Verordening van de Sociaal-Economische Raad van 20 februari 2015 tot wijziging van diverse Verordeningen als gevolg van de opheffing van de bedrijfslichamen en het vervallen van het tweede hoofdstuk van de Wet op de Sociaal-Economische Raad

De Sociaal-Economische Raad,

Gehoord de Bestuurskamer en de Toezichtkamer;

Gelet op de artikelen 19, 31, 35, 36, 37, 42, 44 van de Wet op de Sociaal-Economische Raad;

Besluit:

ARTIKEL I

De Verordening bestuurlijke taken SER wordt als volgt gewijzigd:

A

De opschriften ‘§ 1. Begripsbepaling’, ‘§ 2. Dagelijks bestuur’, ‘§ 3. Bestuurskamer’, ‘§ 4. Toezichtkamer’, ‘§ 5. Aanpassings- en overgangsbepalingen’ en ‘§ 6. Slotbepalingen’ vervallen.

B

De artikelen 3 tot en met 11 vervallen.

C

De artikelen 3 tot en met 5 komen te luiden:

Artikel 3

Het dagelijks bestuur wordt belast met de voorbereiding van door de Raad uit te brengen adviezen die de taken van de Raad als bestuursorgaan betreffen.

Artikel 4

De taken en bevoegdheden die in het Besluit opheffing Landbouwschap zijn toegekend aan de Raad worden gedelegeerd aan het dagelijks bestuur.

Artikel 5

De taken en bevoegdheden die op grond van artikel LIII van de Wet opheffing bedrijfslichamen en de artikelen 126, zevende lid en 134, tweede lid, van de Wet op de bedrijfsorganisatie, zoals die luidden onmiddellijk voorafgaande aan de inwerkingtreding van de Wet opheffing bedrijfslichamen, zijn toegekend aan de Raad worden gedelegeerd aan de voorzitter van de Raad.

D

De artikelen 12 tot en met 14 worden hernummerd tot de artikelen 6 tot en met 8.

ARTIKEL II

De Verordening Reglement van orde van de Sociaal-Economische Raad wordt als volgt gewijzigd:

A

In de artikelen 11, eerste lid, 12, vierde lid, 21, eerste lid en 24 wordt ‘Wet op de bedrijfsorganisatie’ telkens gewijzigd in: Wet op de Sociaal-Economische Raad.

B

Artikel 16 vervalt.

C

Het opschrift ‘§ 9. Lidmaatschap van de Raad en de commissies’ wordt vervangen door: § 9. Lidmaatschap van de Raad.

D

Artikel 25 vervalt.

ARTIKEL III

De Verordening financiën bedrijfslichamen 2011 wordt ingetrokken.

ARTIKEL IV

De Verordening instelling Commissie Bezwaarschriften wordt ingetrokken.

ARTIKEL V

De Verordening behandeling bezwaarschriften wordt ingetrokken.

ARTIKEL VI

De Delegatieverordening vereffening bedrijfslichamen wordt ingetrokken.

ARTIKEL VII

Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2015.

Deze verordening zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 20 februari 2015

M.I. Hamer voorzitter

V.C.M. Timmerhuis algemeen secretaris

TOELICHTING

Algemeen

De Wet opheffing bedrijfslichamen regelt de opheffing van de bedrijfslichamen. Het bepaalde in deze wet heeft ook gevolgen voor enkele verordeningen van de Sociaal-Economische Raad. In deze verordeningen zijn nadere regels en delegatiebepalingen opgenomen met betrekking tot de bestuurlijke en toezichthoudende taken van de Raad ten aanzien van de bedrijfslichamen.

Verordeningen die rechtstreeks waren gebaseerd op het tweede hoofdstuk van de Wet op de Sociaal-Economische Raad (voorheen genaamd de Wet op de bedrijfsorganisatie) komen, met het vervallen van dit hoofdstuk, van rechtswege te vervallen. Andere verordeningen moeten worden gewijzigd of ingetrokken. De onderhavige verordening voorziet hierin.

De belangrijkste wijziging betreft het opheffen van de Bestuurskamer en de Toezichtkamer. Begin 2013 waren de taken van de Bestuurskamer al voor een belangrijk deel beperkt, toen de taken op het gebied van de Wet op de ondernemingsraden werden overgeheveld naar het dagelijks bestuur van de Raad. Met het vervallen van de bestuurlijke taken en bevoegdheden op het terrein van het stelsel van de bedrijfslichamen vervalt ook het belangrijkste deel van de nog overblijvende taken en bevoegdheden van de Bestuurskamer. De Bestuurskamer kan daarmee komen te vervallen. Ook de Toezichtkamer, die belast is met het toezicht op de product- en bedrijfschappen, kan worden opgeheven. De nog beperkte resterende taken van beide commissies (zie daartoe hierna de toelichting bij artikel I) zullen worden ondergebracht bij het dagelijks bestuur en de voorzitter van de raad.

Artikelsgewijs

Artikel I

In de Verordening bestuurlijke taken SER worden de Bestuurskamer en de Toezichtkamer ingesteld. Tevens bevat deze verordening delegatiebepalingen ten aanzien van de bestuurlijke taken van de SER. De wijziging voorziet in het opheffen van de Bestuurskamer en de Toezichtkamer en het opnemen van delegatiebepalingen met betrekking tot de beperkte resterende taken van beide commissies. Het betreft de volgende taken:

  • Het voorbereiden van raadsadviezen die de Raad als bestuursorgaan betreffen;

  • De taken die betrekking hebben op de opheffing van het Landbouwschap. Het gaat daarbij om alle taken en bevoegdheden die ingevolge het Besluit opheffing Landbouwschap aan de Raad zijn toegekend, met uitzondering van de uit dat Besluit voortvloeiende verordenende bevoegdheid. De verordenende bevoegdheid kan, ingevolge het bepaalde in artikel 37, van de Wet op de Sociaal-Economische Raad, niet worden gedelegeerd;

  • De goedkeuring van heffingsverordeningen van product- en bedrijfschappen, die voor de opheffing van de bedrijfslichamen zijn vastgesteld, maar op het moment van opheffing nog niet zijn goedgekeurd. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij verordeningen die genotificeerd moeten worden bij de Europese Commissie.

Artikel II

In verband met de wijziging van de naam van de wet wijzigt dit artikel de verwijzingen naar de Wet op de bedrijfsorganisatie in verwijzingen naar Wet op de Sociaal-Economische Raad. Artikel 16 wordt geschrapt vanwege de opheffing van de bedrijfslichamen per 1 januari 2015. Het te schrappen artikel 25 bevat incompatibiliteiten voor het lidmaatschap van de Bestuurskamer en de Toezichtkamer. Met het opheffen van beide commissies kan ook deze bepaling worden geschrapt.

Artikel III

De Verordening financiën bedrijfslichamen 2011 bevat bepalingen die uitsluitend van toepassing zijn op de bedrijfslichamen. Met het opheffen van de bedrijfslichamen kan deze verordening worden ingetrokken.

Artikelen IV en V

De Verordening instelling Commissie Bezwaarschriften regelt dat de leden van de Commissie Bezwaarschriften worden benoemd op voordracht van de Bestuurskamer. Deze bepaling kan worden geschrapt. Met het oog op vereenvoudiging van regelgeving is voorts van de gelegenheid gebruik gemaakt om deze verordening en de Verordening behandeling bezwaarschriften in te trekken. De instelling en taken van de Commissie Bezwaarschriften zullen opnieuw worden geregeld bij Besluit van het dagelijks bestuur.

Artikel VI

Met uitzondering van de delegatie van taken op het gebied van de opheffing van het Landbouwschap, zijn de bepalingen in deze verordening uitgewerkt en kan deze verordening worden ingetrokken. De bepaling met betrekking tot het Besluit opheffing Landbouwschap worden ingevolge artikel I overgeheveld naar de Verordening bestuurlijke taken SER en daarin gedelegeerd aan het dagelijks bestuur.

Den Haag, 20 februari 2015

M.I. Hamer voorzitter

V.C.M. Timmerhuis algemeen secretaris

Naar boven