Wijzigingsbesluit Gemeenschappelijke regeling voor het Recreatieschap Midden-Delfland 2015

Logo Zuid-Holland

 

Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland,

 

gelet op

artikel 51 en 53 van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

artikel 38 en 41 van de Gemeenschappelijke regeling voor het Recreatieschap Midden-Delfland en

gelezen

het voorstel van het algemeen bestuur van het Recreatieschap Midden-Delfland van 24 september 2015;

gezien

de eensluidende besluiten van

Provinciale Staten van Zuid-Holland op 11 november 2015 en Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland op 13 oktober 2015;

de raad van de gemeente Rotterdam op 17 december 2015 en burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam op 10 november 2015;

de raad van de gemeente Delft op 26 november 2015 en burgemeester en wethouders van de gemeente Delft op 27 oktober 2015;

de raad van de gemeente Midden-Delfland op 17 november 2015 en burgemeester en wethouders van de gemeente Midden-Delfland op 13 oktober 2015;

de raad van de gemeente Westland op 15 december 2015 en burgemeester en wethouders van de gemeente Westland op 3 november 2015;

de raad van de gemeente Maassluis op 1 december 2015 en burgemeester en wethouders van de gemeente Maassluis op 10 november 2015

de raad van de gemeente Schiedam op 15 december 2015 en burgemeester en wethouders van de gemeente Schiedam op 17 november 2015;

de raad van de gemeente Vlaardingen op 26 november 2015 en burgemeester en wethouders van de gemeente Vlaardingen op 3 november 2015;

 

constateren

dat burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten en Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland besloten hebben toe te treden tot de Gemeenschappelijke regeling voor het Recreatieschap Midden-Delfland;

 

dat met de vereiste eenstemmigheid de raden van de deelnemende gemeenten en Provinciale Staten van Zuid-Holland hebben ingestemd met toetreding van burgemeesters en wethouders van de deelnemende gemeenten en Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland tot de Gemeenschappelijke regeling voor het Recreatieschap Midden-Delfland;

 

dat met de vereiste eenstemmigheid is besloten de Gemeenschappelijke regeling voor het Recreatieschap Midden-Delfland als volgt te wijzigen:

 

Artikel I

 

De Gemeenschappelijke regeling voor het recreatieschap Midden-Delfland wordt als volgt gewijzigd:

 

A.

1. Het eerste lid van artikel 1 komt te luiden:

 

Lid 1.

Provinciale staten en gedeputeerde staten van de Provincie Zuid-Holland, de raden en colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Delft, Midden-Delfland, Westland, Maassluis, Rotterdam, Schiedam en Vlaardingen, vormen ter behartiging van de belangen als omschreven in artikel 2 een een rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam, genaamd “Rec reatieschap Midden-Delfland , dat is gevestigd te ’s-Gravenhage.

 

2. Het tweede lid van artikel 1 komt te luiden:

 

2. Lid 2.

Deze regeling verstaat onder:

a. ‘recreatieschap’: het openbaar lichaam, genoemd in artikel 1, eerste lid, van deze regeling;

b. ‘deelnemers’: alle aan de regeling deelnemende bestuursorganen van gemeenten en de provincie;

c. ‘provinciale staten’: Provinciale Staten van Zuid-Holland;

d. ‘gemeenteraden’: de raden van de aan deze regeling deelnemende gemeenten;

e. ‘raad’: het algemeen bestuur van het recreatieschap Midden Delfland (Midden-Delflandraad);

f. ‘gebied’: het gebied, zoals is aangegeven op de bij deze regeling behorende en daartoe gewaarmerkte kaart .

 

B.

Het eerste lid van artikel 2 komt te luiden:

 

Lid 1.

Het recreatieschap heeft tot taak het behartigen van de belangen van de openluchtrecreatie in het in lid 2 onder f van artikel 1 aangegeven gebied, zulks voor zover mogelijk onder handhaving van het landelijk karakter van het gebied, daaronder begrepen het bewaren en bevorderen van de natuur  en landschappelijke waarden, het in stand houden van flora en fauna, zomede het verlenen van medewerking aan en het bevorderen van de totstandkoming en de handhaving van een natuurlijk biologisch evenwichtig milieu in het gebied.

 

C.

1. Het eerste lid van artikel 4 kom te luiden:

 

Lid 1.

Behoudens in geval van toepassing van het tweede lid bestaat de raad uit veertien leden, als volgt benoemd:

  • a.

    twee leden door provinciale staten uit hun midden, de voorzitter inbegrepen, en uit de gedeputeerden;

  • b.

    twee leden door de raad van de gemeente Delft uit zijn midden, de voorzitter inbegrepen en uit de wethouders;

  • c.

    één lid door de raad van gemeente Westland uit zijn midden de voorzitter inbegrepen en uit de wethouders;

  • d.

    twee leden door de raad van gemeente Midden-Delfland uit zijn midden de voorzitter inbegrepen en uit de wethouders;

  • e.

    twee leden door de raad van gemeente Maassluis uit zijn midden, de voorzitter inbegrepen en uit de wethouders;

  • f.

    één lid door de raad van gemeente Rotterdam uit zijn midden, de voorzitter inbegrepen en uit de wethouders;

  • g.

    twee leden door de raad van gemeente Schiedam uit zijn midden, de voorzitter inbegrepen en uit de wethouders;

  • h.

    twee leden door de raad van gemeente Vlaardingen uit zijn midden, de voorzitter inbegrepen en uit de wethouders.

De leden mogen niet in dienst van het recreatieschap werkzaam zijn.

 

2. Het vierde lid van artikel 4 komt te luiden:

 

Lid 4.

De leden worden benoemd voor de zittingsperiode van provinciale staten, respectievelijk de gemeenteraad. Zij kunnen dadelijk worden herbenoemd. Zij kunnen worden ontslagen door degene, die hen heeft benoemd.

 

3. Na het achtste lid van artikel 4 wordt een lid toegevoegd, luidende:

Lid 9. Een lid van de deelnemende gemeente of provincie die in de vergadering van de raad aan de stemming deelneemt, kan over de stem beschikken van een lid van dezelfde deelnemende gemeente of provincie die niet aan de stemming deelneemt.

 

D.

Het eerste lid van artikel 5 komt te luiden:

 

Lid 1.

De raad en het dagelijks bestuur verstrekken aan provinciale staten en de gemeenteraden alle inlichtingen die door één of meer leden van die organen worden verlangd, tenzij het algemeen belang zich daartegen verzet. Het reglement van orde van het desbetreffende bestuur regelt de wijze waarop hieraan uitvoering wordt gegeven.

 

E.

Artikel 6 komt te luiden:

 

Aan de raad behoort met betrekking tot de in artikel 2 omschreven bevoegdh eden van het recreatieschap alle bevoegdhed en , tenzij bij wet of in deze regeling anders is bepaald.

 

F .

Artikel 7 vervalt.

 

G .

1. Het eerste lid van artikel 9 komt te luiden:

 

Lid 1.

Voordat een verordening wordt vastgesteld, zendt het dagelijks bestuur het ontwerp daarvan voor zienswijzen aan gedeputeerde staten en aan de colleges van burgemeester en wethouder van de deelnemende gemeenten en aan de dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap Delfland . Het besluit tot vaststelling van de verordening wordt niet genomen binnen zes weken na de datum van verzending van het ontwerp.

 

2. Het derde lid van artikel 9 vervalt.

 

H .

Artikel 12 komt te luiden:

De raad stelt met inachtneming van de bepalingen van deze gemeenschappelijke regeling een reglement van orde voor zijn vergaderingen vast. Dit reglement wordt ter kennis gebracht van provinciale staten en gedeputeerde staten , de raden en colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten en dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Delfland.

 

I .

Het zevende lid van artikel 13 komt te luiden:

Lid 7.

De raad besluit met volstrekte meerderheid van stemmen, tenzij in deze regeling anders is bepaald.

 

J .

Het eerste lid van artikel 15 komt te luiden:

 

Lid 1.

Het dagelijks bestuur bestaat uit vijf leden, door en uit de raad aan te wijzen, te weten:

a. één van de leden van de raad benoemd door provinciale staten;

c. één van de leden van de raad benoemd door de gemeente Delft;

d. twee leden van de raad, aan te wijzen uit de leden benoemd door de gemeenten Maassluis, Rotterdam, Schiedam en Vlaardingen;

e. één lid van de raad, aan te wijzen uit de leden benoemd door de gemeente Midden- Delfland.

 

K .

1. Het tweede lid van artikel 16 komt te luiden:

 

Lid 2.

Het dagelijks bestuur zendt zo spoedig mogelijk de door de raad vastgestelde verordeningen en reglementen ter kennisneming aan provinciale staten en gedeputeerde staten , de raden en colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten en dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Delfland.

 

2. Het derde lid van artikel 16 vervalt.

 

L.

Artikel 25 komt te luiden:

 

Lid 1.

De raad, het dagelijks bestuur en de voorzitter worden bijgestaan door een secretaris en een penningmeester, aan welke functionarissen in de vergaderingen van de raad en in die van het dagelijks bestuur een adviserende stem toekomt. De raad benoemt, schorst en ontslaat hen en kan een instructie voor hen opstellen; bij afwezigheid of ontstentenis worden zij vervangen op de wijze, door de raad te bepalen.

 

Lid 2.

De secretaris en de penningmeester wonen de vergaderingen van de raad en van het dagelijks bestuur bij.

 

Lid 3.

Alle van de raad of het dagelijks bestuur uitgaande stukken worden door de secretaris mede-ondertekend.

 

M .

Het derde lid van artikel 26 komt te luiden:

 

Lid 3.

Voor de benoeming van een directeur dient het dagelijks bestuur bij de raad een aanbeveling in van ten minste twee personen.

 

N .

  • 1.

    In het eerste lid van artikel 33 wordt “zes weken” vervangen door: acht weken.

  • 2.

    Het derde lid van artikel 33 komt te luiden:

     

Lid 3.

Provinciale staten alsmede de raden van de deelnemende gemeenten kunnen omtrent de ontwerp begroting het dagelijks bestuur van hun gevoelen doen blijken. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren, waarin dit gevoelen is vervat, bij de ontwerpbegroting zoals deze aan de raad wordt aangeboden.

 

  • 3.

    In het vijfde lid van artikel 33 wordt “de Kroon” vervangen door “de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties”.

     

  • 4.

    De eerste volzin van lid 6 van artikel 33 kom te luiden:

Het bepaalde in het eerste, derde en vijfde lid van dit artikel is mede van toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting, tenzij het dagelijks bestuur op grond van het zevende lid besloten heeft een begrotingswijziging niet voor zienswijze aan de deelnemers aan te bieden.

5. Na het zesde lid van artikel 33 wordt een zevende lid toegevoegd, luidende:

 

Lid 7

Het totaal van de begroting vormt het autorisatieniveau voor begrotingswijzigingen. Indien noodzakelijk vinden begrotingswijzigingen plaats bij voorjaarsnota en/of najaarsnota. Het dagelijks bestuur biedt voorgenomen begrotingswijzigingen voor een zienswijze aan aan de deelnemers. Het dagelijks bestuur kan hiervan afzien als:

  • 1.

    Het totaal aan (budget)mutaties minder dan 5% van de totale begrotingsomvang (baten) bedraagt en;

  • 2.

    De wijziging(en) het totaal van de begrote lasten niet te boven gaan of waar deze de begrote laste wel te boven gaan er in financiële dekking is voorzien door:

    • a.

      extra opdracht(en) van een individuele deelnemer en bijbehorende financiële dekking;

    • b.

      overige taken, zoals wettelijke taken waar extra bijdragen van derden/deelnemers tegenover staan.

O .

Artikel 34 komt te luiden:

 

Lid 1.

Het in artikel 33, lid 1, bedoelde uitgavenplafond mag door een wijziging van de begroting niet worden overschreden. Indien zulks echter in een geval van dringende spoed onontkoombaar is, dient de vaststelling van de desbetreffende begrotingswijziging te geschieden bij een raadsbesluit, dat met ten minste tweederde plus één van de stemmen van de aanwezige leden wordt vastgesteld.

 

Lid 2.

Het bepaalde in artikel 131 van de Provinciewet is van overeenkomstige toepassing.

 

Lid 3.

Het bepaalde in artikel 33, lid 2, is van overeenkomstige toepassing.

 

P .

Artikel 36 komt te luiden:

Gedeputeerde staten van Zuid-Holland en burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten kunnen het geldelijk beheer en de boekhouding te allen tijde aan een onderzoek van hunnentwege doen onderwerpen. Aan de daartoe door hen aan te wijzen ambtenaren verstrekt het dagelijks bestuur desgevraagd alle voor dit onderzoek nodige inlichtingen.

 

Q.

Het tweede en derde lid van artikel 37 komen te luiden:

 

Lid 2.

Ten laste van de gemeente Westland komt een jaarlijkse bijdrage, te beginnen met een bedrag van

f 11.000,-- in 1991 elk volgend jaar te verhogen met een bedrag van f 1.750,-- en vanaf 1999 resulterend in de maximale jaarlijkse bijdrage van f 25.000,--. Voorzover er deelnemersbijdragen worden geïndexeerd, wordt de jaarlijkse bijdrage van de gemeente Westland eveneens geïndexeerd.

 

Lid 3.

Het nadelig saldo wordt over elk van de overige deelnemers als volgt verdeeld:

- ten laste van de provincie Zuid-Holland

32 % tot een maximumbedrag van € 609.488

- ten laste van de gemeente Delft

16 % tot een maximumbedrag van € 301.864

- ten laste van de gemeente Midden-Delfland

2% tot een maximumbedrag van € 37.733

- ten laste van de gemeente Maassluis

}

50% *tot een maximumbedrag van € 94 3 . 326 ,00

- ten laste van de gemeente Rotterdam

 

 

- ten laste van de gemeente Schiedam

 

 

- ten laste van de gemeente Vlaardingen

 

 

* De resterende 50% wordt gebracht ten laste van de gemeenten Maassluis, Rotterdam, Schiedam en Vlaardingen met toepassing van artikel 7, lid 3 van de Wet opheffing openbaar lichaam Rijnmond.

 

R .

1. Het eerst lid van artikel 39 komt te luiden:

 

Lid 1

De deelnemers hebben de mogelijkheid uit de regeling te treden bij daartoe strekkend besluit, dat binnen twee weken nadat het is genomen aan het algemeen bestuur wordt toegezonden.

2. Onder vernummering van het tweede, derde en vierde lid tot respectievelijk het derde, vierde en vijfde lid van artikel 39 wordt een lid ingevoegd luidende:

 

Lid 2

Aan de uittreding kunnen voorwaarden, waaronder financiële, worden verbonden.

 

3. Het vierde lid (nieuw) van artikel 39 komt te luiden:

 

Lid 4

De uittreding als bedoeld in het eerste lid heeft plaats op het einde van het jaar volgend op het jaar waarin de uittredende deelnemer het besluit tot uittreding kenbaar heeft gemaakt aan het algemeen bestuur.

 

S .

In artikel 43 wordt “Archiefwet 1962” vervangen door: Archiefwet 1995.

Artikel II
  • 1.

    Dit wijzigingsbesluit wordt aangehaald als: Wijzigingsbesluit Gemeenschappelijke regeling voor het Recreatieschap Midden-Delfland 2015.

  • 2.

    Dit wijzigingsbesluit treedt inwerking de dag na publicatie.

     

Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland,

 

secretaris a.i., drs. J.H. de Baas

 

voorzitter, drs. J. Smit

Naar boven