Samenwerkingsprotocol Autoriteit Consument en Markt en Commissariaat voor de Media

Partijen,

Autoriteit Consument en Markt en Commissariaat voor de Media,

Overwegen het volgende:

  • dat een goede samenwerking tussen de Autoriteit Consument en Markt (ACM) en het Commissariaat voor de Media (CvdM) een efficiënte en doelgerichte vervulling van de aan hen opgedragen taken bevordert;

  • dat op 1 april 2013 de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt (Iw) in werking is getreden. Vanaf die datum is ACM de rechtsopvolger van de Nederlandse Mededingingsautoriteit, de Onafhankelijke Post- en Telecommunicatie Autoriteit en de Consumentenautoriteit;

  • dat op grond van artikel 2, tweede lid, lw ACM belast is met taken die haar bij of krachtens de lw zijn opgedragen;

  • dat deze taken betrekking hebben op het mededingingstoezicht, sectorspecifiek markttoezicht en consumentenbescherming;

  • dat ACM op grond van artikel 2.2 van de Wet handhaving consumentenbescherming (Whc) is belast met de handhaving van de wettelijke bepalingen bedoeld in onderdeel a van de bijlage bij de Whc;

  • dat ACM op grond van artikel 2.3, eerste lid, Whc, is aangewezen als verbindingsbureau voor Nederland als bedoeld in artikel 4, eerste lid, Verordening 2006/2004;

  • dat op basis van artikel 5.1, tweede lid, onder b en derde lid, onder c, Whc afspraken kunnen worden gemaakt tussen ACM en CvdM over de wijze van samenwerking ten aanzien van de uitvoering van Verordening 2006/2004;

  • dat CvdM op grond van artikel 7.1, derde lid, van de Mediawet 2008 belast is met de uitvoering van taken die hem zijn opgedragen bij of krachtens die wet, op grond van artikel 15 Wet op de vaste boekenprijs belast is met de bestuursrechtelijke handhaving van het bepaalde bij of krachtens die wet en dat CvdM op grond van artikel 3.7 Whc is aangewezen als bevoegde autoriteit voor intracommunautaire inbreuken op de wettelijke bepalingen, bedoeld in onderdeel d van de bijlage bij de Whc;

  • dat op grond van artikel 18.3, tweede lid, van de Telecommunicatiewet ACM en CvdM in het belang van een effectieve en efficiënte besluitvorming afspraken maken over de wijze van behandeling van aangelegenheden van wederzijds belang;

  • dat het gezamenlijk oplossen van marktproblemen de effectiviteit van het toezicht van beide organisaties kan versterken.

Spreken het volgende af:

HOOFDSTUK 1 DEFINITIES EN DOEL VAN HET SAMENWERKINGSPROTOCOL

Artikel 1 Definities

  • 1. In dit samenwerkingsprotocol wordt verstaan onder:

    a. ACM:

    Autoriteit Consument en Markt, genoemd in artikel 2, eerste lid, van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt;

    b. CvdM:

    Commissariaat voor de Media, genoemd in artikel 7.1, eerste lid, van de Mediawet 2008;

    c. lw:

    Instellingswet Autoriteit Consument en Markt;

    d. Regeling:

    Regeling gegevensverstrekking ACM;

    e. Whc:

    Wet handhaving consumentenbescherming;

    f. Verordening 2006/2004:

    Verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees parlement en de Raad van 27 oktober 2004 betreffende samenwerking tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van wetgeving inzake consumentenbescherming;

    g. Commissiebeschikking:

    beschikking van de Europese Commissie van 22 december 2006 ter uitvoering van Verordening 2006/2004;

    h. MW:

    Mediawet 2008;

    i. Tw:

    Telecommunicatiewet;

    j. Verbindingsbureau:

    de overheidsorganisatie in elke lidstaat van de Europese Unie die is belast met de coördinatie van de toepassing van Verordening 2006/2004 in die lidstaat.

  • 2. De in artikel 3 Verordening 2006/2004, artikel 2 Commissiebeschikking en artikel 1.1 Whc opgenomen definities zijn in dit samenwerkingsprotocol van toepassing.

Artikel 2 Doel

  • 1. Het doel van dit samenwerkingsprotocol is om algemene uitgangspunten voor samenwerking en afspraken over de verstrekking van gegevens of inlichtingen door ACM aan CvdM ten behoeve van de uitvoering van zijn taken, vast te leggen.

  • 2. De in dit samenwerkingsprotocol vastgelegde afspraken hebben onder meer betrekking op de samenwerking tussen:

    • a. ACM en CvdM in het kader van de verplichtingen als bedoeld in de artikelen 6a.6, 8.5, 8.6, 8.7 en 18.3, tweede lid, Tw en de artikelen 2.132 en 6.13 MW;

    • b. ACM als verbindingsbureau en CvdM in zijn hoedanigheid van bevoegde autoriteit bij de uitvoering van de hoofdstukken II en III inzake wederzijdse bijstand van Verordening 2006/2004;

    • c. ACM en CvdM in het kader van de verplichtingen bedoeld in de artikelen 9, 16, 17 en 21 van Verordening 2006/2004, waarvan ACM voor Nederland met de coördinatie is belast;

    • d. ACM en CvdM als toezichthouders op de naleving van de wettelijke bepalingen op grond van de Whc.

HOOFDSTUK 2 ALGEMENE UITGANGSPUNTEN SAMENWERKING

Artikel 3 Algemene uitgangspunten

ACM en CvdM spannen zich in elkaar zoveel mogelijk te ondersteunen en te versterken door samen op te treden in situaties waarin de samenwerking de effectiviteit van het toezicht van een of beide organisatie(s) versterkt.

Artikel 4 Overleg

  • 1. ACM en CvdM hebben in beginsel twee keer per jaar een regulier overleg.

  • 2. ACM en CvdM zullen daarnaast wanneer de situatie dat naar het oordeel van partijen vereist ad-hoc overleg voeren.

Artikel 5 Contactpersonen

ACM en CvdM benoemen ieder vanuit hun organisatie een contactpersoon die het aanspreekpunt is voor verdere uitwerking en toepassing van hetgeen is afgesproken in dit samenwerkingsprotocol.

Artikel 6 Nadere werkafspraken

ACM en CvdM kunnen nadere werkafspraken maken ter uitvoering van dit samenwerkingsprotocol.

HOOFDSTUK 3 INFORMEREN EN INFORMATIE VERSTREKKING

Artikel 7 Wederzijds informeren

  • 1. ACM en CvdM spannen zich in elkaar zoveel mogelijk te informeren over aangelegenheden en signalen die van belang kunnen zijn voor de uitoefening van de wettelijke taken van de andere partij, voor zover wettelijke bepalingen en de effectiviteit van (handhavings)optreden hieraan niet in de weg staan.

  • 2. Indien ACM of CvdM constateert dat beide autoriteiten tegen een bepaalde gedraging handhavend kunnen optreden en/of dat gezamenlijk optreden gewenst is, neemt ACM respectievelijk CvdM hierover contact op met de ander om nadere werkafspraken te maken over de wijze van optreden in het desbetreffende geval. ACM en CvdM informeren elkaar zo spoedig mogelijk indien zich ontwikkelingen voordoen die naar verwachting van invloed zijn op de werkzaamheden van de andere partij, met name indien verwacht wordt dat dit op korte termijn het geval kan zijn.

  • 3. ACM en CvdM informeren elkaar voor zover nodig over de externe communicatie en stemmen deze voor zover nodig onderling af.

  • 4. ACM en CvdM stellen elkaar op de hoogte voordat zij informatie, bedoeld in artikel 7, eerste lid, naar buiten brengen.

Artikel 8 Verstrekking van informatie door ACM

  • 1. ACM is op grond van artikel 7, derde lid, onderdeel a, van de lw en artikel 2, eerste lid, onderdeel f van de Regeling bevoegd gegevens en inlichtingen te verstrekken aan CvdM voor zover dat noodzakelijk is voor de goede vervulling van de wettelijke taken van CvdM.

  • 2. CvdM waarborgt de geheimhouding van de gegevens of inlichtingen die het van ACM ontvangt en ziet erop toe dat de ontvangen gegevens en inlichtingen niet worden gebruikt voor een ander doel dan waarvoor deze zijn verstrekt. Indien CvdM ACM verzoekt om informatie te verstrekken dan geeft CvdM telkens aan voor welk doel de informatie wordt gevraagd.

  • 3. Bij het verstrekken van informatie neemt ACM de beperkingen in acht die voortvloeien uit Verordening 2006/2004 en uit artikel 28 van Verordening nr. 1/2003.

  • 4. CvdM stelt ACM op de hoogte voordat het gegevens of inlichtingen, bedoeld in artikel 8, eerste lid, die door ACM aan CvdM zijn verstrekt, naar buiten brengt.

Artikel 9 Vertrouwelijkheid

Indien ACM of CvdM in het kader van de samenwerking de beschikking krijgt over informatie waarvan ACM/CvdM het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden is zij/het tot geheimhouding van die informatie gehouden, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift ACM/CvdM tot mededeling verplicht of uit haar/zijn taak de noodzaak tot openbaarmaking voortvloeit.

HOOFDSTUK 4 SAMENWERKING IN HET KADER VAN DE TELECOMMUNICATIEWET EN DE MEDIAWET 2008

Artikel 10 Behandelen aangelegenheden van wederzijds belang

1 ACM informeert CvdM en treedt, indien nodig, met CvdM in overleg wanneer ACM op grond van artikel 6a.6 Tw voornemens is een toegangsverplichting op te leggen die raakt aan de verplichtingen uit de MW, waaronder artikel 6.13 MW.

2 ACM en CvdM informeren elkaar en treden, indien nodig, in overleg of verwijzen derden naar elkaar door indien bij hen vragen binnenkomen die betrekking hebben op elkaars bevoegdheden, in het bijzonder wanneer deze vragen de artikelen 8.5, 8.6, 8.7 Tw, de doorgifteplicht als bedoeld in artikel 6.13 MW of het verrichten van nevenactiviteiten als bedoeld in 2.132 MW betreffen.

HOOFDSTUK 5 SAMENWERKING IN HET KADER VAN VERORDENING 2006/2004

5.1. ALGEMEEN

Artikel 11 Algemene verantwoordelijkheden

ACM als verbindingsbureau en CvdM in zijn hoedanigheid van bevoegde autoriteit werken samen en treffen alle maatregelen die nodig zijn om Verordening 2006/2004 en de Whc effectief uit te voeren.

Artikel 12 Overleg

ACM en CvdM voeren samen met de andere toezichthouders die in Nederland als bevoegde autoriteit zijn aangewezen op grond van Verordening 2006/2004 zo vaak als zij dat noodzakelijk achten overleg over de uitvoering van die verordening. Dit overleg wordt voorgezeten door ACM als verbindingsbureau.

Artikel 13 Afstemming uitleg begrippen

ACM zal binnen drie weken, of indien spoed dit vereist binnen de kortere termijn die tussen ACM en CvdM is afgesproken, haar oordeel ten aanzien van de wijze van uitleg van begrippen geven, indien een daartoe strekkend verzoek overeenkomstig artikel 4.3, eerste lid, van de Whc is gedaan door CvdM.

5.2. SAMENWERKING INZAKE WEDERZIJDSE BIJSTAND BIJ INTRACOMMUNAUTAIRE INBREUKEN

Artikel 14 Verzoeken wederzijdse bijstand afkomstig van een instantie in een andere lidstaat
  • 1. ACM zendt als verbindingsbureau verzoeken om wederzijdse bijstand als bedoeld in artikel 12, tweede lid, van Verordening 2006/2004 onverwijld elektronisch door aan CvdM. Dit betreft verzoeken met betrekking tot de onder punt 6 van de considerans van die verordening genoemde taken.

  • 2. Indien ACM als verbindingsbureau een verzoek om wederzijdse bijstand heeft doorgestuurd, terwijl CvdM geen bevoegdheden heeft ten aanzien van de wettelijke bepalingen waarop het verzoek ziet, stelt CvdM ACM als verbindingsbureau hiervan onverwijld in kennis.

Artikel 15 Verzoeken om wederzijdse bijstand, gericht aan een instantie in een andere lidstaat
  • 1. Indien CvdM een verzoek om wederzijdse bijstand wil doen aan een bevoegde autoriteit in een andere lidstaat, zendt het een ingevuld standaardformulier als bedoeld in artikel 12, derde lid, van Verordening 2006/2004, elektronisch toe aan ACM als verbindingsbureau.

  • 2. ACM als verbindingsbureau zendt een verzoek om wederzijdse bijstand, afkomstig van CvdM en bestemd voor een bevoegde autoriteit in een andere lidstaat, onverwijld door aan het verbindingsbureau van die lidstaat.

Artikel 16 Onverwijld in kennis stellen

Wanneer CvdM op grond van artikel 7 Verordening 2006/2004 de Europese Commissie en de bevoegde autoriteiten van andere lidstaten onverwijld in kennis stelt van een intracommunautaire inbreuk of een redelijk vermoeden heeft dat een intracommunautaire inbreuk kan plaatshebben, stelt het krachtens artikel 3.13 Whc eveneens ACM daarvan onverwijld in kennis.

Artikel 17 Coördinatie van markttoezicht- en handhavingsactiviteiten

Indien een situatie als bedoeld in artikel 9, tweede lid, Verordening 2006/2004 zich voordoet, stelt CvdM ACM als verbindingsbureau hiervan in kennis en vindt hieromtrent overleg plaats.

5.3 De gemeenschappelijke activiteiten en verslaglegging (artikelen 16, 17 en 21 van verordening 2006/2004)

Artikel 18 Gemeenschappelijke activiteiten
  • 1. Ter uitvoering van de artikelen 16 en 17 van Verordening 2006/2004 stelt CvdM jaarlijks, voor zover dit nodig is voor het bereiken van de doelstellingen van Verordening 2006/2004, ACM in kennis van alle relevante informatie met betrekking tot zijn activiteiten van communautair belang op onder meer de gebieden als genoemd in artikel 16 eerste lid, en artikel 17 eerste lid, onderdeel a en e, Verordening 2006/2004.

  • 2. CvdM verstrekt de in dit artikel genoemde informatie uiterlijk een maand nadat ACM hiertoe een verzoek heeft gedaan, zodat de ACM tijdig verslag uit kan brengen aan de Europese Commissie.

Artikel 19 Verslaglegging
  • 1. Ten behoeve van de verslaglegging over de toepassing van Verordening 2006/2004 bedoeld in artikel 21 van die verordening aan de Europese Commissie stelt CvdM ACM in kennis van de informatie als genoemd in artikel 21, derde lid, Verordening 2006/2004.

  • 2. CvdM verstrekt de in dit artikel genoemde informatie uiterlijk een maand nadat ACM hiertoe een verzoek heeft gedaan, zodat ACM tijdig verslag uit kan brengen aan de Europese Commissie.

  • 3. ACM zorgt voor verspreiding van de samenvattingen bedoeld in artikel 21, eerste lid, onderdeel e, van Verordening 2006/2004 onder de in de Whc aangewezen bevoegde autoriteiten.

HOOFDSTUK 6 SLOTBEPALINGEN

Artikel 20 Evaluatie

Na telkens twee jaar, of eerder indien daartoe aanleiding bestaat, wordt dit samenwerkingsprotocol en de uitvoering daarvan door ACM en CvdM gezamenlijk geëvalueerd. Hierbij wordt in het bijzonder gekeken naar de praktische werkbaarheid van hetgeen in het samenwerkingsprotocol is vastgelegd en de wenselijkheid om dit samenwerkingsprotocol aan te passen of aan te vullen met in de praktijk gebleken nuttige werkafspraken.

Artikel 21 Vervallen samenwerkingsprotocollen Onafhankelijke Post- en Telecommunicatie Autoriteit – Commissariaat voor de Media, en Consumentenautoriteit – Commissariaat voor de Media

Dit samenwerkingsprotocol treedt in de plaats van het samenwerkingsprotocol tussen de Onafhankelijke Post- en Telecommunicatie Autoriteit en het Commissariaat voor de Media. Tevens treedt dit samenwerkingsprotocol in de plaats van de afspraken tussen de Staatssecretaris van Economische Zaken en het Commissariaat voor de Media over de wijze van samenwerking tussen de Consumentenautoriteit en het Commissariaat voor de Media.

Artikel 22 Plaatsing Staatscourant

Dit samenwerkingsprotocol wordt in de Staatscourant geplaatst.

Artikel 23 Inwerkingtreding

Dit samenwerkingsprotocol treedt in werking met ingang van de dag na publicatie ervan in de Staatscourant.

Aldus ondertekend en in tweevoud ondertekend te Den Haag, 1 december 2015

Autoriteit Consument en Markt, namens deze, C.A. Fonteijn bestuursvoorzitter

Commissariaat voor de Media, namens deze, M. de Cock Buning voorzitter

Naar boven