Gemeenschappelijke regeling Westfries Archief, Regionaal Historisch Centrum voor West-Friesland, wijziging 2016

Logo Hoorn

Zaaknummer: 1210786

 

De raden, de colleges en de burgemeesters van de gemeenten Drechterland, Enkhuizen, Hoorn, Koggenland, Medemblik, Opmeer en Stede Broec ieder voor zover het zijn bevoegdheid betreft;

 

  • -

    Gelezen het voorstel tot wijzigen van het college van burgemeester en wethouders d.d.

  • -

    Gelet op het feit dat op 1 januari 2015 de Wet gemeenschappelijke regelingen is gewijzigd en dat bestaande gemeenschappelijke regelingen uiterlijk 1 januari 2016 aangepast moeten zijn aan deze wet;

  • -

    Gelet op de Gemeentewet, de Wet gemeenschappelijke regelingen en de Archiefwet

     

Besluiten

De gemeenschappelijke regeling Archiefdienst Westfriese Gemeenten te wijzigen zodat deze als volgt zal luiden;

 

Hoofdstuk 1 Algemeen

Paragraaf 1 Begripsbepalingen

Artikel 1 Definities

Deze regeling verstaat onder:

  • a.

    openbaar lichaam: het rechtspersoonlijkheid bezittend openbaar lichaam Westfries Archief, Regionaal Historisch Centrum voor West-Friesland als bedoeld in artikel 8 eerste lid van de wet.

  • b.

    centrumgemeente: de gemeente Hoorn en haar bestuursorganen en ambtenaren

  • c.

    deelnemers: de aan deze regeling deelnemende gemeentebesturen

  • d.

    gedeputeerde staten: het college van gedeputeerde staten van de provincie Noord Holland

  • e.

    de Wet: de Archiefwet 1995

  • f.

    de regeling: deze gemeenschappelijke regeling

  • g.

    de archivaris: de functionaris zoals bepaald in artikel 32 Archiefwet 1995.

Paragraaf 2 Algemene Bepalingen

Artikel 2 Het openbaar lichaam

  • 1.

    Voor het realiseren van het belang en de uitvoering van de taken en het uitoefenen van bevoegdheden zoals omschreven in deze regeling wordt een openbaar lichaam ingesteld.

  • 2.

    Het openbaar lichaam is genaamd Westfries Archief, Regionaal Historisch Centrum voor West-Friesland.

  • 3.

    Het openbaar lichaam is gevestigd in Hoorn.

Artikel 3 Doel en belang

  • 1.

    Het openbaar lichaam is ingesteld met als doel de belangen van de deelnemers met betrekking tot de zorg, het beheer, de bewaring en het ter beschikking stellen van de in de archiefbewaarplaats berustende archiefbescheiden en collecties van de deelnemende gemeenten te behartigen alsmede het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden van de deelnemers voor zever deze niet zijn overgebracht. (artikelen 30 en 32 archiefwet 1995).

  • 2.

    Het openbaar lichaam heeft tevens als doel het in het samenwerkingsgebied vervullen van de functie van regionaal kennis- en informatiecentrum op het gebied van de lokale en regionale geschiedenis middels het opbouwen en beheren van een zo breed mogelijke collectie regionaal-historisch bronnenmateriaal en deze op een zo actief mogelijke wijze beschikbaar stellen aan en dienstbaar maken voor een breed publiek.

Artikel 4 Taken en bevoegdheden

  • 1.

    Voor de behartiging van de in het eerste lid van het vorige artikel genoemde belangen vervullen het openbaar lichaam en zijn organen alle taken die de Wet aan de deelnemers en hun bestuursorganen toekent.

  • 2.

    De daartoe bevoegde bestuursorganen van de deelnemers dragen in dat kader alle in de Wet aan hen toegekende bevoegdheden over aan de overeenkomstige bestuursorganen van het openbaar lichaam.

  • 3.

    Het openbaar lichaam zal in het kader van de belangen vermeld in het tweede lid van het vorige artikel zorgdragen voor de ontwikkeling van een samenhangend cultuur-historisch beleid, waarin in ieder geval de lokale en regionale geschiedbeoefening gestimuleerd zal worden.

Artikel 5 Taakuitoefening voor derden

  • 1.

    Het openbaar lichaam kan desgevraagd taken in het kader van de Wet dan wel met betrekking tot de cultuur-historische functie voor derden uitoefenen.

  • 2.

    Het algemeen bestuur beslist over de vraag of en in welke omvang het openbaar lichaam voor een derde taken gaat uitvoeren.

  • 3.

    Het algemeen bestuur van het openbaar lichaam zal daartoe op voorstel van het dagelijks bestuur een stelsel van algemene voorwaarden “Dienstverlening aan derden” vaststellen.

Hoofdstuk 2 Samenstelling, inrichting en werkwijze bestuursorganen van het openbaar lichaam

Artikel 6 Bestuursorganen

De bestuursorganen van het openbaar lichaam zijn:

  • a.

    het algemeen bestuur

  • b.

    het dagelijks bestuur

  • c.

    de voorzitter.

Paragraaf 1 Het algemeen bestuur

Artikel 7 Samenstelling

  • 1.

    Het algemeen bestuur bestaat uit één lid per deelnemende gemeente.

  • 2.

    De raden van de deelnemende gemeenten wijzen daartoe ieder één lid uit hun midden, de voorzitter inbegrepen of uit de wethouders aan.

  • 3.

    Tegelijk met de aanwijzing in het vorige lid, zorgen de raden voor de aanwijzing van plaatsvervangende leden.

Artikel 8 Zittingsduur

  • 1.

    De aanwijzing van de leden vindt plaats op de dag, waarop de eerste vergadering van de raden in nieuwe samenstelling na gehouden verkiezingen plaatsvindt.

  • 2.

    De aanwijzing van de leden is, gelijk aan de zittingsperiode van de raden.

  • 3.

    Alle leden treden af met ingang van de dag als bedoeld in het eerste lid van dit artikel.

  • 4.

    Het lid dat ophoudt lid te zijn van het gemeentelijk bestuursorgaan, waarin hij zitting heeft, houdt tevens op lid te zijn van het algemeen bestuur.

  • 5.

    Een lid kan te allen tijde ontslag nemen als lid van het algemeen bestuur. Hij geeft van dit voornemen terstond kennis aan het algemeen bestuur en aan de raad van zijn gemeente.

  • 6.

    De betreffende raad voorziet binnen tien weken na de datum van kennisgeving in het vorige lid in de tussentijdse vacature. De raad stelt het algemeen bestuur schriftelijk in kennis van de voorziening in de vacature.

  • 7.

    In geval van het bestaan van een of meer vacatures blijft het algemeen bestuur bevoegd besluiten te nemen.

Artikel 9 Werkwijze

  • 1.

    Het algemeen bestuur vergadert jaarlijks tenminste tweemaal en verder zo dikwijls als:

    • a.

      de voorzitter of het dagelijks bestuur een vergadering nodig oordelen;

    • b.

      tenminste een derde van de leden van het algemeen bestuur dit schriftelijk, onder opgaaf van redenen, verzoeken.

  • 2.

    Op de vergaderingen van het algemeen bestuur is het bepaalde in artikel 22, leden een en drie tot en met vijf van de Wet gemeenschappelijke regelingen van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    Voor de stemverhouding wordt uitgegaan van gewogen en gekwalificeerde meerderheid. Dit houdt in dat om een besluit te kunnen nemen een meerderheid van het aantal gemeenten die een meerderheid van het aantal inwoners in West-Friesland, vertegenwoordigen, benodigd is.

  • 4.

    Voor de vaststelling van het aantal inwoners per deelnemer, zoals bedoeld in het voorgaande lid, wordt uitgegaan van de per 1 januari van ieder jaar door het CBS openbaar gemaakte bevolkingscijfers.

Artikel 10 Bevoegdheden

Alle taken en bevoegdheden die in deze regeling niet zijn opgedragen aan het dagelijks bestuur of de voorzitter, behoren aan het algemeen bestuur.

Paragraaf 2 Het dagelijks bestuur

Artikel 11 Samenstelling

  • 1.

    Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en twee andere leden.

  • 2.

    Elk lid van het dagelijks bestuur is als portefeuillehouder belast met een aantal aandachtspunten.

  • 3.

    Het algemeen bestuur kan besluiten maximaal twee leden aan het dagelijks bestuur toe te voegen van buiten de kring van het algemeen bestuur. Bij het bepalen van het profiel van deze leden zal met name uitgegaan worden van de belangen zoals bedoeld in artikel 3, lid 2 van de regeling.

Artikel 12 Zittingsduur

Het lidmaatschap van het dagelijks bestuur eindigt, indien een lid als zodanig ontslag neemt of ontslagen wordt door het algemeen bestuur en zodra hij ophoudt lid te zijn van het algemeen bestuur.

Artikel 13 Werkwijze

Het dagelijks bestuur regelt in een reglement van orde de verdeling van de portefeuilles, de verantwoordelijkheden van de portefeuillehouders, de wijze waarop, indien nodig, wordt vergaderd, de oproeping voor de vergadering en al het nodige om goed te kunnen functioneren.

Artikel 14 Bevoegdheden

Tot de bevoegdheden van het dagelijks bestuur behoren in ieder geval:

  • a.

    Het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam te voeren, voor zover niet bij of krachtens de wet of de regeling het algemeen bestuur is belast;

  • b.

    Beslissingen van het algemeen bestuur voor te bereiden en uit te voeren;

  • c.

    Tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van het openbaar bestuur te besluiten, met uitzondering van privaatrechtelijke rechtshandelingen als bedoeld in artikel 31 a van de Wet gemeenschappelijke regelingen

  • d.

    Te besluiten namens het openbaar lichaam, het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij het algemeen bestuur, voor zover het het algemeen bestuur aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist

  • e.

    het nemen van besluiten op grond van de overgedragen bestuursbevoegdheden van de colleges van de deelnemende gemeenten, zoals bepaald in artikel 4 van de regeling

  • f.

    het bevorderen van de belangen van het openbaar lichaam, zoals bepaald in artikel 3 van de regeling.

Paragraaf 3 De voorzitter en commissies

Artikel 15 Wijze van benoeming, taken en bevoegdheden

  • 1.

    De voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter worden door en uit het algemeen bestuur benoemd.

  • 2.

    De voorzitter is voorzitter van het algemeen en het dagelijks bestuur en als zodanig belast met de leiding van de vergaderingen.

  • 3.

    de voorzitter bevordert extern de belangen van het openbaar lichaam.

  • 4.

    De voorzitter tekent alle stukken die van het algemeen en dagelijks bestuur uitgaan. Hij kan deze tekeningsbevoegdheid bij besluit aan een ander opdragen.

  • 5.

    De voorzitter vertegenwoordigt het openbaar lichaam in en buiten rechte. Hij kan deze bevoegdheid bij besluit aan een ander opdragen.

  • 6.

    Het algemeen en dagelijks bestuur worden door de voorzitter over eventuele mandaat- en volmachtbesluiten, zoals vermeld in de twee voorgaande leden, geïnformeerd.

Artikel 16 Commissies

  • 1.

    Het algemeen bestuur kan overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 24 en 25 van de Wet gemeenschappelijke regelingen commissies instellen.

  • 2.

    Het algemeen bestuur stelt in ieder geval een commissie in bestaande uit de gemeentesecretarissen van de deelnemers.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur en de voorzitter kunnen tijdelijke commissies instellen.

Paragraaf 4 Inlichtingen en verantwoording

Artikel 17 Aan de deelnemers

  • 1.

    Het algemeen en dagelijks bestuur verstrekken zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen zes weken, schriftelijk aan de raden van de deelnemende gemeenten de door hen of door een of meer van hun leden gevraagde inlichtingen.

  • 2.

    Het algemeen en dagelijks bestuur geven ongevraagd aan de raden en colleges van de deelnemende gemeenten alle informatie die voor een juiste beoordeling van het gevoerde beleid nodig is. Zij verstrekken hiertoe in ieder geval tweemaal per jaar informatie over de voortgang van de uitvoering van de taakstelling zoals opgenomen in het operationele plan en de daarmee gepaard gaande kosten.

  • 3.

    Een lid van het algemeen bestuur verschaft de raad van de gemeente die hem aangewezen heeft alle inlichtingen die door die raad, een of meer leden daarvan of het college worden gevraagd.

  • 4.

    Een lid van het algemeen bestuur is aan de raad van de gemeente die hem aangewezen heeft en aan een of meer leden daarvan verantwoording schuldig over het door hem in dat bestuur gevoerde beleid.

  • 5.

    Een lid van het algemeen bestuur kan door de raad van de gemeente die hem aangewezen heeft als zodanig worden ontslagen, indien hij niet meer het vertrouwen van de raad bezit.

Artikel 18 Aan het algemeen bestuur

  • 1.

    De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het algemeen bestuur of een of meer leden daarvan verantwoording verschuldigd voor het door hen gevoerde bestuur.

  • 2.

    De leden van het dagelijks bestuur geven gevraagd en ongevraagd aan het algemeen bestuur of aan een of meer leden daarvan alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het dagelijks bestuur gevoerde en te voeren bestuur noodzakelijk is.

  • 3.

    Een lid van het dagelijks bestuur kan door het algemeen bestuur worden ontslagen als dit lid niet meer het vertrouwen van het algemeen bestuur bezit. Artikel 49 Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

  • 4.

    Het bepaalde in de voorgaande leden is van overeenkomstige toepassing op de voorzitter.

Hoofdstuk 3 Centrumgemeente en organisatie

Paragraaf 1 Centrumgemeente

Artikel 19 Taken en kostenverdeling

  • 1.

    De centrumgemeente waarborgt een goede uitvoering van de werkzaamheden voor het vermelde in artikel 3 en 4 van deze regeling door de inzet van vakbekwaam personeel, het beschikbaar stellen van apparatuur, hulpmiddelen en huisvesting, alsmede ondersteuning in de bestuurs-, financiële, planning & controlcyclus.

  • 2.

    De centrumgemeente zal in het kader van het in het vorige lid vermelde ervoor zorgen dat voor medewerkers die enkel werkzaamheden verrichten voor het openbaar lichaam specifieke functie- dan wel competentieprofielen worden vastgesteld. Deze profielen worden ter kennisneming van het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam gebracht.

  • 3.

    De centrumgemeente draagt er zorg voor dat de huisvesting van het openbaar lichaam exclusief beschikbaar is en blijft voor de adequate taakvervulling daarvan, zoals vermeld in de artikelen 3 en 4 van de regeling

  • 4.

    Het openbaar lichaam kan niet zelf medewerkers in dienst nemen of hebben op publiekrechtelijke dan wel privaatrechtelijke basis.

  • 5.

    De met de taken van centrumgemeente gepaard gaande kosten zullen jaarlijks in de begroting van het openbaar lichaam worden opgenomen. De kosten worden verrekend op basis van het bepaalde in artikel 23 van deze regeling. De centrumgemeente deelt de kosten voor 1 maart gespecificeerd aan het dagelijks bestuur mede.

Paragraaf 2 Organisatie

Artikel 20 Organisatie: directeur-archivaris en secretaris

  • 1.

    De centrumgemeente zal de medewerkers, zoals bedoeld in het vorige artikel, indelen in een afzonderlijke organisatorische eenheid genaamd: “Westfries Archief, Regionaal Historisch Centrum voor West-Friesland”.

  • 2.

    De centrumgemeente zal de aansturing en dagelijkse leiding van de in het vorige lid vermelde organisatorische eenheid opdragen aan de directeur van het “Westfries Archief, Regionaal Historisch Centrum voor West-Friesland”.

  • 3.

    Het college van de centrumgemeente zal een instructie en mandaatregeling opstellen voor het functioneren van de directeur met betrekking tot de onderwerpen genoemd in artikel 19, lid 1. In de instructie zal in ieder geval worden voorzien in een periodiek overleg met de gemeentesecretaris van de centrumgemeente. De instructie en mandaatregeling zullen ter kennis van het algemeen en dagelijks bestuur van het openbaar lichaam worden gebracht.

  • 4.

    Het algemeen bestuur van het openbaar lichaam zal de directeur aanwijzen als archivaris in de zin van de Wet.

  • 5.

    In overleg met het college van de centrumgemeente en op voorstel van het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam zal het algemeen bestuur de directeur-archivaris aanwijzen als secretaris van het algemeen en dagelijks bestuur. De secretaris is de bestuursorganen van het openbaar lichaam in alles wat hun taak betreft behulpzaam. Hij woont als zodanig de vergaderingen van die bestuursorganen bij en ondertekent mede alle stukken die van die bestuursorganen uitgaan.

  • 6.

    Het algemeen bestuur kan regels en afspraken met betrekking tot de bedrijfsvoering van de centrumgemeente, voor zover van belang voor het openbaar lichaam, van overeenkomstige toepassing verklaren.

  • 7.

    Bij een klacht als bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht, treedt de Regionale Ombudscommissie uit Hoorn op als externe klachtinstantie.

  • 8.

    Voor het intern klachtrecht als bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht, stelt het Dagelijks Bestuur een klachtenprocedure op naar het voorbeeld van Hoorn.

Artikel 21 Periodieke evaluatie

  • 1.

    Het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam en het college van de centrumgemeente zullen iedere twee jaar de effectiviteit en efficiency van de ondersteuning door de centrumgemeente en het functioneren van de organisatie, zoals geregeld in het voorgaande artikel, in onderling overleg evalueren.

  • 2.

    De uitkomsten van deze evaluatie zullen zo nodig met verbeter- dan wel aanpassingsvoorstellen worden voorgelegd aan het algemeen bestuur van het openbaar lichaam.

  • 3.

    Indien het algemeen bestuur besluit verbeter- dan wel aanpassingsvoorstellen over te nemen, stelt het daarvan de raden en colleges van de deelnemende gemeenten op de hoogte. Indien enig voorstel aanleiding zou zijn tot een wijziging van de regeling, zal het algemeen bestuur het dagelijks bestuur opdragen deze wijziging voor te bereiden overeenkomstig de procedure in artikel 28 van de regeling.

Hoofdstuk 4 Financiën

Paragraaf 1 Algemeen

Artikel 22 Verordeningen financieel beleid, beheer en de controle

  • 1.

    Met betrekking tot de onderwerpen, zoals bepaald in de artikelen 212 en 213 Gemeentewet zijn de betreffende verordeningen van de centrumgemeente van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    Indien bij de uitvoering van de in het vorige lid bedoelde verordeningen mocht blijken, dat deze niet volledig dan wel inadequaat toepasbaar zijn, kan het algemeen bestuur na overleg met het college van de centrumgemeente besluiten aan deze verordeningen specifieke bepalingen toe te voegen en/of bepalingen uit die verordeningen niet van toepassing te verklaren.

  • 3.

    De legesverordening van de centrumgemeente is van overeenkomstige toepassing.

Paragraaf 2 Begroting en rekening

Artikel 23 Begroting

  • 1.

    Het dagelijks bestuur stelt jaarlijks een ontwerpbegroting op voor het volgende kalenderjaar en zendt deze voor advies aan de commissie zoals vermeld in artikel 16, lid 2 van de regeling.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur zendt voor 15 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders en de voorlopige jaarrekening aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur zendt de ontwerpbegroting acht weken voordat zij aan het algemeen bestuur wordt aangeboden, onderscheidenlijk acht weken voordat zij door het algemeen bestuur wordt vastgesteld, toe aan de raden van de deelnemende gemeenten

  • 4.

    In de ontwerpbegroting wordt aangegeven de naar raming voor elke deelnemende gemeente verschuldigde bijdrage per inwoner. Voor de berekening van de bijdrage wordt uitgegaan van het inwonertal per 1 januari voorafgaand aan dat, waarvoor de bijdrage verschuldigd is, volgens de door het CBS vastgestelde en gepubliceerde bevolkingsgegevens.

  • 5.

    de deelnemers kunnen het dagelijks bestuur uiterlijk vóór 1 juni van hun gevoelens over de ontwerpbegroting doen blijken.

  • 6.

    Het dagelijks bestuur zendt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 15 juni, de ontwerpbegroting, de opmerkingen van de deelnemers en zo nodig een nota van wijzigingen aan het algemeen bestuur.

  • 7.

    Het algemeen bestuur stelt de begroting voor 1 juli vast en zendt terstond afschriften aan de deelnemers.

  • 8.

    Het dagelijks bestuur zendt de vastgestelde begroting binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 1 augustus van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan gedeputeerde staten.

Artikel 24 Jaarrekening en jaarverslag

  • 1.

    Het dagelijks bestuur legt over elk kalenderjaar verantwoording af over de inkomsten en de uitgaven onder overlegging van de daarop betrekking hebbende bescheiden.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur voegt daarbij een verslag van een onderzoek naar de getrouwheid en rechtmatigheid van de baten en lasten ingesteld door een daartoe overeenkomstig het bepaalde in artikel 213 Gemeentewet aangewezen accountant.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur zendt de ontwerpjaarrekening, en het concept jaarverslag voor advies aan de commissie zoals vermeldt in artikel 16, lid 2 van de regeling.

  • 4.

    Vervolgens zendt het dagelijks bestuur de ontwerpjaarrekening en het concept jaarverslag, voorzien van het schriftelijk advies van de adviescommissie vóór 15 april aan het algemeen bestuur.

  • 5.

    Het algemeen bestuur stelt de jaarrekening en het jaarverslag vóór 1 juli vast. De vaststelling van de rekening strekt het dagelijks bestuur tot décharge, behoudens later in rechte gebleken onregelmatigheden. Het dagelijks bestuur doet van de vaststelling mededeling aan de deelnemers.

  • 6.

    Het dagelijks bestuur zendt de jaarrekening en het jaarverslag binnen twee weken na de vaststelling doch in ieder geval vóór 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening en het jaarverslag betrekking heeft, aan gedeputeerde staten.

Artikel 25 Financiering en garantstelling

  • 1.

    Eventuele voorschotten voor de taakuitvoering door de centrumgemeente en de organisatie van het openbaar lichaam, zoals bepaald in de artikelen 19 en 20 van de regeling worden jaarlijks voor het begin van ieder kalenderjaar aan de deelnemers op basis van de begroting in rekening gebracht.

  • 2.

    De deelnemers zullen er steeds voor zorgdragen dat het openbaar lichaam over voldoende middelen beschikt om tijdig aan zijn verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen.

  • 3.

    Indien het algemeen bestuur blijkt dat een deelnemer weigert de uitgaven voor het openbaar lichaam op de begroting te zetten, doet het onverwijld aan gedeputeerde staten het verzoek over te gaan tot toepassing van het bepaalde in de artikelen 194 en 195 Gemeentewet.

Hoofdstuk 5 Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing

Paragraaf 1 Toetreding en uittreding

Artikel 26 Toetreding

  • 1.

    Toetreding door andere gemeenten kan door een besluit van het algemeen bestuur plaatsvinden, indien tenminste twee derde van de deelnemers daarmee instemmen.

  • 2.

    Aan de toetreding kunnen door het algemeen bestuur nadere voorwaarden, waaronder financiële worden gesteld. De uitgangspunten voor deze voorwaarden worden door het algemeen bestuur vastgesteld in een nader besluit.

  • 3.

    Toetreding gaat in op 1 januari van het jaar volgend op dat waarin de voor de toetreding noodzakelijke wijziging van de regeling in werking is getreden.

  • 4.

    De raad van de toetreder wijst terstond na de inwerkingtreding het lid en plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur aan.

Artikel 27 Uittreding

  • 1.

    Deelnemers kunnen uittreden door toezending van de besluiten van de betreffende bestuursorganen aan het algemeen bestuur.

  • 2.

    Na ontvangst van de in het vorige lid genoemde besluiten geeft het dagelijks bestuur, na overleg met de uittredende deelnemer, opdracht aan een deskundige om de desintegratiekosten als gevolg van de uitreding te bepalen.

  • 3.

    Op basis van de bepaalde desintegratiekosten besluit het algemeen bestuur tot de financiële en eventueel overige voorwaarden voor de uittreding.

  • 4.

    De uittreding vindt pas plaats met ingang van 1 januari van het jaar volgend op het in het vorige lid vermelde besluit van het algemeen bestuur.

  • 5.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste en vierde lid zal er gedurende een periode van vijf jaar na de inwerkingtreding van deze regeling geen uittreding kunnen plaatsvinden.

Paragraaf 2 Wijziging, opheffing en liquidatie

Artikel 28 Wijziging

  • 1.

    Zowel het dagelijks bestuur als de leden van het algemeen bestuur kunnen voorstellen tot wijziging van de regeling doen. Onder een wijziging wordt mede verstaan een aanvulling met of een schrapping van woorden of bepalingen in de regeling.

  • 2.

    Wijziging van de regeling vindt plaats door het algemeen bestuur op basis van eensluidende besluiten van twee derde van de deelnemers. Indien de wijziging betrekking heeft op het bepaalde in artikel 3 en/of artikel 4 van de regeling is de instemming van alle deelnemers vereist.

  • 3.

    De vastgestelde wijziging wordt door het college van de centrumgemeente aan gedeputeerde staten gestuurd.

Artikel 29 Opheffing en liquidatie

  • 1.

    De regeling wordt opgeheven na een daartoe strekkend besluit van het algemeen bestuur op basis van daartoe strekkende besluiten van twee derde van de deelnemers.

  • 2.

    Een opheffingsbesluit kan niet worden genomen gedurende en periode van vijf jaar na de inwerkingtreding van deze regeling.

  • 3.

    In geval van opheffing zal het algemeen bestuur het dagelijks bestuur als vereveningscommissie aanwijzen.

  • 4.

    De vereveningscommissie stelt een liquidatieplan op. In dit plan kan van het bepaalde in de regeling worden afgeweken.

  • 5.

    Het liquidatieplan voorziet in de financiële en eventuele personele gevolgen van de opheffing. Het algemeen bestuur stelt het liquidatieplan vast gehoord de deelnemers.

  • 6.

    De centrumgemeente zorgt voor de afwikkeling van het vastgestelde liquidatieplan.

Hoofdstuk 6 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 30 Overgangsregeling financiering

  • 1.

    Bij de inwerkingtreding van deze regeling zal het openbaar lichaam gedurende een jaar door de deelnemers nog gefinancierd worden op de bestaande wijze: een vast bedrag per inwoner en een bijdrage per strekkende meter ingebracht archief.

  • 2.

    Na dit overgangsjaar zal de financiering volledig gebeuren op basis van een bijdrage per inwoner, zoals bepaald in artikel 23, lid 4 van de regeling.

Artikel 31 Geschillenregeling

  • 1.

    Geschillen omtrent de uitleg of toepassing van bepalingen in deze regeling tussen bestuursorganen van deelnemende gemeenten of tussen bestuursorganen van het openbaar lichaam en die van een of meer deelnemers worden voorgelegd aan een geschillencommissie.

  • 2.

    De geschillencommissie bestaat uit drie onafhankelijke leden. Ieder der partijen benoemt één lid. Het derde lid, die tevens als voorzitter zal optreden, wordt na overleg met de partijen, benoemd door de twee door partijen aan te wijzen leden.

  • 3.

    De commissie bepaalt zelf haar werkwijze en stelt partijen hiervan op de hoogte.

  • 4.

    Partijen zijn verplicht de commissie op zijn verzoek alle informatie tijdig te verschaffen.

  • 5.

    De commissie brengt een zwaarwegend advies uit aan partijen.

  • 6.

    Indien een der partijen of beide zich niet kunnen vinden in dit advies, zal het geschil aan gedeputeerde staten worden voorgelegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 28 Wet gemeenschappelijke regelingen.

Artikel 32 Archief

  • 1.

    Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden van het openbaar lichaam overeenkomstig en volgens een door het algemeen bestuur vast te stellen regeling ingevolge artikel 40 van de Wet.

  • 2.

    De secretaris is belast met de feitelijke bewaring en het beheer van deze archiefbescheiden.

Artikel 33 Toezending

Het college van burgemeester en wethouders van Hoorn draagt zorg voor toezending van deze regeling aan gedeputeerde staten.

Artikel 34 Duur en inwerkingtreding

  • 1.

    Deze regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

  • 2.

    De regeling treedt in werking op 1 januari 2016.

Artikel 35 Citeertitel

Deze regeling kan worden aangehaald als Gemeenschappelijke regeling Westfries Archief, Regionaal Historisch Centrum voor West-Friesland.

Naar boven