De Colleges van Burgemeester en Wethouders van de gemeenten Aalsmeer, Amstelveen,
Haarlemmermeer, Ouder-Amstel en Uithoorn ieder voor zover zij voor de eigen gemeente bevoegd zijn;
Gelezen:
Het voorstel van het Algemeen Bestuur tot wijziging van de gemeenschappelijke regeling
Werkvoorzieningsschap Amstelland en de Meerlanden;
De eensluidende besluiten van de raden van de gemeenten Aalsmeer, Amstelveen,
Haarlemmermeer, Ouder-Amstel en Uithoorn waarbij, overeenkomstig het bepaalde in artikel 1, tweede lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen, toestemming is gegeven voor de voorliggende wijziging;
Gelet op:
De Wet gemeenschappelijke regelingen;
De Wet sociale werkvoorziening;
De Participatiewet,
Besluiten:
de Gemeenschappelijke Regeling Werkvoorzieningsschap Amstelland en de Meerlanden, goedgekeurd bij besluit van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland d.d. 26 september 1989, laatstelijk gewijzigd op 16 december 2009 te wijzigen, zodat de tekst als volgt komt te luiden:
Hoofdstuk I: Algemene bepalingen
Artikel 1
Begrippen
In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:
a. “regeling”
|
de gemeenschappelijke regeling Amstelland en Meerlanden Werkorganisatie, ook genoemd: de Werkorganisatie;
|
c. “deelnemer(s)”
|
de gemeente waarvan het college aan deze regeling deelneemt;
|
d. “raad”
|
de raad van deelnemer aan deze regeling;
|
e. “college”
|
het college van burgermeester en wethouders dat deelneemt aan deze regeling;
|
f. “gedeputeerde staten”
|
gedeputeerde staten van Noord-Holland;
|
g. “personeel”
|
een persoon of personen, die een publiekrechtelijke dan wel een
privaatrechtelijke arbeidsrelatie heeft of hebben met de
Werkorganisatie;
|
h. “samenwerkingsgebied
|
het grondgebied van de colleges die deelnemen aan deze regeling;
|
i. “Wsw”
|
Wet Sociale Werkvoorziening;
|
j. “Pw”
|
Participatiewet;
|
k. “wetten”
|
Wsw en Pw;
|
l. “Wgr” Wet gemeenschappelijke regelingen.
Artikel 2
Aanhaling van artikelen
Waar in deze regeling artikelen van de Gemeentewet of van enige andere wet of regeling van toepassing worden verklaard, wordt in die artikelen in plaats van “de gemeente” de Werkorganisatie en in de plaats van “de raad”, “burgemeester en wethouders” en “ de burgemeester” telkens gelezen
“het bestuur”.
Artikel 3
Bedrijfsvoeringsorganisatie en samenwerkingswerkgebied
- 1.
Er is een bedrijfsvoeringsorganisatie, genaamd “gemeenschappelijke regeling Amstelland en Meerlanden Werkorganisatie”, afgekort de Werkorganisatie. De Werkorganisatie is gevestigd in de gemeente Haarlemmermeer.
- 2.
Deze regeling geldt voor het samenwerkingsgebied.
Artikel 4
Belang en doelstelling
De Werkorganisatie behartigt de gemeenschappelijke en afzonderlijke belangen van de deelnemers en hun colleges op het gebied van:
- a.
de sociale werkvoorziening ingevolge de WsW, en
- b.
de arbeidsinschakeling ingevolge de Pw,
elk voor zover de colleges conform artikel 5 bevoegdheden hebben overgedragen of opgedragen aan het bestuur van de Werkorganisatie. Het bestuur van de Werkorganisatie draagt daarbij zorg voor een zo efficiënt en effectief mogelijke uitvoering van de in de wetten opgedragen taken.
Artikel 5
Bevoegdheden
- 1.
Ter verwezenlijking van de in artikel 4, eerste lid sub a, genoemde belangen en taken dragen de colleges hun door de formele wetgever in de Wsw geattribueerde bevoegdheden over aan het bestuur van de Werkorganisatie, uitgezonderd de van voornoemde geattribueerde bevoegdheden afgeleide bevoegdheden om beleidsregels vast te stellen.
- 2.
Ter verwezenlijking van de in artikel 4, eerste lid sub b, genoemde belangen en taken is ieder college gehouden ten aanzien van de hem door de formele wetgever in de Pw geattribueerde bevoegdheden inzake arbeidsinschakeling mandaat, alsmede de bevoegdheid tot verlening van ondermandaat, te verlenen aan het bestuur van de Werkorganisatie, voor zover het betreft de arbeidsinschakeling van personen met een loonwaarde tot 70%. Het bestuur stelt een model op voor het mandaat.
- 3.
Ter verwezenlijking van de in artikel 4, eerste lid sub b, genoemde belangen en taken staat het een college vrij ten aanzien van de hem door de formele wetgever in de Pw geattribueerde bevoegdheden inzake arbeidsinschakeling mandaat, alsmede de bevoegdheid tot verlening van ondermandaat, te verlenen aan het bestuur van de Werkorganisatie, voor zover het betreft de arbeidsinschakeling van personen met een loonwaarde tussen de 70-100% en/of op de collegetaak ten aanzien van arbeidsmatige dagbesteding. Het bestuur kan bij besluit bepalen dat de Werkorganisatie tevens het mandaat van een college tot uitvoering van andere taken en bevoegdheden van inzake arbeidsinschakeling mag uitoefenen. Het bestuur stelt een model op voor het mandaat.
- 4.
De taken en bevoegdheden als bedoeld in het eerste en tweede lid behoren tot het basispakket van taken en bevoegdheden van de Werkorganisatie. De andere taken en bevoegdheden als bedoeld in het derde lid behoren tot het optionele pakket van taken en bevoegdheden van de Werkorganisatie.
- 5.
Voor zover de diensten vallen binnen het kader van de in artikel 4 en 5 genoemde taken, is de Werkorganisatie tot een maximum van 20% van haar omzet bevoegd tot het verrichten van dezelfde diensten voor andere publiekrechtelijke rechtspersonen of overheidsgedomineerde privaatrechtelijke rechtspersonen. Met deze rechtspersonen of organisaties mogen meerjarige dienstverleningsovereenkomsten afgesloten worden.
- 6.
Voor zover dat uit een oogpunt van het daarmee te dienen belang in het bijzonder aangewezen moet worden geacht mag de Werkorganisatie overeenkomsten met rechtspersonen waarin zij deelneemt en andere derden aangaan om de haar opgedragen taken geheel of gedeeltelijk uit te doen voeren.
Hoofdstuk II: het bestuur van de Werkorganisatie
Artikel 6
Bestuursorgaan
De Werkorganisatie heeft één bestuursorgaan: het bestuur.
Artikel 7
De samenstelling van het bestuur
- 1.
Het bestuur bestaat uit 5 leden, de voorzitter daarin begrepen.
- 2.
De colleges wijzen de leden uit hun midden, de voorzitter daarin begrepen, als volgt aan:
- -
het college van Amstelveen één lid met twee stemmen;
- -
het college van Haarlemmermeer één lid met twee stemmen;
- -
de colleges van Aalsmeer, Ouder-Amstel en Uithoorn ieder één lid met één stem. Voor ieder lid wordt een plaatsvervangend lid aangewezen.
- 3.
Met inachtneming van het in het tweede lid bepaalde, beslist het college van elke deelnemer in de eerste vergadering van elke zittingsperiode over de aanwijzing van de leden van het bestuur.
- 4.
Het lidmaatschap van het bestuur eindigt van rechtswege indien een lid ophoudt lid te zijn van het college dat hem heeft aangewezen. Het college voorziet zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen drie maanden, in de vacature.
- 5.
Een lid van het bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Hij geeft hiervan terstond kennis aan de voorzitter van het bestuur en het college dat hem heeft aangewezen. Het bepaalde in de laatste volzin van het vierde lid is hierop van overeenkomstige toepassing. Het lid houdt zitting in het bestuur totdat in de opvolging is voorzien.
- 6.
Het college dat een vertegenwoordiger in het bestuur heeft aangewezen, heeft de bevoegdheid dit door hem aangewezen lid met onmiddellijke ingang te ontslaan, indien dit lid het vertrouwen van dat college niet meer bezit.
- 7.
Van elke aanwijzing tot lid van het bestuur geeft het college van de betreffende deelnemer, binnen acht dagen kennis aan de voorzitter van het bestuur.
- 8
Het lidmaatschap en het plaatsvervangend lidmaatschap van het bestuur zijn onverenigbaar met:
- a.
een dienstverband als personeelslid van de Werkorganisatie;
- b.
de betrekking van medewerker, waarvoor de Werkorganisatie is aangewezen als de begeleidingsorganisatie als bedoeld in artikel 7, eerste lid onder b van de Wsw;
- c.
de betrekking van medewerker bij een onder toepassing van artikel 160, tweede lid van de Gemeentewet door het bestuur ingestelde rechtspersoon, dan wel een rechtspersoon waarin door de Werkorganisatie wordt deelgenomen;
- d.
de betrekking van medewerker in een vorm van gesubsidieerde arbeid, waarvan de verantwoordelijkheid en uitvoering op grond van artikel 5, eerste lid door de colleges aan de Werkorganisatie zijn overgedragen respectievelijk op grond van artikel 5, tweede en derde lid aan de Werkorganisatie zijn opgedragen;
- e.
de rol van toezichthouder op grond van enig wettelijk voorschrift op de uitvoering van de aan de Werkorganisatie overgedragen taken.
- 9
Het lidmaatschap en het plaatsvervangend lidmaatschap van het bestuur eindigen van rechtswege indien zich een van de in het vorige lid genoemde situaties voordoet.
Artikel 8
Aanwijzing van de voorzitter
- 1.
De voorzitter van het bestuur is het bestuurslid uit de gemeente Haarlemmermeer.
- 2.
De plaatsvervangend voorzitter is het bestuurslid uit de gemeente Amstelveen.
Hoofdstuk III: de bevoegdheden van het bestuursorgaan
Artikel 9
De bevoegdheden van het bestuur
- 1.
Het bestuur heeft alle bevoegdheden die het bij of krachtens de Wgr en deze regeling toekomt.
- 2.
Aan het bestuur behoort in ieder geval:
- a.
het nemen van besluiten op grond van de bevoegdheden als bedoeld in artikel 5, voor zover dit nodig is voor de uitvoering van de taken, als bedoeld in artikel 4;
- b.
het voorstaan van de belangen van de Werkorganisatie bij andere overheden, instellingen, diensten of personen, waarmee contact voor de Werkorganisatie van belang is;
- c.
het besluiten tot oprichting van en deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen.
- d.
het beheer van inkomsten/uitgaven en activa/passiva;
- e.
de zorg – voorzover die niet aan anderen is opgedragen – voor de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding;
- f.
het nemen van alle conservatoire maatregelen, zowel in als buiten rechte, en het doen van alles wat nodig is ter voorkoming van verjaring en verlies van recht of bezit;
- g.
het aanstellen of in dienst nemen op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht dan wel het schorsen en ontslaan van personeel;
- h.
het doen van beroep op ambtelijke bijstand van een of meer van de deelnemers en hun colleges;
- i.
het vaststellen en wijzigen van de begroting;
- j.
het vaststellen en wijzigen van de meerjarenbegroting;
- k.
het vaststellen en wijzigen van de personeelsformatie;
- l.
het vaststellen van de rekening;
- m.
het vaststellen van de interne beleidsmatige kaders van de Werkorganisatie.
Artikel 10
De bevoegdheden van de voorzitter
- 1.
De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het bestuur.
- 2.
De voorzitter tekent alle stukken die van het bestuur uitgaan. De voorzitter kan onder eigen verantwoordelijkheid het tekenen van bepaalde stukken, welke van het bestuur uitgaan, opdragen aan de directeur van de Werkorganisatie.
Artikel 11
Vertegenwoordiging
- 1.
Het bestuur vertegenwoordigt de Werkorganisatie in en buiten rechte.
- 2.
Het bestuur kan de in het eerste lid bedoelde vertegenwoordiging opdragen aan een door hem aan te wijzen persoon.
- 3.
Indien de door het bestuur aangewezen persoon als bedoeld in het tweede lid behoort tot het bestuur van een gemeente die partij is in het rechtsgeding waarbij de Werkorganisatie is betrokken, wordt de Werkorganisatie door een ander, door het bestuur aan te wijzen lid van het bestuur, vertegenwoordigd.
Hoofdstuk IV: verantwoording en informatieplicht
Artikel 12
Relatie bestuur – raden en colleges van de gemeenten
- 1.
Het bestuur verstrekt aan de raden en de colleges ongevraagd alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het bestuursorgaan gevoerde en te voeren bestuur nodig is, alsmede alle inlichtingen waarom door één of meer leden van die raden en colleges wordt verzocht.
- 2.
Een verzoek om inlichtingen, als bedoeld in het eerste lid wordt schriftelijk ingediend. De vragen worden binnen 30 dagen na de datum van ontvangst schriftelijke beantwoord. Deze termijn kan met ten hoogste 30 dagen worden verlengd; in dat geval wordt hiervan kennisgeving gedaan aan de indiener(s) van de vragen.
- 3.
De vragen en antwoorden worden ter kennis gebracht van de colleges.
Artikel 13
Relaties leden van het bestuur –colleges van de gemeenten
- 1.
Een lid van het bestuur is voor het door hem in dat bestuur gevoerde bestuur verantwoording verschuldigd aan het college dat hem als lid heeft aangewezen.
- 2.
Een lid van het bestuur geeft aan het college dat hem als lid heeft aangewezen, ongevraagd alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het bestuur gevoerde en te voeren bestuur nodig is, alsmede alle inlichtingen waarom door één of meer leden van dat college wordt verzocht.
Hoofdstuk V: de werkwijze van het bestuur
Artikel 14
De vergadering van het bestuur
- 1.
Het bestuur vergadert tenminste 6 maal per jaar en voorts zo dikwijls als de voorzitter of het bestuur dit nodig oordeelt of tenminste drie leden zulks schriftelijk, onder opgave van de te behandelen onderwerpen, verzoeken. In het laatste geval wordt de vergadering binnen drie weken na ontvangst van het verzoek gehouden.
- 2.
Op de vergaderingen van het bestuur is het bepaalde in de artikelen 22 en 23 Wgr van overeenkomstige toepassing.
- 3.
In een besloten vergadering wordt niet beraadslaagd en besloten over:
- a.
het vaststellen en wijzigen van de begroting;
- b.
het vaststellen en wijzigen van de meerjarenbegroting;
- c.
het vaststellen van de rekening;
- d.
het vaststellen, wijzigen of intrekken van de besluiten en reglementen.
- 4.
In een besloten vergadering wordt geen besluit genomen over:
- a.
het doen van een uitgaaf voordat de begroting of de begrotingswijziging waarbij deze uitgaaf is geraamd, is goedgekeurd;
- b.
het aangaan van geldleningen, het uitlenen van gelden en het aangaan van rekeningcourant-overeenkomsten;
- c.
het geheel of gedeeltelijk vervreemden en het bezwaren van eigendommen van de Werkorganisatie;
- d.
het onderhands verhuren, verpachten of in gebruik geven van eigendommen van de Werkorganisatie;
- e.
het onderhands aanbesteden van werken of leveranties;
- f.
het wijzigen of opheffen van deze regeling dan wel het toetreden tot of uittreden uit de regeling door colleges.
- 5.
Het bestuur stelt voor zijn vergaderingen een reglement van orde vast. Artikel 52 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 15
Besluitvorming
- 1.
Voor zover bij of krachtens deze regeling niet anders is bepaald, beslist het bestuur bij volstrekte meerderheid.
- 2.
De artikelen 28 tot en met 31 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing op besluiten van het bestuur, voor zover daarvan niet bij of krachtens de wet is afgeweken.
- 3.
Het bestuur kan de uitoefening van een of meer van zijn bevoegdheden opdragen aan een of meer van zijn leden. Het bestuur kan zich in zijn vergaderingen door deskundigen laten bijstaan. Hiertoe behoren in ieder geval de algemeen directeur en de controller van de bedrijfsvoeringsorganisatie.
- 4.
Het bestuur mag bij twee derde meerderheid van de stemmen besluiten het voorstel voor een door hem te nemen besluit te onderwerpen aan zienswijzen door de raden. Het bestuur betrekt de ingediende zienswijzen bij de besluitvorming aangaande het te nemen besluit.
Hoofdstuk VI: Organisatie en personeel
Artikel 16
De algemeen directeur
- 1.
Aan het hoofd van de organisatie van de Werkorganisatie staat een algemeen directeur. Hij is belast met de dagelijkse leiding van de Werkorganisatie.
- 2.
De algemeen directeur wordt benoemd en ontslagen door het bestuur. Het bestuur is bevoegd de algemeen directeur te schorsen.
- 3.
Het bestuur stelt op basis van een detacheringsovereenkomst met AM WERK BV een algemeen directeur van de Werkorganisatie aan.
- 4.
De algemeen directeur staat het bestuur bij in zijn functioneren. Hij woont de vergaderingen van het bestuursorgaan bij en heeft daarin een adviserende stem.
- 5.
De algemeen directeur ondertekent mede alle stukken die van het bestuur uitgaan, tenzij het stukken betreft die hem persoonlijk aangaan.
- 6.
De overige taken en bevoegdheden van de algemeen directeur worden door het bestuur vastgelegd in een directiestatuut.
- 7.
De functie van statutair directeur van een besloten of een naamloze vennootschap waarvan de aandelen direct of indirect worden gehouden door de Werkorganisatie, is verenigbaar met de functie van algemeen directeur van de Werkorganisatie.
Artikel 17
De controller
- 1.
De controller is, onder de eindverantwoordelijkheid van de algemeen directeur, belast met de het financiële beleid, beheer en de financiële organisatie en administratie van de Werkorganisatie.
- 2.
De controller wordt, gehoord de algemeen directeur, benoemd en ontslagen door het bestuur. Het bestuur is bevoegd tot schorsing.
- 3.
Het bestuur kan een controller van de Werkorganisatie ook op basis van een detacheringsovereenkomst met AM WERK BV te werk stellen.
- 4.
De controller staat vanuit zijn taak vermeld in het eerste lid het bestuur bij in zijn functioneren. Hij woont de vergaderingen van het bestuur bij.
- 5.
Het bestuur kan, gehoord de algemeen directeur, een instructie voor de controller vaststellen.
Artikel 18
Rechtspositieregeling
Op het ambtelijk personeel in dienst van de Werkorganisatie is de rechtspositieregeling van de gemeente Haarlemmermeer van overeenkomstige toepassing, voorzover hiervan niet bij besluit van het bestuur wordt afgeweken.
Artikel 19
Algemeen
Met betrekking tot het financiële beleid, het financiële beheer en de inrichting van de financiële organisatie van de Werkorganisatie als mede de controle met betrekking tot de laatste twee onderwerpen zijn in elk geval de artikelen 212 en 213 Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.
Artikel 20 Begroting
- 1.
Het bestuur stelt jaarlijks voor 15 april een ontwerpbegroting op voor het volgende kalenderjaar en zendt deze terstond, doch uiterlijk acht weken voordat deze door het bestuur wordt vastgesteld, voorzien van een toelichting, aan de raden en de colleges van de deelnemers. De raden van de deelnemers kunnen binnen acht weken na toezending van de ontwerpbegroting het bestuur, doch uiterlijk voor 1 juli, van hun zienswijzen over de ontwerpbegroting doen blijken.
- 2.
Het bestuur stelt de begroting voor 1 juli vast en zendt binnen twee weken na de vaststelling afschriften aan de colleges.
- 3.
Het bestuur zendt de vastgestelde begroting binnen twee weken na vaststelling, doch in ieder geval voor 15 juli aan gedeputeerde staten.
Artikel 21 Financiering
- 1.
In de begroting wordt aangegeven welke bijdrage iedere deelnemer verschuldigd is voor de uitvoering van de taken en de organisatiekosten daarvan door de bedrijfsvoeringsorganisatie overeenkomstig het bepaalde in artikel 23 van de regeling.
- 2.
Het bestuur bepaalt op basis van de begroting jaarlijks het voorschot voor de taakuitvoering en de organisatie van de Werkorganisatie dat de Werkorganisatie van iedere deelnemer dient te ontvangen. De deelnemers betalen de voorschotten in 12 maandelijkse termijnen aan de Werkorganisatie. Het bestuur brengt het eerste maandelijkse voorschot jaarlijks voor het begin van ieder kalenderjaar bij het college in rekening.
- 3.
De deelnemers zullen er steeds voor zorgdragen dat de Werkorganisatie over voldoende middelen beschikt om tijdig aan haar verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen.
- 4.
Jaarlijks verstrekken de deelnemers aan de Werkorganisatie de volledige, van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in het betreffende jaar ontvangen rijksmiddelen ten behoeve van de uitvoering van de Wsw en Pw en de daarmee samenhangende wetten en regelingen voor zover deze zien op de in artikel 4 en 5 van deze regeling genoemde taken en bevoegdheden.
- 5.
De in het vierde lid genoemde middelen worden vastgelegd in de begroting van de Werkorganisatie.
6. Indien het bestuur blijkt dat een deelnemer weigert de uitgaven voor de Werkorganisatie op de begroting te zetten, doet het onverwijld aan gedeputeerde staten het verzoek over te gaan tot toepassing van het bepaalde in de artikelen 194 en 195 Gemeentewet
Artikel 22 Rekening en jaarverslag
- 1.
Het bestuur legt over elk kalenderjaar verantwoording af over de inkomsten en de uitgaven onder overlegging van de daarop betrekking hebbende bescheiden.
- 2.
Het bestuur voegt daarbij een verslag van een onderzoek naar de getrouwheid en rechtmatigheid van de baten en lasten ingesteld door een daartoe overeenkomstig het bepaalde in de controleverordening aangewezen accountant.
- 3.
Het bestuur zendt de ontwerprekening en het concept jaarverslag voor 15 april aan de raden van de deelnemers.
- 4.
Het bestuur stelt de jaarrekening en het jaarverslag voor 1 juli vast. De vaststelling van de rekening strekt het bestuur tot decharge, behoudens later in rechte gebleken onregelmatigheden. Het bestuur doet van de vaststelling mededeling aan de colleges.
- 5.
Het bestuur zendt binnen twee weken na de vaststelling, doch voor 15 juli de vastgestelde jaarrekening en het jaarverslag aan gedeputeerde staten.
Artikel 23 Kostenverdeling
- 1.
Het vaststellen van de door elke deelnemer verschuldigde bijdrage aan de regeling geschiedt op basis van een door het bestuur vastgestelde verdeelsleutel voor de bijdrage als bedoeld in het dit lid. De verdeelsleutel maakt onderscheid tussen de kosten voor uitvoering van het basispakket en van het optionele pakket als bedoeld in artikel 5, vierde lid. Het bestuur stelt bij unanimiteit de verdeelsleutel vast. Alvorens het bestuur de verdeelsleutel vaststelt, zendt bestuur het voorstel voor de verdeelsleutel toe aan de raden van de deelnemers. De raden van de deelnemers kunnen gedurende acht weken hun zienswijzen over het voorstel voor de verdeelsleutel bij het bestuur indienen. Het bestuur betrekt de ingediende zienswijzen bij de besluitvorming inzake de verdeelsleutel.
- 2.
De verdeelsleutel voor de kosten voor de taak van de Werkorganisatie als bedoeld in artikel 5, eerste lid sub a is gebaseerd op het aantal voltijd-equivalenten (ziektedagen daaronder begrepen), gedurende welke uit de deelnemers afkomstige werknemers bij de Werkorganisatie waren geplaatst op 31 december van het desbetreffende jaar.
- 3.
Het vaststellen van de door elke deelnemer verschuldigde definitieve bijdrage geschiedt binnen een maand na de voorlopige vaststelling van de rekening door het bestuur naar rato van het aantal voltijd-equivalenten (ziektedagen daaronder begrepen), gedurende welke uit de deelnemers afkomstige werknemers bij de Werkorganisatie waren geplaatst op 31 december van het betreffende jaar.
- 4.
Een nadelig exploitatiesaldo over een dienstjaar wordt – voorzover het niet op een nadere wijze kan worden gedekt – op de in het eerste lid genoemde wijze aan de deelnemers in rekening gebracht.
- 5.
Binnen een maand na vaststelling van de rekening worden de door de deelnemers verschuldigde bijdragen verrekend met de door de deelnemers betaalde voorschotten.
Hoofdstuk VIII: Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing
Artikel 24 Toetreding
- 1.
Voor de toetreding tot deze regeling van een college dat nog niet deelneemt aan deze regeling kan worden volstaan met een daartoe strekkend besluit van dat college, mits die toetreding de instemming van het bestuur en de toestemming van raad van het desbetreffende college heeft verkregen. Indien toetreding tevens wijziging van de regeling omvat, is artikel 26 van toepassing.
- 2.
Bij de in het eerste lid bedoelde toetreding stelt het bestuur de voorwaarden vast, waaronder deelneming aan de regeling wordt toegestaan.
- 3.
Alvorens besluiten als bedoeld in het eerste en tweede lid worden genomen hoort het bestuur de colleges en de raden van de huidige deelnemers over de voorgenomen toetreding en de daarvoor opgestelde voorwaarden.
- 4.
De naar aanleiding van een toetreding gewijzigde regeling wordt ter kennisgeving naar gedeputeerde staten gestuurd.
Artikel 25 Uittreding
- 1.
Een college kan uit de regeling treden door toezending aan het bestuur van de daartoe strekkende besluiten van dat college en zijn raad.
- 2.
Het bestuur regelt de gevolgen van de uittreding, de financiële gevolgen daaronder begrepen.
- 3.
Alvorens besluiten als bedoeld in het tweede lid worden genomen, hoort het bestuur de colleges van de overige deelnemers.
- 4.
Tenzij het bestuur een kortere termijn bepaalt, kan de uittreding niet plaatsvinden binnen een termijn van 12 maanden na ontvangst van het uittredingsbesluit. Uittreding vindt plaats per 1 januari van het kalenderjaar, volgend op de 12 maanden na ontvangst van het uittredingsbesluit. Het bestuur stelt bij unanimiteit een uittredingsregeling vast met de algemene uitgangspunten en voorwaarden voor de uittreding door een college.
- 5.
Alvorens het bestuur de uittredingsregeling vaststelt, zendt bestuur het voorstel voor de uittredingsregeling toe aan de raden van de deelnemers. De raden van de deelnemers kunnen gedurende acht weken hun zienswijzen over het voorstel voor de uittredingsregeling bij het bestuur indienen. Het bestuur betrekt de ingediende zienswijzen bij de besluitvorming inzake de uittredingsregeling.
- 6.
De uittredingsregeling wordt ter kennisgeving naar gedeputeerde staten gestuurd.
Artikel 26 Wijziging
- 1.
Het bestuur of een college kunnen voorstellen tot wijziging van de regeling doen.
- 2.
De regeling kan worden gewijzigd bij eensluidende besluiten van de colleges en raden van tenminste drie colleges met een gezamenlijk aantal inwoners van meer dan de helft van het totaal aantal inwoners van het samenwerkingsgebied.
- 3.
De gewijzigde regeling wordt ter kennisgeving naar gedeputeerde staten gestuurd.
Artikel 27 Opheffing
- 1.
De regeling wordt opgeheven, wanneer tenminste drie colleges en raden met een gezamenlijk aantal inwoners van meer dan de helft van het totaal aantal inwoners van het samenwerkingsgebied daartoe besluiten.
- 2.
Het besluit tot opheffing van de regeling wordt toegezonden aan gedeputeerde staten en treedt in werking op de eerste dag van de daaropvolgende maand.
- 3.
In geval van opheffing van de regeling besluit het bestuur tot liquidatie en stelt daarvoor de nodige regels vast. Hierbij kan van de bepalingen van de regeling worden afgeweken.
- 4.
Het bestuur stelt, gehoord de colleges en de raden, een liquidatieplan en voor zover nodig een personeelsplan vast.
- 5.
Het liquidatieplan voorziet in de financiële gevolgen, welke de opheffing heeft, waaronder te verstaan de verplichting van de deelnemers alle rechten en verplichtingen van de Werkorganisatie over de deelnemers te verdelen. Ten aanzien van de liquidatierekening zijn de bepalingen voor de rekening van de Werkorganisatie zoveel mogelijk van toepassing.
- 6.
Zonodig blijft het bestuur van de Werkorganisatie ook na het tijdstip van opheffing in functie totdat de liquidatie is beëindigd.
Hoofdstuk IX: Slotbepalingen
Artikel 28
Aanvullende bevoegdheden van het bestuur
In de gevallen waarin noch deze regeling en evenmin de Wgr of de Gemeentewet voorzien, beslist het bestuur.
Artikel 29 Archief
- 1.
Ten aanzien van de archiefbescheiden van de Werkorganisatie zijn de voorschriften omtrent de zorg, de bewaring en het beheer van de archiefbescheiden, alsmede die omtrent het toezicht daarop, zoals die van de gemeente Haarlemmermeer zijn of nader zullen worden vastgesteld, van overeenkomstige toepassing. Op de archiefbescheiden, waarvoor het medische ambtsgeheim geldt, is het terzake voor de Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering van de geneeskunde bepaalde van toepassing.
- 2.
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid worden de archiefbescheiden, waarvoor het medische ambtsgeheim geldt, beheerd door de algemeen directeur.
- 3.
Bij opheffing van deze regeling worden – met inachtneming van het in het eerste lid gestelde – de archiefbescheiden overgebracht naar de archiefbewaarplaats van de gemeente Haarlemmermeer.
Artikel 30
Inwerkingtreding, duur en titel van de regeling
- 1.
Het college van Haarlemmermeer draagt zorg voor bekendmaking van de inhoud van de regeling in de Staatscourant. De regeling treedt in werking met ingang van de dag volgende op de dag van bekendmaking van de regeling in de Staatscourant.
- 2.
De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.
- 3.
Deze regeling kan worden aangehaald als: gemeenschappelijke regeling Amstelland en Meerlanden Werkorganisatie.
Artikel 31 Geschillen
Indien sprake is van een geschil tussen een of meer colleges onderling dan wel van een tussen een of meer colleges en het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie over de uitvoering van deze regeling spannen deze colleges respectievelijk het bestuur zich in om het geschil in den minne te beslechten.
Artikel 32 Klachtenregeling
- 1.
Overeenkomstig hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht kan een ieder bij het bestuur een klacht indienen over gedragingen van het bestuur.
- 2.
Het bestuur stelt een interne klachtenregeling vast.
Aldus vastgesteld te:
Aalsmeer
|
B&W van de gemeente Aalsmeer
|
|
de secretaris
|
de burgemeester
|
Datum:
|
|
|
|
|
|
Amstelveen
|
B&W van de gemeente Amstelveen
|
|
de secretaris
|
de burgemeester
|
Datum
|
|
|
|
|
|
Hoofddorp
|
B&W van de gemeente Haarlemmermeer
|
|
de secretaris
|
de burgemeester
|
Datum
|
|
|
|
|
|
Ouderkerk a/d Amstel
|
B&W van de gemeente Ouder-Amstel
|
|
de secretaris
|
de burgemeester
|
Datum
|
|
|
|
|
|
Uithoorn
|
B&W van de gemeente Uithoorn
|
|
de secretaris
|
de burgemeester
|
Datum
|
|
|