Regeling van de Minister van Infrastructuur en Milieu, van 18 december 2015, nr. IENM/BSK-2015/246341, houdende regels voor het kunnen aanwijzen en aanmelden van keuringsinstanties voor pleziervaartuigen (Regeling aanwijzen en aanmelden keuringsinstanties Wet pleziervaartuigen)

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op artikel 8, tweede lid, van de Wet pleziervaartuigen;

BESLUIT:

§ 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

accreditatie:

accreditatie zoals bedoeld in artikel 2, tiende lid, van de verordening;

conformiteitsbeoordelingsmodule:

modules als bedoeld in de artikelen 19 tot en met 24 van de richtlijn en bijlage II bij Besluit nr. 768/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008, betreffende een gemeenschappelijk kader voor het verhandelen van producten en tot intrekking van Besluit 93/465/EEG van de Raad;

fabrikant:

natuurlijke of rechtspersoon die een product vervaardigt of een product laat ontwerpen of vervaardigen en het onder zijn naam of merknaam verhandelt;

geharmoniseerde norm:

geharmoniseerde norm als bedoeld in artikel 2, onderdeel 1, onder c, van Verordening (EU) nr. 1025/2012, betreffende Europese normalisatie, tot wijziging van de Richtlijnen 89/686/EEG en 93/15/EEG van de Raad alsmede de Richtlijnen 94/9/EG, 94/25/EG, 95/16/EG, 97/23/EG, 98/34/EG, 2004/22/EG, 2007/23/EG, 2009/23/EG en 2009/105/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Beschikking 87/95/EEG van de Raad en Besluit nr. 1673/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad;

keuring:

onderzoek waarmee wordt aangetoond of een product aan de eisen van de richtlijn voldoet;

Minister:

Minister van Infrastructuur en Milieu;

particuliere importeur:

in de Europese Unie gevestigde natuurlijke of rechtspersoon die in het kader van een niet-handelsactiviteit een product uit een derde land in de Unie invoert met het oogmerk dit voor eigen gebruik in bedrijf te stellen;

richtlijn:

richtlijn nr. 2013/53/EU van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 20 november 2013 betreffende pleziervaartuigen en waterscooters en tot intrekking van richtlijn 94/25/EG (PbEU L 354);

Rva:

Stichting Raad voor Accreditatie, gevestigd te Utrecht;

verordening:

verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees parlement en de Raad van de Europese Unie van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93 (PbEU L 218).

§ 2. Aanvragen aanwijzing keuringsinstantie

Artikel 2

  • 1. Een aanvraag om te worden aangewezen als keuringsinstantie op grond van artikel 8, eerste lid, van de Wet pleziervaartuigen, vermeldt:

    • a. een beschrijving van de conformiteitsbeoordelingsactiviteiten;

    • b. de conformiteitsbeoordelingsmodule bedoeld in de artikelen 20 tot en met 24 van de richtlijn waarvoor aanwijzing wordt gevraagd, en;

    • c. het in artikel 2 van de richtlijn vermelde product of de producten waarvoor de keuringsinstantie verklaart bekwaam te zijn.

  • 2. Aanwijzing kan uitsluitend geschieden voor een bepaalde module als geheel.

  • 3. Een wijziging van de artikelen 20 tot en met 24 van de richtlijn gaat voor de toepassing van deze regeling gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijziging uitvoering moet zijn gegeven.

Artikel 3

  • 1. Een aanvraag gaat vergezeld van de volgende gegevens en bescheiden:

    • a. een uittreksel uit het handelsregister;

    • b. afschriften van polissen van afgesloten verzekeringen;

    • c. indien de aanvrager geaccrediteerd is door de RvA: het certificaat van accreditatie, alsmede een schriftelijke verklaring waarin de aanvrager de RvA machtigt om alle door de Minister gewenste gegevens en inlichtingen met betrekking tot zijn accreditatie te verstrekken;

    • d. indien de aanvrager niet geaccrediteerd is door de RvA: alle bewijsstukken die nodig zijn om de conformiteit van de aanvrager met de eisen van artikel 30 van de richtlijn te verifiëren, de aanvrager te erkennen en toezicht op de aanvrager te kunnen houden.

§ 3. Beoordelingscriteria

Artikel 4

  • 1. Een aan te wijzen keuringsinstantie is naar Nederlands recht opgericht en in Nederland gevestigd of als in Nederland gevestigde nevenvestiging van een buitenlands bedrijf ingeschreven in het handelsregister.

  • 2. De aan te wijzen keuringsinstantie is verplicht een verzekering tegen wettelijke aansprakelijkheid te hebben waarvan de verzekerde som ten minste € 2.268.901 per gebeurtenis bedraagt.

Artikel 5

  • 1. Een aan te wijzen keuringsinstantie voldoet aan de criteria die zijn opgenomen in artikel 30 van de richtlijn.

  • 2. Een wijziging van artikel 30 van de richtlijn gaat voor de toepassing van deze regeling gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijziging uitvoering moet zijn gegeven.

Artikel 6

Een aan te wijzen keuringsinstantie wordt vermoed te voldoen aan artikel 5 indien zij voor de taken waarvoor aanwijzing wordt gevraagd is geaccrediteerd door de RvA.

Artikel 7

Indien een keuringsinstantie aantoont dat zij voldoet aan de desbetreffende geharmoniseerde normen of delen ervan, waarvan de referenties in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt, geldt als veronderstelling dat zij voldoet aan de in deze regeling gestelde criteria voor de beoordeling voor zover de toepasselijke geharmoniseerde normen met die criteria overeenkomen.

Artikel 8

  • 1. Indien een keuringsinstantie, met instemming van de klant, taken in verband met de keuring uitbesteedt of door een dochteronderneming laat uitvoeren, waarborgt zij dat de onderaannemer of dochteronderneming aan de eisen van artikel 30 van de richtlijn voldoet en stelt zij de Minister hiervan in kennis.

  • 2. De keuringsinstantie is volledig verantwoordelijk voor de taken die door de onderaannemer of dochteronderneming worden uitgevoerd.

  • 3. De keuringsinstantie houdt alle relevante documenten over de beoordeling van de kwalificaties van de onderaannemer of de dochteronderneming en over de door hen uit hoofde van artikel 19 tot en met 24 uitgevoerde werkzaamheden ter beschikking van de Minister.

§ 4. Keuringen

Artikel 9

  • 1. Een aangemelde keuringsinstantie voert keuringen uit volgens de keuringsprocedures, bedoeld in de artikelen 19 tot en met 24 van de richtlijn.

  • 2. De keuringen worden op evenredige wijze uitgevoerd, waarbij wordt voorkomen dat de fabrikant, de gemachtigde, de importeur, de distributeur of de particuliere importeur onnodig worden belast.

  • 3. Indien een aangemelde keuringsinstantie vaststelt dat een fabrikant of een particuliere importeur niet heeft voldaan aan de eisen van artikel 3, eerste lid, van de wet, bijlage I van de richtlijn of dienovereenkomstige geharmoniseerde normen, verlangt zij van die fabrikant of particuliere importeur dat hij passende corrigerende maatregelen neemt en verleent zij geen certificaat te bewijze van conformiteit aan die eisen.

  • 4. Indien een aangemelde keuringsinstantie na verlening van een certificaat vaststelt dat een product niet meer conform is, verlangt zij van de fabrikant of particuliere importeur dat hij passende corrigerende maatregelen neemt. Zo nodig schort zij het certificaat op of trekt zij dit in.

  • 5. Indien de fabrikant of particuliere importeur geen corrigerende maatregelen neemt of de genomen maatregelen niet het vereiste effect hebben, worden de certificaten door de aangemelde keuringsinstantie naargelang het geval beperkt, opgeschort of ingetrokken.

Artikel 10

  • 1. Een aangemelde keuringsinstantie stelt de Minister in kennis van:

    • a. elke weigering, beperking, opschorting of intrekking van certificaten;

    • b. omstandigheden die van invloed zijn op de werkingssfeer van en de voorwaarden voor aanmelding;

    • c. informatieverzoeken over keuringsactiviteiten die zij van markttoezichtautoriteiten ontvangen.

  • 2. Een aangemelde keuringsinstantie brengt desgevraagd de Minister op de hoogte van de binnen de werkingssfeer van haar aanmelding verrichte keuringsactiviteiten en andere activiteiten, waaronder grensoverschrijdende activiteiten en uitbesteding.

  • 3. Een aangemelde keuringsinstantie verstrekt de andere uit hoofde van de richtlijn aangemelde keuringsinstanties die soortgelijke keuringsactiviteiten voor dezelfde producten verrichten relevante informatie over negatieve keuringsresultaten en op verzoek ook over positieve keuringsresultaten.

§ 5. Toezicht

Artikel 11

De keuringsinstantie stelt de Minister onverwijld in kennis van:

  • a. wijzigingen van haar naam of adresgegevens in het handelsregister;

  • b. indien zij voor de taken waarvoor zij is aangewezen, door de RvA is geaccrediteerd: wijziging, schorsing of beëindiging van haar accreditatie;

  • c. indien zij niet over een accreditatie als bedoeld in onderdeel b beschikt: wijzigingen in de organisatie, de bedrijfsinterne procedures of de personele bezetting van de keuringsinstantie, voor zover die wijzigingen relevant zijn voor de wijze waarop of de mate waarin de keuringsinstantie voldoet aan artikel 5.

Artikel 12

Een keuringsinstantie verstrekt de Minister jaarlijks voor 1 maart een schriftelijke rapportage over de in het voorgaande kalenderjaar door haar uitgevoerde keuringen en procedures van overeenstemmingsbeoordeling in het kader van de Wet pleziervaartuigen.

§ 6. Kosten

Artikel 13

Een door de RvA onderzochte aanvrager, dan wel een door de RvA onderzochte keuringsinstantie, vergoedt de RvA de in rekening gebrachte kosten.

§ 6. Slotbepalingen

Artikel 14

De Regeling keuringsinstanties Wet pleziervaartuigen wordt ingetrokken.

Artikel 15

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 16

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling aanwijzen en aanmelden keuringsinstanties Wet pleziervaartuigen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

TOELICHTING

Algemeen

Aanleiding

De onderhavige regeling strekt tot uitvoering van artikel 8, tweede lid, van de Wet pleziervaartuigen. Zij bevat onder meer voorschriften voor de aanwijzing en de beoordeling van keuringsinstanties en voorschriften voor het toezicht op die instanties. In verband met de inwerkingtreding op 18 januari 2016 van de richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 20 november 2013 betreffende pleziervaartuigen en waterscooters en tot intrekking van richtlijn 94/25/EG (PbEU L 354) (hierna: de richtlijn), vervalt met ingang van die datum de aanmelding van de nu onder de Wet pleziervaartuigen aangewezen keuringsinstanties. De keuringsinstanties kunnen dan niet langer hun werkzaamheden uitvoeren omdat zij niet langer zijn aangemeld in het zogenoemde NANDO-systeem van de Europese Commissie. Om de keuringsinstanties opnieuw te kunnen aanmelden onder de richtlijn zijn in deze regeling de daarvoor benodigde relevante bepalingen opgenomen. Dit gebeurt in de vorm van een tijdelijke regeling omdat dat wetsvoorstel Wet pleziervaartuigen 2016 op dit moment in procedure is bij de beide kamers der Staten Generaal. Op het moment dat het wetsvoorstel, met de bijbehorende Ministeriële regeling, in werking treedt vervalt deze regeling. De artikelen die zijn opgenomen in deze regeling komen overeen met de toekomstige Wet pleziervaartuigen 2016 met de bijbehorende Ministeriële regeling.

Administratieve lasten

Nadat door de Raad voor Accreditatie (hierna: RvA) is beoordeeld of een keuringsinstantie aan de eisen voldoet moet de keuringsinstantie op grond van artikel 33, eerste lid, van de richtlijn, een verzoek om aanmelding indienen bij de aanmeldende autoriteit van de lidstaat waar zij zijn gevestigd. De lidstaten melden de keuringsinstanties vervolgens aan bij de Europese Commissie en de andere lidstaten. Het indienen van het verzoek om aanmelding betreft een eenmalige kostenpost voor keuringsinstanties. De lasten voor het indienen van een verzoek aanmelding door een keuringinstantie zijn geraamd op zes uur. Uitgaande van een gemiddeld uurtarief bij de keuringsinstantie van € 49 kost het indienen van een verzoek om aanmelding per keuringsinstantie dus € 294. Er zijn in Nederland drie keuringsinstanties die zich met de pleziervaart bezig houden. De extra lasten voor deze verplichting uit de nieuwe richtlijn bedragen voor keuringsinstanties € 294 * 3 = € 882.

Deze regeling heeft geen gevolgen voor burgers omdat deze alleen op de aanmelding en aanwijzing van keuringsinstanties ziet.

Vaste verandermomenten

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Er is afgeweken van het systeem van vaste verandermomenten omdat het de spoedeisende uitvoering van Europese regels betreft.

Toezicht en handhaving

Het toezicht op de naleving van het bij of krachtens de Wet pleziervaartuigen bepaalde is opgedragen aan (de ambtenaren van) de Inspectie Leefomgeving en Transport (hierna: ILT). Naast de aanwijzing en aanmelding van de keuringsinstantie, zijn zij ook belast met het toezicht op een juiste taakuitoefening door de keuringsinstanties. Indien bijvoorbeeld mocht blijken dat een dergelijke instantie onvoldoende zorgvuldig optreedt, kan de aanwijzing van deze instantie uiteraard ongedaan worden gemaakt.

De RvA houdt voortdurend toezicht in het kader van de door haar verleende accreditatie. Mochten daarbij tekortkomingen worden geconstateerd dan kan zij de ILT informeren en kan deze stappen ondernemen om een aanwijzing en aanmelding in te trekken.

Deze regeling is met de ILT en de RvA afgestemd.

Artikelsgewijs

Artikel 2

Ingevolge artikel 2 moet de instantie die aangewezen wenst te worden als keuringsinstantie op grond van de Wet pleziervaartuigen 2016, bij de aanvraag aangeven voor welke werkzaamheden zij aangewezen wenst te worden.

Artikel 3

Artikel 3 bepaalt welke gegevens en bescheiden bij de aanvraag moeten worden gevoegd en bevat een uitzondering voor keuringsinstanties die niet zijn geaccrediteerd. In dat geval moet de aanvrager die niet door de RvA is geaccrediteerd alle bewijsstukken overleggen die nodig zijn om de conformiteit met de eisen van artikel 5 te kunnen verifiëren, te erkennen en toezicht op hem te kunnen houden. Een aanvraag moet worden ingediend bij de Inspectie Leefomgeving en Transport (hierna: ILT). Deze is namens de Minister van Infrastructuur en Milieu (de Minister) belast met de aanwijzing en aanmelding van keuringsinstanties.

Artikel 4

In artikel 4, eerste lid, is bepaald dat een keuringsinstantie moet zijn ingeschreven in het handelsregister. Deze vestigingseis voor keuringsinstanties komt voort uit artikel 30, tweede lid, van de richtlijn. Daarin is opgenomen dat een keuringsinstantie naar nationaal recht is opgericht en rechtspersoonlijkheid heeft. Buitenlandse bedrijven zijn niet uitgesloten van aanwijzing tot keuringsinstantie op grond van de Wet pleziervaartuigen mits deze een in het Nederlandse handelsregister ingeschreven nevenvestiging hebben. In het tweede lid is bepaald dat een keuringsinstantie een verzekering moet afsluiten ter hoogte van het daarin bepaalde bedrag. Deze eis voor het sluiten van een aansprakelijkheidsverzekering komt voort uit artikel 30, negende lid, van de richtlijn.

Artikel 5

De toetsing of de instantie aan de criteria voor aanwijzing voldoet, is gerelateerd aan de door de instantie aangegeven werkzaamheden. Deze criteria staan vermeld in artikel 5. De toetsing of een aanvrager voldoet aan de criteria voor aanwijzing van, zoals opgenomen in artikel 30 van de richtlijn alsmede aan de criteria die zijn opgenomen in de geharmoniseerde normen of delen ervan (waarvan de referenties in het Publicatieblad van de Europese Unie moeten zijn bekendgemaakt), wordt in beginsel uitgevoerd door de RvA op grond van artikel 5.

Artikel 6

In artikel 6 is geregeld dat indien een keuringsinstantie is geaccrediteerd door de RvA voor de taken waarvoor zij aangewezen wil worden, daaraan het vermoeden kan worden ontleend dat wordt voldaan aan de criteria zoals die in artikel 5 zijn opgenomen.

Artikel 7

Een keuringsinstantie kan ook op een andere wijze aantonen dat zij aan de in artikel 5 opgenomen criteria voldoet. In artikel 7 is bepaald dat wanneer een aangemelde instantie kan aantonen dat voldaan wordt aan de eisen van een geharmoniseerde norm of delen daarvan die overeenkomen met de in artikel 30 van de richtlijn genoemde criteria, verondersteld mag worden dat zij voldoet aan de criteria betreffende de beoordeling. De referenties van de geharmoniseerde norm dienen in het Publicatieblad van de Europese Unie te zijn bekendgemaakt.

Artikel 8

Artikel 8 regelt de situatie dat een keuringsinstantie het onderzoek of de controle niet (volledig) zelf verricht, maar (onderdelen van) het onderzoek laat verrichten door anderen. Het is echter niet de bedoeling dat het onderzoek en de controle geheel wordt uitbesteed aan een andere instantie. De keuringsinstantie is immers eindverantwoordelijk voor de keuring. Daarom bevat dit artikel een aantal verplichtingen voor keuringsinstanties ten aanzien van de uitbesteding van werkzaamheden, waaronder de instemming van de klant waarvoor een keuring wordt uitgevoerd.

Artikel 9

Artikel 9 regelt de werkzaamheden van een aangemelde keuringsinstantie.

In het eerste lid is geregeld dat een keuringsinstantie de keuringen uitvoert volgens de in artikel 19 tot en met 24 van de richtlijn opgenomen beoordelingsprocedures. Dat betekent overigens niet dat een keuringsinstantie altijd voor alle in die artikelen genoemde beoordelingsprocedures moet zijn aangemeld. Het kan ook zijn dat een keuringsinstantie slechts voor één of een aantal specifieke producten is aangemeld en dus alleen bevoegd is om die keuringen volgens de daarmee samenhangende beoordelingsprocedures uit te voeren.

Het tweede lid regelt de wijze waarop een keuring moet worden uitgevoerd. Vanzelfsprekend en tevens volgens De richtlijn moet een keuringsinstantie de keuringen en de daarmee samenhangende procedures met zo weinig mogelijk lasten voor het bedrijf uitvoeren. Dat houdt in dat er informatie wordt gegeven over de te volgen procedures en regelgeving, dat er geen onnodige informatie wordt gevraagd en er geen onnodige certificering of merktekens worden voorgesteld die geen toegevoegde waarde hebben voor de keuring van het product. De technische documentatie die in het kader van de keuring wordt overgelegd kan beperkt worden tot datgene dat nodig is voor het uitvoeren van de keuring. Bij dit alles moet natuurlijk wel het beschermingsniveau van de richtlijn in het oog worden gehouden.

Het derde en vierde lid geven de keuringsinstantie een aantal bevoegdheden wanneer niet wordt voldaan aan de in artikel 3 genoemde eisen of wanneer blijkt dat het product niet langer conform is.

Het derde lid ziet op de fase waarin een product aan een keuring is onderworpen. Wanneer blijkt dat er bijvoorbeeld niet wordt voldaan aan de in Bijlage I bij de richtlijn opgenomen essentiële eisen wordt een fabrikant of particuliere importeur eerst in de gelegenheid gesteld om de tekortkomingen te verhelpen. Denkbaar is dat daarbij een redelijke termijn wordt gesteld waarbinnen dat moet plaatsvinden. Gedurende die periode wordt geen certificaat verstrekt.

Het vierde lid ziet op de situatie dat na verlening van een certificaat blijkt dat een product niet langer conform is. Ook in dat geval wordt gelegenheid geboden om die tekortkomingen te verhelpen. Ook hierbij kan een termijn worden gesteld. Gedurende die termijn kan het certificaat worden geschorst of, indien al blijkt dat die maatregelen niet kunnen of zullen worden uitgevoerd, direct worden ingetrokken.

Worden de in het derde en vierde lid bedoelde corrigerende maatregelen niet getroffen of hebben deze niet het vereiste effect dan bepaalt het vijfde lid dat, op basis van het specifieke geval, er geen certificaat wordt verleend of het certificaat beperkt wordt tot die onderdelen van het product die wel aan de normen voldoen. Ook kan het certificaat geschorst worden.

Artikel 10

Omdat de Minister verantwoordelijk is voor de aanmelding van keuringsinstanties wordt in artikel 10 de daarvoor noodzakelijke informatievoorziening geregeld. Waar gesproken wordt over de Minister moet worden gelezen de ILT omdat die in de praktijk is belast met het toezicht en de handhaving. Het eerste lid stelt regels over de informatie die zonder verzoek van de Minister al moet worden gegeven. Die informatie heeft betrekking op certificaten die niet (langer) aan de normen voldoen en daarom worden geweigerd, beperkt, ingetrokken of geschorst (onderdeel a). Verder dient er informatie te worden aangeleverd over omstandigheden die van invloed kunnen zijn op de aanmelding zelf. Dat kan het functioneren en de organisatie van de aangemelde keuringsinstantie betreffen, bijvoorbeeld: de wijze waarop keuringen worden uitgevoerd, de ter beschikking staande middelen, het inschakelen van onderaannemers, belangenverstrengeling etc. (onderdeel b). Indien een markttoezichtautoriteit informatie vraagt over een door de aangemelde keuringsinstantie uitgevoerde keuring dient de Minister hierover ook door de aangemelde keuringsinstantie in kennis te worden gesteld (onderdeel c).

Het tweede lid biedt de grondslag om informatie te vragen over de door de keurinstantie verrichte werkzaamheden over bijvoorbeeld het afgelopen jaar of een andere te bepalen periode en over keuringswerkzaamheden die zij heeft uitbesteed.

Het derde lid verplicht de aangemelde keuringsinstantie om informatie over negatieve keuringsresultaten te delen met andere aangemelde keuringsinstanties die keuringen voor dezelfde producten verrichten. Het gaat daarbij niet alleen om informatie over veiligheidsgerelateerde non-conformiteit maar ook om te voorkomen dat bij afwijzing door de ene instantie vervolgens een volgende keuringsinstantie wordt benaderd in de hoop daar wel een gunstig resultaat te kunnen verkrijgen. Informatie over positieve keuringsresultaten hoeft alleen op verzoek te worden aangeleverd aan andere keuringsinstanties.

Artikel 11

Artikel 11 betreft de verplichting van de keuringsinstantie om wijzigingen die van invloed kunnen zijn op het voldoen aan de beoordelingscriteria onverwijld te melden aan de Minister. Onderdeel a ziet op wijzigingen die de aanwijzing als keuringsinstantie raken, zoals bijvoorbeeld een naamsverandering. Het is in het belang van de keuringsinstantie dit soort veranderingen meteen door te geven omdat daarmee ook de geldigheid van de aanmelding als keuringsinstantie bij de Europese Commissie is gemoeid. Omdat geaccrediteerde keuringsinstanties al onder voortdurend toezicht van de RvA staan, zijn deze, ingevolge onderdeel b slechts verplicht om de Minister onverwijld in kennis te stellen van wijzigingen in hun accreditatiestatus. Zolang daarin geen verandering is gekomen, kan ervan worden uitgegaan dat eventuele wijzigingen in de organisatie, procedures of personele samenstellingen van de keuringsinstantie – wijzigingen die de keuringsinstantie op grond van de met de RvA gesloten accreditatieovereenkomst aan de RvA dient te melden – geen consequenties hebben voor het voldoen aan de beoordelingscriteria. Voor niet-geaccrediteerde keuringsinstanties kan niet op het voortdurende toezicht van de RvA worden teruggevallen. Niet-geaccrediteerde keuringsinstanties zijn daarom ingevolge onderdeel c verplicht om alle in het licht van artikel 6 relevante wijzigingen te melden.

Artikel 12

Artikel 12 bepaalt dat de keuringsinstantie jaarlijks voor 1 maart, in het kader van het door de Minister uit te oefenen toezicht, een schriftelijke rapportage aan de Minister uitbrengt met daarin de in het voorafgaande jaar uitgevoerde keuringen en procedure van overeenstemmingsbeoordelingen. In de praktijk wordt het toezicht, op grond van artikel 18 van de Wet pleziervaartuigen, door de ambtenaren van de ILT uitgeoefend. Zij zijn immers belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Wet pleziervaartuigen.

Artikel 13

Artikel 13 regelt de vergoeding van de onderzoekskosten aan de RvA. De door de RvA te hanteren tarieven worden vastgesteld het bestuur van de Stichting Raad voor Accreditatie en zijn opgenomen in het Tarievenbesluit 2015 voor de Raad voor Accreditatie.

Artikel 14

Voor de toelichting bij dit artikel wordt verwezen naar het algemeen deel van de toelichting.

Artikel 15

Ingevolge artikel 15 treedt deze regeling in werking met ingang van de dag na publicatie in de Staatscourant. Dat betekent dat vanaf dat tijdstip keuringsinstanties kunnen worden aangemeld bij de Europese Commissie en kunnen worden opgenomen in het NANDO-systeem.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

Naar boven