Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Zorginstituut Nederland | Staatscourant 2015, 6000 | Besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Zorginstituut Nederland | Staatscourant 2015, 6000 | Besluiten van algemene strekking |
De Raad van Bestuur van Zorginstituut Nederland,
Gelet op artikel 91, derde lid van de Wet financiering sociale verzekeringen, alsmede artikel 4.2, artikel 4.4, artikel 4.5 en artikel 4.8 van het Besluit Wfsv, alsmede artikel 4:81, eerste lid Algemene wet bestuursrecht;
Heeft in zijn vergadering van 2 februari 2015 besloten:
In deze regeling wordt verstaan onder:
het kalenderjaar waarop de uitkering betrekking heeft;
het op het jaar t volgende kalenderjaar;
het jaar dat ligt 3 jaar na het jaar t;
Wet langdurige zorg;
Fonds langdurige zorg;
Zorginstituut Nederland;
een rechtspersoon als bedoeld in artikel 4.1.1 van de Wlz;
de zorgkantoren die zijn aangewezen in het Besluit van de Staatssecretaris van VWS van 10 december 2014, houdende de aanwijzing van de zorgkantoren.
1. Het Zorginstituut stelt gelijktijdig met de toekenning van het beheerskostenbudget voor de Wlz-uitvoerders en de zorgkantoren de voorschotten op uitkeringen van het beheerskostenbudget op grond van de artikelen 4.4, eerste lid en 4.5, eerste lid van het Besluit Wfsv voor de Wlz-uitvoerders en de zorgkantoren vast.
2. De voorschotten bedragen, behoudens afrondingsverschillen, ten hoogste het voor de Wlz-uitvoerder of het zorgkantoor op grond van artikel 4.4, eerste lid en 4.5, eerste lid van het Besluit Wfsv voor het jaar t vastgestelde beheerskostenbudget.
3. Voor een Wlz-uitvoerder, die zich na 1 januari van het jaar t bij de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) meldt op grond van artikel 4.1.1 Wlz, stelt het Zorginstituut de hoogte van het voorschot en de te betalen termijnen op nader door hem te bepalen wijze vast.
De betaling van het voorschot, bedoeld in artikel 2, tweede lid, geschiedt in twaalf maandelijkse gelijke termijnen en vangt aan in de maand februari van het jaar t met als betaaldag de eerste werkdag van de maand.
Voor de vergoeding van kosten van verstrekkingen en vergoedingen, bedoeld in artikel 4.2 van het Besluit Wfsv die niet door het CAK aan de zorgaanbieders worden betaald, stelt het Zorginstituut ambtshalve of op verzoek een voorschot vast. Hierbij gaat het Zorginstituut uit van de door de Wlz-uitvoerder en het zorgkantoor onderbouwde schatting van de kosten van verstrekkingen en vergoedingen die voor het jaar t worden verwacht.
1. Uiterlijk op de eerste werkdag in oktober van het jaar t+1 stelt het Zorginstituut de vergoeding voor de kosten van verstrekkingen en vergoedingen voorlopig vast.
2. Voor de toepassing van het eerste lid gaat het Zorginstituut voor de kosten van verstrekkingen en vergoedingen ingevolge de Wlz voor de Wlz-uitvoerder uit van de som van:
a. het saldo van de kosten van rechtstreeks met het Flz te verrekenen kosten en opbrengsten van zorgaanspraken die de Wlz-uitvoerder aan het Zorginstituut voor het jaar t opgeeft;
b. de door de Wlz-uitvoerder over het jaar t opgegeven rentebaten.
3. Voor de toepassing van het eerste lid gaat het Zorginstituut voor de kosten van verstrekkingen en vergoedingen ingevolge de Wlz voor het zorgkantoor uit van de som van:
a. het saldo van de kosten van rechtstreeks met het Flz te verrekenen kosten en opbrengsten van zorgaanspraken die het zorgkantoor aan het Zorginstituut voor het jaar t opgeeft;
b. de nagekomen opbrengsten van eigen bijdragen in het kader van de bijzondere ziektekostenverzekering.
4. Het Zorginstituut keert de voorlopig vastgestelde vergoeding voor de kosten van verstrekkingen en vergoedingen, bedoeld in artikel 4.2 Besluit Wfsv, uit onder verrekening van de in jaar t verstrekte voorschotten, bedoeld in artikel 4.
1. Uiterlijk in het jaar t + 3 stelt het Zorginstituut de vergoeding van kosten van verstrekkingen en vergoedingen, bedoeld in artikel 4.2 Besluit Wfsv, definitief vast.
2. Het Zorginstituut betaalt het verschil tussen het bedrag van de definitieve vaststelling en voorlopig vastgestelde vergoeding ingeval van een positief saldo voor de Wlz-uitvoerder en het zorgkantoor uit. Indien het verschil bedoeld in de vorige volzin negatief is, vordert het Zorginstituut het verschil van de Wlz-uitvoerder en het zorgkantoor terug.
1. Indien het nader vastgestelde beheerskostenbudget hoger is dan de uitgekeerde voorschotten, betaalt het Zorginstituut de Wlz-uitvoerder en het zorgkantoor het verschil vermeerderd met de rentekosten uit en indien het nader vastgestelde budget lager is dan de uitgekeerde voorschotten vordert het Zorginstituut het verschil terug, vermeerderd met de rentekosten, beide met ingang van 1 juli van het jaar t tot de datum van betaling.
2. Indien het definitief vastgestelde beheerskostenbudget hoger is dan het nader vastgestelde beheerskostenbudget, betaalt het Zorginstituut de Wlz-uitvoerder en het zorgkantoor het verschil vermeerderd met de rentekosten uit en indien het definitief vastgestelde budget lager is dan het nader vastgestelde budget vordert het Zorginstituut het verschil terug, vermeerderd met de rentekosten.
3. Voor een Wlz-uitvoerder en een zorgkantoor, waarvoor krachtens artikel 2, derde lid, een afwijkende bevoorschotting heeft plaatsgevonden, wordt de toepassing van hetgeen in het eerste en tweede lid van dit artikel is bepaald, aan die bevoorschotting aangepast.
4. Bij de betaling van het bedrag van de voorlopige vaststelling van de kosten van verstrekkingen en vergoedingen brengt het Zorginstituut aan de Wlz-uitvoerder en het zorgkantoor met ingang van de betaaldatum van het voorschot rente in rekening, voor zover het voorschot de werkelijke kosten van verstrekkingen en vergoedingen, die de Wlz-uitvoerder en het zorgkantoor aan het Zorginstituut voor het jaar t opgeeft, overschrijdt. De rente wordt berekend over de periode tussen het moment van de voorschotverstrekking en de afrekening.
1. Voor het rentepercentage voor de uitkering beheerskosten wordt uitgegaan van het gemiddelde van de maandrentes van het Euro InterbankOffered Rate (Euribortarief) voor driemaands termijngelden zonder onderpand over de onderscheiden periodes, bedoeld in artikel 8. Voor de laatste kalendermaand vóór de betaling wordt uitgegaan van de rente over de voorafgaande kalendermaand.
2. De rente betreft een samengestelde rente en wordt op maandbasis berekend. Bij de berekening wordt een maand op 30 en een jaar op 360 dagen gesteld.
3. Indien de situatie zich voordoet dat het Euro InterbankOffered Rate niet meer kan worden toegepast, zal een zoveel als mogelijk overeenkomstig tarief worden gehanteerd.
Artikel 91 van de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv) en het op dat artikel gebaseerde Besluit Wfsv vormen samen de basis voor de uitkeringen Wlz die de Wlz-uitvoerder en het zorgkantoor van het Zorginstituut ontvangen ten laste van het door het Zorginstituut beheerde Fonds langdurige zorg (Flz). Het Besluit Wfsv voorziet voor de kosten van verstrekkingen en vergoedingen Wlz in een vergoeding naar werkelijke kosten. Het Zorginstituut behandelt de vaststellingen en de uitkeringen inzake het beheerskostenbudget gescheiden van de vaststellingen van de vergoedingen van de kosten van verstrekkingen en vergoedingen. Op deze wijze kan het Zorginstituut eerder het beheerskostenbudget nader vaststellen en verrekenen.
De beheerskosten voor de uitvoering van de Wlz zijn op basis van het Besluit Wfsv gebudgetteerd. Iedere Wlz-uitvoerder en ieder zorgkantoor ontvangt jaarlijks een budget. Op de budgetten vinden bepaalde herrekeningen plaats en het eindbedrag vormt de uitkering voor beheerskosten Wlz. In zijn Beleidsregels ter verdeling besteedbare middelen beheerskosten voor de Wlz-uitvoerder en het zorgkantoor bepaalt het Zorginstituut op welke wijze de besteedbare middelen worden verdeeld. Artikel 91, derde lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen biedt het Zorginstituut de mogelijkheid voorschotten op de uitkeringen voor de beheerskosten te verlenen en daartoe regels op te stellen.
De onderhavige regeling voorziet daarin. De voorschotten worden in twaalf maandelijkse termijnen uitbetaald. De onderhavige regeling heeft alleen betrekking op de uitkeringen die rechtstreeks uit het Flz aan de Wlz-uitvoerder en het zorgkantoor worden uitbetaald. Omdat ingevolge de Wlz bijna alle verstrekkingen en vergoedingen Wlz via het CAK worden betaald en de desbetreffende uitkeringen feitelijk aan het CAK worden uitbetaald, zijn de eerder bedoelde uitkeringen van beperkte omvang. De regeling voorziet naast een ambtshalve vaststelling van voorschotten ten behoeve van de beheerskosten in de mogelijkheid van een voorschot op verzoek voor verstrekkingen en vergoedingen (artikel 4). Bedoelde kosten zijn namelijk niet gebudgetteerd. Van de Wlz-uitvoerders en de zorgkantoren die voor de Wlz hogere uitgaven dan opbrengsten hebben voor Wlz verstrekkingen wordt ook verwacht dat zij een voorschot aanvragen. Omdat zij die mogelijkheid hebben, voorziet de regeling voor dit bestanddeel niet in een aanspraak op rente voor de Wlz-uitvoerders en de zorgkantoren die hiervoor per saldo meer hebben uitgegeven dan zij hebben ontvangen.
De voorschotregeling bevat ook een regeling voor rentevergoeding. Op grond van artikel 4.8, eerste lid, van het Besluit Wfsv is het Zorginstituut bevoegd rente in rekening te brengen. Uit artikel 8 volgt dat een Wlz-uitvoerder en een zorgkantoor aan het Zorginstituut een rentevergoeding moet betalen indien bij de voorlopige vaststelling blijkt, dat hij meer aan voorschotten heeft ontvangen dan de op voorlopige basis nader vastgestelde budgetten voor beheerskosten waarop hij recht heeft. Hetzelfde geldt voor een eventueel nog resterend verschil bij de definitieve vaststelling. In de omgekeerde situatie moet het Zorginstituut aan de Wlz-uitvoerder en het zorgkantoor een rentevergoeding betalen en heeft de Wlz-uitvoerder en het zorgkantoor dus aanspraak op rente. Artikel 9, leden 1 en 2 geeft aan over welke periode de rente wordt berekend. In het derde lid wordt aangegeven dat er sprake is van samengestelde rente. De tekst van de regeling voorziet in de artikelen 5 en 6 ook in een voorlopige vaststelling en voorlopige betaling van de kosten van verstrekkingen en vergoedingen, vooruitlopend op een definitieve vaststelling en betaling na beoordeling van de voor de definitieve vaststelling van de uitkeringen van belang zijnde gegevens door de NZa. Dit onderdeel van de tekst betreft geen algemeen verbindend besluit, maar beleidsregels welke het Zorginstituut op grond van de Algemene wet bestuursrecht heeft vastgesteld.
Voorzitter Raad van Bestuur A. Moerkamp
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2015-6000.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.