Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Financiën | Staatscourant 2015, 47097 | Besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Financiën | Staatscourant 2015, 47097 | Besluiten van algemene strekking |
30 december 2015
Nr. DB2015/446M
Directoraat-Generaal voor Fiscale Zaken; Directie Directe Belastingen
De Staatssecretaris van Financiën,
Gelet op de artikelen 10.1, 10.2a, 10.2b, 10.3, 10.3a, 10.6, 10.6a, 10.6b, 10.7, 10bis.12 en 10a.11 van de Wet inkomstenbelasting 2001, de artikelen 18ga en 32bb van de Wet op de loonbelasting 1964, artikel 10 van de Wet op de vennootschapbelasting 1969, artikel 35a van de Successiewet 1956, artikel 7 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, artikel 8 van de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de artikelen 10aa en 10eb van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965, artikel 2 van het Uitvoeringsbesluit kostenverrekening en gegevensuitwisseling Wet waardering onroerende zaken, de artikelen IX en X van het Belastingplan 2014 en de artikelen 8.1 en 8.2 van de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II;
Besluit:
De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 2.10 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid worden de bedragen in de tabel zodanig vervangen dat die tabel komt te luiden:
Bij een belastbaar inkomen uit werk en woning van meer dan |
maar niet meer dan |
bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare inkomen uit werk en woning dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat |
|
---|---|---|---|
I |
II |
III |
IV |
– |
€ 19.922 |
– |
8,40% |
€ 19.922 |
€ 33.715 |
€ 1.673 |
12,25% |
€ 33.715 |
€ 66.421 |
€ 3.362 |
40,40% |
€ 66.421 |
– |
€ 16.575 |
52,00% |
2. In het tweede lid wordt ‘1%’ telkens vervangen door: 1,5%.
B
Artikel 2.10a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid worden de bedragen in de tabel zodanig vervangen dat die tabel komt te luiden:
Bij een belastbaar inkomen uit werk en woning van meer dan |
maar niet meer dan |
bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare inkomen uit werk en woning dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat |
|
---|---|---|---|
I |
II |
III |
IV |
– |
€ 19.922 |
– |
8,40% |
€ 19.922 |
€ 34.027 |
€ 1.673 |
12,25% |
€ 34.027 |
€ 66.421 |
€ 3.400 |
40,40% |
€ 66.421 |
– |
€ 16.487 |
52,00% |
2. In het tweede lid wordt ‘1%’ telkens vervangen door: 1,5%.
C
In artikel 3.19, tweede lid, worden de bedragen en percentages in de tabel zodanig vervangen dat die tabel komt te luiden:
meer dan |
maar niet meer dan |
op jaarbasis |
---|---|---|
– |
€ 12.500 |
1,05% van deze waarde |
€ 12.500 |
€ 25.000 |
1,35% van deze waarde |
€ 25.000 |
€ 50.000 |
1,50% van deze waarde |
€ 50.000 |
€ 75.000 |
1,65% van deze waarde |
€ 75.000 |
€ 1.050.000 |
1,85% van deze waarde |
€ 1.050.000 |
– |
€ 19 425 vermeerderd met 2,35% van de woningwaarde voor zover deze uitgaat boven € 1. 050 000 |
D
In artikel 3.41, tweede lid, worden de bedragen in de tabel zodanig vervangen dat die tabel komt te luiden:
meer dan |
maar niet meer dan |
bedraagt de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek |
---|---|---|
– |
€ 2.300 |
€ 0 |
€ 2.300 |
€ 56.024 |
28% van het investeringsbedrag |
€ 56.024 |
€ 103.748 |
€ 15.687 |
€ 103.748 |
€ 311.242 |
€ 15 687 verminderd met 7,56% van het gedeelte van het investeringsbedrag dat de € 103.748 te boven gaat |
€ 311 242 |
– |
€ 0 |
E
In artikel 3.42, vierde lid, onderdelen a en b, wordt ‘€ 119.000.000’ vervangen door: € 120.000.000.
F
In artikel 3.68, eerste lid, wordt ‘€ 8.631’ vervangen door: € 8.774.
G
Artikel 3.77 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘€ 12.421’ vervangen door: € 12.484.
2. In het tweede lid wordt ‘€ 6.13’ vervangen door: € 6.245.
3. In het vierde lid wordt ‘€ 14.754’ vervangen door: € 14.828.
H
Artikel 3.87 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vierde lid worden de bedragen in de tabel zodanig vervangen dat die tabel komt te luiden:
bij een reisafstand per openbaar vervoer |
||
---|---|---|
van meer dan |
maar niet meer dan |
op jaarbasis |
– |
10 km |
– |
10 km |
15 km |
€ 443 |
15 km |
20 km |
€ 591 |
20 km |
30 km |
€ 988 |
30 km |
40 km |
€ 1225 |
40 km |
50 km |
€ 1597 |
50 km |
60 km |
€ 1776 |
60 km |
70 km |
€ 1971 |
70 km |
80 km |
€ 2038 |
80 km |
- |
€ 2066 |
2. In het vijfde lid, onderdeel b, wordt ‘€ 2055’ vervangen door: € 2.066.
3. In het zesde lid wordt ‘€ 2055’ vervangen door: € 2.066.
I
In artikel 3.97, tweede lid, onderdeel a, wordt ‘€ 4954’ vervangen door: € 5069.
J
Artikel 3.112 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid worden de bedragen en percentages in de tabel zodanig vervangen dat die tabel komt te luiden:
meer dan |
maar niet meer dan |
op jaarbasis |
---|---|---|
– |
€ 12.500 |
nihil |
€ 12.500 |
€ 25.000 |
0,30% van deze waarde |
€ 25.000 |
€ 50.000 |
0,45% van deze waarde |
€ 50.000 |
€ 75.000 |
0,60% van deze waarde |
€ 75.000 |
€ 1.050.000 |
0,75% van deze waarde |
€ 1.050.000 |
– |
€ 7.875 vermeerderd met 2,35% van de eigenwoningwaarde voor zover deze uitgaat boven € 1.050.000 |
2. In het vijfde lid wordt ‘2,15%’ vervangen door: 2,35%.
K
In artikel 3.114, eerste lid, wordt ‘€ 4.954’ vervangen door: € 5.069.
L
In artikel 3.125, eerste lid, onderdeel c, wordt ‘€ 21.142’ vervangen door: € 21.248.
M
Artikel 3.126a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vierde lid, onderdeel a, onder 3°, wordt ‘€ 21.142’ vervangen door: € 21.248.
2. In het vijfde lid wordt ‘€ 4.281’ vervangen door: € 4.303.
N
Artikel 3.127 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt ‘€ 7.052’ telkens vervangen door ‘€ 7.088’ en wordt ‘€ 13.927’ vervangen door: € 13.997.
2. In het derde lid wordt ‘€ 100.000’ vervangen door ‘€ 101.519’ en wordt ‘€ 11.936’ vervangen door: € 11.996.
O
Artikel 3.129, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt ‘€ 447.047’ vervangen door: € 449.283.
2. In onderdeel b wordt ‘€ 223.531’ vervangen door: € 224.649.
3. In onderdeel c wordt ‘€ 111.771’ vervangen door: € 112.330.
P
In artikel 3.133, tweede lid, onderdeel d, wordt ‘€ 4.281’ vervangen door: € 4.303.
Q
In artikel 5.5 wordt ‘€ 21.330’ vervangen door: € 21.437.
R
Artikel 5.10 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel a, onder 1° en onder 2°, wordt ‘€ 6.921’ telkens vervangen door: € 6.956.
2. In het eerste lid, onderdeel d, wordt ‘€ 517’ vervangen door ‘€ 520’ en wordt ‘€ 1.034’ vervangen door: € 1.040.
S
In artikel 5.13 wordt ‘€ 56.928’ vervangen door ‘€ 57.213’ en wordt ‘€ 113.856’ vervangen door: € 114.426.
T
In artikel 6.17, derde lid, worden de bedragen in de tabel zodanig vervangen dat die tabel komt te luiden:
meer dan |
maar niet meer dan |
wordt gezinshulp geacht extra te zijn voor zover de uitgaven voor gezinshulp meer bedragen dan het in deze kolom vermelde percentage van het verzamel-inkomen vóór toepassing van de persoonsgebonden aftrek |
---|---|---|
– |
€ 31.024 |
0% |
€ 31.024 |
€ 46.536 |
1% |
€ 46.536 |
€ 62.041 |
2% |
€ 62.041 |
– |
3% |
U
Artikel 6.20 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt ‘€ 7.525’ vervangen door ‘€ 7.563’ en wordt ‘€ 127’ vervangen door: € 128.
2. In het eerste lid, onderdeel b, wordt ‘€ 7.525’ vervangen door ‘€ 7.563’ en wordt ‘€ 39.975’ vervangen door: € 40.175.
3. In het eerste lid, onderdeel c, wordt ‘€ 39.975’ telkens vervangen door: € 40.175.
4. In het tweede lid wordt ‘€ 7.525’ vervangen door ‘€ 7.563’ en wordt ‘€ 15.050’ vervangen door ‘€ 15.126’. Voorts wordt ‘€ 127’ vervangen door ‘€ 128’ en wordt ‘€ 254’ vervangen door: € 256.
V
In artikel 8.9, eerste lid, wordt ‘53 1/3%’ vervangen door: 46 2/3%.
W
In artikel 8.10, tweede lid, wordt ‘€ 2.203’ vervangen door ‘€ 2.215’ en wordt ‘€ 19.822’ vervangen door ‘€ 19.922’. Voorts wordt ‘€ 861’ vervangen door: € 866.
X
Artikel 8.11 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, eerste volzin, onderdeel a, wordt ‘1,810%’ vervangen door ‘1,793%’ en wordt ‘€ 163’ vervangen door: € 164.
2. In het tweede lid, eerste volzin, onderdeel b, wordt ‘19,679%’ vervangen door ‘27,698%’ en wordt ‘€ 9010’ vervangen door ‘€ 9.147’. Voorts wordt ‘€ 2.220’ vervangen door ‘€ 2.232’ en wordt ‘€ 184’ vervangen door: € 185.
3. In het tweede lid, eerste volzin, onderdeel c, en tweede volzin, wordt ‘€ 49 770’ vervangen door: € 49 965.
Y
Artikel 8.14a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt ‘€ 4.857’ vervangen door: € 4.881.
2. In het tweede lid wordt ‘€ 1.033’ vervangen door ‘€ 1.039’ en wordt ‘€ 4.857’ vervangen door ‘€ 4.881’. Voorts wordt ‘€ 2.152’ vervangen door: € 2.163.
Z
In artikel 8.16a, tweede lid, wordt ‘€ 715’ vervangen door: € 719.
AA
In artikel 8.17, tweede lid, wordt ‘€ 1.042’ vervangen door ‘€ 1.048’ en wordt ‘€ 35.770’ telkens vervangen door ‘€ 35.949’. Voorts wordt ‘€ 152’ vervangen door: € 153.
AB
In artikel 8.18, tweede lid, wordt ‘€ 433’ vervangen door: € 436.
AC
In artikel 10.7, vijfde lid, wordt ‘€ 5.477’ vervangen door: € 5.507.
AD
Artikel 10bis.6, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef wordt ‘€ 161.500’ vervangen door: € 162.000.
2. In de tweede volzin wordt ‘€ 36.600’ vervangen door: € 36.800.
In de Wet inkomstenbelasting 2001, zoals deze wet op 31 december 2011 luidde, wordt in artikel 8.18a, tweede lid, ‘€ 207’ vervangen door: € 209.
De Wet op de loonbelasting 1964 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 18ga, eerste lid, wordt ‘€ 100 000’ vervangen door: € 101 519.
B
In artikel 20a, eerste lid, worden de bedragen en percentages in de tabel zodanig vervangen dat die tabel komt te luiden:
Bij een belastbaar loon van meer dan |
maar niet meer dan |
bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare loon dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat |
|
---|---|---|---|
I |
II |
III |
IV |
– |
€ 19.922 |
– |
8,40% |
€ 19.922 |
€ 33.715 |
€ 1.673 |
12,25% |
€ 33.715 |
€ 66.421 |
€ 3.362 |
40,40% |
€ 66.421 |
– |
€ 16.575 |
52,00% |
C
In artikel 20b, eerste lid, worden de bedragen en percentages in de tabel zodanig vervangen dat die tabel komt te luiden:
Bij een belastbaar loon van meer dan |
maar niet meer dan |
bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare loon dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat |
|
---|---|---|---|
I |
II |
III |
IV |
– |
€ 19.922 |
– |
8,40% |
€ 19.922 |
€ 34.027 |
€ 1.673 |
12,25% |
€ 34.027 |
€ 66.421 |
€ 3.400 |
40,40% |
€ 66.421 |
– |
€ 16.487 |
52,00% |
D
In artikel 32bb, tweede lid, wordt ‘€ 535.000’ vervangen door: € 538.000.
In de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt in artikel 10, eerste lid, onderdeel j, ‘€ 556.000’ vervangen door: € 559.000.
De Successiewet 1956 wordt als volgt gewijzigd:
A
In de in artikel 24, eerste lid, opgenomen tabel, eerste en tweede kolom, wordt ‘€ 121 296’ vervangen door: € 121 903.
B
Artikel 32 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel 4°, onder a, wordt ‘€ 633.014’ vervangen door: € 636.180.
2. In het eerste lid, onderdeel 4°, onder b, wordt ‘€ 60.138’ vervangen door: € 60.439.
3. In het eerste lid, onderdeel 4°, onder c en d, wordt ‘€ 20.047’ vervangen door: € 20.148.
4. In het eerste lid, onderdeel 4°, onder e, wordt ‘€ 47.477’ vervangen door: € 47.715.
5. In het eerste lid, onderdeel 4°, onder f, wordt ‘€ 2.111’ vervangen door: € 2.122.
6. In het tweede lid wordt ‘€ 163.530’ vervangen door: € 164.348.
C
Artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel 5° wordt ‘€ 5.277’ vervangen door ‘€ 5.304’ en wordt ‘€ 25.322’ vervangen door ‘€ 25.449’. Voorts wordt ‘€ 52.752’ vervangen door: € 53.016.
2. In onderdeel 6°, aanhef, wordt ‘€ 27.432’ vervangen door: € 27.570.
3. In onderdeel 7° wordt ‘€ 2.111’ vervangen door: € 2.122.
D
In artikel 35b, eerste lid, onderdeel a en onderdeel b, onder 2° en 3°, wordt ‘€ 1.055.022’ vervangen door: € 1.060.298.
In de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen wordt in artikel 7, zesde lid, ‘€ 4.749’ vervangen door: € 4.773.
De Kostenwet invordering rijksbelastingen wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 3, eerste lid, wordt ‘€ 11.473’ vervangen door: € 11.599.
B
In artikel 4, eerste lid, wordt ‘€ 54’ vervangen door ‘€ 55’ en wordt ‘€ 69’ vervangen door: € 70.
Het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 10aa wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste wordt ‘€ 10.095’ vervangen door ‘€ 10.343’ en wordt ‘€ 11.395’ vervangen door: € 11.675.
2. In het tweede lid wordt ‘€ 11.424’ vervangen door ‘€ 11.704’ en wordt ‘€ 12.894’ vervangen door: € 13.211.
B
Artikel 10eb wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘€ 36.705’ vervangen door: € 36.889.
2. In het tweede lid wordt ‘€ 27.901’ vervangen door: € 28.041.
In het Uitvoeringsbesluit kostenverrekening en gegevensuitwisseling Wet waardering onroerende zaken wordt in artikel 2, derde lid, ‘€ 25.590.168’ vervangen door: € 26.076.381.
Het Belastingplan 2014 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel III, onderdeel C, wordt ‘€ 1.233’ vervangen door: € 1.239.
B
In artikel III, onderdeel D, wordt ‘€ 232’ vervangen door: € 233.
C
In artikel VII, onderdeel C, wordt ‘€ 1.233’ vervangen door: € 1.239.
D
In artikel VII, onderdeel D, wordt ‘€ 232’ vervangen door: € 233
De Wet maatregelen woningmarkt 2014 II wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 3.6 wordt ‘€ 545’ vervangen door: € 548
B
In artikel 3.7 wordt ‘€ 586’ vervangen door: € 589.
C
In artikel 3.8 wordt ‘€ 586’ vervangen door: € 589.
D
In artikel 3.9 wordt ‘€ 586’ vervangen door: € 589.
E
In artikel 3.10 wordt ‘€ 586’ vervangen door: € 589.
F
In artikel 3.11 wordt ‘€ 581’ vervangen door: € 584.
G
In artikel 3.12 wordt ‘€ 581’ vervangen door: € 584.
H
In artikel 3.13 wordt ‘€ 581’ vervangen door: € 584.
I
In artikel 3.14 wordt ‘€ 581’ vervangen door: € 584.
J
In artikel 3.15 wordt ‘€ 576’ vervangen door: € 579.
K
In artikel 3.16 wordt ‘€ 576’ vervangen door: € 579.
L
In artikel 3.17 wordt ‘€ 571’ vervangen door: € 573.
M
In artikel 3.18 wordt ‘€ 566’ vervangen door: € 568.
N
In artikel 3.19 wordt ‘€ 550’ vervangen door: € 553.
O
In artikel 3.20 wordt ‘€ 510’ vervangen door: € 513.
P
In artikel 5.4 wordt ‘€ 545’ vervangen door: € 548.
Q
In artikel 5.5 wordt ‘€ 586’ vervangen door: € 589.
R
In artikel 5.6 wordt ‘€ 586’ vervangen door: € 589.
S
In artikel 5.7 wordt ‘€ 586’ vervangen door: € 589.
T
In artikel 5.8 wordt ‘€ 586’ vervangen door: € 589.
U
In artikel 5.9 wordt ‘€ 581’ vervangen door: € 584.
V
In artikel 5.10 wordt ‘€ 581 vervangen door: € 584.
W
In artikel 5.11 wordt ‘€ 581’ vervangen door: € 584.
X
In artikel 5.12 wordt ‘€ 581’ vervangen door: € 584.
Y
In artikel 5.13 wordt ‘€ 576’ vervangen door: € 579.
Z
In artikel 5.14 wordt ‘€ 576’ vervangen door: € 579.
AA
In artikel 5.15 wordt ‘€ 571’ vervangen door: € 573.
AB
In artikel 5.16 wordt ‘€ 566’ vervangen door: € 568.
AC
In artikel 5.17 wordt ‘€ 550’ vervangen door: € 553.
AD
In artikel 5.18 wordt ‘€ 510’ vervangen door: € 513.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Staatssecretaris van Financiën, E.D. Wiebes
De onderhavige regeling geeft uitvoering aan de indexeringsvoorschriften die zijn opgenomen in de artikelen 10.1, 10.2a, 10.2b, 10.3, 10.3a, 10.6, 10.6a, 10.6b, 10.7, 10bis.12 en 10a.11 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001), de artikelen 18ga en 32bb van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB 1964), artikel 10 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb 1969), artikel 35a van de Successiewet 1956 (SW 1956), artikel 7 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), artikel 8 van de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de artikelen 10aa en 10eb van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 (UBLB 1965), artikel 2 van het Uitvoeringsbesluit kostenverrekening en gegevensuitwisseling Wet waardering onroerende zaken, de artikelen IX en X van het Belastingplan 2014 (BP 2014) en de artikelen 8.1 en 8.2 van de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II.
Toepassing tabelcorrectiefactor (artikel I, onderdelen D, E, G, H, L tot en met U en W tot en met AD, artikel II, artikel III, onderdeel D, artikelen IV tot en met VI, artikel VIII, onderdeel B, artikel X en artikel XI)
De per 1 januari 2016 toe te passen tabelcorrectiefactor van artikel 10.2 van de Wet IB 2001 bedraagt 1,005. De bedragen die worden aangepast ingevolge artikel I, onderdelen D, E, G, H, L tot en met U en W tot en met AD, artikel II, artikel III, onderdeel D, de artikelen IV tot en met VI, artikel VIII, onderdeel B, artikel X en artikel XI in de onderhavige regeling worden bijgesteld op basis van deze tabelcorrectiefactor. De tabelcorrectiefactor wordt in beginsel toegepast op de bedragen zoals deze zonder de inflatiecorrectie per 1 januari 2016 zouden komen te luiden. Een aantal bedragen wijzigen nog na deze inflatiecorrectie. Deze bedragen worden hierna afzonderlijk toegelicht.
Ingevolge artikel I, onderdeel Ea, van het Belastingplan 2016 (BP 2016), zoals dat na de verwerking van de bijbehorende novelle is komen te luiden, wordt het in artikel I, onderdeel Q, genoemde bedrag van € 21.437 verhoogd tot € 24.437.
Ingevolge de artikelen III, onderdeel C, IX, onder b, en XXXVII, eerste lid, onderdeel b, van het BP 2014 worden de in artikel I, onderdeel W, genoemde bedragen van € 2.215 en € 866 vervangen door € 2.230, onderscheidenlijk € 1.106. Ingevolge de artikelen I, onderdeel G, en LII, eerste lid, onderdeel b, van het BP 2016 wordt het hiervoor genoemde bedrag van € 2.230 vervangen door € 2.242 en komen het in artikel I, onderdeel W, genoemde bedrag van € 19.922 en komt het hiervoor genoemde bedrag van € 1.106 te vervallen. Ingevolge de artikelen III, onderdeel D, IX, onder b, en XXXVII, eerste lid, onderdeel b, van het BP 2014 wordt het in artikel I, onderdeel X, genoemde bedrag van € 2.232 verhoogd tot € 2.465, en wordt het in dat onderdeel genoemde bedrag van € 185 vervangen door nihil. Ingevolge de artikelen I, onderdeel H, en LII, eerste lid, onderdeel c, van het BP 2016 wordt het bedrag van € 2.465 vervolgens vervangen door € 3.103. Ingevolge de artikelen I, onderdeel L, en LII, eerste lid, onderdeel d, van het BP 2016 wordt het in artikel I, onderdeel X, genoemde bedrag van € 49.965 vervangen door € 34.015.
Ingevolge de artikelen I, onderdeel I, en LII, eerste lid, onderdeel d, van het BP 2016 wordt het in artikel I, onderdeel Y, genoemde bedrag van € 2.163 vervangen door € 2.769.
Ingevolge de artikelen II, onderdeel G, en XXXVII, eerste lid, onderdeel c, van het Belastingplan 2015 (BP 2015) wordt het eerstgenoemde bedrag in artikel I, onderdeel AA, vervangen door € 965. Ingevolge de artikelen I, onderdeel J, en LII, eerste lid, onderdeel d, van het BP 2016 wordt dit bedrag van € 965 vervolgens vervangen door € 1.187.
Ingevolge de artikelen II, onderdeel G, en XXXVII, eerste lid, onderdeel c, van het BP 2015 wordt het laatstgenoemde bedrag in artikel I, onderdeel AA, vervangen door € 70.
Ingevolge de artikelen I, onderdeel L, en LII, eerste lid, onderdeel d, van het BP 2016 wordt het in artikel I, onderdeel AC, opgenomen bedrag van € 5.507 nog vervangen door € 10.443. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat daarbij tevens wordt geregeld dat geen sprake meer is van een vermeerdering, maar van een vermindering.
Ingevolge de artikelen XLVII en LII, eerste lid, onderdeel k, van het BP 2016 worden de na toepassing van artikel XI resulterende bedragen nog verhoogd met € 300.
Door de toegepaste afrondingsregel leidt de inflatiecorrectie bij het begin van 2016 niet tot een aanpassing van de bedragen in de artikelen van de Wet IB 2001, de Wet LB 1964 en het BP 2014 die staan genoemd in de hierna opgenomen tabel 1. Als basis voor de bijstelling voor 2016 gelden de na bijstelling voor 2015 op twee decimalen rekenkundig afgeronde bedragen.
De ingevolge artikel X van het Belastingplan 2014 en artikel 8.2 van de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II in de onderhavige regeling opgenomen tarieftabellen inkomstenbelasting van de artikelen 2.10 en 2.10a van de Wet IB 2001 en de in de onderhavige regeling opgenomen tarieftabellen loonbelasting van de artikelen 20a en 20b van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB 1964) komen overeen met de tabellen die zijn opgenomen in artikel I, onderdelen B en C, van het BP 2016, zoals dat na verwerking van de bijbehorende novelle komt te luiden, onderscheidenlijk artikel XVII, onderdelen A en B, van die wet. In die tabellen is reeds rekening gehouden met de inflatiecorrectie en met de ingevolge de artikelen 3.5 en 5.3 van de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II per 1 januari 2016 in die tarieftabellen aan te brengen wijzigingen (zie ook artikel LII, eerste lid, onderdelen a en g, van het BP 2016, zoals dat na verwerking van de bijbehorende novelle komt te luiden).
De bijstelling van de bedragen en percentages van de bijtelling privégebruik woning (artikel 3.19 van de Wet IB 2001), het eigenwoningforfait (artikel 3.112 van de Wet IB 2001) en de kamerverhuurvrijstelling (artikelen 3.97 en 3.114 van de Wet IB 2001) vindt plaats ingevolge de artikelen 10.3, 10.3a, 10.5 en 10.6 van de Wet IB 2001. Bijstelling van de in artikel 3.19, tweede lid, en in artikel 3.112, eerste lid, vermelde percentages vindt plaats op basis van de verhouding van het indexcijfer woninghuren over juli 2015 tot dat cijfer over juli 2014 (factor ih) en tevens met de verhouding van het gemiddelde van de eigenwoningwaarden die betrekking hebben op 2015 en het gemiddelde van die waarden die betrekking hebben op 2014 (factor iw). De factor ih voor 2015 bedraagt 127,95/125,05 (een gemiddelde huurstijging van 2,3%). De verhouding van het gemiddelde van de eigenwoningwaarden voor 2014 en het gemiddelde van de waarden voor 2015 bedraagt volgens opgave van de Waarderingskamer 100:100,5 (een gemiddelde waardestijging van 0,5%). De factor iw bedraagt daarmee 100/100,5.
In artikel 3.19 van de Wet IB 2001 gaat het percentage voor de berekening van het in aanmerking te nemen voordeel voor woningen met een waarde tussen € 75.000 en € 1,05 miljoen met 0,05%-punt omhoog. Het percentage voor woningen met een waarde van € 1,05 miljoen of hoger wordt door toepassing van artikel 10.3a van de Wet IB 2001 verhoogd met 0,15%-punt en derhalve gesteld op 2,35%.
In artikel 3.112 van de Wet IB 2001 wordt het percentage voor de berekening van het in aanmerking te nemen voordeel voor woningen met een eigenwoningwaarde van boven € 1,05 miljoen door toepassing van artikel 10.3a van de Wet IB 2001 verhoogd met 0,2571%-punt en vervolgens op dezelfde wijze afgerond als artikel 10.5 van die wet voorschrijft met betrekking tot de in de artikel 10.3 van die wet bedoelde percentages, als gevolg waarvan het percentage op 2,35% wordt gesteld.
Door de toegepaste afrondingsregel leidt de inflatiecorrectie bij het begin van 2016 niet tot een aanpassing van de bedragen in de artikelen van de Wet IB 2001 die staan genoemd in de hierna opgenomen tabel 1. Als basis voor de bijstelling voor 2016 gelden de na bijstelling voor 2015 op twee decimalen rekenkundig afgeronde bedragen.
Het in artikel 3.68, eerste lid, van de Wet IB 2001 vermelde bedrag wordt bijgesteld op basis van artikel 10.2b, eerste lid, van de Wet IB 2001.
De bijstelling van het in artikel 3.127, derde lid, onderdeel d, van de Wet IB2001 eerstvermelde bedrag en van het in artikel 18ga, eerste lid, van de Wet LB 1964 vermelde bedrag vindt ingevolge artikel 10.2b, tweede lid, van de Wet IB 2001, onderscheidenlijk artikel 18ga, tweede lid, van de Wet LB 1964, plaats op basis van de contractloonontwikkelingsfactor, bedoeld in artikel 10.2b, derde lid, van de Wet IB 2001. De correctiefactor op grond waarvan het bedrag per 1 januari 2016 wordt bijgesteld is 1,01519.
Het in artikel 8.9, eerste lid, van de Wet IB 2001 vermelde percentage wordt bijgesteld op basis van artikel 10.6a van de Wet IB 2001. Het percentage wordt berekend door het te vervangen percentage te verlagen met 6 2/3%-punt.
De in artikel 8.11, tweede lid, eerste volzin, onderdelen a en b, van de Wet IB 2001 vermelde percentages, de in artikel 8.11, tweede lid, eerste volzin, onderdelen b en c, van de Wet IB 2001 eerstvermelde bedragen en het in artikel 8.11, tweede lid, tweede volzin, van de Wet IB 2001 vermelde bedrag worden bijgesteld op basis van artikel 10.7 van de Wet IB 2001.
Bij de bepaling van het in artikel I, onderdeel W, onder 3, opgenomen bedrag is rekening gehouden met de artikelen I, onderdeel L, en LII, eerste lid, onderdeel d, van het BP 2016. Hierdoor wordt het bedrag dat na toepassing van artikel 10.1 van de Wet IB 2001 uitkomt op een bedrag van € 49.965 onder toepassing van artikel 10.7 van de Wet IB 2001, zoals dat ingevolge het BP 2016 met ingang van 1 januari 2016 komt te luiden, verlaagd tot € 34.015.
De bijstelling van het in artikel 3, eerste lid, van de Kostenwet invordering rijksbelastingen laatstvermelde bedrag vindt plaats op basis van de op de voet van artikel 8 van die wet bepaalde correctiefactor. Deze factor wordt berekend uit de indexcijfers van de ‘CAO-lonen per uur inclusief bijzondere beloningen, CAO-sector overheid’ van het Centraal Bureau voor de Statistiek. De correctiefactor op grond waarvan de bedragen per 1 januari 2016 worden bijgesteld is 1,011. Door de toegepaste afrondingsregel leidt de inflatiecorrectie bij het begin van 2016 niet tot een aanpassing van de bedragen in de artikelen van de Kostenwet invordering rijksbelastingen die staan genoemd in de hierna opgenomen tabel 1. Als basis voor de bijstelling voor 2016 gelden de na bijstelling voor 2015 op twee decimalen rekenkundig afgeronde bedragen.
De bedragen die zijn opgenomen in artikel 10aa van het UBLB 1965 voor de berekening van de minimaal in aanmerking te nemen AOW-inbouw in een pensioenregeling in gevallen waarin een lager opbouwpercentage per dienstjaar wordt gehanteerd dan is toegestaan op grond van artikel 18a, eerste tot en met derde lid, van de Wet LB 1964, worden jaarlijks bijgesteld aan de hand van de ontwikkeling van de hoogte van de AOW. De genoemde bedragen worden vermenigvuldigd met de verhouding tussen het per 1 januari 2016 geldende AOW-bedrag en het per 1 januari 2015 geldende AOW-bedrag. Dit verhoudingsgetal voor 2016 is 1,024.
Het bedrag van artikel 2, derde lid, van het Uitvoeringsbesluit kostenverrekening en gegevensuitwisseling Wet waardering onroerende zaken wordt bijgesteld aan de hand van de door het Centraal Planbureau in het Centraal Economisch Plan gepubliceerde verwachte ‘prijsmutatie netto materiële overheidsconsumptie’ voor het kalenderjaar, verhoogd met een volumeopslag van 0,90%. Volgens genoemde publicatie bedraagt de prijsmutatie netto materiële overheidsconsumptie voor het jaar 2016 1,00%, zodat inclusief volumeopslag, het bedrag dient te worden bijgesteld met 1,00+0,90%.
Vanwege de toegepaste afrondingsregels leidt de inflatiecorrectie bij het begin van 2015 niet tot een aanpassing van de bedragen in de bepalingen, genoemd in de volgende tabel:
wet |
artikel |
lid |
onderdeel |
zinsnede/toevoeging |
---|---|---|---|---|
Wet inkomstenbelasting 2001 |
||||
3.15 |
eerste |
|||
3.19 |
tweede |
tabel, 1e, 2e en 3e kolom, laatste bedrag |
||
3.41 |
tweede |
tabel, eerste bedrag |
||
3.47 |
eerste |
|||
3.112 |
eerste |
tabel, 1e, 2e en 3e kolom, laatste bedrag |
||
5.3 |
derde |
eerste bedrag |
||
tweede volzin |
||||
9.4 |
eerste |
|||
vijfde |
||||
Wet op de loonbelasting 1964 |
||||
12a |
eerste |
|||
Kostenwet invordering rijksbelasting |
||||
2 |
eerste bedrag |
|||
derde bedrag |
||||
3 |
eerste |
eerste bedrag |
||
tweede bedrag |
||||
tweede |
||||
derde |
||||
vierde |
||||
4 |
eerste |
derde bedrag |
||
vierde bedrag |
||||
tweede |
||||
derde |
||||
Belastingplan 2014 |
||||
III |
C |
eerste bedrag |
||
IV |
A |
|||
B |
||||
VII |
C |
eerste bedrag |
||
VIII |
A |
|||
B |
De Staatssecretaris van Financiën, E.D. Wiebes
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2015-47097.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.