Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Zuid-Holland | Staatscourant 2015, 49003 | Instelling gemeenschappelijke regelingen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Zuid-Holland | Staatscourant 2015, 49003 | Instelling gemeenschappelijke regelingen |
Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland,
artikel 51 en 53 van de Wet gemeenschappelijke regelingen;
artikel 37 van de Gemeenschappelijke regeling grondbank RZG Zuidplas en
het voorstel van het algemeen bestuur van 29 juni 2015 en 31 augustus 2015;
de raad van de gemeente Gouda op 9 december 2015 en het college van burgemeester en wethouders op 15 september 2015;
de raad van de gemeente Rotterdam op 8 oktober 2015 en het college van burgemeester en wethouders op 8 september 2015;
de raad van de gemeente Waddinxveen op 11 november 2015 en het college van burgemeester en wethouders op 29 september 2015;
de raad van de gemeente Zuidplas op 13 oktober 2015;
Provinciale Staten van Zuid-Holland op 11 november 2015 en Gedeputeerde Staten op 13 oktober 2015;
dat daarmee met de vereiste meerderheid is besloten
de Gemeenschappelijke regeling grondbank RZG Zuidplas te wijzigen en als geheel nieuwe tekst vast te stellen:
GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING G RONDBANK RZG ZUIDPLAS 2015
De regeling kent de navolgende hoofdstukken:
GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING GRONDBANK RZG ZUIDPLAS
Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland alsmede de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Gouda, Rotterdam, Waddinxveen en Zuidplas,
gelezen het voorstel van het Algemeen Bestuur van de grondbank van 29 juni 2015 tot wijziging van de gemeenschappelijke regeling;
gelet op artikel 51 van de Wet gemeenschappelijke regelingen,
deze wijziging van de gemeenschappelijke regeling grondbank RZG Zuidplas bepalingen bevat naar aanleiding van de op 1 januari 2015 in werking getreden gewijzigde Wet gemeenschappelijke regelingen, dat de looptijd wijzigt, dat de Gemeenschappelijke regeling van een gemengde regeling is gewijzigd in een collegeregeling, dat deze is vereenvoudigd en voorts enige verbeteringen van juridische en redactionele aard zijn aangebracht.
vast te stellen de navolgende Gemeenschappelijke regeling Grondbank RZG Zuidplas 2015:
HOOFDSTUK II DOELSTELLINGEN, TAKEN EN BEVOEGDHEDEN
De grondbank heeft tot doel het ontwikkelen, vaststellen, initiëren en uitvoeren van een strategisch beheer- en uitnamebeleid voor de verworven gronden ten behoeve van een effectieve realisatie van de in de Herijkingsstudie en de Visie Ruimte en Mobiliteit voor het rechtsgebied geformuleerde ruimtelijke en sectorale doelstellingen.
Onder de taken van de grondbank is uitdrukkelijk niet inbegrepen de bij de deelnemers berustende taakstelling, gericht op het (doen) voeren van in ieder geval de grondexploitatie ter uitvoering van de planologische maatregelen die ter uitvoering van de Herijkingsstudie en de Visie Ruimte en Mobiliteit voor het rechtsgebied worden vastgesteld.
HOOFDSTUK III INRICHTING EN SAMENSTELLING VAN HET BESTUUR
Het bestuur van de grondbank bestaat uit het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur en de voorzitter.
De colleges en Gedeputeerde Staten wijzen voor de door hen benoemde leden van het Algemeen Bestuur plaatsvervangende leden aan, die de door hen benoemde leden bij afwezigheid vervangen. Het bepaalde in deze regeling ten aanzien van de leden van het Algemeen Bestuur is op de plaatsvervangende leden van overeenkomstige toepassing.
De aanwijzing van de leden van het Algemeen Bestuur, als bedoeld in het tweede en derde lid, geschiedt voor dezelfde periode als waarvoor de colleges worden benoemd en vindt plaats in de eerste vergadering van de colleges in nieuwe samenstelling. Wanneer een lid van het algemeen Bestuur ophoudt lid te zijn van het college of Gedeputeerde Staten, dat hem heeft aangewezen, dan houdt hij tevens op lid te zijn van het Algemeen bestuur. Het desbetreffende college of Gedeputeerde Staten voorziet zo spoedig mogelijk in de opvulling van de vacature.
Artikel 8 Vereisten lidmaatschap
Het lidmaatschap van het Algemeen Bestuur is onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar door of vanwege een deelnemer of de grondbank aangesteld of daaraan ondergeschikte. Onder ambtenaar wordt ook verstaan degene die op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht werkzaam is.
De leden van het Algemeen Bestuur hebben een meervoudig stemrecht. Het totaal in een vergadering uit te brengen stemmen binnen het Algemeen Bestuur bedraagt 40 stemmen, welk aantal als volgt is verdeeld:
De leden van het Dagelijks Bestuur hebben een meervoudig stemrecht. Het totaal in een vergadering uit te brengen stemmen binnen het Dagelijks Bestuur bedraagt 20 stemmen, welk aantal als volgt is verdeeld:
de voorzitter heeft 8 stemmen;
de eerste plaatsvervangend voorzitter heeft 2 stemmen;
de tweede plaatsvervangend voorzitter heeft 8 stemmen;
het lid dat, met inachtneming van het bepaalde in artikel 12, vijfde lid, is gekozen uit hen die daartoe namens het college van de gemeente Gouda zijn aangewezen, heeft 1 stem;
het lid dat, met inachtneming van het bepaalde in artikel 12, vijfde lid , is gekozen uit hen die daartoe door het college van de gemeente Waddinxveen zijn aangewezen, heeft 1 stem.
Paragraaf 3 Voorzitter en plaatsvervangende voorzitters
1.De voorzitter wordt door en uit het Algemeen Bestuur gekozen uit hen die daartoe aangewezen zijn door Gedeputeerde Staten. Bij verhindering of ontstentenis van de voorzitter wordt deze vervangen door de eerste plaatsvervangend voorzitter. Bij verhindering of ontstentenis van zowel de voorzitter als de eerste plaatsvervangend voorzitter worden deze vervangen door de tweede plaatsvervangend voorzitter.
Artikel 18 Inhoud en procedure USK
Het Dagelijks Bestuur stelt ten minste eenmaal in de vier jaar , met inachtneming van het gestelde in hoofdstuk 2, een ontwerp-USK op, dat als kader geldt voor het door de grondbank uit te voeren beheer- en uitnamebeleid. In het ontwerp-USK worden in ieder geval voorstellen gedaan voor:
Het ontwerp-USK wordt na vaststelling door het Dagelijks Bestuur toegezonden aan de vertegenwoordigende organen. De vertegenwoordigende organen kunnen binnen drie maanden hun reacties op het ontwerp-USK kenbaar maken aan het Dagelijks Bestuur. Het Dagelijks Bestuur voegt de commentaren waarin deze reactie is vervat, bij het ontwerp-USK zoals dit aan het Algemeen Bestuur wordt aangeboden.
HOOFDSTUK VI INFORMATIE, VERANTWOORDING EN ONTSLAG
Artikel 20 Externe werking, bestuursorganen
Het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur, en de voorzitter geven aan de vertegenwoordigende organen, gevraagd of ongevraagd, alle inlichtingen die voor een juiste beoordeling van het door het bestuur gevoerde en te voeren beleid nodig is, indien het verstrekken daarvan niet in strijd is met het openbaar belang.
Artikel 21 Externe werking, leden Algemeen Bestuur
Een lid van het Algemeen Bestuur geeft het bestuursorgaan dat hem als lid heeft aangewezen, mondeling of schriftelijk de door een of meerdere leden van dat bestuursorgaan overeenkomstig het Reglement van Orde van dat bestuursorgaan verlangde inlichtingen, waarvan het verstrekken niet in strijd is met artikel 16, tweede lid van de wet.
Een lid van het Algemeen Bestuur is aan het bestuursorgaan dat hem als lid heeft aangewezen, verantwoording schuldig voor het door hem in het Algemeen Bestuur gevoerde beleid. Het afleggen van verantwoording vindt plaats op de wijze zoals geregeld in het Reglement van Orde van het desbetreffende bestuursorgaan, met dien verstande dat daarbij een termijn in acht wordt genomen die het lid de gelegenheid biedt om zich desgewenst door het Dagelijks Bestuur te laten informeren.
Gedeputeerde Staten respectievelijk het college van een deelnemende gemeente is bevoegd een door hen respectievelijk hem aangewezen lid van het Algemeen Bestuur ontslag te verlenen indien dit lid het vertrouwen van Gedeputeerde Staten respectievelijk het college niet meer bezit, overeenkomstig het bepaalde in het Reglement van Orde van Gedeputeerde Staten respectievelijk het desbetreffende college.
HOOFDSTUK VII PERSONEEL EN ORGANISATIE
Artikel 22 De secretaris en de directeur
Tot het personeel van de grondbank behoren de secretaris en de directeur. Het Dagelijks Bestuur beslist over de benoeming, de schorsing en het ontslag van de secretaris en de directeur. Deze functies zijn onverenigbaar. De secretaris en de directeur worden bij verhindering of ontstentenis vervangen op een door het Dagelijks Bestuur te bepalen wijze.
Artikel 23 Rechtspositie personeel
Op de ambtenaren van de grondbank, en op het overige personeel werkzaam op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht zijn van overeenkomstige toepassing de door de provincie vastgestelde of nog vast te stellen regelingen van de rechtstoestand en van de arbeidsvoorwaarden met de daaruit voortvloeiende uitvoeringsvoorschriften.
Artikel 24 Detachering en dienstverlening
Voor de uitvoering van de in artikel 4, eerste lid genoemde deeltaken is het Dagelijks Bestuur, met inachtneming van de door het Algemeen Bestuur te stellen regels, bevoegd tot het aangaan van overeenkomsten met één of meerdere deelnemers, waarbij personeel in dienst van de deelnemers wordt gedetacheerd bij de grondbank. In deze overeenkomst worden bepalingen opgenomen over het functionele werkgeverschap, de rechtspositie en de kosten.
Voor de uitvoering van de in artikel 4, eerste lid genoemde deeltaken is het Dagelijks Bestuur, met inachtneming van de door het Algemeen Bestuur te stellen regels, bevoegd tot het aangaan van dienstverleningsovereenkomsten met één of meerdere deelnemers. In deze overeenkomst worden bepalingen opgenomen over de met de uitvoering gepaard gaande kosten.
HOOFDSTUK VIII VERGOEDINGEN EN AANSPRAKELIJKHEID
Artikel 25 Vergoedingen en verzekering
Het Dagelijks Bestuur draagt zorg voor het sluiten van een verzekering met een naar het oordeel van het Dagelijks Bestuur toereikende dekking, tegen de risico's van burgerrechtelijke aansprakelijkheid (wettelijke en contractuele aansprakelijkheid) voor schade aan personen en goederen en wettelijke aansprakelijkheid voor vermogensschade.
HOOFDSTUK IX FINANCIELE BEPALINGEN
Artikel 27 Risicoverdeling deelnemers
Indien aan het Algemeen Bestuur blijkt dat een deelnemende gemeente weigert de uit het eerste lid voortvloeiende uitgaven op de gemeentebegroting te zetten, doet het Algemeen Bestuur onverwijld aan Gedeputeerde Staten het verzoek over te gaan tot toepassing van de artikelen 194 en 195 van de Gemeentewet. Indien aan het Algemeen Bestuur blijkt dat de provincie weigert de uit het eerste lid voortvloeiende uitgaven op de provinciebegroting te zetten, doet het Algemeen Bestuur onverwijld aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties het verzoek over te gaan tot toepassing van de artikelen 198 en 199 van de Provinciewet.
Indien het Dagelijks Bestuur, op de voet van artikel 14, voornemens is een geldlening aan te trekken onder rechtstreekse garantiestelling van de deelnemers, dan gaat het Dagelijks Bestuur niet over tot het aangaan van zodanige geldlening totdat door alle deelnemers schriftelijk is meegedeeld dat met de verlening van die garantiestelling wordt ingestemd. Het Dagelijks Bestuur richt ten aanzien van dit voornemen een schriftelijk verzoek tot garantiestelling aan de deelnemers, waarbij geldt dat voor de verdeling van de garantiestelling over de deelnemers de percentages zoals genoemd in artikel 27, lid 5 van toepassing zijn.
HOOFDSTUK XII TOETREDING, UITTREDING, WIJZIGING EN OPHEFFING
Artikel 31 Toetreding en uittreding
Een deelnemer kan uittreden uit de regeling per 1 januari 2020 en per 1 januari 2025 middels een daartoe strekkend besluit van (voor het de provincie betreft), Gedeputeerde Staten dan wel een van de colleges. De in de vorige volzin bedoelde besluiten van de genoemde bestuursorganen van een deelnemer kunnen eerst worden genomen nadat de in artikel 30, eerste volzin bedoelde evaluatie is voltooid, met dien verstande dat de bedoelde besluiten uiterlijk dienen te zijn vastgesteld op 1 november 2019 respectievelijk 1 november 2024. Een afschrift van de besluiten tot uittreding van een deelnemer wordt zo spoedig mogelijk toegezonden aan het Algemeen Bestuur, alsmede aan de vertegenwoordigende organen.
Het Algemeen Bestuur beslist binnen acht weken na ontvangst van de besluiten tot uittreding van een deelnemer of de regeling wordt opgeheven. Het in de vorige volzin bedoelde besluit van het Algemeen Bestuur heeft de kracht van voorstel, gericht aan Provinciale Staten en de raden van de deelnemende gemeenten. Het bepaalde in artikel 33, eerste lid is van overeenkomstige toepassing.
In de situatie zoals bedoeld in het zes lid, gaan alle rechten en plichten van de grondbank, zoals deze bestaan op 31 december 2019 respectievelijk 31 december 2024, bij uittreding over naar een uittredende deelnemer naar evenredigheid van het in artikel 27, vijfde lid voor die uittredende deelnemer geldende percentage.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties beslist omtrent geschillen over de toepassing, in de ruimste zin des woords, van deze regeling tussen besturen van deelnemers of tussen besturen van een of meer deelnemers en het bestuur van het openbaar lichaam, voor zover die geschillen niet behoren tot die zoals vermeld in artikel 112, eerste lid van de Grondwet of tot die waarvan de beslissing krachtens artikel 112, tweede lid van de Grondwet is opgedragen aan hetzij de rechterlijke macht, hetzij aan gerechten die niet tot de rechterlijke macht behoren. Het bepaalde in artikel 28, tweede en derde lid van de wet is van overeenkomstige toepassing.
Alvorens een beslissing zoals bedoeld in het eerste lid te nemen, legt het Algemeen Bestuur een dergelijk geschil om advies voor aan een door het Algemeen Bestuur in te stellen geschillencommissie, zulks met inachtneming van het bepaalde in lid 3 en 4. Het Algemeen Bestuur kan regels stellen voor het functioneren van de geschillencommissie.
Artikel 35 Intrekking regeling
De Gemeenschappelijke regeling grondbank RZG Zuidplas wordt ingetrokken.
Toelichting bij het voorstel tot wijziging van de gemeenschappelijke regeling Grondbank RZG Zuidplas
De directe aanleiding voor het voorstel tot wijziging van de Gemeenschappelijke Regeling van de Grondbank RZG Zuidplas, hierna GR Grondbank genoemd, is de wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen, hierna Wgr genoemd. Deze wet is 2014 in werking getreden en de gemeenschappelijke regelingen dienen op grond van deze wet voor 1 januari 2016 aangepast te zijn, dus dit geldt ook voor de GR Grondbank. Naast deze directe aanleiding voor de wijziging geldt de wens van het bestuur van de Grondbank om de GR Grondbank op een aantal onderdelen te wijzigen, zoals de looptijd om de leningenportefeuille flexibeler te maken, het opnemen van de vervangingsregeling van AB leden, geen tussentijdse begrotingswijzigingen in procedure te hoeven brengen bij bescheiden begrotingswijzigingen en bij overschrijding van de begrote grondverkopen. Ook dient de GR Grondbank aangepast te worden aan de huidige inzichten zoals vastgelegd in de planologische en bestuurlijke besluiten, vastgelegd in de Herijkingsstudie Zuidplaspolder, de Visie Ruimte en Mobiliteit, het USK2013/14, jaarrekeningen en begrotingen en de programmatische uitgangspunten. Ook is van belang dat de ROZ in 2014 is opgeheven. Om reden dat het aantal wijzigingen alsmede amoveringen en samenvoegingen in de artikel zodanig groot was is om tekstuele redenen besloten om een geheel nieuwe tekst voor de GR Grondbank op te stellen.
2. Wijzigingen in de GR Grondbank.
Hieronder wordt allereerst aangeven op welke onderdelen GR Grondbank in het algemeen is gewijzigd. Hierna worden per artikel de wijzigingen aangeven.
De Wgr onderscheidt verschillende gemeenschappelijke regelingen. Tot op heden is de GR Grondbank een gemengde regeling. Voorgesteld wordt om de GR Grondbank te wijzigen in een collegeregeling. Dit is mogelijk omdat geen bevoegdheden van andere organen, zoals van de commissaris van de koning respectievelijk burgemeester of van Provinciale Staten, hierna PS genoemd, respectievelijk van de raad, aan de Grondbank worden overgedragen. Door deze wijzigingen worden bestuurders door Gedeputeerde Staten en de colleges benoemd en niet meer door PS of de raden. De bevoegdheden van de Provinciale Staten en de raden met betrekking tot het vaststellen van het UitgifteStrategieKader (USK) en de begroting blijven in stand.
Hieronder wordt de nummering van de huidige (oude) GR Grondbank aangehouden (Tussen haakjes staat de nummering van de nieuwe GR Grondbank).
De GR Grondbank wordt een collegeregeling. Hierdoor worden de organen PS, raden van de deelnemende gemeenten, burgemeester en Commissaris van de Koning als deelnemer aan deze GR geschrapt.
De considerans is aangepast op de ontwikkelingen van de Grondbank de afgelopen jaren, de diverse besluiten en de invoering van de Wgr. De inhoud spreekt voor zich.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In dit artikel is een aantal begrippen verwijderd en toegevoegd. Dit heeft te maken met de wijziging van gemengde regeling naar een collegeregeling. Verder is het planologisch kader gewijzigd. De door PS vastgestelde Herijkingsstudie Zuidplaspolder en Visie Ruimte en Mobiliteit vormen het planologisch en sectorale kader voor de GR Grondbank.
Artikel 2 het openbaar lichaam
Dit artikel is geschrapt omdat de inhoud overbodig is. De inhoud is opgenomen in artikel 1.
Dit artikel is geharmoniseerd met het doel zoals omschreven in het USK2013/14. Verder is het planologisch en sectorale kader aangepast. De door PS vastgestelde Herijkingsstudie Zuidplaspolder en Visie Ruimte en Mobiliteit vormen het kader voor de GR Grondbank
Overeenkomstig de opdracht van het AB aan het DB in de jaarrekening 2014, is in dit artikel als deeltaak toegevoegd het nemen van maatregelen om het waardebehoud van de gronden te borgen.
Artikel 6 Bevoegdheden (Artikel 5)
In dit artikel is alleen de verwijzing naar het artikel binnen de Wgr gewijzigd.
Artikel 7 Samenstelling/ Artikel 9 Einde Lidmaatschap (Artikel 7)
De artikelen 7 en 9 van de huidige regeling zijn samengevoegd in een nieuw artikel in de nieuwe regeling en zijn qua tekst en inhoud geharmoniseerd met de inhoud van de Wgr. In het artikel is toegevoegd dat het lidmaatschap van het AB ophoudt indien het lidmaatschap van GS respectievelijk college ophoudt.
Artikel 8 Vereisten lidmaatschap (Artikel 8)
In dit artikel zijn de verwijzingen naar de Provinciewet en de Gemeentewet verwijderd.
Artikel 10 Stemverhouding (Artikel 9)
In dit artikel is gewijzigd dat de leden van het AB door de GS respectievelijk door de colleges van de deelnemende gemeenten worden aangewezen in plaats van door PS respectievelijk de raden.
Artikel 11 Bevoegdheden (Artikel 10)
In dit artikel zijn lid 1 en 2 op grond van bepalingen in de Wgr toegevoegd. Lid 1 regelt dat het AB het hoogste orgaan is. In lid 2 wordt voor de bevoegdheden AB verwezen naar artikel 57 Wgr.
De bevoegdheden met betrekking tot overdracht van publiekrechtelijke taken van de deelnemers aan de GR Grondbank zijn geschrapt (lid 3 onder lid d en g). Een aantal leden onder lid 1 is bij elkaar gevoegd. Verder is in dit artikel lid 3 geschrapt. Deze bevoegdheid komt het bestuur al toe.
De privaatrechtelijke rechtshandelingen die voorheen het AB toekwamen zijn in de Wgr van rechtswege aan het DB toegekend. Deze bevoegdheden waren destijds door het AB aan het DB gedelegeerd.
Artikel 12 Werkwijze/Artikel 13 Reglement van Orde (Artikel 11 vergaderingen)
De oude artikelen 12 Werkwijze en artikel 13 Reglement van Orde worden geschrapt en vervangen door het (nieuwe) artikel 10. Hierdoor worden de werkwijze en vergaderingen van het AB geharmoniseerd met de Wgr, behoudens indien in de regeling anders is bepaald.
Artikel 14 Samenstelling (Artikel 12)
Dit artikel is qua tekst gewijzigd en deze wijzigingen spreken voor zich.
Artikel 15 Stemverhouding (Artikel 13)
In dit artikel is gewijzigd dat de leden van het AB door de GS respectievelijk door de colleges van de deelnemende gemeenten worden aangewezen in plaats van door PS respectievelijk de raden.
Artikel 16 Bevoegdheden (Artikel 14)
De wijzigingen in dit artikel zijn geharmoniseerd met de Wgr, behoudens de bepalingen die specifiek van toepassing zijn op de GR Grondbank. Deze zijn gehandhaafd.
Dit artikel is geschrapt. Lid 1 is overbodig in het kader van de Wgr, de verwijzingen in lid 2 zijn overbodig en lid 3 is bij het nieuwe artikel 11 gevoegd.
Artikel 18 Benoeming (Artikel 15)
Dit artikel is geharmoniseerd met de Wgr en de verwijzigingen naar de Provincie- en Gemeentewet zijn verwijderd.
Artikel 20 Inhoud en procedure USK (Artikel 18)
In dit artikel is de plicht tot het jaarlijks opstellen van een USK gewijzigd in ten minste eenmaal in de vier jaar. Gezien het consistente beleid van de Grondbank is geen noodzaak meer tot het jaarlijks opstellen van een USK. Aangezien de Grondbank niet meer bevoegd is tot het aankopen van gronden voor eigen risico en rekening, zijn de bepalingen in lid 1 onder d en e geschrapt. Verder is lid h geschrapt. Ook is de procedure en de inwerkingtreding van het USK vereenvoudigd.
Artikel 22 externe werking bestuursorganen (Artikel 20)
In dit artikel zijn de bepalingen aangepast naar een collegeregeling.
Artikel 23 interne werking leden Algemeen Bestuur (Artikel 21)
In dit artikel zijn de bepalingen aangepast naar een collegeregeling.
Artikel 24 De secretaris en de directeur (Artikel 22)
In dit artikel is gewijzigd dat het Dagelijks Bestuur in plaats van het Algemeen Bestuur de secretaris en directeur benoemt, schorst en ontslaat. Hier is uit praktisch oogpunt voor gekozen.
Artikel 25 Rechtspositie personeel (Artikel 23)
In dit artikel is opgenomen dat de werking van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector van toepassing is.
Artikel 27 vergoedingen en verzekeringen (Artikel 25)
In dit artikel zijn de bepalingen inzake de verzekering aangescherpt.
Artikel 28 Administratie en beheer/ Artikel 29 Comptabiliteitsvoorschriften/ Artikel 30 Rekening (Artikel 26 Financiën)
De artikelen 28, 29 en 30 zijn vervangen door het nieuwe artikel 25. De inrichting en de procedures van het financiële huishouden van de GR Grondbank, waaronder de inspraakprocedure van de begroting, zijn geharmoniseerd met de Wgr. In lid 6 onder c en d zijn nieuwe bepalingen opgenomen. Deze hebben te maken met begrotingswijzigingen tijdens een lopend boekjaar. In deze bepalingen is opgenomen dat beperkte begrotingsmutaties en overschrijdingen van de grondverkoop niet via een begrotingwijziging behoeven te verlopen.
Artikel 32 Risicoverdeling deelnemers (Artikel 27)
Dit artikel is, behoudens het schrappen van enige (overbodige) verwijzigen niet gewijzigd.
Artikel 35 Risicoverdeling deelnemers (Artikel 30)
Dit artikel is, behoudens aanpassingen van de data, niet gewijzigd, behoudens indien het AB op grond van het nieuwe artikel 34 besluit tot verlenging van de duur van de GR Grondbank. Dan dient een extra evaluatie plaats te vinden.
Artikel 36 Toetreding en uittreding (Artikel 31)
In dit artikel zijn de bepalingen aangepast naar een collegeregeling.
Artikel 37 Wijziging van de regeling (Artikel 32)
Dit artikel is geharmoniseerd met de Wgr en aangepast naar een collegeregeling.
Artikel 38 Opheffing (artikel 33)
In dit artikel is lid 2 geschrapt, omdat het verwezen artikel is geschrapt en hierop is ook de Wgr van toepassing.
Artikel 39 Geschillen (artikel 34)
Dit artikel is, behoudens enige tekstuele aanpassingen, ongewijzigd.
Artikel 40 Duur regeling (Inwerkingtreding en duur regeling artikel 35)
De duur van de GR Grondbank is gewijzigd naar 2025. De reden hiervoor is dat hierdoor de leningenportefeuille aangepast kan worden en hierdoor risico's voor de Grondbank verminderd worden. Verder is het artikel aangevuld met de mogelijkheid van het AB om eenmalig de duur van de GR Grondbank met vijf jaar te verlengen. Dit kan alleen maar na de evaluatie zoals bedoeld in het nieuwe artikel 30. De regeling treedt in werking op de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2015-49003.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.