Besluiten aanvullende stikstofproductiefaciliteit Zuidbroek, Ministerie van Economische Zaken

De Minister van Economische Zaken,

Overwegende,

Dat Gasunie Transport Services B.V., hierna aan te duiden als: GTS, het voornemen heeft om een uitbreiding van bestaande stikstofproductiecapaciteit, gekoppeld met een mengstation inclusief aansluitleidingen op zowel bestaande G-gas en H-gas leidingen als een stikstofleiding die is verbonden met de bestaande stikstofcaverne in Heiligerlee en de aanleg van circa 4 km nieuwe leiding die de koppeling vormt tussen de westelijke en de oostelijke leidingbundel te realiseren, welk voornemen hierna wordt aangeduid als het project aanvullende stikstofproductiefaciliteit Zuidbroek;

Dat het project aanvullende stikstofproductiefaciliteit Zuidbroek wordt aangemerkt als een uitbreiding van het landelijk gastransportnet als bedoeld in artikel 39b, lid 1 sub a Gaswet, zodat op de realisatie van dit project artikel 3.35, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) van toepassing is;

Dat dit onder meer betekent dat de voorbereiding en bekendmaking van diverse voor het project benodigde besluiten worden gecoördineerd, overeenkomstig artikel 3.35, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wro, waarbij de Minister van Economische Zaken met deze coördinatie is belast;

Dat GTS voorbereidende werkzaamheden wil uitvoeren om het project aanvullende stikstofproductiefaciliteit Zuidbroek te kunnen realiseren. De voorbereidende werkzaamheden zullen plaatsvinden aan de Hondenlaan te Zuidbroek (Tussenklappenpolder), gemeente Menterwolde en bestaan uit de onderstaande 4 delen:

  • 1 realisatie van een robuuste toegang tot de bouwlocatie door:

    • A: de aanleg van een ca. 2.2. km toegangsweg (maximaal 7 meter breed) inclusief toebehoren zoals bermen, verlichting, bebording, aansluitingen op bestaande wegen, in- en uitritten, kap van bomen en

    • B: de verbreding westwaarts met 3 meter van de Hondenlaan, tevens wordt de Hondenlaan verhard en verbreed in noordelijke richting doorgetrokken tot 75 meter voorbij de noordelijke rand van de bouwlocatie. Voor de verbreding is o.a. de kap van bomen nodig.

    • C: de tijdelijke verbreding van de Legeweg vanaf de kruising met de Hondenlaan tot 500 meter oostelijk richting A.G. Wildervanckkanaal. Tevens wordt hier een tijdelijke ingang gemaakt voor de bereikbaarheid van de bouwlocatie en de bestaande stikstofinstallatie.

  • 2. Realisatie van grondverbetering op de bouwlocatie:

    Ter verbetering van de draagkracht van de grond zal deze verbeterd moeten worden. Hiertoe zal o.a. gegraven worden, gronden gemengd en gronddepots worden ingericht om o.a. teelaarde op te slaan. Tevens is voorzien in de aan- en afvoer van grond / zand.

  • 3. Bouwrijp maken van het bouwterrein:

    Na de grondverbetering zal het bouwterrein bouwrijp worden gemaakt. Tevens zullen over kortere afstanden leidingen worden gelegd vanaf bestaande leidingen buiten de bouwlocatie naar de te bouwen installatie-onderdelen. Bouwrijp maken bestaat verder uit het aanleggen van infrastructuur zoals elektra (bouwstroom) water, wegen, kabels, verleggen bestaande kabels en leidingen etc.

  • 4. Inrichten van tijdelijke werkterreinen:

    Voor het onderbrengen van projectpersoneel zal een ketenpark inclusief parkeerplaatsen worden ingericht. Tevens zal opslagruimte (overdekt en in de buitenlucht) voor materiaal en materieel worden ingericht, inclusief brandstof- en drinkwatervoorziening.

Om de genoemde activiteiten te kunnen uitvoeren zijn de onderstaande besluiten nodig:

  • 1. Omgevingsvergunning op grond van artikel 2.1 eerste lid onder a, c en g Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht, hierna Wabo;

  • 2. Ontheffing van provinciale of gemeentelijke verordening op grond van artikel 2.2 eerste lid onder d, e en g Wabo;

  • 3. Watervergunning op grond van de Keur 2010 Waterschap Hunze en Aa´s, dan wel meldingen voor watergerelateerde werken, drainage en lozen van grondwater op het oppervlaktewater;

  • 4. Ontgrondingsvergunning op grond van de artikelen 4 en 8 Ontgrondingenverordening 1998 provincie Groningen.

Dat op grond van 39d, derde lid, van de Gaswet de Minister van Economische Zaken kan bepalen dat de desbetreffende, hiervoor bedoelde, besluiten, in afwijking van het voorgaande niet als besluiten als bedoeld in artikel 3.35, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Wro worden aangemerkt, en daarmee niet in de gecoördineerde voorbereiding worden betrokken, wanneer deze besluiten de gecoördineerde voorbereiding van de benodigde besluiten zou belemmeren of ernstig zou bemoeilijken;

Dat het mee coördineren van bovengenoemde besluiten de procedure bedoeld in artikel 39d, eerste lid, van de Gaswet geen versnelling van het project met zich meebrengt. De aanleg van de faciliteit zelf kan pas aanvangen als de voorbereidende werkzaamheden zijn afgerond. Als de vergunningen voor de voorbereidende werkzaamheden pas kunnen worden aangevraagd binnen het raamwerk van de Rijkscoördinatieregeling, dan is het niet mogelijk om het project binnen de gewenste termijn af te ronden.

Dat het, gelet op het voorgaande, wenselijk is de hiervoor bedoelde besluiten apart voor te bereiden van de overige benodigde besluiten;

Gelet op artikel 39d, derde lid, van de Gaswet;

Besluit:

Artikel 1

Inzake het project “aanvullende stikstofproductiefaciliteit Zuidbroek” worden de besluiten omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid onder a, c en g, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, ontheffing van provinciale of gemeentelijke verordening op grond van artikel 2.2 eerste lid onder d, e en g Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, watervergunning op grond van de Keur 2010 Waterschap Hunze en Aa´s en ontgrondingsvergunning op grond van de artikelen 4 en 8 Ontgrondingenverordening 1998 provincie Groningen niet aangemerkt als besluiten als bedoeld in artikel 3.35, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Wet ruimtelijke ordening.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking de dag na die waarop het bekend is gemaakt.

Dit besluit wordt bekendgemaakt door plaatsing in de Staatscourant.

's-Gravenhage, 9 december 2015

De Minister van Economische Zaken, namens deze: J.M.C. Smallenbroek Directeur Energie en Omgeving

Tegen dit besluit staat geen bezwaar of beroep open (artikel 7.1 in samenhang met artikel 8.5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 1 van bijlage 2 bij deze zelfde wet).

Naar boven