De Minister van Financiën,
Gelet op artikel 105c, vierde lid,
van het Besluit prudentiële regels Wft;
BESLUIT:
Artikel 1
Bij de beoordeling van de systeemrelevantie van een bank of
beleggingsonderneming ingevolge artikel 105c, eerste lid, onderdeel b, van het
Besluit prudentiële regels wordt, overeenkomstig de richtsnoeren van de
Europese Bankautoriteit van 16 december 2014 betreffende de criteria om de
voorwaarden te bepalen voor de toepassing van artikel 131, lid 3, van richtlijn
2013/36/EU (RKV) met betrekking tot de beoordeling van anderszins
systeemrelevante instellingen (ASI's), EBA/GL/2014/10, tevens als criterium
gehanteerd: de complexiteit van de onderneming, met inbegrip van complexiteit
in verband met grensoverschrijdende activiteiten.
Artikel 2
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2016.
Artikel 3
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling systeemrelevantie
banken en beleggingsondernemingen Wft
TOELICHTING
DNB heeft het systeemrelevantieraamwerk op enkele punten aangepast om
het volledig in lijn te brengen met de nieuwe richtsnoeren voor anderszins
systeemrelevante instellingen (ASI’s, of: other systemically
important institutions (O-SIIs)) van de Europese Bankautoriteit (EBA).
1
Alle criteria die waren opgenomen in het voormalige
systeemrelevantieraamwerk (artikel 105c, eerste lid, onderdeel b, van het Bpr)
worden gehandhaafd. Daarnaast stelt DNB voor om één criterium toe te voegen:
‘complexiteit (inclusief grensoverschrijdende activiteiten)’. Dit criterium is
namelijk in de bovengenoemde EBA-richtsnoeren opgenomen als één van de
verplichte criteria, op basis waarvan scores worden toegewezen door nationale
autoriteiten aan alle banken gevestigd in de betreffende lidstaat (op basis van
hun marktaandeel). Banken met een score boven een bepaalde grens worden daarbij
als systeemrelevant aangemerkt. De overige verplichte criteria uit de
EBA-richtsnoeren (omvang, verwevenheid, vervangbaarheid) werden reeds door DNB
toegepast en zijn opgenomen in artikel 105c, eerste lid, onderdeel b, van het
Bpr.
Onder het door EBA gedefinieerde criterium ‘complexiteit (inclusief
grensoverschrijdende activiteiten)’ vallen de volgende indicatoren: de waarde
(notioneel bedrag) van OTC derivaten, de cross-jurisdictionele passiva en de
cross-jurisdictionele activa. OTC derivaten werden eerder al door DNB
meegewogen onder het criterium verwevenheid, de
overige twee criteria zijn nieuw en worden ook niet op een andere manier in de
bestaande criteria meegenomen. DNB koos ervoor om cross-jurisdictionele
activiteiten eerder niet mee te wegen, omdat het systeemrelevantieraamwerk
juist binnenlandse systeemrelevantie tracht te
meten. Echter, het kan ook worden beargumenteerd dat hoe meer
cross-jurisdictionele activiteiten een bank heeft, des te complexer de bank is
(bijvoorbeeld omdat bij internationale banken lastiger is om een eventuele
afwikkeling te coördineren).
Omdat DNB de EBA-richtsnoeren wil kunnen volgen en daartoe – gelet op
artikel 16, derde lid, van Verordening (EU) nr. 1093/2010 – in beginsel ook
gehouden is, wordt voorgesteld om ‘complexiteit (inclusief grensoverschrijdende
activiteiten)’ toe te voegen aan de criteria die zijn opgenomen in artikel
105c, eerste lid, onderdeel b, van het Bpr. Daarmee wordt het door DNB toe te
passen toetsingskader in lijn gebracht met de EBA-richtsnoeren en de daarin
vastgelegde criteria.
De Minister van
Financiën,
J.R.V.A. Dijsselbloem