Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 8 december 2015, 2015-0000305412, houdende de inrichting van de directie Participatie en Decentrale Voorzieningen alsmede doorverlening van vertegenwoordigingsbevoegdheden van de directeur Participatie en Decentrale Voorzieningen (Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit directie Participatie en Decentrale Voorzieningen 2015)

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op de artikelen 3, eerste lid, aanhef en onderdeel k, en 10 van het Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit directeur-generaal Sociale Zekerheid en Integratie 2015;

Besluit:

§ 1. Algemeen

Artikel 1

In deze regeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder directie Participatie en Decentrale Voorzieningen: de directie Participatie en Decentrale Voorzieningen van het ministerie.

§ 2. Organisatie en taken afdelingen

Artikel 2

De directie Participatie en Decentrale Voorzieningen bestaat uit de volgende afdelingen:

  • a. de afdeling Generieke Participatievoorzieningen;

  • b. de afdeling Specifieke Participatievoorzieningen;

  • c. de afdeling Participatie en Arbeidsmarktregio’s;

  • d. de afdeling Participatie en Financiële Sturing.

Artikel 3

Het hoofd van de afdeling Generieke Participatievoorzieningen is verantwoordelijk voor:

  • a. de rechten en plichten van de Participatiewet, de Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de Wet Inkomensvoorziening oudere en arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

  • b. de beleidsvorming en totstandkoming van wet- en regelgeving op het terrein van armoede en schuldhulpverlening;

  • c. de vormgeving en organisatie van de bestuurlijke overleggen met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten.

Artikel 4

Het hoofd van de afdeling Specifieke Participatievoorzieningen is verantwoordelijk voor:

  • a. de beleidsontwikkeling op het terrein van het samenhangend re-integratie instrumentarium van gemeenten, waaronder het versterken van de gemeentelijke uitvoeringspraktijk, en het onderhoud hiervan;

  • b. de beleidsontwikkeling op het terrein van de jeugdwerkloosheid, waaronder de regionale aanpak van de jeugdwerkloosheid en de verbetering van de aansluiting tussen het onderwijs en de arbeidsmarkt;

  • c. de beleidsontwikkeling op het terrein van het bevorderen van zelfstandig ondernemerschap, mede in relatie tot het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004;

  • d. de afbouw van de Wet sociale werkvoorziening en de opbouw van beschut werk;

  • e. de beleidsontwikkeling en uitvoering van de programma’s Europese Structuur Fondsen en overige Europese programma’s gericht op het gemeentelijke domein;

  • f. het accounthouderschap van het Agentschap SZW met betrekking tot de uitvoering van regelingen door het Agentschap SZW.

Artikel 5

Het hoofd van de afdeling Participatie en Arbeidsmarktregio’s is verantwoordelijk voor:

  • a. de beleidsontwikkeling en monitoring van de regionale economie en arbeidsmarkt, in het bijzonder de coördinatie en implementatie van regionale thema’s die spelen in de arbeidsmarktregio’s;

  • b. de institutionele inrichting van de organisatievormen van gemeenten, de arbeidsmarktregio’s en de werkbedrijven;

  • c. de bevordering van de uitvoering van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, als ook de beleidsvorming op het terrein van de decentralisaties en de voorbereiding van onderraden over dit onderwerp;

  • d. de niet-financiële sturing richting gemeenten door middel van bijvoorbeeld management bij speech, dialoog, ondersteuning en kennisvergroting;

  • e. het onderhouden van de bestuurlijke relaties en netwerken die voortkomen uit de regionale taken van gemeenten;

  • f. de vormgeving en organisatie van SZW-dagen en wethoudersdagen, het onderhouden van contacten met de Programmaraad en de coördinatie van de totstandkoming van de verzamelbrieven van gemeenten;

  • g. de beleidsvorming op het terrein van cliëntparticipatie en de bestuurlijke relatie met de Landelijke Cliëntenraad.

Artikel 6

Het hoofd van de afdeling Participatie en Financiële Sturing is verantwoordelijk voor:

  • a. de financieringssystematiek, verdeelmodellen en het inkomensdeel van de Participatiewet, waaronder de prikkelwerking die deze wet met zich mee brengt;

  • b. de monitoring, informatievoorziening en evaluatie in verband met de Participatiewet;

  • c. de informatievoorziening rond de afbouw van de Wet sociale werkvoorziening;

  • d. het onderhouden van de contacten met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Inspectie SZW met betrekking tot de gemeentelijke verantwoording over de Participatiewet en de mogelijke toepassing van aanwijzingen of in de plaatsstellingen;

  • e. de ondersteuning en het voeren van het secretariaat voor de Toetsingscommissie Participatiewet;

  • f. de vormgeving en organisatie van de overleggen met de G4, de gemeenten Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht.

§ 3. Bevoegdheden

Artikel 7

Aan de hoofden van de afdelingen wordt mandaat en machtiging verleend met betrekking tot het nemen van besluiten over en het vaststellen en ondertekenen van stukken die betrekking hebben op de personeelsaangelegenheden ten behoeve van de eigen organisatorische eenheid, voor zover het betreft:

  • a. het opmaken, niet zijnde vaststellen, van een beoordeling van medewerkers;

  • b. het houden van manager-medewerker gesprekken;

  • c. verlof van medewerkers;

  • d. het afdoen van reisdeclaraties;

  • e. kleine beloningen, niet zijnde gratificaties, onder gelijktijdige mededeling daarvan aan de directeur Participatie en Decentrale Voorzieningen.

Artikel 8

Aan de hoofden van de afdelingen wordt mandaat en machtiging verleend met betrekking tot:

  • a. het afdoen van informatieve brieven, die betrekking hebben op de taken van de eigen organisatorische eenheid;

  • b. het paraferen van stukken waar de directie Participatie en Decentrale Voorzieningen geen voortouw in heeft, met uitzondering van stukken waarvan gelet op het belang daarvan redelijkerwijs vermoed kan worden dat deze door de directeur Participatie en Decentrale Voorzieningen afgedaan moeten worden.

§ 4. Slotbepalingen

Artikel 9

Doorverlening van bevoegdheden door afdelingshoofden is slechts toegestaan na voorafgaande schriftelijke toestemming van de directeur Participatie en Decentrale Voorzieningen.

Artikel 10

Bij afwezigheid van de directeur Participatie en Decentrale Voorzieningen worden, voor de duur van de afwezigheid of verhindering, diens taken en bevoegdheden waargenomen door het afdelingshoofd dat is aangewezen als de plaatsvervangende directeur.

Artikel 11

  • 1. Het Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit Re-integratie en Participatie 2009 wordt ingetrokken.

  • 2. Deze regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 mei 2015.

  • 3. Deze regeling wordt aangehaald als: Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit directie Participatie en Decentrale Voorzieningen 2015.

Deze regeling zal in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, namens deze, C. Bronda Directeur Participatie en Decentrale Voorzieningen

Naar boven