GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING SED ORGANISATIE, wijziging 2016

Logo Stede Broec

 

Het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente Stede Broec en

het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente Enkhuizen en

het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente Drechterland

gelet op het bepaalde in de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht;

Gelet op de wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen en de overgangsregeling op grond waarvan bestaande gemeenschappelijke regelingen voor 1 januari 2016 aan de gewijzigde wet moeten zijn aangepast.

gelezen het besluit van de raad van de gemeente Stede Broec van 17 december 2015, van de raad van de gemeente Enkhuizen van 1 december 2015 en van de raad van de gemeente Drechterland van 24 november 2015 waarin de raden hebben besloten dat geen sprake is van strijd met het recht of het algemeen belang voor deze gemeenschappelijke regeling;

besluiten, gewijzigd vast te stellen de volgende gemeenschappelijke regeling:

Gemeenschappelijke Regeling SED organisatie

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze regeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a)

      adviescommissie: een commissie als bedoeld in artikel 84 van de Gemeentewet;

    • b)

      algemeen bestuur: het algemeen bestuur van de SED organisatie;

    • c)

      ambtenaar: hij die door of vanwege de SED organisatie is aangesteld om in openbare dienst werkzaam te zijn alsmede hij met wie een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht is aangegaan;

    • d)

      begroting: een overzicht van de inkomsten en uitgaven van een boekjaar van de SED organisatie;

    • e)

      burgemeesters: de burgemeesters van de gemeenten;

    • f)

      colleges: burgemeester en wethouders van de gemeenten;

    • g)

      dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van de SED organisatie;

    • h)

      directie: de directie van de SED organisatie als bedoeld in artikel 30;

    • i)

      derde: een andere partij dan de gemeenten;

    • j)

      gedeputeerde staten: het college van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Holland;

    • k)

      gemeente: een van de deelnemende gemeenten Stede Broec, Enkhuizen of Drechterland, waaronder zowel de rechtspersoon als de daartoe behorende bestuursorganen kunnen zijn begrepen;

    • l)

      gemeenten: de deelnemende gemeenten Stede Broec, Enkhuizen en Drechterland, waaronder zowel de rechtspersonen en/of de daartoe behorende bestuursorganen kunnen zijn begrepen;

    • m)

      raden: de gemeenteraden van de gemeenten;

    • n)

      verdeelsleutel: de maatstaf die aanduidt op welke wijze de SED organisatie gefinancierd wordt;

    • o)

      voorzitter: degene die het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur leidt;

    • p)

      SED organisatie: de SED organisatie opgericht bij deze Regeling;

    • q)

      wet: Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 2.

    Waar in deze regeling artikelen van de Gemeentewet of van andere wet- en regelgeving van overeenkomstige toepassing worden verklaard, treden het openbaar lichaam, het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter in de plaats van respectievelijk de gemeente, de raad, het college of de burgemeester.

Artikel 2 Openbaar lichaam

  • 1.

    Er is een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 8 eerste lid van de wet, genaamd SED organisatie.

  • 2.

    Het openbaar lichaam is formeel gevestigd te Bovenkarspel.

HOOFDSTUK 2 BELANG, TAKEN EN BEVOEGDHEDEN

Artikel 3 Belang

Doel van deze regeling is het bewerkstelligen van een kwalitatief hoogwaardige, effectieve en efficiënte uitvoering door de SED organisatie van de door de gemeenten opgedragen uitvoerende taken met het oog op een goede dienstverlening aan de inwoners en een krachtige ondersteuning aan de besturen van de gemeenten.

Artikel 4 Taken

  • 1.

    De gemeenten laten de SED organisatie alle gemeentelijke taken uitvoeren, voor zover deze niet – al dan niet met toepassing van de wet – aan derden zijn of worden opgedragen. De uitvoering ziet in ieder geval op:

    • a)

      beleidsontwikkeling en beleidsvoorbereiding

    • b)

      uitvoering van vastgesteld beleid en wettelijke regelingen;

    • c)

      toezicht op aan derden uitbesteed werk;

    • d)

      handhaving van de hiervoor genoemde uitvoering;

    • e)

      het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen, voor zover de SED organisatie hiertoe is bevoegd dan wel hiervoor is gemachtigd;

    • f)

      het verrichten van feitelijke handelingen;

    • g)

      het verrichten van bedrijfsvoeringstaken op het gebied van personeel, informatie, juridische zaken, organisatie, financiën, administratie, communicatie en huisvesting.

  • 2.

    Voor de wijze van uitvoering en de daaraan verbonden kosten per gemeente wordt nauw aangesloten bij de plannings- en begrotingscyclus van de gemeenten en in het bijzonder in de programmabegroting. Betaling voor de uitvoering van de taken vindt plaats via een jaarlijkse bijdrage van de gemeenten aan de SED organisatie conform de begroting van de SED organisatie. Deze begroting wordt opgesteld aan de hand van een door de gemeenten vastgestelde verdeelsleutel.

    • a)

      De gemeenten en diens bestuursorganen zijn gehouden in alle gevallen de diensten en producten die behoren bij de overeengekomen taken als bedoeld in het eerste lid af te nemen.

    • b)

      De SED organisatie voert uitsluitend taken uit voor de gemeenten. Uitvoering voor derden is slechts toegestaan na instemming van het algemeen bestuur.

  • 3.

    De SED organisatie verricht de taken zo effectief en efficiënt mogelijk.

Artikel 5 Overige taken

  • 1.

    Naast de in artikel 4 genoemde taken verricht de SED organisatie taken ten behoeve van de eigen bedrijfsvoering.

  • 2.

    Met betrekking tot de reikwijdte, uitvoering en nadere invulling van de in artikel 4 genoemde taken, kunnen door of namens het dagelijks bestuur schriftelijk werkafspraken met de colleges worden gemaakt.

  • 3.

    Indien ten gevolge van wijziging van wettelijke regelingen, uitvoerende werkzaamheden als bedoeld in artikel 4 gaan strekken ter uitvoering van een andere regeling dan ter uitvoering waarvan zij ten tijde van het van kracht worden van deze gemeenschappelijke regeling strekten, dan wel indien in deze werkzaamheden ten gevolge van een dergelijke wijziging veranderingen optreden, blijven zij, voor zover hun strekking en omvang door die wijziging niet wezenlijk veranderen, behoren tot de taken die artikel 4 aan de SED organisatie opdraagt.

  • 4.

    Het algemeen bestuur beslist bij unanimiteit over de vraag of, onder welke condities en in welke omvang de SED organisatie genoemde taken voor derden gaat uitvoeren op basis van een privaatrechtelijke overeenkomst.

Artikel 6 Mandaat en delegatie van overgedragen bevoegdheden

  • 1.

    De colleges alsmede de burgemeesters van de gemeenten kunnen bevoegdheden mandateren aan het dagelijks bestuur?

  • 2.

    Mandaat wordt niet eerder verleend dan nadat het dagelijks bestuur daarmee uitdrukkelijk heeft ingestemd.

  • 3.

    Ondermandaat is toegestaan tenzij dat uitdrukkelijk is voorbehouden.

  • 4.

    Er wordt een register bijgehouden van de overeenkomstig het eerste en derde lid gemandateerde bevoegdheden.

  • 5.

    Voor zover van delegatie sprake is, is dat in deze regeling vervat.

Artikel 7 Heffings-, invorderingsambtenaar en belastingdeurwaarder

  • 1.

    Het openbaar lichaam heeft een heffingsambtenaar, invorderingsambtenaar en belastingdeurwaarder.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur wijst één of meer ambtenaren van het openbaar lichaam aan als heffingsambtenaar, invorderingsambtenaar en belastingdeurwaarder.

  • 3.

    De heffingsambtenaar oefent de bevoegdheden en verplichtingen uit welke bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de Wet waardering onroerende zaken, de Gemeentewet en de Wet milieubeheer toegekend zijn aan de inspecteur respectievelijk de ambtenaar belast met de heffing.

  • 4.

    De invorderingsambtenaar oefent de bevoegdheden en verplichtingen uit welke bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de Gemeentewet en de Wet milieubeheer toegekend zijn aan de ontvanger respectievelijk de ambtenaar belast met de invordering.

  • 5.

    De ambtenaar van het openbaar lichaam oefent de bevoegdheden en verplichtingen uit welke bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de Gemeentewet en de Wet milieubeheer, Wet waardering onroerende zaken toegekend zijn aan de ambtenaren van de rijksbelastingdienst respectievelijk de ambtenaar belast met de heffing of invordering als bedoeld in artikel 231, tweede lid, onder d, van de Gemeentewet.

  • 6.

    De belastingdeurwaarder oefent de bevoegdheden en verplichtingen uit welke bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de Gemeentewet en de Wet milieubeheer toegekend zijn aan de belastingdeurwaarder.

Artikel 8 Leerplichtambtenaar

  • 1.

    Het openbaar lichaam heeft één of meer leerplichtambtenaren.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur wijst één of meer ambtenaren van het openbaar lichaam aan als leerplichtambtenaar.

  • 3.

    De leerplichtambtenaar oefent de bevoegdheden krachtens de Leerplichtwet uit.

HOOFDSTUK 3 INRICHTING EN SAMENSTELLING VAN HET BESTUUR

§ 1 Algemeen

Artikel 9 Het bestuur

Het bestuur van de SED organisatie bestaat uit het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.

§ 2 Algemeen bestuur

Artikel 10 Samenstelling

  • 1.

    Het algemeen bestuur bestaat uit de voltallige colleges van de gemeenten.

  • 2.

    De zittingsduur van de leden van het algemeen bestuur is gelijk aan die van de colleges van de gemeenten. De leden van het algemeen bestuur blijven na het verstrijken van de in de vorige zin genoemde termijn hun functie waarnemen tot het tijdstip dat de leden van de nieuwe colleges door hun raden als zodanig zijn benoemd.

  • 3.

    Als een lid van een college van een van de gemeenten binnen de zittingstermijn als bedoeld in de eerste volzin van het tweede lid aftreedt of wordt ontslagen, vervalt met gelijke ingang daarvan het lidmaatschap van het algemeen bestuur. Het college van de betreffende gemeente vervult de vacature zo spoedig mogelijk.

Artikel 11 Incompatibiliteiten

Onverminderd het bepaalde in artikel 20 van de wet is het lidmaatschap van het algemeen bestuur onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar, door of vanwege het bestuur van een van de gemeenten aangesteld of daaraan ondergeschikt.

Artikel 12 Vergaderingen

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vast.

  • 2.

    Het algemeen bestuur vergadert jaarlijks ten minste tweemaal en voorts zo vaak als het daartoe beslist. Ook vergadert het algemeen bestuur als de voorzitter of tenminste twee leden onder schriftelijke opgave van de te behandelen onderwerpen dit verzoeken.

Artikel 13 Openbaarheid

  • 1.

    De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar.

  • 2.

    De deuren worden gesloten wanneer een vijfde gedeelte van de aanwezige leden daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt.

  • 3.

    Het algemeen bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd.

Artikel 14 Geheimhouding

  • 1.

    Het algemeen bestuur kan in een besloten vergadering op grond van de belangen, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, omtrent het in die vergadering met gesloten deuren behandelde en omtrent de inhoud van de stukken welke aan het algemeen bestuur worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Deze wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen, totdat het algemeen bestuur haar opheft.

  • 2.

    Op grond van de belangen genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door het dagelijks bestuur, de voorzitter van het openbaar lichaam en door een bestuurscommissie, ieder ten aanzien van stukken die zij aan het algemeen bestuur of aan de leden van het algemeen bestuur overleggen. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt.

  • 3.

    De krachtens het tweede lid aan het algemeen bestuur opgelegde verplichting tot geheimhouding vervalt, indien de oplegging niet door het algemeen bestuur in zijn eerstvolgende vergadering, die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden, tezamen vertegenwoordigend meer dan de helft van het aantal stemmen, is bezocht, wordt bekrachtigd.

  • 4.

    De krachtens het tweede lid aan leden van het algemeen bestuur opgelegde verplichting tot geheimhouding wordt door hen in acht genomen totdat het orgaan, dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel, indien het onderwerp waaromtrent geheimhouding is opgelegd aan het algemeen bestuur is voorgelegd, totdat het algemeen bestuur haar opheft. Het algemeen bestuur kan deze beslissing alleen nemen in een vergadering die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden, tezamen vertegenwoordigd meer dan de helft van het aantal stemmen is bezocht.

Artikel 15 Stemmen

  • 1.

    Een lid van het algemeen bestuur neemt niet deel aan de beraadslaging en stemming over de gevallen genoemd in artikel 28 van de Gemeentewet.

  • 2.

    Een stemming is alleen geldig, indien twee colleges ter zitting zijn vertegenwoordigd en zij ieder afzonderlijk zich niet van deelneming aan de stemming hebben onthouden.

  • 3.

    Het tweede lid is niet van toepassing als opnieuw wordt gestemd over een voorstel of over een benoeming, voordracht of aanbeveling van een of meer personen ten aanzien van wie in een vorige vergadering een stemming op grond van dat lid niet geldig was.

Artikel 16 Besluitvorming

  • 1.

    Ieder college heeft in de vergadering van het algemeen bestuur één stem.

  • 2.

    Het tot stand komen van een besluit bij stemming vereist de volstrekte meerderheid van hen die een stem hebben uitgebracht, tenzij in deze regeling anders is bepaald.

  • 3.

    De artikelen 31 en 32 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 17 Ambtelijke bijstand

Het algemeen bestuur regelt op welke wijze ambtelijke bijstand wordt verleend aan de leden van het algemeen bestuur.

§ 3 Dagelijks bestuur

Artikel 18 Samenstelling

  • 1.

    Het algemeen bestuur kiest uit zijn midden het dagelijks bestuur. Het dagelijks bestuur wordt benoemd in de eerste vergadering van elke zittingsperiode van het algemeen bestuur.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur bestaat uit drie leden, te weten een lid van het college van iedere gemeente, de voorzitter inbegrepen.

  • 3.

    Voor elk lid van het dagelijks bestuur wijst het algemeen bestuur een plaatsvervangend lid uit de afzonderlijke gemeenten aan.

  • 4.

    De leden van het dagelijks bestuur treden af als lid van dat bestuur met ingang van de dag waarop de zittingsperiode van het algemeen bestuur afloopt. Zij blijven hun functie waarnemen tot het tijdstip waarop het algemeen bestuur een nieuw dagelijks bestuur heeft aangewezen.

  • 5.

    Een lid van het dagelijks bestuur kan te allen tijde ontslag nemen.

  • 6.

    Degene die tussentijds ophoudt lid van het algemeen bestuur te zijn, houdt tevens op lid van het dagelijks bestuur te zijn.

  • 7.

    Als tussentijds een vacature ontstaat in het dagelijks bestuur wijst het algemeen bestuur zo spoedig mogelijk een nieuw lid aan.

  • 8.

    Een lid van het dagelijks bestuur kan door het algemeen bestuur worden ontslagen, als dit lid niet meer het vertrouwen van het algemeen bestuur bezit. De artikelen 49 en 50 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 19 Werkwijze

  • 1.

    Het dagelijks bestuur neemt zijn besluiten bij volstrekte meerderheid van stemmen in een besloten vergadering waarbij ieder lid van het dagelijks bestuur een stem heeft. Indien de stemmen staken, beslist de voorzitter. Onverminderd het voorgaande streeft het dagelijks bestuur bij besluitvorming naar consensus.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter of een van de leden dit nodig vindt.

  • 3.

    De artikelen 56 tot en met 59 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.,

  • 4.

    Het dagelijks bestuur kan de portefeuilles binnen zijn bestuur verdelen.

  • 5.

    Het dagelijks bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vast.

§ 4 Voorzitter

Artikel 20 Benoeming en ontslag

  • 1.

    Het algemeen bestuur kiest uit zijn midden een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter en benoemt deze als zodanig. De voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter zijn niet afkomstig uit dezelfde gemeente.

  • 2.

    De voorzitter vervult zijn functie voor twee jaar. Dit jaar eindigt met benoeming van een andere voorzitter door het algemeen bestuur.

  • 3.

    De voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter zijn tevens voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter van het dagelijks bestuur.

  • 4.

    Het algemeen bestuur kan de voorzitter ontslaan.

§5 Commissies

Artikel 21 Adviescommissies

  • 1.

    Het algemeen bestuur kan commissies van advies instellen. Het regelt de bevoegdheden en de samenstelling.

  • 2.

    De instelling van vaste commissies van advies aan het dagelijks bestuur of aan de voorzitter en de regeling van haar bevoegdheden en samenstelling geschieden door het algemeen bestuur op voorstel van het dagelijks bestuur onderscheidenlijk van de voorzitter.

  • 3.

    Andere commissies van advies aan het dagelijks bestuur of aan de voorzitter worden door het dagelijks bestuur onderscheidenlijk de voorzitter ingesteld.

Artikel 22 Bestuurscommissies

  • 1.

    Het algemeen bestuur kan commissies instellen met het oog op de behartiging van bepaalde belangen. Het algemeen bestuur regelt de bevoegdheden en de samenstelling.

  • 2.

    Artikel 2, tweede lid, alsmede de artikelen 139 tot en met 144 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    Het algemeen bestuur gaat niet over tot het instellen van een commissie dan nadat de raden van de deelnemende gemeenten van dit voornemen op de hoogte zijn gesteld en in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van het algemeen bestuur te brengen.

  • 4.

    Het algemeen bestuur kan aan een commissie bevoegdheden van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur overdragen, met uitzondering van de bevoegdheid tot het vaststellen van de begroting of van de jaarrekening, het heffen van rechten en het vaststellen van verordeningen door strafbepaling of bestuursdwang te handhaven

  • 5.

    Bevoegdheden van het dagelijks bestuur worden slechts op voorstel van het dagelijks bestuur overgedragen.

  • 6.

    Ten aanzien van een commissie als bedoeld in het eerste lid regelt het algemeen bestuur tevens voor zover zulks in verband met aard en omvang van de overgedragen bevoegdheden nodig is:

    • a.

      de werkwijze van de commissie;

    • b.

      de openbaarheid van de vergaderingen;

    • c.

      de voorbereiding, de uitvoering en de openbaarmaking van besluiten van de commissie;

    • d.

      het toezicht van het algemeen, respectievelijk het dagelijks bestuur op de uitoefening van bevoegdheden van die commissie;

    • e.

      de verhouding van de overgedragen bevoegdheden tot die van het algemeen en het dagelijks bestuur;

    • f.

      de verantwoording aan het algemeen bestuur.

  • 7.

    Ten aanzien van de vergadering van een commissie waaraan bevoegdheden van het algemeen bestuur zijn overgedragen is artikel 11 van overeenkomstige toepassing, met inachtneming van door het algemeen bestuur vastgestelde nadere regels.

  • 8.

    Indien de commissie zich ter zake van het behandelde waarvoor een verplichting tot geheimhouding geldt tot het algemeen bestuur heeft gericht, wordt de geheimhouding in acht genomen totdat het algemeen bestuur haar opheft.

HOOFDSTUK 4 BEVOEGDHEDEN VAN HET BESTUUR

§1 Bevoegdheden algemeen bestuur

Artikel 23 Bevoegdheden algemeen bestuur

  • 1.

    Alle bevoegdheden berusten bij het algemeen bestuur voor zover deze niet bij of krachtens de wet of deze regeling aan het dagelijks bestuur, de voorzitter of de directie zijn toegekend.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 33 van de wet is het algemeen bestuur in ieder geval bevoegd tot het besluiten over huisvestingsvraagstukken.

  • 3.

    In afwijking van artikel 16 van deze regeling besluit het algemeen bestuur bij unanimiteit over vraagstukken met betrekking tot huisvesting.

  • 4.

    Het algemeen bestuur besluit tot het oprichten van en deelnemen in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen als dat bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang. Het besluit wordt niet genomen dan nadat de raden een ontwerpbesluit is toegezonden en in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van het algemeen bestuur te brengen.

Artikel 24 Overdracht van bevoegdheden

  • 1.

    Het algemeen bestuur kan zijn bevoegdheden aan het dagelijks bestuur overdragen, met uitzondering van:

    • a.

      de vaststelling of wijziging van de begroting;

    • b.

      de vaststelling van de jaarrekening;

    • c.

      de vaststelling van de financiële verordening, de bijdrageverordening en de organisatieverordening;

    • d.

      de vaststelling van verordeningen door strafbepaling of bestuursdwang te handhaven.

    • e.

      besluiten waarbij in afwijking van artikel 16 overeenkomstig deze regeling een zwaardere meerderheid is vereist.

2. Een bevoegdheid kan niet worden overgedragen als de aard van de bevoegdheid zich hiertegen verzet.

Artikel 25 Verantwoordings- en informatieplicht

  • 1.

    Het algemeen bestuur verschaft de raden en colleges binnen een redelijke termijn alle inlichtingen die door deze organen of een of meer van hun leden worden gevraagd.

  • 2.

    Een lid van het algemeen bestuur verschaft aan het college dat hem heeft aangewezen alle inlichtingen die door dit college of één of meer leden daarvan worden verlangd.

  • 3.

    Een lid van het algemeen bestuur is aan het college dat hem heeft aangewezen verantwoording verschuldigd voor het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid.

  • 4.

    De colleges bepalen op welke wijze de door hen aangewezen leden aan hun plichten in de vorige leden moeten voldoen.

  • 5.

    Het tweede tot en met het vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de raden.

§2 Bevoegdheden dagelijks bestuur

Artikel 26 Bevoegdheden dagelijks bestuur

  • 1.

    Het dagelijks bestuur is in ieder geval bevoegd:

    • a.

      het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam te voeren, voor zover niet bij of krachtens de wet of de regeling het algemeen bestuur hiermee is belast;

    • b.

      beslissingen van het algemeen bestuur voor te bereiden en uit te voeren;

    • c.

      regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van het openbaar lichaam;

    • d.

      ambtenaren te benoemen, te schorsen en te ontslaan;

    • e.

      tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van het openbaar lichaam te besluiten, met uitzondering van privaatrechtelijke rechtshandelingen als bedoeld in artikel 31a;

    • f.

      te besluiten namens het openbaar lichaam, het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij het algemeen bestuur, voor zover het het algemeen bestuur aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur neemt, ook alvorens is besloten tot het voeren van een rechtsgeding, alle conservatoire maatregelen en doet wat nodig is ter voorkoming van verjaring of verlies van recht of bezit.

Artikel 27 Verantwoordings- en informatieplicht

  • 1.

    De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hen gevoerde bestuur.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur geeft het algemeen bestuur alle inlichtingen die het algemeen bestuur voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur verschaft de gemeenteraden en colleges alle inlichtingen die door deze organen of een of meer van hun leden worden gevraagd.

§3 Bevoegdheden voorzitter

Artikel 28 Bevoegdheden voorzitter

  • 1.

    De voorzitter bevordert een goede behartiging van de zaken van de SED organisatie.

  • 2.

    De voorzitter vertegenwoordigt de SED organisatie in en buiten rechte.

  • 3.

    De voorzitter ondertekent de stukken die van het algemeen bestuur en dagelijks bestuur uitgaan.

Artikel 29 Verantwoordings- en informatieplicht

  • 1.

    De voorzitter is aan het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hem gevoerde bestuur.

  • 2.

    Hij geeft het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde inlichtingen waarvan het verstrekken niet in strijd is met het openbaar belang.

  • 3.

    De voorzitter verschaft de gemeenteraden en colleges alle inlichtingen die door deze organen of een of meer van hun leden worden gevraagd.

HOOFDSTUK 5 AMBTELIJKE ORGANISATIE

Artikel 30 Directie

  • 1.

    De directie van de SED organisatie bestaat uit een of meer leden.

  • 2.

    De directie wordt door het algemeen bestuur benoemd. Het algemeen bestuur schorst en ontslaat de directie. Na het ontslag wordt zo spoedig mogelijk voorzien in de opvulling van de vacature.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur kan in spoedeisende gevallen tot schorsing van de directie overgaan. Het doet daarvan terstond mededeling aan het algemeen bestuur. De schorsing vervalt, wanneer het algemeen bestuur haar niet in zijn eerstvolgende vergadering bekrachtigt.

  • 4.

    De directie staat het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter alsmede door hen ingestelde commissies bij de uitoefening van hun taak terzijde.

  • 5.

    Het algemeen bestuur stelt in een instructie nadere regels vast betreffende de taak en de bevoegdheid van de directie.

  • 6.

    De directie is bij de vergadering van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur aanwezig.

  • 7.

    De stukken die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur uitgaan worden door de directie meeondertekend.

  • 8.

    Het algemeen bestuur regelt de vervanging van de directie.

Artikel 31 Overig personeel

  • 1.

    Binnen het raam van de door het algemeen bestuur vastgestelde formatie is het dagelijks bestuur belast met het aanstellen, schorsen en ontslaan van ambtenaren, de directie uitgezonderd.

  • 2.

    Behoudens de in het eerste lid genoemde gevallen regelt het dagelijks bestuur de rechtspositie van de ambtenaar, de directie uitgezonderd, en neemt daartoe de benodigde besluiten.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur kan de in het eerste en tweede lid bedoelde bevoegdheden mandateren aan de directie.

  • 4.

    De collectieve arbeidsvoorwaarden regelingen van de sector gemeenten regelt de rechtspositie van de ambtenaar.

  • 5.

    Waar in de in het vierde lid bedoelde regelingen gesproken wordt van "gemeenteraad", "college" dan wel "hoofd van dienst" wordt voor de toepassing in het kader van deze regeling respectievelijk gelezen: het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de directie.

HOOFDSTUK 6 FINANCIËN EN BEHEER VAN DE SED ORGANISATIE

Artikel 32 Voorbereiding begroting

  • 1.

    Het dagelijks bestuur stelt een ontwerpbegroting vast.

  • 2.

    Acht weken voordat de ontwerpbegroting aan het algemeen bestuur wordt aangeboden, zendt het dagelijks bestuur deze toe aan de raden.

  • 3.

    De ontwerpbegroting wordt door de zorg van de colleges voor een ieder ter inzage gelegd en tegen betaling van de kosten algemeen verkrijgbaar gesteld. Van de terinzagelegging en de verkrijgbaarstelling wordt openbare kennisgegeven.

  • 4.

    De raden beraadslagen over de ontwerp-begroting niet eerder dan twee weken na de openbare kennisgeving.

  • 5.

    De raden kunnen bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

Artikel 33 Vaststelling begroting

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt de begroting vast in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij dient. In afwijking van artikel 16, tweede lid, wordt de begroting unaniem vastgesteld.

  • 2.

    Na vaststelling zendt het algemeen bestuur de begroting aan de raden.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval voor 1 augustus van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan gedeputeerde staten.

  • 4.

    Een wijziging van de begroting, voor zover deze wijziging van invloed is op de hoogte van de bijdrage van de gemeenten, is slechts mogelijk bij unanimiteit van stemmen.

Artikel 34 Bijdrage en vergoeding

  • 1.

    In de begroting wordt vastgelegd welke bijdrage elke gemeente is verschuldigd aan de SED organisatie.

  • 2.

    Het algemeen bestuur stelt een verordening vast over de verschuldigde bijdrage voor de instandhouding van de SED organisatie en voor de te leveren producten en prestaties aan de gemeenten.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur kan, binnen het kader van de in het vorige lid bedoelde verordening, werkafspraken maken met de afzonderlijke colleges en burgemeesters over de vergoeding voor de instandhouding en de vergoeding voor de door de SED organisatie verrichte diensten voor het betreffende college en burgemeester. Deze afspraken worden opgenomen in de begroting.

Artikel 35 Vaststelling jaarrekening

  • 1.

    Het dagelijks bestuur zendt voor 15 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvan de begroting dient, de algemene en beleidsmatige kaders en de voorlopige jaarrekening aan de raden.

  • 2.

    Het algemeen bestuur stelt de jaarrekening vast in het jaar volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur zendt de jaarrekening aan gedeputeerde staten binnen twee weken na vaststelling hiervan, maar in ieder geval voor 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft.

  • 4.

    Het dagelijks bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken na de vaststelling aan de raden.

Artikel 36 Resultaatbestemming

  • 1

    Als de jaarrekening sluit met een batig saldo, besluit het algemeen bestuur dit saldo geheel of ten dele:

    a. te bestemmen voor de algemene reserve of een bestemmingsreserve;

    b. uit te keren aan de gemeenten naar rato van ieders bijdrage, zoals deze op basis van artikel 34, eerste lid, van deze regeling is vastgesteld voor het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft.

  • 2.

    Als de rekening sluit met een nadelig saldo besluit het algemeen bestuur dit saldo geheel of ten dele af te boeken van de algemene reserves, voor zover aanwezig. Als het algemeen bestuur dit noodzakelijk oordeelt, wordt een plan opgesteld dat is gericht op het afbouwen en/of dekken van het nadelig exploitatiesaldo, waarbij tevens wordt bepaald of en zo ja, tot welk bedrag de gemeenten bijdragen in het nadelig exploitatiesaldo. Dit plan wordt eerst vastgesteld door het algemeen bestuur nadat de vertegenwoordigende organen van de gemeenten gedurende een termijn van tenminste twaalf weken in de gelegenheid zijn gesteld hierover hun mening te geven.

Artikel 37 Financiële administratie

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt een verordening vast met betrekking tot de organisatie van de financiële administratie en het financieel beheer van de SED organisatie.

  • 2.

    Artikel 212 en 213 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 38 Betaling

  • 1.

    De gemeenten betalen uiterlijk 1 januari, 1 april, 1 juli en 1 oktober een voorschot in de kosten van het lopende boekjaar ten bedrage van 25 procent van de bijdrage.

  • 2.

    In uitzonderlijke gevallen kan het algemeen bestuur bij unanimiteit bepalen dat een afwijkend voorschot wordt betaald.

  • 3.

    De definitieve afrekening vindt plaats binnen twee maanden na vaststelling van de jaarrekening.

Artikel 39 Garantstelling

De gemeenten dragen er zorg voor dat de SED organisatie te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan al haar financiële verplichtingen te voldoen.

HOOFDSTUK 7 WIJZIGING, TOETREDING, UITTREDING EN OPHEFFING

Artikel 40 Wijziging van de regeling

  • 1.

    De colleges, de burgemeesters, het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur kunnen voorstellen doen voor wijziging van de regeling.

  • 2.

    De regeling wordt gewijzigd bij unaniem besluit van de colleges en burgemeesters.

  • 3.

    De colleges en burgemeesters besluiten niet tot wijziging dan nadat zij ingevolge artikel 1, tweede lid, van de wet toestemming hebben gekregen van hun raden.

Artikel 41 Toetreding

  • 1.

    Tot de regeling kunnen uitsluitend burgemeesters en colleges van andere gemeenten en bestuursorganen van andere openbare lichamen toetreden.

  • 2.

    Toetreding is slechts mogelijk na toestemming van de gemeenteraden van de deelnemende gemeenten.

  • 3.

    Aan toetreding kan het algemeen bestuur voorwaarden verbinden.

Artikel 42 Uittreding en opheffing

  • 1.

    De colleges en burgemeesters kunnen uit de regeling treden na verkregen toestemming van hun gemeenteraad met inachtneming van een opzegtermijn van twee kalenderjaren.

  • 2.

    Het uittreden van een van de colleges of burgemeesters leidt tot opheffing van de regeling, tenzij er meer dan één gemeente na uittreding overblijft. Het algemeen bestuur regelt de gevolgen van de uittreding.

  • 3.

    Op voorstel van het algemeen bestuur kunnen de colleges en burgemeesters van de gemeenten besluiten tot opheffing van de regeling.

  • 4.

    De uittredende gemeente is een schadeloosstelling verschuldigd. Deze wordt vastgesteld door een commissie van een drietal onafhankelijke deskundigen welke wordt aangewezen door het algemeen bestuur. De schadeloosstelling bedraagt in ieder geval het aandeel in de oprichtingskosten, frictiekosten en investeringen van de uittredende partij. De uittredende partij betaalt tevens alle kosten die uittreding met zich mee brengt.

  • 5.

    Het algemeen bestuur stelt een liquidatieplan op om tot opheffing van de SED organisatie te komen.

  • 6.

    Het liquidatieplan voorziet in de verplichting van de gemeenten tot deelneming in de financiële gevolgen van de opheffing. Het liquidatieplan voorziet ook in de gevolgen die de opheffing heeft voor de ambtenaar. Indien de SED organisatie alle op haar rustende verplichtingen is nagekomen en een batig saldo resteert, dan wordt dit batig saldo aan de hand van de gehanteerde verdeelsleutel aan gemeenten uitgekeerd. Resteert een negatief saldo, dan zijn gemeenten naar rato van de gehanteerde verdeelsleutel gehouden deze verplichtingen op zich te nemen.

  • 7.

    Bij ontbinding van de SED organisatie in verband met opheffing van de regeling of anderszins blijft de SED organisatie voortbestaan voor zover dat voor de vereffening van het vermogen noodzakelijk is.

HOOFDSTUK 8 OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 43 Archief

  • 1.

    Het bestuur van de SED organisatie is verplicht de onder haar berustende archiefbescheiden in goede, geordende en toegankelijke staat te brengen en te bewaren, alsmede zorg te dragen voor de vernietiging van daarvoor in aanmerking komende archiefbescheiden.

  • 2.

    Overeenkomstig een door het algemeen bestuur vast te stellen verordening draagt het dagelijks bestuur zorg voor de archiefbescheiden van het bestuur van de SED organisatie.

  • 3.

    De kosten, verbonden aan de uitoefening van de in het tweede lid bedoelde zorg, komen ten laste van de SED organisatie.

  • 4.

    Voor de bewaring van de op grond van artikel 12, eerste lid, en artikel 13, eerste lid, van de Archiefwet 1995, over te brengen archiefbescheiden van het bestuur van de SED organisatie wijst het dagelijks bestuur de archiefbewaarplaats van één van de gemeenten aan.

  • 5.

    Ten aanzien van het beheer van de archiefbescheiden van het bestuur van de SED organisatie, voor zover deze archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar een archiefbewaarplaats, is, onder de bevelen van het dagelijks bestuur, met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Archiefwet 1995 de archivaris belast. Met betrekking tot dit toezicht bevat de verordening bedoeld in het tweede lid de nodige bepalingen.

  • 6.

    Voor het beheer van de archiefbescheiden is de archivaris van de archiefbewaarplaats belast.

Artikel 44 Klachtenregeling

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt, met inachtneming van titel 9.1 van de Algemene wet bestuursrecht, een interne klachtenregeling vast.

  • 2.

    De Nationale ombudsman is, onverminderd het bepaalde in artikel 1a, eerste lid, van de Wet Nationale ombudsman, bevoegd tot behandeling van klaagschriften als bedoeld in titel 9.2 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 45 Geschillen

  • 1.

    Als er tussen de SED organisatie en een gemeente dan wel tussen gemeenten onderling een geschil ontstaat over de uitvoering van deze regeling treden het dagelijks bestuur en het college en/of de burgemeester van de betreffende gemeente terstond met elkaar in overleg om het geschil verder te verkennen en op te lossen.

  • 2.

    Als onderling het geschil niet opgelost kan worden, wijst iedere partij een deskundige aan. Deze deskundigen brengen gezamenlijk een advies uit.

  • 3.

    Op geschillen tussen de gemeenten onderling of tussen de gemeenten en de SED organisatie is artikel 28 van de wet van toepassing.

Artikel 46 Bestaande samenwerkingen en deelnemingen

  • 1.

    De op het moment van inwerkingtreding van deze regeling bestaande privaatrechtelijke of publiekrechtelijke samenwerkingsverbanden van de gemeenten afzonderlijk of gezamenlijk met derden blijven bestaan. Dit tot het moment waarop ieder van de colleges van de gemeenten, na een gezamenlijke inventarisatie daarvan met het dagelijks bestuur, besloten heeft welke van de per gemeente geïnventariseerde samenwerkingsverbanden door de betreffende gemeente gehandhaafd of opgezegd moet worden. In geval van opzegging kan een college besluiten de betreffende taken te laten uitoefenen door de SED organisatie.

  • 2.

    De in het vorige lid vermelde inventarisatie is uiterlijk binnen twaalf maanden na de datum van inwerkingtreding van deze regeling voltooid.

HOOFDSTUK 9 SLOTBEPALINGEN

Artikel 47 Hardheidsclausule

In alle gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het algemeen bestuur gehoord de colleges en de burgemeesters van de gemeenten.

Artikel 48 Toezending regeling

Het college van Enkhuizen zendt de regeling aan gedeputeerde staten.

Artikel 49 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2016.

Artikel 50 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Gemeenschappelijke Regeling SED organisatie.

COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS RESPECTIEVELIJK DE BURGEMEESTER VAN DE GEMEENTE STEDE BROEC

Stede Broec,

Burgemeester Secretaris

M.Goldschmeding A. Huisman

COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS, RESPECTIEVELIJK DE BURGEMEESTER VAN DE GEMEENTE ENKHUIZEN

Enkhuizen,

Burgemeester Secretaris

J.G.A. Baas R.M. Reus

COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS, RESPECTIEVELIJK DE BURGEMEESTER VAN DE GEMEENTE DRECHTERLAND

Drechterland,

Burgemeester Secretaris

R.J.H. van der Riet A. Idema

Naar boven