Besluit van de Minister van Veiligheid en Justitie van 3 december 2015, nummer WBN-BES 2015/5, houdende wijziging van de Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap 2003 toegespitst op het gebruik in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba

De Minister van Veiligheid en Justitie,

Gelet op de Rijkswet op het Nederlanderschap, het Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap (BvvN), de Regeling verkrijging en verlies Nederlanderschap (RvvN);

Besluit:

ARTIKEL I

De Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap 2003 toegespitst op het gebruik op Bonaire, Sint Eustatius en Saba wordt als volgt gewijzigd:

A

Paragraaf 2.2.5.1 Toelichting algemeen ad artikel 6, derde lid HRWN-BES komt te luiden:

Paragraaf 2.2.5.1. Buitenlands reisdocument

De optant moet in beginsel een geldig buitenlands reisdocument (paspoort) overleggen. Dit niet alleen in verband met de identificatie maar ook om de nationaliteit van de optant te kunnen ‘vaststellen’ en de in het reisdocument vermelde personalia te vergelijken met de gegevens in overgelegde akte(n) van de burgerlijke stand. Kennis over de actuele nationaliteit van de te opterende vreemdeling (ex art. 6, lid 1, onder e RWN) is noodzakelijk omdat aan de hand daarvan wordt beoordeeld of deze optant na het verkrijgen van het Nederlanderschap afstand moet doen van de oorspronkelijke nationaliteit.

Indien hij niet in het bezit is van een buitenlands reisdocument en houder is van een verblijfsvergunning verband houdend met bescherming of staatloos is, mag hij óf een vluchtelingenpaspoort óf een vreemdelingenpaspoort overleggen. In alle andere gevallen overlegt de optant in beginsel een geldig buitenlands reisdocument (paspoort). Dit geldt ook voor optanten die bij de verlening c.q. verlenging van het verblijfsrecht door de toelatingsorganisatie (IND-BES) zijn vrijgesteld van het overleggen van een geldig buitenlands reisdocument (paspoort), tenzij de hier bedoelde optant op onderstaand beschreven wijze aantoont dat hij door de autoriteiten van het land waarvan hij onderdaan is niet meer in het bezit kan worden gesteld van een geldig buitenlands reisdocument.

Minderjarige medeoptanten

Met ingang van 26 oktober 2015 hoeven minderjarigen die zijn geboren in Nederland of elders in het Koninkrijk, geen geldig buitenlands reisdocument over te leggen in de optieprocedure als zij tegelijkertijd met de ouder(s) opteren (op grond van artikel 6, lid 8 RWN), en mits de ouder(s) met betrekking tot zichzelf beschikt(ken) over een geldig buitenlands paspoort en een gelegaliseerde/geapostilleerde geboorteakte. Hetzelfde geldt voor minderjarigen die zijn geboren in een land waarop het Apostilleverdrag van toepassing is (Kamerstuk 19 637, nr. 2072).

Het bovenstaande geldt ook voor een kind dat niet is mee-geopteerd met de ouder maar dat zelfstandig een naturalisatieverzoek doet op grond van art. 11, vierde lid RWN. Het kind dat zelfstandig een naturalisatieverzoek wil indienen maar dat reeds meerderjarig is, deelt niet in de vrijstelling (art. 11-5).

Indien de minderjarige wel in het bezit is van een geldig buitenlands paspoort dan is er geen bezwaar om dit aan het optiedossier toe te voegen.

B

Paragraaf 2.2.5.6 Toelichting algemeen ad artikel 6, derde lid HRWN-BES komt te luiden:

Paragraaf 2.2.5.6. Bewijsnood (gelegaliseerde/van apostille voorziene) buitenlandse documenten

Van de voorwaarde van het overleggen van uit het buitenland afkomstige gelegaliseerde/van apostille voorziene documenten kan worden vrijgesteld de persoon die wegens bewijsnood niet in staat is dergelijke documenten over te leggen. Indien geen sprake is van bewijsnood, wordt geen vrijstelling verleend.

Bewijsnood zal zich met name voordoen in het geval dat registers van de burgerlijke stand in het land waar de documenten vandaan moeten komen niet bestaan dan wel onvolledig zijn, alsmede wanneer in het land in kwestie geen stukken kunnen worden verkregen vanwege de op dat moment bestaande politieke situatie.

In principe wordt geen bewijsnood aangenomen indien gebleken is dat sprake is van één van de onderstaande omstandigheden:

  • de optant beschikt over een document (bijvoorbeeld een identiteitsbewijs) dat ná de datum van de verleende verblijfsvergunning aan hem in persoon is afgegeven door de autoriteiten van het land van herkomst;

  • op verzoek van de optant een rechtsfeit of rechtshandeling heeft plaatsgevonden waarbij de autoriteiten waarvan de optant de nationaliteit bezit betrokken waren; of

  • de optant vrijwillig naar het land van herkomst is gereisd, waarvan hij de nationaliteit bezit.

Er kunnen echter omstandigheden zijn dat ondanks dat één van bovenstaande omstandigheden zich heeft voorgedaan, toch sprake is van bewijsnood.

Syrië

Geboorteakte

Op grond van het ambtsbericht van het ministerie van Buitenlandse Zaken van 11 december 2013 is vanwege de bestaande politieke situatie in Syrië besloten dat bij het afleggen van een optieverklaring tot 1 april 2015 een in Syrië geboren vreemdeling niet een uit Syrië afkomstige geboorteakte hoeft te overleggen.

Het ambtsbericht Syrië geeft aan dat civiele registers vernietigd zijn dan wel niet meer volledig functioneren. Deze vrijstelling is verlengd tot 1 april 2017.

Mocht een in Syrië geboren vreemdeling wel een uit Syrië afkomstige geboorteakte/uittreksel van de geboorteakte overleggen, dan wordt deze opgenomen in het optiedossier.

Paspoort

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft bij brief de Tweede Kamer geïnformeerd (TK 2014-2015, 19 637 nr. 1928 d.d. 21 november 2014) dat Syriërs tijdelijk geen geldig Syrisch paspoort hoeven te overleggen. Een groot deel van de Syrische ambassades in West-Europa is gesloten en de Syrische ambassade in Brussel levert nog maar beperkt consulaire diensten. Het is dus in veel gevallen op dit moment niet mogelijk voor Syrische onderdanen om aan het paspoortvereiste te voldoen. Ook deze vrijstelling is verlengd tot 1 april 2017.

Conclusie

Dit betekent dat tot 1 april 2017 optieverklaringen kunnen worden afgelegd zonder dat de vreemdeling, die in Syrië is geboren en/of de Syrische nationaliteit heeft, verplicht is om een geboorteakte en/of een geldig paspoort te overleggen. Dit geldt tevens als op de optieverklaring na 1 april 2017 nog moet worden beslist, al dan niet na een rechterlijke procedure over het verzoek.

Etnisch Armenen uit Azerbeidzjan

Geboorteakte en paspoort

Met ingang van 26 oktober 2015 zijn etnisch Armenen die geboren zijn in Azerbeidzjan, vrijgesteld van het overleggen van een geboorteakte uit Azerbeidzjan alsook van een Azerbeidzjaans paspoort (Kamerstuk 19 637, nr. 2072). Van etnisch Armenen uit Azerbeidzjan wordt aangenomen dat zijn in bewijsnood verkeren nu de Azerbeidzjaanse autoriteiten het (juridische) bezit van de Azerbeidzjaanse nationaliteit in het algemeen niet erkennen als het een etnisch Armeen betreft.

Het gegeven dat betrokkene uit Azerbeidzjan afkomstig is volgt uit de PIVA aan de hand van de bij betrokkene geregistreerde geboorteplaats.

Voorbeeld

Xin, 19 jaar en van Chinese nationaliteit, wenst een optieverklaring af te leggen op grond van artikel 6, eerste lid, aanhef en onder e RWN. Sinds zijn derde woont hij met zijn ouders op Sint Eustatius. Xin is geboren in Hong Kong. Toen de familie van Xin zich 16 jaar geleden op Sint Eustatius vestigde (en verblijfsrecht kreeg) werden wel van zijn vader en moeder (vertaalde uittreksels uit) geboorteakten van Hong Kong overgelegd bij de bevolkingsadministratie, maar niet van Xin. Tijdens de voorlichtingsfase voorafgaand aan de indiening van zijn optieverklaring hoort Xin dat hij een recent, niet ouder dan zes maanden uit Hong Kong afkomstig uittreksel van zijn geboorteakte dient in te leveren bij Onze Minister (lees: IND-unit Caribisch Nederland). Bovendien geldt met betrekking tot dit over te leggen document het nú van toepassing zijnde legalisatie- of apostillerecht. Dit betekent dat het in te leveren uittreksel volgens de nu geldende legalisatiecirculaire moet zijn voorzien van hetzij legalisatie, hetzij een apostillestempel en dient er een vertaling in het Nederlands, Engels, Frans of Duits van het uittreksel te worden bijgevoegd, afkomstig van een beëdigd vertaler.

Xin stelt dat hij geen tijd van zijn baas krijgt om in Hong Kong het uittreksel van zijn geboorteakte te gaan halen. Bovendien heeft hij geen geld voor die dure reis en het allerergste van alles: hij heeft vliegangst. Xin ziet het niet zitten en vraagt de behandelende ambtenaar of sprake is van bewijsnood op grond waarvan hij niet een uittreksel uit zijn geboorteakte hoeft te overleggen.

De behandelend ambtenaar zoekt een oplossing. Van bewijsnood zoals de regels dit bedoelen, is hier op voorhand immers geen sprake. Van bewijsnood is alleen sprake als het totaal onmogelijk is om aan het uittreksel van de geboorteakte te komen, hetzij omdat door een (aangetoonde) verwoesting van het bevolkingsregister de geboorteakte niet meer bestaat (en er zijn geen kopieën van), hetzij omdat degene die de akte moet afhalen dat met gevaar voor eigen leven moet doen (wegens onveilige omstandigheden in het vreemde land). Tegen degene die (nu) geen vrij kan krijgen van zijn werkgever, kan de behandelend ambtenaar zeggen dat hij/zij mogelijkerwijs tijdens een volgende vakantie de geboorteakte kan afhalen. Het later indienen, als alle documenten aanwezig zijn, van de optieverklaring is hiervan dan het gevolg. Ook het financiële argument is niet een doorslaggevend argument, net zomin als de aangevoerde vliegangst. Om te beginnen bestaat mogelijk de oplossing dat een in Hong Kong verblijvend familielid van Xin voor hem het uittreksel opvraagt en het over de post naar Xin stuurt. Of kan Xin de akte via professionele rechtshulpverleners (bijvoorbeeld een advocatenkantoor) in Hong Kong laten opvragen. Mocht dit alles niet baten en kan het uittreksel op geen enkele wijze via een gemachtigde worden verkregen (hetgeen niet te verwachten is), dan kan de vliegangst als argument door de behandelend ambtenaar alléén worden geaccepteerd als Xin van zijn bewering een ondersteunende verklaring overlegt van een psychiater. Tenzij hij zijn land middels andere transportmiddelen (bijvoorbeeld boot) kan bereiken, om aldaar het gevraagde te verkrijgen. Alleen bij een door een ondersteunend bewijsstuk, afkomstig van een objectieve bron, aangetoonde onmogelijkheid tot verkrijging van het vereiste document is sprake van bewijsnood. Onze Minister (lees: IND-unit Caribisch Nederland) vraagt daarbij dus altijd om ondersteunend bewijs uit objectieve bron.

C

Paragraaf 3.5.1 Toelichting algemeen ad artikel 7 HRWN-BES komt te luiden:

Paragraaf 3.5.1 Buitenlands reisdocument

De verzoeker moet in beginsel een geldig reisdocument overleggen, inclusief alle pagina’s met in- en uitreisstempels. Dit niet alleen in verband met identificatie van de verzoeker maar ook om zijn nationaliteit en verblijf te kunnen vaststellen en de in het reisdocument vermelde personalia te vergelijken met de overgelegde akte(n) van de burgerlijke stand. Als de verzoeker niet in het bezit is van een geldig buitenlands reisdocument staatloos is, mag hij óf een vluchtelingenpaspoort of een vreemdelingenpaspoort overleggen.

Kennis over de actuele nationaliteit van de te naturaliseren vreemdeling is noodzakelijk omdat aan de hand daarvan wordt beoordeeld of de verzoeker na het verkrijgen van het Nederlanderschap afstand moet doen van de oorspronkelijke nationaliteit. Deze afstandsplicht is in beginsel een voorwaarde voor de naturalisatie.

In alle andere gevallen overlegt de verzoeker in beginsel een geldig buitenlands reisdocument (paspoort). Dit geldt voor verzoekers die bij de verlening c.q. verlenging van het verblijfsrecht door de toelatingsorganisatie (IND-BES) zijn vrijgesteld van het overleggen van een geldig buitenlands reisdocument (paspoort), tenzij de hier bedoelde optant op onderstaand beschreven wijze aantoont dat hij door de autoriteiten van het land waarvan hij onderdaan is niet meer in het bezit kan worden gesteld van een geldig buitenlands reisdocument.

Indien de verzoeker is vrijgesteld van overlegging van een geldig buitenlands reisdocument en niet in het bezit is van een vluchtelingenpaspoort of vreemdelingenpaspoort, kan worden volstaan met het overleggen van het verblijfdocument. Vrijstelling van het paspoortvereiste blijkt uit de beschikking op grond waarvan aan betrokkene verblijf is verleend.

Minderjarigen

Met ingang van 26 oktober 2015 hoeven minderjarigen die zijn geboren in Nederland of elders in het Koninkrijk, geen geldig buitenlands reisdocument over te leggen in de naturalisatieprocedure als zij tegelijkertijd met de ouder(s) naturaliseren, en mits de ouder(s) met betrekking tot zichzelf beschikt(ken) over een geldig buitenlands paspoort en een gelegaliseerde/geapostilleerde geboorteakte. Hetzelfde geldt voor minderjarigen die zijn geboren in een land waarop het Apostilleverdrag van toepassing is (Kamerstuk 19 637, nr. 2072).

Het bovenstaande betreft medenaturalisatie in de zin van art. 11, eerste, tweede, derde en zevende lid RWN. Na-naturalisatie van het minderjarige kind, zoals bedoeld in artikel 11, vierde lid, valt ook onder de vrijstelling.

Het kind dat zelfstandig een naturalisatieverzoek doet maar meerderjarig is, deelt niet in de vrijstelling (art. 11-5).

Indien de minderjarige wel in het bezit is van een geldig buitenlands paspoort dan is er geen bezwaar om dit aan het naturalisatiedossier toe te voegen.

D

Paragraaf 3.5.6 Toelichting algemeen ad artikel 7 lid HRWN-BES komt te luiden:

Paragraaf 3.5.6 Bewijsnood (gelegaliseerde/van apostille voorziene) buitenlandse documenten

Van de voorwaarde van het overleggen van uit het buitenland afkomstige (gelegaliseerde/van apostille voorziene) documenten kan worden vrijgesteld de persoon die wegens bewijsnood niet in staat is dergelijke documenten over te leggen. Indien geen sprake is van bewijsnood, wordt geen vrijstelling verleend.

Bewijsnood zal zich met name voordoen in het geval dat registers van de burgerlijke stand in het land waar de documenten vandaan moeten komen niet bestaan dan wel onvolledig zijn, alsmede wanneer in het land in kwestie geen stukken kunnen worden verkregen vanwege de op dat moment bestaande politieke situatie.

In principe wordt geen bewijsnood aangenomen indien gebleken is dat sprake is van één van de onderstaande omstandigheden:

  • verzoeker beschikt over een document (bijvoorbeeld een identiteitsbewijs) dat ná de datum van de verleende verblijfsvergunning aan hem in persoon is afgegeven door de autoriteiten van het land van herkomst;

  • op verzoek van verzoeker een rechtsfeit of rechtshandeling heeft plaatsgevonden waarbij de autoriteiten waarvan de verzoeker de nationaliteit bezit betrokken waren; of

  • verzoeker vrijwillig naar het land van herkomst is gereisd, waarvan hij de nationaliteit bezit.

Er kunnen echter omstandigheden zijn dat ondanks dat één van bovenstaande omstandigheden zich heeft voorgedaan, toch sprake is van bewijsnood.

Voorbeeld

Chiara heeft verklaard dat zij nog familie heeft in het land van herkomst. Deze familieleden zouden kunnen zorgdragen voor een (gelegaliseerde/van apostille voorziene) geboorteakte die, in het kader van haar verzoek om naturalisatie, haar identiteit aantoont. Chiara stelt echter niet te weten waar deze personen verblijven en doet een beroep op bewijsnood. Chiara heeft hiervan echter geen bewijsstukken overgelegd, bijvoorbeeld een brief aan het Rode Kruis waarin zij verzoekt om hulp bij het zoeken naar haar familieleden en de reactie van het Rode Kruis op deze brief. Derhalve is er geen sprake van bewijsnood en dient Chiara alsnog in het bezit te komen van een (gelegaliseerde/van apostille voorziene) geboorteakte.

Syrië

Geboorteakte

Op grond van het ambtsbericht van het ministerie van Buitenlandse Zaken van 11 december 2013 is vanwege de bestaande politieke situatie in Syrië besloten dat in de naturalisatieprocedure tot 1 april 2015 een in Syrië geboren vreemdeling niet een uit Syrië afkomstige geboorteakte hoeft te overleggen. Het ambtsbericht Syrië geeft aan dat civiele registers vernietigd zijn dan wel niet meer volledig functioneren. Deze vrijstelling is verlengd tot 1 april 2017. Mocht een in Syrië geboren vreemdeling wel een uit Syrië afkomstige geboorteakte/uittreksel van de geboorteakte, dan wordt deze opgenomen in het naturalisatiedossier.

Paspoort

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft bij brief de Tweede Kamer geïnformeerd (TK 2014-2015, 19 637 nr. 1928 d.d. 21 november 2014) dat Syriërs tijdelijk geen geldig Syrisch paspoort hoeven te overleggen. Een groot deel van de Syrische ambassades in West-Europa is gesloten en de Syrische ambassade in Brussel levert nog maar beperkt consulaire diensten. Het is dus in veel gevallen op dit moment niet mogelijk voor Syrische onderdanen om aan het paspoortvereiste te voldoen. Ook deze vrijstelling is verlengd tot 1 april 2017

Conclusie

Dit betekent dat tot 1 april 2016 naturalisatieverzoeken kunnen worden gedaan zonder dat de vreemdeling, die in Syrië is geboren en/of de Syrische nationaliteit heeft, verplicht is om een geboorteakte en/of geldig paspoort te overleggen. Dit geldt tevens in het geval dat op het naturalisatieverzoek na 1 april 2017 nog moet worden beslist, al dan niet na een rechterlijke procedure over het verzoek.

Etnisch Armenen uit Azerbeidzjan

Geboorteakte en paspoort

Met ingang van 26 oktober 2015 zijn etnisch Armenen die geboren zijn in Azerbeidzjan, vrijgesteld van het overleggen van een geboorteakte uit Azerbeidzjan alsook van een Azerbeidzjaans paspoort (Kamerstuk 19 637, nr. 2072). Van etnisch Armenen uit Azerbeidzjan wordt aangenomen dat zijn in bewijsnood verkeren nu de Azerbeidzjaanse autoriteiten het (juridische) bezit van de Azerbeidzjaanse nationaliteit in het algemeen niet erkennen als het een etnisch Armeen betreft.

Bij het in ontvangstnemen van het naturalisatieverzoek beoordeelt de gemeente niet of de verzoeker daadwerkelijk etnisch Armeniër is. Bij het behandelen van het naturalisatieverzoek zal de IND aan de hand van het vreemdelingenrechtelijke dossier onderzoeken of de verzoeker in eerdere procedure(s) heeft gemeld etnisch Armeens te zijn en afkomstig uit Azerbeidzjan. Het gegeven dat betrokkene uit Azerbeidzjan afkomstig is, volgt uit de BRP aan de hand van de bij betrokkene geregistreerde geboorteplaats.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot 26 oktober 2015.

’s-Gravenhage, 3 december 2015

De Minister van Veiligheid en Justitie, namens deze, J.C. Goet Directeur-generaal Vreemdelingenzaken

TOELICHTING

Algemeen

Gebleken is dat etnisch Armenen die geboren zijn in Azerbeidzjan in vergelijking met andere vreemdelingen niet tot nauwelijks naturaliseren tot Nederlander. Dit komt omdat zij niet tot nauwelijks aan de vereiste documenten kunnen komen nu de Azerbeidzjaanse autoriteiten het (juridische) bezit van hun Azerbeidzjaanse nationaliteit in het algemeen niet erkennen. Om deze belemmering weg te nemen is een vrijstelling ingesteld ten aanzien van het vereiste van een Azerbeidzjaanse geboorteakte en Azerbeidzjaans paspoort. Deze vrijstelling geldt alleen voor etnisch Armenen uit Azerbeidzjan en niet voor alle Armenen, bijvoorbeeld Armenen afkomstig uit Armenië. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om etnisch Armenen die een vergunning in het kader van de Regeling ter afwikkeling van de nalatenschap van de oude vreemdelingenwet (Ranov) hebben, of een ander regulier verblijfsrecht. Van bovenstaand benoemde vreemdelingen wordt nu aangenomen dat zij in bewijsnood zijn.

Met dit wijzigingsbesluit zal tevens -in verband met het wegnemen van belemmeringen- de voorwaarde van het overleggen van een geldig buitenlands paspoort bij mede- en nanaturalisatie en mede-optie bij een minderjarig hier te lande geboren kind, beleidsmatig komen te vervallen mits de ouder(s) met betrekking tot zichzelf beschikt(ken) over een geldig buitenlands paspoort en een gelegaliseerde/geapostilleerde geboorteakte. Geboorteakten uit een ander land van het Koninkrijk alsmede akten uit landen, die zijn aangesloten bij het Apostilleverdrag (trb.  193, 28) worden hieraan gelijkgesteld. Omdat de ouder(s) beschikt(ken) over een geldig buitenlands paspoort en een gelegaliseerde/geapostilleerde geboorteakte, en het via de geboorteakte duidelijk is dat het kind afstamt van de ouders, kan van het overleggen van een buitenlands paspoort worden afgezien.

In de nieuwe passages van de handleiding is uitgeschreven op welke minderjarigen de vrijstelling van toepassing is. Naast de minderjarigen die op grond van medenaturalisatie dan wel mede optie het Nederlanderschap verkrijgen (artikelen 7, 11, 1e, 2e en 3e lid en 6-8), gaat het ook om minderjarigen die een zelfstandig naturalisatieverzoek doen (artikel 11-4) alsmede de kinderen van een minderjarige (artikelen 11-7). Op minderjarigen die lopende de nationaliteitsprocedure van hun ouder(s) meerderjarig worden, is de vrijstelling niet van toepassing (artikel 11-5).

In de brief van 26 oktober 2015 aan de Tweede Kamer (Kamerstuk 19 637, nr. 2072) die ten doel had het onderzoeksrapport ‘Niet-naturalisatie onder Ranov-vergunninghouders; een onderzoek naar achtergrondkenmerken, motivatie en ervaren belemmeringen’ van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) aan de Tweede Kamer aan te bieden, zijn onderhavige beleidsaanpassingen aangekondigd.

De reeds bestaande vrijstelling van geboorteakte en paspoort bij naturalisatie van Syriërs is verlengd tot 1 april 2017.

Artikelsgewijs

A

De in het algemene deel van deze toelichting beschreven vrijstelling is aan paragraaf 2.2.5.1. van artikel 6, derde lid, toegevoegd.

B

De in het algemene deel van deze toelichting beschreven vrijstelling is aan paragraaf 2.2.5.6. van artikel 6, derde lid, toegevoegd.

C

De in het algemene deel van deze toelichting beschreven vrijstelling is aan paragraaf 3.5.1. van artikel 7 algemeen, toegevoegd.

D

De in het algemene deel van deze toelichting beschreven vrijstelling is aan paragraaf 3.5.6. van artikel 7 algemeen, toegevoegd.

De Minister van Veiligheid en Justitie, namens deze, de directeur-generaal Vreemdelingenzaken, J.C. Goet

Naar boven