Regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie van 10 december 2015, nr. 712148 houdende wijziging van de Regeling tijdelijke aanwijzing bevoegde gerechten

De Minister van Veiligheid en Justitie,

Gelet op de artikelen 46a en 62a van de Wet op de rechterlijke organisatie;

Gehoord de Raad voor de rechtspraak en het College van procureurs-generaal;

Besluit:

ARTIKEL I

Artikel 5 van de regeling tijdelijke aanwijzing bevoegde gerechten wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt Deze regeling’ vervangen door: Artikel 1.

2. Na het tweede lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. De artikelen 2 en 3 vervallen met ingang van 1 januari 2017.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 10 december 2015

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

TOELICHTING

Deze regeling strekt tot aanpassing van de Regeling tijdelijke aanwijzing bevoegde gerechten, in verband met de gebleken noodzaak tot verlenging van onderdelen van deze regeling. Artikel 1 van de Regeling tijdelijke aanwijzing bevoegde gerechten (het Europees betalingsbevel) kan per 1 januari 2016 vervallen omdat met de Wet van 28 februari 2015 tot wijziging van de Uitvoeringswet verordening Europese betalingsbevelprocedure in verband met de concentratie van de Europese betalingsbevelprocedure (Stb. 2015, 98) wordt voorzien in een permanente regeling. Voor wat betreft de zaken als bedoeld in de artikelen 2 (rijksbelastingzaken) en 3 (Amsterdamse strafzaken) is echter voortzetting van de tijdelijke aanwijzing wenselijk.

Ten aanzien van artikel 2 (rijksbelastingzaken) heeft de Raad voor de rechtspraak aangegeven gekomen dat het als zeer onwenselijk wordt ervaren als de tijdelijke aanwijzing per 1 januari 2016 komt te vervallen. Verlenging met één jaar van deze aanwijzing wordt nodig geacht en voor de periode na 1 januari 2017 dient volgens de Raad voor de rechtspraak te worden gezocht naar een definitieve regeling. Ten aanzien van artikel 3 van de Regeling tijdelijke aanwijzing bevoegde gerechten is naar voren gekomen dat een gering aantal strafzaken nu nog openstaat in Arnhem, zodat verlenging van de aanwijzing met één jaar wenselijk wordt geacht. De Raad voor de rechtspraak heeft derhalve verzocht de Regeling tijdelijke aanwijzing bevoegde gerechten ten aanzien van de artikelen 2 en 3 met één jaar te verlengen.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

Naar boven