Reglement raad van toezicht Staatsbosbeheer als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wet verzelfstandiging Staatsbosbeheer

De raad van toezicht Staatsbosbeheer,

  • overwegende dat Staatsbosbeheer ingevolge artikel 4 van de Wet verzelfstandiging Staatsbosbeheer een raad van toezicht heeft welke toeziet op de werkzaamheden van de directeur en deze met raad en daad terzijde staat;

  • overwegende dat de raad van toezicht zich ingevolge genoemd artikel bij de vervulling van zijn taak richt naar het belang van de behoorlijke vervulling van de taken, bedoeld in artikel 3 van de Wet verzelfstandiging Staatsbosbeheer;

  • overwegende dat ingevolge artikel 8 van de Wet verzelfstandiging Staatsbosbeheer de raad van toezicht een reglement dient vast te stellen betreffende

    • a. zijn werkwijze;

    • b. de werkwijze van de raad van advies;

    • c. de taakverdeling tussen de raad van toezicht en de directeur;

      in welk reglement tevens dient te worden bepaald welke besluiten van de directeur goedkeuring van de raad van toezicht behoeven en in welke gevallen de directeur in ieder geval advies vraagt aan de raad van advies;

  • overwegende de afspraken tussen Staatsbosbeheer en het ministerie van Economische Zaken, zoals vastgelegd in het ‘Convenant Staatsbosbeheer, een maatschappelijke onderneming’ van 4 december 2014 en in het addendum bij het Convenant van 30 juni 2015;

Besluit onderstaand reglement vast te stellen:

1. Definities

Artikel 1.1 definities

De in dit reglement gehanteerde termen en begrippen hebben dezelfde betekenis als in de Wet verzelfstandiging Staatsbosbeheer van 11 september 1997, Staatsblad 1997, 514, hierna te noemen: de Wet (zie bijlage).

2. Taakverdeling tussen de raad van toezicht en de directeur

Artikel 2.1 Toezicht

  • 1. Conform artikel 4 lid 2 van de Wet ziet de raad van toezicht toe op de werkzaamheden van de directeur. Voor zover de directeur een plaatsvervangend directeur heeft aangewezen richt dit toezicht zich ook op de werkzaamheden van de plaatsvervangend directeur als zodanig.

  • 2. Het toezicht van de raad van toezicht op de werkzaamheden van de directeur omvat ten minste:

    • a. de realisatie van de doelstellingen van Staatsbosbeheer;

    • b. de strategie en de risico’s verbonden aan activiteiten;

    • c. de opzet en de werking van het financieel beheer en de interne risicobeheersings- en controlemechanismen opgezet conform het ‘three lines of defence model’;

    • d. het ondernemingsplan, het jaarverslag en het financiële verslag.

    Van de uitkomsten van het toezicht ter zake doet de raad van toezicht melding in het jaarverslag.

Artikel 2.2 Informatieverstrekking

  • 1. Ingevolge artikel 13 lid 2 van de Wet is de directeur verantwoording schuldig aan de raad van toezicht. De directeur verstrekt de raad van toezicht tijdig de voor de uitoefening van diens taak noodzakelijke gegevens. Dit laat onverlet de verantwoordelijkheid van de raad van toezicht en de leden afzonderlijk om van de directeur alle informatie te verlangen die de raad van toezicht nodig heeft om zijn taak als toezichthoudend orgaan goed te kunnen uitvoeren.

  • 2. Indien de raad van toezicht dit nodig acht kan de raad van toezicht informatie inwinnen bij medewerkers van Staatsbosbeheer en externe adviseurs, die de informatie rechtstreeks aan de raad van toezicht verstrekken.

  • 3. De directeur verstrekt ten minste een keer per kwartaal de raad van toezicht een overzicht van de relevante financiële en niet-financiële informatie.

Artikel 2.3 Managementteam

Wanneer de directeur een managementteam instelt, legt hij voorgenomen benoemingen van leden van het managementteam voor aan de raad van toezicht.

Artikel 2.4 Ondernemingsplan

De directeur stelt het ondernemingsplan, dat ingevolge artikel 19 lid 1 van de Wet door de raad van toezicht wordt vastgesteld, zodanig tijdig op dat het ondernemingsplan uiterlijk op 15 november van het betreffende kalenderjaar naar de minister kan worden gestuurd ten behoeve van de hoorprocedure als bedoeld in genoemde wetsbepaling.

Artikel 2.5 Toezicht op de directeur

  • 1. De raad van toezicht ziet erop toe dat de directeur geen nevenfuncties vervult die, naar het oordeel van de raad van toezicht, ongewenst zijn met het oog op een goede vervulling van zijn functie als bestuurder van Staatsbosbeheer. De directeur meldt al zijn nevenfuncties, anders dan onbezoldigde functies uit hoofde van zijn functie als directeur van Staatsbosbeheer, aan de raad van toezicht.

  • 2. Besluiten van of namens de directeur waarbij sprake kan zijn van tegenstrijdigheid van de belangen van Staatsbosbeheer en die van de directeur behoeven goedkeuring van de raad van toezicht. Dergelijke besluiten worden gepubliceerd in het jaarverslag, met vermelding van het tegenstrijdig belang.

  • 3. De directeur meldt een situatie als bedoeld in het vorige lid zelf terstond aan de voorzitter van de raad van toezicht en verschaft daarover alle relevante informatie. De raad van toezicht besluit buiten aanwezigheid van de directeur of sprake is van een tegenstrijdig belang.

Artikel 2.6 Klokkenluidersregeling

  • 1. De directeur draagt er zorg voor dat werknemers de mogelijkheid hebben om vermeende onregelmatigheden binnen Staatsbosbeheer van algemene, operationele of financiële aard te melden aan de directeur of aan een door hem aangewezen functionaris.

  • 2. De directeur rapporteert meldingen van schending van integriteit aan de voorzitter van de raad van toezicht.

  • 3. Vermeende onregelmatigheden die het functioneren van de directeur betreft, kunnen worden gemeld aan de voorzitter van de raad van toezicht. Deze treedt in de plaats van de directeur met betrekking tot meldingen van integriteitsschending over de directeur.

Artikel 2.7 Voorafgaande goedkeuring

Ingevolge artikel 8 lid 2 aanhef en sub c van de Wet behoeven investeringen die een door de raad van toezicht vast te stellen bedrag te boven gaan goedkeuring van de raad van toezicht. Investeringen die een bedrag van € 1,5 miljoen te boven gaan worden ter goedkeuring voorgelegd aan de raad van toezicht.

Artikel 2.8 Evaluatie

De raad van toezicht bespreekt een keer per jaar in afwezigheid van de directeur het functioneren van de directeur en de mogelijke conclusies die hieraan verbonden moeten worden. In het jaarverslag wordt vermeld op welke wijze de evaluatie van het functioneren van de directeur heeft plaatsgevonden.

Artikel 2.9 Overleg met minister

De raad van toezicht overlegt eenmaal per jaar met de minister, voorafgaand aan de parlementaire behandeling van de begroting, over aangelegenheden met betrekking tot Staatsbosbeheer.

Artikel 2.10 Ondernemingsraad

De raad van toezicht wijst uit zijn midden een lid aan die contactpersoon is voor de Ondernemingsraad. Dit lid is verantwoordelijk voor contact met de ondernemingsraad en zal zo nodig de raad van toezicht vertegenwoordigen in de overlegvergadering indien deze vertegenwoordiging ingevolge de Wet op de ondernemingsraden is vereist of anderszins wenselijk wordt geacht.

3. Taken, ondersteuning

Artikel 3.1 Voorzitter

De voorzitter van de raad van toezicht, op grond van artikel 6 lid 1 van de Wet bij Koninklijk Besluit benoemd, heeft de volgende taken en verantwoordelijkheden:

  • a. fungeren als aanspreekpunt namens de raad van toezicht voor de directeur Staatsbosbeheer;

  • b. optreden als woordvoerder van de raad van toezicht;

  • c. toezien op het goed functioneren van de raad van toezicht en zijn commissies;

  • d. zorg dragen dat de contacten van de raad van toezicht met de directeur, de minister en ondernemingsraad naar behoren verlopen;

  • e. zorg dragen voor het introductie-, opleidings- en trainingsprogramma voor de leden van de raad van toezicht;

  • f. bepalen van de agenda voor vergaderingen van de raad van toezicht;

  • g. zorg dragen voor een ordelijk en efficiënt verloop van de vergaderingen van de raad van toezicht en het zorgen dat er voldoende tijd bestaat voor de beraadslaging en besluitvorming;

  • h. zorg dragen voor een adequate informatievoorziening aan de leden van de raad van toezicht;

  • i. initiëren van de periodieke evaluatie van het functioneren van de raad van toezicht en van de directeur Staatsbosbeheer;

  • j. zorg dragen dat de directeur en leden van de raad van toezicht jaarlijks worden beoordeeld op hun functioneren;

  • k. zorg dragen dat de raad van toezicht een plaatsvervangend voorzitter kiest;

  • l. erop toezien dat het aantal functies van een lid van de raad van toezicht zodanig in omvang beperkt is dat een goede taakvervulling naar het oordeel van de voorzitter is gewaarborgd.

Artikel 3.2 Plaatsvervangend voorzitter

De raad van toezicht heeft een plaatsvervangend voorzitter die conform artikel 5 lid 2 van de Wet door de leden van de raad van toezicht uit hun midden wordt aangewezen. De plaatsvervangend voorzitter vervangt de voorzitter bij diens afwezigheid.

Artikel 3.3 Ambtelijk secretaris

  • 1. De directeur Staatsbosbeheer draagt zorg voor voldoende ondersteuning van de raad van toezicht, waaronder de vervulling van het ambtelijk secretariaat van de raad van toezicht.

  • 2. De ambtelijk secretaris wordt, al dan niet op initiatief van de raad van toezicht, in zijn zodanige functie aangesteld of daaruit ontheven door de directeur, na verkregen goedkeuring door de raad van toezicht.

  • 3. De ambtelijk secretaris ondersteunt de voorzitter van de raad van toezicht in de organisatie van de raad van toezicht.

  • 4. De ambtelijk secretaris ziet erop toe dat de juiste procedures worden gevolgd en dat wordt gehandeld in overeenstemming met de wettelijke verplichtingen. Dit laat onverlet de verantwoordelijkheid van de leden van de raad van toezicht ter zake.

Artikel 3.4 Externe adviseurs

De raad van toezicht kan externe adviseurs inschakelen om de raad van toezicht bij te staan. De kosten van externe adviseurs komen ten laste van Staatsbosbeheer.

Artikel 3.5 Commissies

  • 1. De raad van toezicht stelt uit zijn midden commissies in die de raad van toezicht nodig acht. De raad van toezicht stelt voor iedere ingestelde commissie een reglement op. Dit reglement geeft aan wat de rol en de verantwoordelijkheid van de betreffende commissie is, haar samenstelling en op welke wijze zij haar taken uitoefent. De onderdelen van het voorliggende reglement met betrekking tot de auditcommissie gelden als reglement voor de auditcommissie.

  • 2. De raad van toezicht ontvangt van elk van de commissies een verslag van beraadslagingen en bevindingen.

  • 3. De raad van toezicht draagt er zorg voor dat in het jaarverslag wordt vermeld wat de samenstelling is van de diverse commissies, het aantal vergaderingen van de commissies, alsmede de belangrijkste onderwerpen die aan de orde zijn gekomen.

4. Auditcommissie

Artikel 4.1 Auditcommissie

  • 1. Er is een auditcommissie welke de raad van toezicht ondersteunt.

  • 2. De raad van toezicht benoemt uit zijn midden twee leden als lid van de auditcommissie, waaronder in ieder geval de financieel expert in de raad van toezicht. Naast deze twee leden kan de raad van toezicht een externe deskundige als lid benoemen. Een eventuele externe deskundige beschikt over relevante expertise die aanvullend is ten opzichte van de deskundigheid van de beide andere leden.

  • 3. De raad van toezicht benoemt de voorzitter van de auditcommissie. Het voorzitterschap van de auditcommissie wordt niet vervuld door de voorzitter van de raad van toezicht.

Artikel 4.2 Ondersteuning

De directeur Staatsbosbeheer draagt zorg voor voldoende ondersteuning van de auditcommissie, waaronder de vervulling van het ambtelijk secretariaat van de auditcommissie.

Artikel 4.3 Taken auditcommissie

  • 1. De auditcommissie ondersteunt de raad van toezicht bij het toezicht op de interne beheersing van de organisatie en op de door de directeur gerapporteerde voortgang en afgelegde financiële verantwoording.

  • 2. De auditcommissie richt zich in ieder geval op het toezicht op het bestuur van Staatsbosbeheer ten aanzien van:

    • a. de werking van de interne risicobeheersing en controlesystemen, waaronder het toezicht op de naleving van de relevante wet- en regelgeving;

    • b. de financiële informatieverschaffing;

    • c. de naleving van aanbevelingen en opvolging van opmerkingen van de externe accountant;

    • d. de rol en het functioneren van de interne audit;

    • e. fiscale zaken, financiering en treasury;

    • f. de relatie met de externe accountant, waaronder in het bijzonder zijn onafhankelijkheid, de bezoldiging en eventuele niet-controlewerkzaamheden voor Staatsbosbeheer;

    • g. kwaliteit bedrijfsprocessen;

    • h. de toepassingen van de informatie- en communicatietechnologie (ICT).

Artikel 4.4 Werkwijze auditcommissie

  • 1. De auditcommissie overlegt zo vaak als zij dit noodzakelijk acht. Ten minste eenmaal per jaar overlegt de auditcommissie buiten aanwezigheid van de directeur met de externe accountant.

  • 2. De directeur, dan wel namens hem de financieel directeur, woont in principe de vergaderingen van de auditcommissie bij. De directeur kan zich laten bijstaan door medewerkers. De auditcommissie kan besluiten om te vergaderen buiten aanwezigheid van genoemde functionarissen.

  • 3. De auditcommissie kan informatie en advies inwinnen bij externen voor zover de kosten daarvan het door de raad van toezicht vastgestelde bedrag niet te boven gaan.

  • 4. De auditcommissie heeft het recht bij functionarissen van Staatsbosbeheer alle relevante informatie in te winnen die nodig is voor de uitoefening van haar (toezichthoudende) taken. De betrokken functionarissen van Staatsbosbeheer zijn gehouden de gevraagde informatie te verschaffen voor zover zij in het kader van hun functie geacht mogen worden daarover te kunnen beschikken.

Artikel 4.5 Verslagen

  • 1. De raad van toezicht ontvangt een verslag van beraadslagingen en bevindingen van de auditcommissie.

  • 2. De raad van toezicht draagt er zorg voor dat in het jaarverslag wordt vermeld wat de samenstelling is van de auditcommissie, het aantal vergaderingen, alsmede de belangrijkste onderwerpen die aan de orde zijn gekomen.

5. Werkwijze

Artikel 5.1 Vergaderingen

  • 1. De raad van toezicht vergadert op een door de raad van toezicht zelf te bepalen plaats in Nederland.

  • 2. De raad van toezicht vergadert zo dikwijls een meerderheid van de raad van toezicht dit verlangt, maar ten minste vier maal per jaar.

  • 3. De oproep voor de vergaderingen geschiedt schriftelijk of per e-mail door de secretaris namens de voorzitter. De oproep gaat vergezeld van een opgave van de in de vergadering te behandelen onderwerpen en van de stukken die voor de behandeling van die onderwerpen van belang zijn. De agenda wordt voorbereid door de secretaris en vastgesteld door de voorzitter. De vergaderstukken worden ten minste één week voor de vergadering verzonden. Met instemming van de voorzitter van de raad van toezicht kan hiervan worden afgeweken.

  • 4. De raad van toezicht nodigt als regel de directeur uit om zijn vergaderingen bij te wonen.

  • 5. De vergaderingen van de raad van toezicht zijn niet openbaar.

  • 6. De voorzitter leidt de vergaderingen. Bij afwezigheid van de voorzitter in een vergadering treedt de plaatsvervangend voorzitter als voorzitter op.

  • 7. Van het verhandelde in de vergadering van de raad van toezicht worden notulen gehouden door de ambtelijk secretaris.

  • 8. Indien leden frequent afwezig zijn bij vergaderingen van de raad van toezicht, worden zij daarop aangesproken door de voorzitter. Het jaarverslag vermeldt welke leden frequent afwezig zijn geweest bij de vergaderingen van de raad van toezicht.

Artikel 5.2 Besluitvorming

  • 1. De raad van toezicht neemt zijn besluiten in een vergadering waarbij ten minste de helft van het aantal leden aanwezig of vertegenwoordigd is. Een lid van de raad van toezicht kan zich door een ander lid van de raad van toezicht bij schriftelijke of elektronische volmacht doen vertegenwoordigen.

  • 2. Ten aanzien van de besluitvorming wordt unanimiteit nagestreefd. Wanneer dit niet mogelijk blijkt, wordt bij meerderheid van stemmen besloten.

  • 3. Ieder lid van de raad van toezicht heeft één stem.

  • 4. Bij staking van stemmen geeft de stem van de voorzitter de doorslag.

  • 5. Stemming geschiedt mondeling, tenzij bij een stemming over personen een of meerdere leden anonieme stemming verlangen. In dat geval wordt gestemd met gesloten briefjes.

  • 6. De leden van de raad van toezicht beraadslagen en stemmen zonder last of ruggenspraak.

  • 7. De raad van toezicht kan ook buiten de vergadering besluiten nemen, mits dit schriftelijk of via de e-mail geschiedt en alle leden van de raad van toezicht instemmen met deze procedure. Van een dergelijk besluit worden notulen opgesteld en vastgesteld in de eerstvolgende vergadering.

6. Functioneren en integriteit

Artikel 6.1 Introductieprogramma

Een lid van de raad van toezicht volgt, na zijn benoeming bij Koninklijk Besluit, een introductieprogramma, waarin in ieder geval aandacht wordt besteed aan algemene financiële en juridische zaken, de politiek-bestuurlijke omgeving, de specifieke aspecten die eigen zijn aan Staatsbosbeheer en de taken van het lid van de raad van toezicht. Jaarlijks beoordeelt de raad van toezicht op welke onderdelen zijn leden behoefte hebben aan nadere training of opleiding. Staatsbosbeheer speelt hierin een faciliterende rol en draagt hiervan de kosten.

Artikel 6.2 Andere functies

Het aantal functies van een lid van de raad van toezicht is zodanig dat een goede taakvervulling ten behoeve van Staatsbosbeheer gewaarborgd blijft, zulks ter beoordeling van de voorzitter van de raad van toezicht.

Artikel 6.3 Integriteit

  • 1. De leden van de raad van toezicht zijn gebonden aan de integriteitsregels zoals vastgesteld voor de organisatie van Staatsbosbeheer.

  • 2. Een lid van de raad van toezicht meldt aan de voorzitter van de raad van toezicht wanneer, in relatie tot een onderwerp dat aan de orde komt in de raad van toezicht, sprake is van mogelijk tegenstrijdige belangen van enerzijds Staatsbosbeheer en anderzijds van hemzelf of personen of organisaties met wie hij in een nauwe persoonlijke, familie of zakelijke betrekking staat. De voorzitter van de raad van toezicht doet een melding als hier bedoeld in voorkomend geval bij de plaatsvervangend voorzitter van de raad van toezicht. Bij een melding wordt alle relevante informatie overgelegd. Wanneer de voorzitter respectievelijk de plaatsvervangend voorzitter van de raad van toezicht, zo nodig na overleg met de overige leden van de raad van toezicht, van oordeel is dat inderdaad sprake is van tegenstrijdige belangen, neemt het desbetreffende lid van de raad van toezicht niet deel aan de beraadslagingen en stemmingen over het aan de orde zijnde onderwerp.

Artikel 6.4 Evaluatie

De raad van toezicht bespreekt één keer per jaar buiten aanwezigheid van de directeur, desgewenst met een extern adviseur, over zijn eigen functioneren, het functioneren van de afzonderlijke commissies en dat van de individuele leden, en de conclusies die hieraan moeten worden verbonden. In het jaarverslag wordt vermeld op welke wijze de evaluatie van de raad van toezicht, de afzonderlijke commissies, en de individuele leden heeft plaatsgevonden.

7. De werkwijze van de raad van advies

Artikel 7.1 Advies

De raad van advies adviseert de directeur inzake voornemens waardoor in de taakuitvoering door Staatsbosbeheer voor de gebruikers substantiële wijzigingen ontstaan.

Artikel 7.2 Verslag

De voorzitter van de raad van advies brengt jaarlijks verslag uit van de werkzaamheden aan de raad van toezicht.

8. Verslag

Artikel 8.1 Jaarverslag

Conform artikel 21 lid 1 van de Wet stelt de raad van toezicht het jaarverslag en het financieel verslag vast. De raad van toezicht ziet er hierbij op toe dat het jaarverslag in ieder geval de volgende onderdelen bevat:

  • a. een verslag van de raad van toezicht waarin de raad van toezicht verslag doet van zijn werkzaamheden in het boekjaar;

  • b. een opgave ter zake van elk lid van de raad van toezicht van;

    • 1. leeftijd;

    • 2. nationaliteit;

    • 3. hoofdfunctie en nevenfuncties voor zover deze relevant zijn voor de vervulling van de taak als lid van de raad van toezicht;

    • 4. datum eerste benoeming;

    • 5. de lopende termijn waarvoor hij is benoemd;

    • 6. de hoogte van de vergoedingen van de leden van de raad van toezicht;

  • c. een opgave ter zake van de directeur van:

    • 1. geslacht;

    • 2. leeftijd;

    • 3. nevenfuncties;

    • 4. datum benoeming;

    • 5. salariëring en vergoedingen conform de wettelijk eisen.

9. Slotbepalingen

Artikel 9.1 Slotbepalingen

  • 1. In geval van onduidelijkheid over de uitleg van enige bepaling uit dit reglement is het oordeel van de voorzitter van de raad van toezicht daaromtrent beslissend.

  • 2. Dit reglement is vastgesteld bij besluit van de raad van toezicht d.d. 10 november 2015 en treedt in werking met ingang van 1 januari 2016.

  • 3. Dit reglement kan worden gewijzigd bij besluit van de raad van toezicht.

  • 4. Dit reglement kan worden aangehaald als Reglement raad van toezicht Staatsbosbeheer.

  • 5. Dit reglement wordt bekendgemaakt in de Staatscourant en gepubliceerd op de website van Staatsbosbeheer.

  • 6. Het ‘Reglement voor de Raad van Toezicht’ en het ‘Reglement taakverdeling tussen Raad van Toezicht en directie Staatsbosbeheer’, zoals gepubliceerd in de Staatscourant 1998 nr. 103 komen met ingang van 1 januari 2016 te vervallen.

Baarn, 10 november 2015

I. Brakman Voorzitter raad van toezicht Staatsbosbeheer

BIJLAGE: WET VERZELFSTANDIGING STAATSBOSBEHEER

HOOFDSTUK I. ALGEMEEN

Artikel 1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. Onze Minister: Onze Minister van Economische Zaken;

  • b. raad van toezicht: raad van toezicht, bedoeld in artikel 4;

  • c. raad van advies: raad van advies, bedoeld in artikel 9;

  • d. directeur: directeur, bedoeld in artikel 13;

  • e. object: terrein, gebouw, complex van gebouwen, of water, dan wel een combinatie van één of meer terreinen, gebouwen, complexen van gebouwen of één of meer waters, met bestaande dan wel potentieel aanwezige natuurwetenschappelijke, bosbouwkundige, landschappelijke, recreatieve, archeologische, aardkundige of cultuurhistorische waarden, dan wel met die waarden verband houdende bestaande of potentieel aanwezige educatieve waarden.

Artikel 2

  • 1. Er is een Staatsbosbeheer, gevestigd te Driebergen-Rijsenburg in de gemeente Utrechtse Heuvelrug.

  • 2. Staatsbosbeheer bezit rechtspersoonlijkheid.

  • 3. In afwijking van het eerste lid kan Onze Minister, op voordracht van de raad van toezicht, een andere gemeente aanwijzen waar Staatsbosbeheer is gevestigd.

HOOFDSTUK II. TAKEN EN DOELSTELLING VAN STAATSBOSBEHEER

Artikel 3

  • 1. Staatsbosbeheer is belast met het beheer van de bij deze dienst krachtens eigendom of enig ander zakelijk dan wel enig persoonlijk recht berustende objecten en het verkrijgen van objecten, met als doelstelling bestaande, onderscheidenlijk potentiële, natuurwetenschappelijke, bosbouwkundige, landschappelijke, recreatieve, archeologische, aardkundige of cultuurhistorische waarden, dan wel de met die waarden verband houdende bestaande of potentieel aanwezige educatieve waarden, in het algemeen belang duurzaam in stand te houden, onderscheidenlijk met het oog daarop te ontwikkelen, een en ander in overeenstemming met het ten aanzien van de instandhouding en ontwikkeling van de voornoemde waarden door Onze Minister geformuleerd beleid. Onder beheer wordt mede verstaan de bevoegdheid tot vervreemding.

  • 2. Staatsbosbeheer is voorts belast met andere door Onze Minister opgedragen taken.

  • 3. Ten behoeve van de uitvoering van zijn taken is Staatsbosbeheer bevoegd goederen te verkrijgen en te vervreemden, alsmede alle andere handelingen te verrichten die voor een goede vervulling van zijn taken noodzakelijk zijn. Tot het verrichten van handelingen behoort ook het desgevraagd of uit eigen beweging verstrekken van inlichtingen aan Onze Minister omtrent de uitvoerbaarheid van beleidsvoornemens en vastgesteld beleid, voor zover betrekking hebbend op onderwerpen die verband houden met deze wet.

  • 4. Vervreemding van objecten behoeft de voorafgaande goedkeuring van Onze Minister, tenzij het betreft een object dat is verkregen met het oog op een doelmatig beheer van een ander object en voor dat beheer niet meer noodzakelijk is.

  • 5. Onverminderd het vierde lid, behoeft vervreemding van objecten en andere onroerende zaken de voorafgaande goedkeuring van Onze Minister van Financiën.

  • 6. Staatsbosbeheer kan andere werkzaamheden uitvoeren, dan die welke rechtstreeks voortvloeien uit de in het eerste lid, onderscheidenlijk tweede lid, bedoelde taken, mits die werkzaamheden:

    • a. samenhangen met de bij het eerste respectievelijk krachtens het tweede lid aan Staatsbosbeheer opgedragen taken;

    • b. niet leiden tot concurrentievervalsing ten opzichte van private aanbieders van vergelijkbare diensten, en

    • c. tegen tenminste kostendekkende prijzen worden verricht.

HOOFDSTUK III. DE ORGANEN

Paragraaf 1. De raad van toezicht

Artikel 4
  • 1. Staatsbosbeheer heeft een raad van toezicht.

  • 2. De raad van toezicht ziet toe op de werkzaamheden van de directeur en staat hem met raad en daad terzijde.

  • 3. Bij de vervulling van zijn taak richt de raad van toezicht zich naar het belang van de behoorlijke vervulling van de taken, bedoeld in artikel 3.

Artikel 5
  • 1. De raad van toezicht bestaat uit een voorzitter en ten minste twee en ten hoogste vier andere leden.

  • 2. De leden van de raad van toezicht wijzen uit hun midden een plaatsvervangend voorzitter aan.

  • 3. De leden hebben op persoonlijke titel zitting in de raad van toezicht en oefenen hun functie uit zonder last of ruggespraak.

Artikel 6
  • 1. De voorzitter en de overige leden van de raad van toezicht worden op voordracht van Onze Minister bij koninklijk besluit benoemd, geschorst en ontslagen.

  • 2. Het medezeggenschapsorgaan, bedoeld in artikel 13, vierde lid, kan aan Onze Minister personen voor plaatsing op de voordracht aanbevelen. Onze Minister deelt hem daartoe tijdig mede wanneer en ten gevolge waarvan in de raad van toezicht een plaats moet worden vervuld.

  • 3. Onze Minister geeft aan het medezeggenschapsorgaan kennis van een voorgenomen voordracht. Binnen acht weken na verzending van deze kennisgeving kan het medezeggenschapsorgaan bezwaar maken tegen benoeming van de voor te dragen persoon op grond van de verwachting dat die persoon ongeschikt zal zijn voor de vervulling van de taak van lid van de raad van toezicht, of dat de raad bij benoeming van die persoon niet naar behoren zal zijn samengesteld.

  • 4. Indien het medezeggenschapsorgaan binnen de in het derde lid genoemde termijn geen bezwaar maakt, draagt Onze Minister de betrokken persoon voor. Onze Minister draagt een persoon, tegen de benoeming waarvan het medezeggenschapsorgaan bezwaar heeft gemaakt, niet voor dan nadat hij daarover overleg heeft gevoerd met het medezeggenschapsorgaan.

  • 5. De leden van de raad van toezicht worden benoemd voor een periode van vier jaren. Zij kunnen ten hoogste twee malen worden herbenoemd.

  • 6. Aan de leden van de raad van toezicht kan tussentijds op eigen verzoek, dan wel om zwaarwichtige redenen ontslag worden verleend.

  • 7. Zolang in een vacature van de raad van toezicht niet is voorzien, vormen de overblijvende leden de raad, met de bevoegdheid van de voltallige raad.

  • 8. Degene die wordt benoemd in de plaats van een lid wiens zittingsperiode van vier jaren nog niet is verstreken, wordt benoemd tot het einde van die periode.

Artikel 7

Onze Minister kan aan de leden van de raad van toezicht, ten laste van Staatsbosbeheer, een vergoeding toekennen volgens door hem vast te stellen regelen.

Artikel 8
  • 1. De raad van toezicht stelt een reglement vast betreffende zijn werkwijze, de werkwijze van de raad van advies en de taakverdeling tussen de raad van toezicht en de directeur. Daarin wordt tevens bepaald welke besluiten van de directeur de goedkeuring van de raad van toezicht behoeven en in welke gevallen de directeur in ieder geval advies vraagt aan de raad van advies.

  • 2. Goedkeuring door de raad van toezicht behoeven in ieder geval:

    • a. het reglement, bedoeld in artikel 15;

    • b. het jaarplan en de begroting;

    • c. het doen van investeringen die een door de raad van toezicht vast te stellen bedrag te boven gaan;

    • d. het verrichten van werkzaamheden als bedoeld in artikel 3, zesde lid;

    • e. het aangaan of verbreken van duurzame samenwerking met een andere rechtspersoon, indien deze samenwerking of verbreking van ingrijpende betekenis is voor Staatsbosbeheer;

    • f. het oprichten of mede-oprichten van een privaatrechtelijke rechtspersoon of het deelnemen in dan wel ontbinden van een vennootschap.

  • 3. De raad van toezicht verleent geen goedkeuring aan besluiten als bedoeld in het tweede lid, onderdelen d en f, dan na een verkregen verklaring van geen bezwaar van Onze Minister.

  • 4. Het reglement, bedoeld in het eerste lid, alsmede wijzigingen in dat reglement worden door de directeur bekendgemaakt in de Staatscourant.

Paragraaf 2. De raad van advies

Artikel 9
  • 1. Staatsbosbeheer heeft een raad van advies.

  • 2. De raad van advies adviseert de directeur desgevraagd of uit eigen beweging teneinde de taakuitvoering door Staatsbosbeheer, binnen de in artikel 3 gestelde grenzen, aan te doen sluiten bij de wensen en inzichten van de gebruikers van door Staatsbosbeheer beheerde objecten ten aanzien van het te voeren beheer.

Artikel 10
  • 1. De raad van advies bestaat uit een voorzitter en een zodanig aantal andere leden dat:

    • a. de verschillende belangen van de gebruikers van de door Staatsbosbeheer beheerde objecten daarin op evenwichtige wijze zijn vertegenwoordigd, en

    • b. recht gedaan wordt aan de in artikel 3, eerste lid, bedoelde waarden.

  • 2. De leden van de raad van advies wijzen uit hun midden een plaatsvervangend voorzitter aan.

Artikel 11
  • 1. De voorzitter en andere leden van de raad van advies worden door de raad van toezicht benoemd, geschorst en ontslagen.

  • 2. De leden van de raad van advies worden benoemd voor een periode van twee jaren. Zij kunnen ten hoogste eenmaal worden herbenoemd.

  • 3. Artikel 6, zesde, zevende en achtste lid is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 12

De raad van toezicht kan aan de leden van de raad van advies, ten laste van Staatsbosbeheer, een vergoeding toekennen volgens door hem vast te stellen regelen.

Paragraaf 3. De directeur

Artikel 13
  • 1. Staatsbosbeheer heeft een directeur.

  • 2. De directeur is belast met de dagelijkse leiding van Staatsbosbeheer en is verantwoording schuldig aan de raad van toezicht. Hij draagt zorg voor de goede uitvoering van artikel 3.

  • 3. De directeur vertegenwoordigt Staatsbosbeheer in en buiten rechte.

  • 4. De directeur stelt een medezeggenschapsorgaan dat de bevoegdheden uitoefent, daaraan in artikel 6 toegekend, in.

Artikel 14

De directeur wordt op voordracht van de raad van toezicht benoemd, geschorst of ontslagen door Onze Minister.

HOOFDSTUK IV. INRICHTING

Artikel 15

De directeur stelt bij reglement de inrichting van Staatsbosbeheer vast.

HOOFDSTUK V. PERSONEEL VAN DE ORGANISATIE

Artikel 16

  • 1. Onverminderd artikel 14 is de rechtspositie van de directeur en de overige personeelsleden van Staatsbosbeheer overeenkomstig de regels die gelden voor ambtenaren die zijn aangesteld bij de ministeries, met dien verstande dat waar in deze regels een bevoegdheid is toegekend aan een andere minister dan Onze Minister van Binnenlandse Zaken, deze bevoegdheid wordt uitgeoefend door de directeur.

  • 2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan zo nodig worden afgeweken van de in het eerste lid bedoelde regels.

HOOFDSTUK VI. PRESTATIE-AFSPRAKEN

Artikel 17

  • 1. Onze Minister en Staatsbosbeheer voeren tenminste jaarlijks overleg omtrent de door Staatsbosbeheer, ter uitvoering van zijn in artikel 3, eerste lid bedoelde taakopdracht, te bereiken resultaten en de daarvoor door Onze Minister, ten laste van de begroting van het Ministerie van Economische Zaken, jaarlijks ter beschikking te stellen geldmiddelen.

  • 2. Het in het eerste lid bedoelde overleg heeft mede betrekking op het door Staatsbosbeheer verstrekken van inlichtingen en het afleggen van verantwoording over de mate waarin die prestaties worden geleverd.

  • 3. De omvang van de in het eerste lid bedoelde geldmiddelen is gebaseerd op de door Onze Minister vast te stellen normkosten.

  • 4. Onze Minister voegt de resultaten van het in het eerste lid bedoelde overleg, alsmede de jaarrapportage van Staatsbosbeheer betreffende de realisatie van de in dat overleg afgesproken prestaties ter gelegenheid van de aanbieding van de rijksbegroting aan de Staten-Generaal ter kennisneming bij.

HOOFDSTUK VII. FINANCIERING

Artikel 18

  • 1. Onze Minister stelt jaarlijks aan Staatsbosbeheer ten laste van de begroting van het Ministerie van Economische Zaken geldmiddelen ter beschikking. Hij baseert zich hierbij op het in artikel 17 bedoelde overleg.

  • 2. Onverminderd het eerste lid, verwerft Staatsbosbeheer geldmiddelen door het aanvaarden van geldmiddelen van derden, door het aanvaarden van schenkingen, erfstellingen en legaten, door inkomsten uit eigen beheer, en uit andere hoofde.

  • 3. Staatsbosbeheer gebruikt de geldmiddelen, bedoeld in het eerste en tweede lid, uitsluitend ter vervulling van de taken, voortvloeiend uit artikel 3.

  • 4. Staatsbosbeheer is bevoegd financiële reserves te vormen, met dien verstande dat Onze Minister kan besluiten dat Staatsbosbeheer slechts financiële reserves kan vormen tot een door hem vast te stellen maximum bedrag.

  • 5. Staatsbosbeheer trekt geen gelden aan die dagelijks of op termijn opvorderbaar zijn. In afwijking van de vorige volzin is het Staatsbosbeheer toegestaan ter overbrugging van tijdelijke kastekorten bij een financiële onderneming die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van bank mag uitoefenen tijdelijke kredieten in rekening-courant op te nemen.

HOOFDSTUK VIII. PLANNING EN VERSLAGLEGGING

Artikel 19

  • 1. De directeur stelt eenmaal in de vier jaar voor een door de raad van toezicht vast te stellen tijdstip een ondernemingsplan op. Het ondernemingsplan wordt, Onze Minister gehoord, vastgesteld door de raad van toezicht.

  • 2. Het ondernemingsplan bevat een meerjarige visie op de bedrijfsontwikkelling van Staatsbosbeheer.

Artikel 20

  • 1. De directeur stelt tijdig voor afloop van een kalenderjaar een jaarplan en een begroting voor het volgende kalenderjaar vast.

  • 2. Het jaarplan bevat ten minste op hoofdlijnen een uitwerking van het ondernemingsplan voor het volgende kalenderjaar.

  • 3. De directeur legt het jaarplan en de begroting uiterlijk voor een door Onze Minister vast te stellen datum ter kennisname over aan Onze Minister.

Artikel 21

  • 1. De directeur stelt jaarlijks voor een door Onze Minister vast te stellen datum een verslag op van de werkzaamheden van Staatsbosbeheer, het gevoerde beleid in het algemeen en de doelmatigheid en doeltreffendheid van zijn werkwijze in het bijzonder in het afgelopen kalenderjaar, alsmede een financieel verslag.

  • 2. De raad van toezicht stelt de stukken, bedoeld in het eerste lid, vast.

  • 3. Het financieel verslag behoeft de goedkeuring van Onze Minister.

  • 4. De stukken, bedoeld in het eerste lid, worden aan Onze Minister toegezonden en algemeen verkrijgbaar gesteld.

  • 5. Onverminderd het eerste lid, zijn de artikelen 361 tot en met 391 en 405 tot en met 414 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de bepalingen die betrekking hebben op het in aandelen verdeeld zijn van het kapitaal van een vennootschap.

  • 6. Onze Minister kan regels stellen over het te voeren financieel beheer en de verantwoording daarover. Zo nodig kan hij goedkeuring verlangen van de begroting van Staatsbosbeheer.

Artikel 22

  • 1. Het financieel verslag gaat vergezeld van een verklaring omtrent de getrouwheid en een beoordeling van de rechtmatigheid, afgegeven door een door Onze Minister aangewezen accountant als bedoeld in artikel 393 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 2. De raad van toezicht verleent opdracht tot onderzoek van het financieel verslag aan de accountant, bedoeld in het vorige lid.

  • 3. Artikel 393, derde tot en met zevende lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek zijn op het in te stellen onderzoek van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Indien Onze Minister op grond van het eerste lid een accountant, niet zijnde een departementale accountantsdienst, aanwijst, kan hij de accountantsdienst van zijn ministerie belasten met een onderzoek naar de controlewerkzaamheden van die accountant. Onze Minister kan die accountantsdienst tevens belasten met een onderzoek naar de doelmatigheid van het beheer, de organisatie en het beleid van Staatsbosbeheer. Aan de accountantsdienst wordt desgevraagd inzage gegeven in de boeken en bescheiden en worden alle inlichtingen verstrekt die hij voor de uitvoering van zijn taak nodig oordeelt.

  • 5. Onze Minister kan regels stellen omtrent aandachtspunten voor de accountantscontrole.

HOOFDSTUK IX. INLICHTINGEN

Artikel 23

  • 1. Staatsbosbeheer verstrekt desgevraagd aan Onze Minister de voor de uitoefening van zijn taak benodigde inlichtingen. Onze Minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.

  • 2. Onze Minister kan bepalen dat Staatsbosbeheer daarbij aangegeven inlichtingen als bedoeld in het eerste lid, aan hem verstrekt in de vorm van een periodieke rapportage.

HOOFDSTUK X. VOORZIENING BIJ NALATIGHEID

Artikel 24

Indien Staatsbosbeheer zijn taken, voortvloeiend uit artikel 3, eerste en tweede lid, naar het oordeel van Onze Minister verwaarloost, kan deze al die maatregelen nemen die hij met het oog op de continuïteit van de werkzaamheden of beperking van de schade noodzakelijk acht. Onze Minister doet hiervan terstond mededeling aan de Staten-Generaal.

HOOFDSTUK XI. WIJZIGING VAN ANDERE WETTEN

Artikel 25

[Wijzigt de Boswet.]

Artikel 26

[Wijzigt de Wet op belastingen van rechtsverkeer.]

HOOFDSTUK XII. OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 27

In afwijking van artikel 14 geschiedt de eerste benoeming van de directeur door Onze Minister, zonder dat de raad van toezicht een voordracht daartoe doet.

Artikel 28

  • 1. De ambtenaren die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet behoren tot het personeel van het dienstonderdeel Staatsbosbeheer van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij zijn met ingang van dat tijdstip van rechtswege ontslagen en aangesteld als ambtenaar in dienst van Staatsbosbeheer in dezelfde functie welke zij bekleedden bij voornoemd dienstonderdeel.

  • 2. De aanspraken die een ambtenaar op wie het eerste lid van toepassing is, toekomen krachtens artikel 24 van het Algemeen Rijksambtenaren Reglement vervallen op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet.

Artikel 29

  • 1. De archiefbescheiden van het dienstonderdeel Staatsbosbeheer van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij gaan met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet over naar Staatsbosbeheer, voor zover zij niet overeenkomstig de Archiefwet 1995 zijn overgebracht naar een rijksarchiefbewaarplaats.

  • 2. De overbrenging, ingevolge de Archiefwet 1995, van archiefbescheiden met betrekking tot op het in het eerste lid bedoelde tijdstip afgedane zaken geschiedt als had geen overdracht plaatsgevonden.

  • 3. Van de overgang, bedoeld in het eerste lid, maken degene onder wie de archiefbescheiden tot de overgang hebben berust en de directeur een verklaring op, die tenminste inhoudt een specificatie van deze archiefbescheiden. Zij bewaren elk een door beiden ondertekend exemplaar van deze verklaring.

Artikel 30

  • 1. Onze Minister bepaalt in overeenstemming met Onze Minister van Financiën welke vermogensbestanddelen van de Staat die aan het dienstonderdeel Staatsbosbeheer van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij worden toegerekend, worden toebedeeld aan Staatsbosbeheer.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde vermogensbestanddelen gaan met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet onder algemene titel om niet over op Staatsbosbeheer.

  • 3. Ingeval krachtens het tweede lid registergoederen overgaan, zal verandering in de tenaamstelling in de openbare registers, bedoeld in afdeling 2 van titel 1 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek plaatsvinden. De daartoe nodige opgaven worden door de zorg van Onze Minister aan de bewaarders van de desbetreffende registers gedaan.

  • 4. Ter zake van de verkrijging door Staatsbosbeheer van vermogensbestanddelen, bedoeld in het tweede lid, blijft de heffing van overdrachtsbelasting achterwege.

  • 5. Indien deze wet wordt ingetrokken, gaan op het tijdstip van intrekking van deze wet de vermogensbestanddelen van Staatsbosbeheer onder algemene titel om niet over op de Staat.

Artikel 31

  • 1. In wettelijke procedures en rechtsgedingen, waarbij het dienstonderdeel Staatsbosbeheer van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij is betrokken, treedt met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet Staatsbosbeheer in de plaats van de Staat, onderscheidenlijk Onze Minister.

  • 2. In zaken waarin voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet op grond van artikel 12 van de Wet Nationale ombudsman aan de Nationale ombudsman is verzocht een onderzoek te doen dan wel de Nationale ombudsman op grond van artikel 15 van die wet een onderzoek heeft ingesteld naar een gedraging die kan worden toegerekend aan het dienstonderdeel Staatsbosbeheer van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, treedt Staatsbosbeheer op dat tijdstip als bestuursorgaan in de zin van de Wet Nationale ombudsman in de plaats van Onze Minister.

Artikel 32

Onze Minister zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wet en vervolgens telkens na vier jaar aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en doelmatigheid van het functioneren van Staatsbosbeheer.

Artikel 33

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel 34

Deze wet wordt aangehaald als: Wet verzelfstandiging Staatsbosbeheer.

Naar boven