaalt artikel 33, tweede lid, onderdeel a, van de UBOB 1968 dat bij de levering van brandstof voor landvoertuigen op de ter zake uit te reiken factuur de vermelding van de afnemer achterwege kan blijven, mits die afnemer kan worden geïdentificeerd aan de hand van zijn betalingsgegevens. Met deze bepaling worden de administratieve lasten van het bedrijfsleven beperkt gehouden. Onderhavige wijziging bewerkstelligt dat genoemd tweede lid, onderdeel a, nu wordt uitgebreid naar andere vormen van energie die kunnen worden aangewend voor de aandrijving van landvoertuigen, zoals elektriciteit.

Artikel IV, onderdeel C (artikel 34a van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968)

Met deze wijziging wordt een redactionele omissie in artikel 34a van de UBOB 1968 hersteld.

Artikel V

Artikel V (artikel 16 van de Uitvoeringsregeling accijns)

In artikel 16 van de Uitvoeringsregeling accijns wordt verwezen naar het Hoeveelheidsaanduidingenbesluit (Warenwet). Dit besluit is ingetrokken met ingang van 1 januari 2015 en is vervangen door het Warenwetbesluit hoeveelheden voorverpakkingen. Daarom wordt de verwijzing in genoemd artikel 16 hiermee in overeenstemming gebracht met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2015. Voorts wordt een redactionele wijziging aangebracht.

Artikel VI

Artikel VI (artikel 8 van de Uitvoeringsregeling verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken)

Artikel 8 van de Uitvoeringsregeling verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken bepaalt dat voor alcoholvrije dranken die zijn verpakt in kleinhandelsverpakkingen het volume in aanmerking wordt genomen dat is vermeld op de verpakking. Om onduidelijkheden te voorkomen wordt hierbij, evenals in artikel 16 van de Uitvoeringsregeling accijns (artikel V van deze regeling) voortaan verwezen naar het Warenwetbesluit hoeveelheden voorverpakkingen, dat met ingang van 1 januari 2015 in werking is getreden. Ter zake van de belastingheffing wordt aangesloten bij de bestaande verplichting de hoeveelheden op de verpakkingen te vermelden ingevolge het Warenwetbesluit hoeveelheden voorverpakkingen. Met deze wijziging wordt een verduidelijking van de heffing van de verbruiksbelastingen alcoholvrije dranken bewerkstelligd.

Artikel VII

Artikel VII, onderdelen A en B (bijlagen I en IV van de Algemene douaneregeling)

De wijziging van de bijlagen I en IV bij de Adr betreft een aanpassing aan het feit dat het douanekantoor Hazeldonk met ingang van 30 april 2015 zal worden gesloten. De internationale luchthaven van Gilze-Rijen bevindt zich vanaf dat moment in het ambtsgebied waarvoor het douanekantoor te Moerdijk bevoegd is.

Artikel VIII

Artikel VIII (artikel 19b van de Uitvoeringsregeling belastingen op milieugrondslag)

In artikel 19b van de URbm wordt de verwijzing naar artikel 59b, onderdeel b, van de Wbm verbeterd in een verwijzing naar artikel 59b van de Wbm. Reden is dat ingevolge het Belastingplan 2015 het andere onderdeel van artikel 59b van de Wbm is komen te vervallen en dat artikel daardoor geen afzonderlijke onderdelen meer kent. Met deze aanpassing wordt geen inhoudelijke wijziging beoogd.

Artikel IX

Artikel IX (artikel 43c van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994)

De wijziging van artikel 43c, eerste lid, onderdeel d, onder 2˚, van de UR AWR 1994 is van technische aard en vloeit voort uit het vervangen van de Wet voorraadvorming aardolieproducten 2001 door de Wet voorraadvorming aardolieproducten 2012.

Artikel 43c, eerste lid, onderdeel aa, van de UR AWR 1994 voorziet reeds in de mogelijkheid dat de Belastingdienst aan de Minister voor Wonen en Rijksdienst of het Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting (CFV) gegevens verstrekt voor het toezicht op de integriteit van woningcorporaties. Om dit toezicht te verstevigen wordt aanvullend geregeld dat naast de vastgoedtransactiegegevens en inkomensgegevens voortaan ook vermogensgegevens van bepaalde personen kunnen worden verstrekt. Deze verstrekking ziet op de gegevens van leden van de raad van bestuur en – dat is nieuw – van de raad van toezicht, alsmede van medewerkers van de woningcorporaties. Verder wordt geregeld dat gegevens van derden (zowel natuurlijke als rechtspersonen) kunnen worden verstrekt, voor zover die gegevens direct of indirect verband houden met leden van de raad van bestuur of raad van toezicht of met medewerkers van de woningcorporaties. Wat de laatste categorie betreft, valt in het bijzonder te denken aan de gegevens van zakelijke of familierelaties van de bestuurders, toezichthouders en medewerkers van de woningcorporaties. De uitbreiding van artikel 43c, eerste lid, onderdeel aa, van de UR AWR 1994 is noodzakelijk omdat in de praktijk vele verschijningsvormen van integriteitsschendingen bij leden van de raad van bestuur of raad van toezicht en bij medewerkers van de woningcorporaties kunnen plaatsvinden, waarbij veelal naast deze leden en medewerkers ook derden betrokken zijn. Zo kunnen bijvoorbeeld vermogens- en vastgoedtransacties van de woningcorporaties via relaties van bestuurders, toezichthouders en medewerkers lopen, en kunnen gelden, voorwerpen of diensten aan de relaties van deze leden en medewerkers worden verstrekt.

In artikel 43c, tweede lid, van de UR AWR 1994 is geregeld dat gegevensverstrekking alleen kan plaatsvinden op verzoek, afgezien van de enkele expliciet benoemde uitzonderingen. Ook voor de gegevensverstrekking op grond van artikel 43c, eerste lid, onderdeel aa, van de UR AWR 1994 wordt voortaan een uitzondering gemaakt. Ter toelichting wordt het volgende opgemerkt. De Minister voor Wonen en Rijksdienst of het CFV is voor het toezicht op de integriteit van woningcorporaties (in belangrijke mate) afhankelijk van informatie van derden. Zonder aanpassing van het tweede lid, tweede volzin, van genoemd artikel 43c is de Belastingdienst niet bevoegd wanneer hij bij zijn reguliere werkzaamheden over informatie komt te beschikken over mogelijke misstanden bij woningcorporaties die informatie eigener beweging te verstrekken aan de Minister voor Wonen en Rijksdienst of het CFV. Zolang de Minister voor Wonen en Rijksdienst of het CFV niet uit andere bron informatie ontvangt, zal ook geen verzoek aan de Belastingdienst worden gedaan en blijft de informatie bij de Belastingdienst dus ongebruikt. Het is derhalve wenselijk dat de gegevensverstrekking door de Belastingdienst aan de Minister voor Wonen en Rijksdienst of het CFV ook spontaan, dat wil zeggen zonder voorafgaand verzoek, kan plaatsvinden. Daartoe wordt artikel 43c, tweede lid, tweede volzin, van de UR AWR 1994 aangepast. Voorts wordt in de tekst van genoemd tweede lid, tweede volzin, een kleine redactionele wijziging aangebracht.

Artikel X

Artikel X (artikel 20 van de Uitvoeringsregeling Belastingdienst 2003)

Bij een met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2013 in artikel 20 van de URBD 2003 aangebrachte wijziging2 is per abuis de tot dan toe in het vierde lid van dat artikel opgenomen verwijzing naar de in het eerste en het derde lid van dat artikel opgenomen functionaris en de daar genoemde organisaties beperkt tot de in het eerste lid van dat artikel genoemde functionaris en de daar genoemde organisaties. Daarmee wordt niet meer geregeld dat de personeelsleden en hun partners van de in het derde lid van dat artikel genoemde internationale organisaties eveneens ressorteren onder de hiervoor bedoelde functionaris. De onderhavige wijziging strekt ertoe dit weer te regelen.

Artikel XI

Artikel XI (artikel 63b van de Invorderingswet 1990)

In de Bijstellingsregeling directe belastingen 2015 zijn, in afwijking van artikel 63c, eerste lid, van de IW 1990, de in artikel 63b van de IW 1990 genoemde bedragen abusievelijk niet geïndexeerd. Deze indexatie vindt met de onderhavige wijziging alsnog plaats. Bij deze indexatie wordt ingevolge artikel 63c, eerste lid, van de IW 1990 als tabelcorrectiefactor het product genomen van de tabelcorrectiefactoren van artikel 10.2 van de Wet IB 2001 van de laatste vijf kalenderjaren, zijnde 1,073. Omdat de onderhavige wijziging met ingang van 1 april 2015 in werking treedt en geen gevolgen mag hebben voor verzuimen die reeds vóór die datum zijn begaan, vinden de gewijzigde bedragen op grond van artikel XV, tweede lid, voor het eerst toepassing met betrekking tot verzuimen die zijn begaan na 31 maart 2015.

Artikel XII

Artikel XII (bijlage, behorend bij artikel 1cb, van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990)

Per 1 januari 2015 is een aantal verwijzingen naar een bank in hoofdstuk IA van de URIW 1990 gewijzigd in verwijzingen naar een betaaldienstverlener. Hiermee zijn deze onderdelen van de URIW 1990 in overeenstemming gebracht met de tekst van artikel 19, vierde lid, van de IW 1990, zoals deze per 1 januari 2015 is komen te luiden. Met deze wetswijziging is tot uitdrukking gebracht dat alle instellingen die betaalrekeningen mogen aanbieden onder de reikwijdte van de genoemde bepaling vallen. Abusievelijk is de bijlage, behorend bij artikel 1cb, van de URIW 1990 nog niet aangepast op dit punt. Dit wordt nu met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2015 alsnog gedaan.

Artikel XIII

Artikel XIII (artikel 1.29 van de Invoeringswet Jeugdwet)

Indien de samenloop van wetten die in 2014 in het Staatsblad zijn gepubliceerd en wijzigingen aanbrengen in een of meer belastingwetten niet of niet juist is geregeld, kunnen die wetten op grond van artikel XXXVI van het Belastingplan 2015 op dit punt bij ministeriele regeling worden gewijzigd. Onderhavige wijziging strekt ertoe een als gevolg van een dergelijke samenloop ontstane onjuistheid weg te nemen. De wijziging heeft betrekking op artikel 3.13, eerste lid, onderdeel j, van de Wet IB 2001. Zowel in de Fiscale verzamelwet 2014 als in de Invoeringswet Jeugdwet is een wijziging van die bepaling opgenomen. Bij de formulering van de in het voorstel voor de laatstgenoemde wet opgenomen wijzigingsopdracht was echter abusievelijk geen rekening gehouden met de in het voorstel voor de Fiscale verzamelwet 2014 opgenomen wijzigingsopdracht, waardoor de eerstgenoemde wijzigingsopdracht strikt genomen niet kon worden uitgevoerd. Om te voorkomen dat discussie ontstaat over de vraag of het met de in de Invoeringswet Jeugdwet opgenomen wijzigingsopdracht beoogde resultaat desalniettemin tot stand is gekomen, wordt die wijzigingsopdracht met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2015 hersteld.

Artikel XIV

Artikel XIV (artikelen I en III van de Bijstellingsregeling directe belastingen 2015)

Door een typefout is in twee van de in de Bijstellingsregeling directe belastingen 2015 voor de loon- en inkomstenbelasting opgenomen tarieftabellen abusievelijk een verkeerd bedrag opgenomen. Met de onderhavige wijziging wordt dit hersteld, zodat de tabellen alsnog overeenkomen met de tabellen die zijn opgenomen in het Belastingplan 2015.

Artikel XV

Artikel XV (inwerkingtreding)

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2015. Voor enkele artikelen en onderdelen is in terugwerkende kracht dan wel een afwijkende datum van inwerkingtreding voorzien. Waar nodig is dat toegelicht bij het artikel of onderdeel waar de betreffende wijziging wordt toegelicht.

De Staatssecretaris van Financiën, E.D. Wiebes


X Noot
1

Dit is het gevolg van de wijziging van de WP 2000 bij de wet van 5 februari 2014 tot wijziging van de Wet personenvervoer 2000 en enige andere wetten in verband met Verordening (EU) nr. 181/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 betreffende de rechten van autobus- en touringcarpassagiers en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 (PbEU 2011, L 55) (Stb. 2014, 73).

X Noot
2

Regeling van 7 maart 2013 tot wijziging van de Uitvoeringsregeling Belastingdienst 2003, de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994, de Algemene douaneregeling, de Uitvoeringsregeling Douane- en Accijnswet BES, de Uitvoeringsbeschikking Registratiewet 1970 en de Uitvoeringsregeling Wob Financiën in verband met enkele aanpassingen van de organisatie van de Belastingdienst (Stcrt. 2013, 6465).

Naar boven