Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Binnenmaas | Staatscourant 2015, 48941 | Instelling gemeenschappelijke regelingen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Binnenmaas | Staatscourant 2015, 48941 | Instelling gemeenschappelijke regelingen |
De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Binnenmaas, Cromstrijen, Korendijk, Oud-Beijerland en Strijen, ieder voor zoveel hun bevoegdheden betreft en na verkregen toestemming van de raden van die gemeenten als bedoeld in artikel 1, lid 2 van de Wet gemeenschappelijke regelingen;
dat het noodzakelijk / wenselijk is gebleken om de kredietwaardigheid van de Gemeenschappelijke regeling Samenwerkingsorgaan Hoeksche Waard te vergroten;
dat het wenselijk is om, in overeenstemming met de in voorbereiding zijnde wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen de positie van de raden te verbeteren daar waar het gaat om de afstemming tussen de gemeentebegroting en de begroting van de gemeenschappelijke regeling;
gelet op de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet
de gemeenschappelijke regeling Samenwerkingsorgaan Hoeksche Waard 2010 zoals vastgesteld op 20 april 2010, gedeeltelijk te wijzigen en, onder verwijzing naar de bij dit besluit behorende memorie van toelichting, de onderstaande tekst vast te stellen:
In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:
Het samenwerkingsorgaan kan diensten verlenen aan één of meer deelnemende gemeenten, indien deze gemeenten daarom verzoeken. Diensten kunnen ook aan andere gemeenten of organisaties worden verleend. Het samenwerkingsorgaan kan diensten afnemen van een deelnemende gemeente, dit tegen nader overeen te komen voorwaarden. Het dagelijks bestuur regelt met de desbetreffende gemeente(n)/organisatie(s) de inhoud van de dienstverlening en de verrekening van de kosten. Voornoemde activiteiten worden niet aangevangen dan na verkregen instemming van de raden van de deelnemende gemeenten.
Het samenwerkingsorgaan kan, indien de raden en de colleges van burgemeester en wethouders of alleen de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten daartoe besluiten, opdrachten uitvoeren ter realisatie van gezamenlijk beleid voor zover dit de met of krachtens deze regeling overgedragen bevoegdheden betreft. Dit kan ook indien de raden en/of de colleges van burgemeester en wethouders of alleen de colleges van burgemeester en wethouders van niet alle deelnemende gemeenten daartoe besluiten. Over de wijze waarop de uitvoering wordt geregeld, de kosten over de deelnemende gemeenten worden verdeeld en de financiering plaatsvindt, wordt op dat moment nader besloten. Indien de colleges van burgemeester en wethouders een besluit nemen als hiervoor bedoeld wordt met de uitvoering niet begonnen dan na verkregen instemming van de raden van de deelnemende gemeenten.
Meerjarenprogramma en “agenda van samenwerking“
Het dagelijks bestuur coördineert de in de leden 1 en 2 genoemde processen en biedt – nadat de portefeuillehoudersoverleggen hierover advies hebben uitgebracht – het (bijgestelde) ontwerpmeerjarenprogramma resp. het ontwerp van de “agenda van samenwerking” aan de colleges van burgemeester en wethouders aan voor besluitvorming in de raden.
Nadat in het portefeuillehoudersoverleg overeenstemming is bereikt over een voorstel dat valt onder de werking van dit artikel plegen de leden van het portefeuillehoudersoverleg overleg met het college van burgemeester en wethouders en/of de betrokken raadscommissie en/of de raad van de eigen gemeente om te onderzoeken of er bestuurlijk draagvlak voor dat voorstel bestaat.
Het portefeuillehoudersoverleg bepaalt naar aanleiding van de uitkomsten van het overleg of sprake moet zijn van aanpassing van het voorstel. Het portefefeuillehoudersoverleg kan besluiten de schriftelijke rapportages bedoeld in lid 2 van dit artikel bij het voorstel te voegen. Rapportages als bedoeld in lid 3 worden altijd bij het voorstel gevoegd.
De voorzitter van het portefeuillehoudersoverleg zendt het al dan niet aangepaste voorstel vergezeld van de bijlage(n), bedoeld in lid 5 van dit artikel, toe aan het dagelijks bestuur dat dit voorstel na toetsing op integraliteit en onderlinge samenhang aanbiedt aan de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten voor besluitvorming in de colleges en/of in de raden.
1.Wanneer sprake is van een voorstel dat betrekking heeft op twee of meer domeinen dan draagt de regionaal portefeuilehouder of, bij het ontbreken van een regionaal portefeuillehouder, de voorzitter van het portefeuillehoudersoverleg, er zorg voor dat dit
voorstel tevens in het/de overige daarbij betrokken portefeuillehoudersoverleg(gen) wordt/worden behandeld.
De colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten kunnen ter behartiging van de belangen, als bedoeld in artikel 4 lid 1, besluiten hun toekomende bevoegdheden over te dragen aan door hen aan te wijzen bestuursorganen van de regeling. Op grond van artikel 10 lid 2 Wgr kan het bestuur niet besluiten tot uitbreiding van de overgedragen bevoegdheden.
De over te dragen bevoegdheden, als bedoeld in lid 1, kunnen betrekking hebben op bevoegdheden, die de colleges van burgemeester en wethouders zijn toegekend door de Gemeentewet of door bijzondere wetgeving, evenals de daarvan afgeleide bevoegdheden, zulks met inachtneming van artikel 30 van de wet.
Het samenwerkingsorgaan zal de overgedragen bevoegdheden nadat het algemeen bestuur met de overdracht heeft ingestemd op basis van het besluit als in het derde lid bedoeld voldoende concreet omschreven in de regeling doen opnemen, door dit op te nemen in een daartoe te hanteren en aan de regeling te hechten addendum, opdat voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 10 leden 1 en 2 van de wet in samenhang bezien met artikel 26 lid 4 van de wet.
Een besluit als bedoeld in lid 1 treedt in werking na het moment dat het besluit als bedoeld in het derde lid, tot opneming in het in het vierde lid bedoelde addendum bekend is gemaakt op de wijze zoals bedoeld in artikel 26 van de wet en regelt de bijdrage per gemeenten in de kosten in verband met de uitoefening van de betreffende taken en bevoegdheden.
Het algemeen bestuur kan een besluit als bedoeld in lid 3 ook nemen, indien niet alle deelnemende gemeenten een besluit als bedoeld in lid 1 nemen. Het algemeen bestuur regelt in dat geval, op voorstel van het dagelijks bestuur, de stemverhoudingen en de financiële verdeelsleutels tussen de deelnemende en de niet deelnemende gemeenten. Voor de effectuering van een besluit als bedoeld in dit lid is de instemming van de raden van alle deelnemende gemeenten vereist. Het bepaalde in het vierde en vijfde lid is van toepassing.
Besluiten als bedoeld in de leden 1 en 3 worden onverminderd het vierde en vijfde lid medegedeeld aan de deelnemende gemeenten en toegezonden aan gedeputeerde staten, alsmede ter inzage gelegd ten kantore van het samenwerkingsorgaan en de deelnemende gemeenten, alsmede opgenomen in de registers als bedoeld in artikel 27 van de wet.
Indien het college van burgemeester en wethouders van een deelnemende gemeente niet kan voldoen aan het bepaalde in lid 3, blijven de door hem aangewezen leden van het algemeen bestuur, die hadden moeten aftreden, als zodanig fungeren, totdat dat college nieuwe leden heeft aangewezen. Een uitzondering hierop is de situatie dat de betreffende leden geen deel meer uitmaken van het college van burgemeester en wethouders. In dat geval ontstaat een vacature die tijdelijk niet door de betreffende gemeente wordt opgevuld.
Indien een gemeente overeenkomstig het bepaalde in artikel 38 tot de gemeenschappelijke regeling is toegetreden, benoemt het college van burgemeester en wethouders van die gemeente in de eerste vergadering, volgend op de inwerkingtreding van de toetreding, de uit dat college af te vaardigen leden van het algemeen bestuur.
Informatie- en verantwoordingsplicht
Het algemeen bestuur geeft zo spoedig mogelijk maar in ieder geval binnen drie maanden aan de colleges van burgemeester en wethouders en aan de raden van de deelnemende gemeenten de door één of meer leden van die raden schriftelijk gevraagde inlichtingen, waarvan het verstrekken niet in strijd is met het openbaar belang.
Afzonderlijke leden van het algemeen bestuur geven aan het college respectievelijk de raad van de eigen deelnemende gemeente de door één of meer leden van dat college respectievelijk die raad schriftelijk gevraagde inlichtingen, voor zover zulks naar het oordeel van het algemeen bestuur niet strijdig is met het openbaar belang. Het verstrekken van die inlichtingen geschiedt volgens de door de betrokken deelnemende gemeente geregelde wijze.
Het algemeen bestuur kan een tegemoetkoming in de kosten en/of een vergoeding voor de werkzaamheden van leden van het algemeen bestuur vaststellen. Artikel 21 van de wet is hierop van toepassing.
Het dagelijks bestuur bestaat uit zes leden, te weten de voorzitter van het algemeen bestuur en vijf leden. Deze vijf leden worden door en uit het algemeen bestuur aangewezen en dienen voort te komen uit de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten, met dien verstande dat uit elk college van burgemeester en wethouders één lid van het dagelijks bestuur wordt aangewezen.
Een lid van het dagelijks bestuur kan, in geval van tijdelijke afwezigheid, worden vervangen door een ander lid van het dagelijks bestuur of, indien dit niet mogelijk is, door een door het algemeen bestuur uit zijn midden aan te wijzen lid, onverminderd het gestelde in artikel 17, lid 2. Deze tijdelijke vervanging kan ook plaatshebben indien een lid van het dagelijks bestuur het voorzitterschap waarneemt.
Het dagelijks bestuur kan toestaan dat, in geval van tijdelijke afwezigheid van een lid van het dagelijks bestuur, de voorzitter of een lid van het portefeuillehoudersoverleg waarin dat dagelijks bestuurslid zitting heeft deelneemt aan de beraadslagingen van het dagelijks bestuur voor wat betreft de aangelegenheden van dat portefeuillehoudersoverleg.
De leden van het dagelijks bestuur treden als lid van dat bestuur af met ingang van de dag, waarop de bestuursperiode van het algemeen bestuur afloopt. Zij blijven hun functie evenwel waarnemen tot het tijdstip waarop het algemeen bestuur een nieuw dagelijks bestuur heeft aangewezen. Dit echter geldt niet in de situatie dat leden geen deel meer uitmaken van het college van burgemeester en wethouders.
De voorzitter heeft in de vergadering van het dagelijks bestuur geen stem. Dit laatste geldt niet voor het lid van het dagelijks bestuur dat de voorzitter vervangt, tenzij in overeenstemming met artikel 16 lid 5, tweede zin, vervanging plaatsvindt van het lid van het dagelijks bestuur dat de voorzitter waarneemt;
In de eerste vergadering van elke bestuursperiode en de eerste vergadering na een wijziging in de samenstelling van het dagelijks bestuur, maken de leden van het dagelijks bestuur afspraken over de onderlinge plaatsvervanging en desgewenst over de onderlinge taakverdeling. Deze afspraken worden medegedeeld aan het algemeen bestuur en aan de colleges van burgemeester en wethouders en de raden van de deelnemende gemeenten.
Informatie- en verantwoordingsplicht
De leden van het dagelijks bestuur geven, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het algemeen bestuur ongevraagd alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het dagelijks bestuur te voeren en gevoerde beleid nodig is. Zij geven tezamen, dan wel afzonderlijk, aan het algemeen bestuur, wanneer dit bestuur of leden daarvan hierom verzoeken, binnen acht weken alle gevraagde inlichtingen, een en ander voor zover zulks niet in strijd is met het openbaar belang.
Het algemeen bestuur kan een tegemoetkoming in de kosten en/of een vergoeding voor de werkzaamheden van leden van het dagelijks bestuur vaststellen. Artikel 21 van de wet is hierop van toepassing.
De voorzitter vertegenwoordigt het samenwerkingsorgaan in en buiten rechte. Indien de voorzitter behoort tot het bestuur van een deelnemende gemeente die partij is in een geding waarbij het samenwerkingsorgaan betrokken is, oefent een ander door en uit het dagelijks bestuur aan te wijzen lid deze bevoegdheid uit. Degene die bevoegd is de regeling in en buiten rechte te vertegenwoordigen, kan deze vertegenwoordiging opdragen aan een door hem/haar aan te wijzen ge(vol)machtigde.
Het algemeen bestuur kan, na verkregen toestemming van de raden van de deelnemende gemeenten, met het oog op de behartiging van bepaalde belangen van het samenwerkingsorgaan bestuurscommissies instellen. Het algemeen bestuur regelt de bevoegdheden en de samenstelling. Artikel 25 van de wet is van overeenkomstige toepassing.
1 Het algemeen bestuur stelt op voorstel van de voorzitter in zijn eerste vergadering na inwerkingtreding van deze regeling vaste commissies van advies in, portefeuillehoudersoverleggen genoemd, voor de domeinen: ruimte, landschap, economie, samenleving en integrale veiligheid.
De commissies wijzen in de eerste vergadering van elke bestuursperiode of na vacant worden van de positie van voorzitter uit hun midden een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter aan. De voorzitterschappen worden zodanig over de gemeenten verdeeld dat sprake is van één voorzitterschap per gemeente.
De overige leden en hun plaatsvervangers worden aangewezen door en uit het college van burgemeester en wethouders van elk van de deelnemende gemeenten. Een college van burgemeester en wethouders kan meerdere plaatsvervangende leden benoemen tot een maximum van twee. Een plaatsvervangend lid kan wanneer dat in verband met een aan de orde zijnde agendapunt van pas komt deelnemen aan de beraadslagingen.
De leden van commissies van advies die geen burgemeester, wethouder, gemeentesecretaris of lid van een gemeenteraad zijn kunnen een vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen van de commissie een vergoeding ontvangen. De artikelen 96 tot en met 99 van de Gemeentewet, alsmede de op grond daarvan gestelde nadere regelen, zijn alsdan van overeenkomstige toepassing.
Voor het tot stand komen van besluiten over de vaststelling van of wijzigingen in de verordening bedoeld in lid 5, alsmede tot doen van extra uitgaven of onttrekkingen dan wel het aanbrengen van verschuivingen is steeds de instemming van de raden van alle deelnemende gemeenten vereist. Verzoeken om instemming als hiervoor bedoeld worden zoveel mogelijk tegelijk met het (bijgestelde) ontwerpmeerjarenprogramma resp. het ontwerp van de “agenda van samenwerking” aan de raden ter besluitvorming aangeboden.
De secretaris is secretaris van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur en staat het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur, de voorzitter en de door het samenwerkingsorgaan ingestelde commissies terzijde bij de uitoefening van hun taken. Alle stukken die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur uitgaan worden door de secretaris mede ondertekend.
Het algemeen bestuur regelt de bezoldiging van de secretaris en het overige personeel van het samenwerkingsorgaan en stelt overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 125 en 134 van de Ambtenarenwet 1929 de rechtspositie vast van de secretaris en van het overige personeel van het samenwerkingsorgaan.
§ 1 De begroting en meerjarenramingen
1. Het dagelijks bestuur maakt in het voorjaar van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders (waaronder een indicatie van de gemeentelijke bijdrage aan het SOHW, de beleidsvoornemens voor het volgende begrotingsjaar en de prijscompensatie).
2. Het dagelijks bestuur zendt de algemene financiële en beleidsmatige kaders voor 15 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, toe aan de raden van de deelnemende gemeenten.
Artikel 32 Maken ontwerp-begroting en meerjarenraming
1. Het dagelijks bestuur maakt, mede op basis van de "agenda van samenwerking", jaarlijks een ontwerp-begroting op voor het eerstvolgende begrotingsjaar, voorzien van een financiële en beleidsmatige toelichting. Tevens stelt het dagelijks bestuur, mede op basis van het meerjarenprogramma, een meerjarenraming op.
2. Het dagelijks bestuur zendt de ontwerp-begroting en de meerjarenraming tenminste acht weken voordat zij aan het algemeen bestuur worden aangeboden, toe aan de raden van de deelnemende gemeenten.
3. De ontwerp-begroting en de meerjarenraming worden door de zorg van de besturen van de deelnemende gemeenten, voor een ieder ter inzage gelegd en tegen betaling van de kosten, algemeen verkrijgbaar gesteld. Artikel 190, tweede en derde lid, van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.
4. De raden van de deelnemende gemeenten kunnen over de ontwerp-begroting en de meerjarenramingen bij het dagelijks bestuur hun zienswijzen naar voren brengen. Door het dagelijks bestuur worden de commentaren, waarin deze zienswijzen zijn vervat, gevoegd bij de ontwerp-begroting en de meerjarenraming, zoals deze aan het algemeen bestuur worden aangeboden.
5. Nadat het algemeen bestuur de ontwerp-begroting en de meerjarenraming heeft vastgesteld, zendt het algemeen bestuur de begroting aan de raden van de deelnemende gemeenten, die ter zake bij gedeputeerde staten hun zienswijzen naar voren kunnen brengen.
Artikel 33 Bijdrage deelnemende gemeenten
1. In de begroting wordt aangegeven de naar raming door elke deelnemende gemeente voor dat jaar, waarop de begroting betrekking heeft, verschuldigde bijdrage in de kosten, voortvloeiende uit de regeling. Deze bijdrage wordt voor alle deelnemende gemeenten bepaald naar het aantal inwoners of naar andere verdeelsleutels.
2. Voor de berekening van de in het vorige lid bedoelde bijdrage naar inwonersaantal wordt uitgegaan van het inwonersaantal op 1 januari van het jaar voorafgaande aan dat, waarvoor de bijdrage verschuldigd is. Voor de vaststelling van het inwonersaantal wordt aangehouden de door het Centraal Bureau voor de Statistiek per 1 januari van het lopende jaar openbaar gemaakte bevolkingscijfers.
3. De deelnemende gemeenten nemen de in de begroting geraamde bijdragen voor hun gemeente op in de gemeentebegroting.
4. De deelnemers zullen er steeds zorg voor dragen dat het openbaar lichaam te allen tijden over voldoende middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen.
5. Indien aan het algemeen bestuur van het openbaar lichaam blijkt dat een deelnemer weigert deze uitgaven op een begroting te zetten, doet het algemeen bestuur onverwijld aan gedeputeerde staten het verzoek over te gaan tot toepassing van de artikelen 194 en 195 van de Gemeentewet.
6. De deelnemende gemeenten betalen bij wijze van voorschot jaarlijks vóór 16 januari en vóór 16 juli de helft van de in het eerste lid bedoelde bijdrage.
Artikel 34 Vaststelling begroting
1. Het algemeen bestuur stelt de begroting vast in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij dient.
2. Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 1 augustus van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan gedeputeerde staten.
Artikel 35 Begrotingswijziging
1. Met betrekking tot wijzigingen van de begroting is het bepaalde in de artikelen 32, tweede tot en met het vijfde lid, 33, eerste tot en met het zesde lid, en 34, tweede lid, van overeenkomstige toepassing. 13
2. Van het bepaalde in lid 1 kan worden afgeweken ten aanzien van de begrotingswijzigingen die de gemeentelijke bijdragen niet aantasten, alsmede geen wijziging inhouden van het algemeen en financieel beleid.
1 Het dagelijks bestuur biedt de rekening, na toevoeging van een verslag van het onderzoek naar de deugdelijkheid van de rekening, ingesteld door de overeenkomstig artikel 213 van de Gemeentewet aangewezen deskundige en van hetgeen het dagelijks bestuur te zijner verantwoording dienstig acht, met alle bijbehorende bescheiden ter vaststelling aan het algemeen bestuur aan.
2.Het dagelijks bestuur zendt de voorlopige jaarrekening vóór 15 april van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, aan de raden van de deelnemende gemeenten.
De toetreding treedt in werking met ingang van de eerste dag van de maand, volgende op die, waarin het gemeentebestuur dat daartoe bij deze regeling is aangewezen de wijziging van de regeling aan gedeputeerde staten heeft toegezonden, tenzij het besluit een latere datum van ingang heeft en overigens de toetreding op de gebruikelijke wijze is bekend gemaakt.
De uittreding treedt in werking met ingang van de eerste dag van de maand, volgende op die, waarin het gemeentebestuur dat daartoe bij deze regeling is aangewezen de wijziging van de regeling aan gedeputeerde staten heeft toegezonden, tenzij het besluit een latere datum van ingang heeft en overigens de uittreding op de gebruikelijke wijze is bekend gemaakt.
De wijziging gaat in op de eerste dag van de maand, volgend op die waarin de wijziging openbaar is bekendgemaakt op de wijze zoals bedoeld in artikel 26 van de wet, tenzij het besluit tot wijziging een latere datum van ingang heeft. Het gemeentebestuur dat daartoe bij deze regeling is aangewezen zend de wijziging van de regeling aan gedeputeerde staten toe.
Geschillen omtrent de toepassing, in de ruimste zin, van deze regeling tussen besturen van de deelnemende gemeenten of tussen besturen van een of meer gemeenten en het bestuur van het openbaar lichaam worden door gedeputeerde staten beslist, zulks met inachtneming van artikel 28 van de wet.
De externe beoordeling van verzoekschriften als bedoeld in titel 9:2 van de Algemene wet bestuursrecht is opgedragen aan de Ombudscommissie Hoeksche Waard. De werkwijze zoals vastgelegd in de gemeenschappelijke regeling Ombudscommissie Hoeksche Waard is op de behandeling van deze verzoekschriften van toepassing.
Termijn eerste aanwijzing leden algemeen bestuur
De eerste aanwijzing van leden van het algemeen bestuur vindt plaats zes weken nadat de regeling in werking is getreden.
De besluiten welke binnen het verband van de gemeenschappelijke regeling Regio Zuid-Holland Zuid zijn genomen door de Commissie Hoeksche Waard worden geacht ter uitvoering van deze regeling te zijn genomen. Alle rechten en verplichtingen die rusten op de Commissie Hoeksche Waard gaan over naar deze nieuwe regeling.
De regeling kan worden aangehaald als "Gemeenschappelijke regeling Samenwerkingsorgaan Hoeksche Waard”.
Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Korendijk op 13 oktober 2015.
Drs. A. Goslings drs. S. Stoop
Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Cromstrijen op 15 december 2015.
Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Binnenmaas op 10 november 2015.
Drs. M.J.W. Tobeas mr. Drs. A.J. Borgdorff mpm
Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Oud-Beijerland op 24 november 2015.
Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Strijen op 24 november 2015.
Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Korendijk. op 22 september 2015
De secretaris, de burgemeester
drs. M.A.I. Born drs. S. Stoop
Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Cromstrijen op 3 november 2015
De secretaris, de burgemeester
Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Binnenmaas op 25 september 2015
De secretaris, de burgemeester
Mr. R.P.B.M. Brekelmans mr. Drs. A.J. Borgdorff mpm
Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Oud-Beijerland op 10 november 2015
De secretaris, de burgemeester
Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Strijen op 24 november 2015
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2015-48941.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.