Regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie van 8 december 2015, houdende de vaststelling van de vergoedingen voor de leden van de politieonderwijsraad (Vergoedingenregeling leden politieonderwijsraad)

De Minister van Veiligheid en Justitie,

Gelet op artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt, in afwijking van artikel 1, onder b, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies, verstaan onder de commissie: de door de politieonderwijsraad ingestelde werkgroep als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van het Besluit politieonderwijsraad Commissie Kennis en Onderzoek, Commissie Kwalificatiestructuur Politieonderwijs of Commissie Horizontale Afstemming en verantwoording.

Artikel 2

  • 1. De leden van de politieonderwijsraad, bedoeld in artikel 19 van de Wet op het LSOP en het politieonderwijs, ontvangen voor hun werkzaamheden een vergoeding per vergadering ter hoogte van 3% van het maximum van salarisschaal 18 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984, met uitzondering van de voorzitter van de politieonderwijsraad, de plaatsvervangend voorzitter van de politieonderwijsraad en het lid dat tevens voorzitter is van de commissie, die een vaste vergoeding per maand ontvangen.

  • 2. Voor de voorzitter van de politieonderwijsraad geldt een arbeidsduurfactor van 4/36, voor de plaatsvervangend voorzitter van de politieonderwijsraad geldt een arbeidsduurfactor van 3/36 en voor het lid dat tevens voorzitter is van de commissie geldt een arbeidsduurfactor van 2/36.

  • 3. Wanneer de voorzitter of plaatsvervangend voorzitter van de politieonderwijsraad tevens voorzitter van de commissie is, wordt de maandelijkse vergoeding verhoogd met een arbeidsduurfactor van 2/36.

Artikel 3

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2016.

Artikel 4

Deze regeling wordt aangehaald als: Vergoedingenregeling leden politieonderwijsraad.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

TOELICHTING

De Vergoedingenregeling leden politieonderwijsraad is gebaseerd op de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies. Op grond van artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a, van deze wet dienen de vergoedingen voor leden van de commissies, waaronder de politieonderwijsraad, bedoeld in artikel 19 van de Wet op het LSOP en het politieonderwijs, in een besluit van de Minister wie het aangaat te worden vastgelegd.

In artikel 1 is beschreven wat in deze regeling wordt verstaan onder een commissie. Het betreft hier commissies die zijn opgericht door de politieonderwijsraad zelf op grond van artikel 3, eerste lid, van het Besluit politieonderwijsraad. Het betreft drie permanente commissies, te weten: de Commissie Kennis en Onderzoek, de Commissie Kwalificatiestructuur Politieonderwijs en de Commissie Horizontale Afstemming en verantwoording. Deze commissies geven adviezen aan de politieonderwijsraad. Het zijn dus geen adviescolleges of commissie als bedoeld in artikel 1 van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies en de leden van deze commissie komen derhalve niet in aanmerking voor een vergoeding.

De voorzitter, plaatsvervangend voorzitter van de politieonderwijsraad en het lid dat tevens voorzitter is van een commissie als bedoeld in artikel 1 van deze regeling, ontvangen een vaste vergoeding per maand. Een vaste vergoeding per maand is geschikt omdat bij deze functies van tevoren vaststaat dat de aan het lidmaatschap verbonden werkzaamheden gemiddeld een zodanig aantal uren in beslag nemen, dat er sprake is van een vaste deeltaak. Wanneer de voorzitter of plaatsvervangend voorzitter van de politieonderwijsraad tevens voorzitter is van een commissie als bedoeld in artikel 1 van de regeling, wordt de vaste vergoeding verbonden aan zijn voorzitterschap of plaatsvervangend voorzitterschap van de politieonderwijsraad verhoogd met 2/36.

De overige leden van de politieonderwijsraad ontvangen een vergoeding per vergadering die is vastgesteld op 3% van het maximum van salarisschaal 18 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984.

Voor de volledigheid wordt erop gewezen dat van de hierboven weergegeven vergoedingen op grond van artikel 2, derde lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies zijn uitgesloten:

  • personen die een functie vervullen bij instellingen of organisaties als bedoeld in de artikelen 1.2 tot en met 1.5 van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector, indien hun benoeming of deelname aan de werkzaamheden haar oorzaak vindt in de functie die zij vervullen;

  • vertegenwoordigers van organisaties die gelegenheid hebben op te komen voor groepen of individuele personen wier belangen bij de arbeid van de commissie, zoals bedoeld in de Wet vergoedingen adviescolleges en commissie, zijn betrokken, tenzij door Onze Minister in bijzondere gevallen anders wordt beslist.

Naast de vergoeding per vergadering of per maand ontvangen de voorzitter en de overige leden een vergoeding van reis- en verblijfkosten op de voet van de regeling voor het personeel werkzaam bij de sector Rijk. Dit volgt uit artikel 2, tweede lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies. Deze vergoedingen zijn nader uitgewerkt in het Reisbesluit binnenland en het Reisbesluit buitenland. 1 Deze tegemoetkoming van de reis- en verblijfkosten kan als vaste tegemoetkoming per maand of als tegemoetkoming op declaratiebasis worden toegekend.

Andersoortige persoonlijke onkosten die samenhangen met het lidmaatschap van de politieonderwijsraad (bijvoorbeeld ICT-kosten) worden geacht in de vergoeding per vergadering of per maand te zijn begrepen en behoren dus niet voor separate vergoeding in aanmerking te komen. 2

In artikel 6 van het Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies is opgenomen dat, indien in een kalenderjaar de som van de vergoedingen op grond van dit besluit en de beloning in de zin van artikel 1.1, onderdeel f, van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector uit hoofde van het vervullen van een of meer functies bij instellingen of organisaties als bedoeld in de artikelen 1.2 tot en met 1.5 van die wet meer bedraagt dan twaalf maal het bedrag, genoemd in artikel 1, eerste lid van de Wet rechtspositie ministers en staatssecretarissen, vermeerderd met de vakantie-uitkering en de eindejaarsuitkering, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet rechtspositie ministers en staatssecretarissen, de betrokkene terstond mededeling doet aan de Minister wie het aangaat, in dit geval de Minister van Veiligheid en Justitie. De vergoeding gebaseerd op deze regeling, wordt dan verminderd met het meerdere.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur


X Noot
1

Zie ook de Reisregeling binnenland en de Reisregeling buitenland. Voor nadere uitwerking zie de Circulaire wijzigingen in de financiële arbeidsvoorwaarden per 1 januari 2015 voor de ambtenaren werkzaam in de sector Rijk op www.Rijksoverheid.nl.

X Noot
2

Zie Kamerstukken II 2007/08, 31 489, nr. 3, blz. 4.

Naar boven