Procesreglement rijksbestuursgeschillen Raad van State van het Koninkrijk

De Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk,

gelet op artikel 26, achtste lid, van de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten en artikel 39, achtste lid, van de Samenwerkingsregeling waarborging plannen van aanpak landstaken Curaçao en Sint Maarten in samenhang met de artikelen 17, derde lid, en 20 van de Wet op de Raad van State,

gelet op het op 24 mei 2015 te ’s Gravenhage ondertekende Protocol tussen Nederland en Sint Maarten strekkende tot samenwerking door middel van een onderlinge regeling op grond van artikel 38, eerste lid, van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden, in verband met de instelling, inrichting, het functioneren en de bekostiging van een Integriteitkamer op Sint Maarten,

gelet op artikel 24, zesde lid, van de Landsverordening Aruba Tijdelijk Financieel Toezicht,

gelezen het voorstel van de vice-president van de Raad van State van het Koninkrijk,

stelt de volgende regeling vast:

Artikel 1. Begripsbepaling

In dit reglement wordt verstaan onder:

Protocol:

het op 24 mei 2015 te ’s-Gravenhage ondertekende Protocol tussen Nederland en Sint Maarten strekkende tot samenwerking door middel van een onderlinge regeling op grond van artikel 38, eerste lid, van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden, in verband met de instelling, inrichting, het functioneren en de bekostiging van een Integriteitkamer op Sint Maarten

bijzondere commissie:

de bijzondere commissie, bedoeld in artikel 4.

Artikel 2. Toepassingsbereik; partijen

  • 1. Dit reglement is van toepassing op de behandeling van:

    • a. beroepen als bedoeld in artikel 26 van de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten, artikel 39 van de Samenwerkingsregeling waarborging plannen van aanpak landstaken Curaçao en Sint Maarten, of artikel 24 van de Landsverordening Aruba Tijdelijk Financieel Toezicht,

    • b. verzoeken tot het treffen van een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 27 van de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten, artikel 40 van de Samenwerkingsregeling waarborging plannen van aanpak landstaken Curaçao en Sint Maarten, of artikel 25 van de Landsverordening Aruba Tijdelijk Financieel Toezicht,

    • c. geschillen met betrekking tot het Protocol of de toepassing daarvan,

    • d. verzoeken tot het treffen van een voorlopige voorziening in het kader van een geschil met betrekking tot het Protocol of de toepassing daarvan.

  • 2. Als partijen in de procedure worden in ieder geval aangemerkt:

    • a. de indiener van het beroepschrift dan wel het verzoekschrift,

    • b. indien beroep wordt ingesteld tegen een besluit: het orgaan dat het besluit heeft genomen,

    • c. indien de procedure is ingeleid bij verzoekschrift: de verweerder.

Artikel 3. Afwijking in bijzondere omstandigheden

In bijzondere omstandigheden kan de bijzondere commissie van deze regeling afwijken.

Artikel 4. Benoeming bijzondere commissie

  • 1. Beroepen en geschillen worden behandeld door de bijzondere commissie Kroongeschillen ter voorbereiding van de advisering door de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk.

  • 2. De bijzondere commissie bestaat uit een oneven aantal leden van ten minste drie, benoemd door de vice-president van de Raad van State van het Koninkrijk.

  • 3. Benoembaar tot leden van de bijzondere commissie zijn leden van de Raad van State van het Koninkrijk en staatsraden van de Afdeling advisering.

  • 4. Ten minste één lid van de bijzondere commissie is Staatsraad van het Koninkrijk.

Artikel 5. Aanhangigmaking

  • 1. Geschillen met betrekking tot het Protocol of de toepassing daarvan worden aanhangig gemaakt bij verzoekschrift.

  • 2. Het verzoekschrift vermeldt het verzoek en de gronden daarvan.

Artikel 6. Bevestiging en kennisgeving ontvangst beroep- of verzoekschrift

Binnen twee weken na de ontvangst van het beroep- of verzoekschrift wordt:

  • a. een bevestiging van de ontvangst gezonden aan de indiener;

  • b. een kennisgeving van de ontvangst gezonden aan de andere partij of partijen.

Artikel 7. Herstel van verzuimen

Indien sprake is van een verzuim als bedoeld in artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht of de overeenkomstige toepassing van dat artikel, geeft de bijzondere commissie daarvan schriftelijk kennis aan de indiener en nodigt het deze uit het verzuim binnen vier weken te herstellen.

Artikel 8. Aantonen van vertegenwoordigingsbevoegdheid

Indien de bijzondere commissie een machtiging of bewijs van vertegenwoordigingsbevoegdheid verlangt, nodigt zij de gemachtigde of vertegenwoordiger schriftelijk uit de machtiging of het bewijs van vertegenwoordigingsbevoegdheid binnen vier weken in te zenden.

Artikel 9. Niet-ontvankelijkheid

Niet-ontvankelijkverklaring van het beroep of het verzoek wegens een verzuim als bedoeld in de artikelen 7 en 8 vindt slechts plaats, indien:

  • a. de uitnodiging het verzuim te herstellen bij aangetekende brief is verzonden,

  • b. in de uitnodiging is medegedeeld dat het beroep of het verzoek niet-ontvankelijk wordt verklaard, indien het verzuim niet binnen de gestelde termijn is hersteld en het verzuim niet verschoonbaar is, en

  • c. binnen de termijn geen herstel heeft plaatsgevonden.

Artikel 10. Indiening verweerschrift

In geschillen met betrekking tot het Protocol of de toepassing daarvan dient de verwerende partij binnen vier weken na de dag van verzending van het verzoekschrift een verweerschrift in.

Artikel 11. Toezending van stukken

  • 1. Binnen twee weken na de ontvangst van de op de zaak betrekking hebbende stukken wordt een afschrift aan de andere partij gezonden, tenzij het zeer omvangrijke of moeilijk te vermenigvuldigen stukken betreft. Indien de partijen daardoor niet in hun belangen worden geschaad, kan de toezending van stukken waarvan de partijen eerder hebben kunnen kennisnemen achterwege blijven.

  • 2. Stukken die tien dagen of minder voor de zitting bij de bijzondere commissie zijn ingediend, worden teruggezonden of ter zitting teruggegeven, tenzij de bijzondere commissie beslist dat deze stukken bij de behandeling van de zaak worden betrokken.

Artikel 12. Beperking van kennisneming

  • 1. Een mededeling van een partij dat uitsluitend de bijzondere commissie kennis zal mogen nemen van stukken, wordt afzonderlijk en schriftelijk gedaan en wordt gemotiveerd.

  • 2. Een mededeling als bedoeld in het eerste lid kan uitsluitend betrekking hebben op stukken die de betrokken partij op grond van de wet verplicht is aan de bijzondere commissie over te leggen. Een mededeling die betrekking heeft op een onverplicht overgelegd stuk, wordt niet in behandeling genomen. Het stuk waarop dat verzoek betrekking heeft wordt aan de betrokken partij teruggezonden.

  • 3. De bijzondere commissie beslist binnen twee weken of de beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is. De termijn vangt aan zodra aan de in het eerste lid gestelde eisen is voldaan en de stukken waarop de mededeling betrekking heeft, zijn ontvangen.

  • 4. De partijen worden van de beslissing, bedoeld in het derde lid, schriftelijk en gemotiveerd in kennis gesteld. Vindt de behandeling van de zaak ter zitting plaats binnen twee weken, dan kan de kennisgeving ook mondeling ter zitting worden gedaan.

    Van een eenmaal gegeven toestemming tot beperkte kennisneming kan niet worden teruggekomen.

  • 5. Het tweede tot en met vierde lid is niet van toepassing op ambtsberichten en andere stukken die als niet openbaar zijn aangewezen op grond van artikel 26, vierde lid, tweede volzin, van de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten of artikel 39, vierde lid, van de Samenwerkingsregeling waarborging plannen van aanpak landstaken Curaçao en Sint Maarten.

Artikel 13. Deskundigenonderzoek

  • 1. Indien de bijzondere commissie de partijen in de gelegenheid stelt om hun wensen omtrent een deskundigenonderzoek kenbaar te maken, stelt het daarvoor een termijn van twee weken.

  • 2. De bijzondere commissie stelt de deskundige een termijn van ten minste vier en ten hoogste dertien weken voor het uitbrengen van een schriftelijk verslag van het onderzoek.

  • 3. De bijzondere commissie zendt binnen twee weken na de ontvangst van het verslag een afschrift daarvan aan de partijen.

  • 4. Partijen kunnen binnen vier weken na de dag van verzending van het verslag aan hen schriftelijk hun zienswijze met betrekking tot het verslag naar voren brengen.

  • 5. De bijzondere commissie kan de ontvangen zienswijze binnen twee weken voor commentaar voorleggen aan de deskundige. Aan de deskundige wordt daarbij een termijn van ten minste twee en ten hoogste vier weken gegeven om zijn commentaar in te dienen.

Artikel 14. Onderzoek ter zitting en heropening onderzoek

  • 1. De uitnodiging om op de zitting te verschijnen en de oproeping om in persoon dan wel in persoon of bij gemachtigde ter zitting te verschijnen, worden zo mogelijk twee weken tevoren verzonden.

  • 2. Een verzoek om uitstel van de behandeling ter zitting moet zo mogelijk schriftelijk, onder aanvoering van gewichtige redenen en tijdig, worden ingediend. Onder tijdig wordt verstaan: zo spoedig mogelijk na ontvangst van de uitnodiging of zo spoedig mogelijk nadat van de tot uitstel nopende omstandigheid is gebleken.

  • 3. Een verzoek dat voldoet aan de in het tweede lid omschreven voorwaarden wordt ingewilligd, tenzij de bijzondere commissie oordeelt dat zwaarder wegende bij de behandeling van de zaak betrokken belangen hieraan in de weg staan.

  • 4. De bijzondere commissie deelt partijen de beslissing op het verzoek zo spoedig mogelijk mede.

  • 5. Indien de bijzondere commissie besluit tot heropening van het onderzoek, wordt daarvan binnen twee weken schriftelijk mededeling gedaan.

Artikel 15. Verlenging van termijnen

  • 1. Een verzoek om verlenging van een door de bijzondere commissie gestelde termijn wordt gemotiveerd en binnen die termijn schriftelijk ingediend.

  • 2. Een volgend verzoek om verlenging met betrekking tot dezelfde aangelegenheid wordt niet toegewezen.

  • 3. Op het verzoek om verlenging wordt binnen één week na de ontvangst beslist. De beslissing wordt aan de verzoeker en bij toewijzing zo nodig ook aan de andere partij schriftelijk medegedeeld.

  • 4. Indien het verzoek wordt afgewezen, kan de verzoeker een laatste termijn van één week worden gegeven om alsnog aan het gevraagde te voldoen.

Artikel 16. Proces-verbaal en dossierstukken

  • 1. Een verzoek van een partij tot het opmaken van een proces-verbaal van de zitting wordt gemotiveerd.

  • 2. Een verzoek van een partij om verstrekking van een dossierstuk niet zijnde het proces-verbaal van de zitting, gedaan na het ontwerpbesluit of de uitspraak, wordt slechts in uitzonderlijke gevallen toegewezen.

Artikel 17. Algemene termijnenwet

Op de termijnen in deze regeling is de Algemene termijnenwet van overeenkomstige toepassing.

Artikel 18. Bekendmaking, inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze regeling zal worden geplaatst in de Staatscourant, in het Afkondigingsblad van Aruba, in het Publicatieblad van Curaçao en in het Afkondigingsblad van Sint Maarten.

  • 2. Zij treedt in werking met ingang van de dag volgend op de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 3. Zij wordt aangehaald als: Procesreglement rijksbestuursgeschillen Raad van State van het Koninkrijk.

Vastgesteld op 11 november 2015

De vice-president, J.P.H. Donner

TOELICHTING BIJ HET PROCESREGLEMENT RIJKSBESTUURSGESCHILLEN RAAD VAN STATE VAN HET KONINKRIJK

1. Algemeen

Dit reglement geeft regels voor de behandeling van rijksbestuursgeschillen door de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk. Het gaat vooralsnog om vier soorten geschillen. Indien op enig moment de behandeling van meer soorten geschillen aan de Raad van State van het Koninkrijk worden opgedragen, zal worden bezien of het Procesreglement daarop moet worden aangepast. Het procesreglement heeft zijn grondslag in

  • de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten,

  • de Samenwerkingsregeling waarborging plannen van aanpak landstaken Curaçao en Sint Maarten,

  • het Protocol tussen Nederland en Sint Maarten strekkende tot samenwerking in verband met de instelling, inrichting, het functioneren en de bekostiging van een Integriteitkamer op Sint Maarten en

  • de Landsverordening Aruba Tijdelijk Financieel Toezicht.

1°. Beroep tegen aanwijzingen aan de regering van het land Curaçao of het land Sint Maarten inzake het financieel toezicht

In de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten is voorzien in een stelsel van toezicht op het financieel beleid van de regeringen van Curaçao en Sint Maarten. In laatste instantie kan de Koninkrijksregering bij koninklijk besluit een aanwijzing geven aan de regering van het betreffende land. Het geadresseerde land kan tegen zo'n besluit beroep instellen bij de Kroon. De Kroon beslist in het geschil na advies van de Raad van State van het Koninkrijk. De Afdeling stelt het ontwerpbesluit vast en behandelt de zaak ook verder min of meer op de manier waarop de Afdeling voor de geschillen van bestuur van de Raad van State tot 1988 bestuursgeschillen behandelde.

De Kroongeschillen waar het om gaat zijn:

  • beroep tegen een aanwijzing aan de regering van het land Curaçao of het land Sint Maarten inzake het financieel toezicht, vastgesteld door de raad van ministers van het Koninkrijk (artikelen 13, 14, 16 en 20 van de Rijkswet),

  • beroep tegen de beslissing van de raad van ministers van het Koninkrijk over het al dan niet voortzetten van de verplichtingen die op grond van de Rijkswet op een van de landen rusten (artikel 33 van de Rijkswet).

De Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten verklaart een aantal artikelen uit de Algemene wet bestuursrecht van het land Nederland van overeenkomstige toepassing op deze geschillen. Daarmee wordt houvast gegeven aan de Afdeling en partijen bij het behandelen van deze geschillen.

In het kader van zo’n beroep kan een door de vice-president van de Raad van State aangewezen staatsraad op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.

2°. Beroep tegen het treffen van een voorziening met betrekking tot een plan van aanpak of de uitvoering daarvan door de raad van ministers van het Koninkrijk (artikel 38 van de Samenwerkingsregeling)

Bij de ontbinding van het land Nederlandse Antillen en de vorming van twee nieuwe landen binnen het Koninkrijk (Curaçao en Sint Maarten) is een voorziening getroffen voor landstaken die de nieuwe landen vooralsnog niet kunnen uitvoeren: deze landstaken worden tijdelijk op een andere manier uitgevoerd volgens een plan van aanpak. De raad van ministers van het Koninkrijk kan een voorziening treffen met betrekking tot een plan van aanpak of de uitvoering daarvan. Tegen zo’n koninklijk besluit staat beroep op de Kroon open. Dat beroep – inclusief de mogelijkheid een voorlopige voorziening te vragen – is in dit procesreglement geregeld op overeenkomstige wijze als het beroep tegen een aanwijzing op grond van de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten.

3°. Geschillen met betrekking tot het Protocol tot instelling van een Integriteitskamer Sint Maarten of de toepassing daarvan

Op 24 mei 2015 hebben de landen Sint Maarten en Nederland een protocol1 gesloten, dat erin voorziet dat Sint Maarten een Integriteitskamer instelt. Nederland zal bijstand verlenen bij het instellen van de Integriteitskamer en bij de versterking van de rechtshandhaving op Sint Maarten. De Integriteitskamer zal worden ingesteld bij landsverordening.

Nederland en Sint Maarten kunnen een geschil met betrekking tot het Protocol of de toepassing daarvan aanhangig maken bij de Raad van State van het Koninkrijk. Hoofdstuk 7 van de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten is in het Protocol zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing verklaard. Dat betekent dat ook een voorlopige voorziening mogelijk is.

Bij Algemene maatregel van Rijksbestuur op grond van artikel 38, eerste en tweede lid, van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden kunnen op basis van consensus nadere regels met betrekking tot de beslechting van geschillen worden vastgesteld.

Bij geschillen op basis van het Protocol is niet uitdrukkelijk geregeld wie beslist. Nu hoofdstuk 7 van de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten zo veel mogelijk van overeenkomstige toepassing is, wordt aangenomen dat de Raad van State een ontwerp-koninklijk besluit opstelt.

4°. Beroep tegen aanwijzingen aan de regering van het land Aruba inzake het financieel toezicht

Op 2 mei 2015 zijn ‘Afspraken tussen de regeringen van Aruba en Nederland over de openbare financiën van Aruba’ tot stand gekomen. De Afspraken voorzien erin dat Aruba bij landsverordening zal voorzien in financieel toezicht door het Koninkrijk, waarbij het College Aruba financieel toezicht een centrale rol krijgt. Op 31 augustus 2015 is de Landsverordening Aruba Tijdelijk Financieel Toezicht tot stand gekomen. Deze landsverordening voorziet in het financieel toezicht zoals bedoeld in de Afspraken en draagt de beslechting van geschillen op aan de Raad van State van het Koninkrijk. Voorlopige voorzieningen zijn in dat kader uitdrukkelijk mogelijk gemaakt.

2. De procedure

2.1 Geschillen op basis van de Rijkswet, de Samenwerkingsregeling en de Landsverordening Aruba Tijdelijk Financieel Toezicht

Bij de behandeling van geschillen geven de Rijkswet, de Samenwerkingsregeling en de Landsverordening Aruba Tijdelijk Financieel Toezicht een aantal procedureregels. Voorts is een aantal bepalingen van de Awb van overeenkomstige toepassing verklaard.2 Het Procesreglement geeft aanvullende regels. De wettelijk geregelde procedure verloopt als volgt.

Tegen het koninklijk besluit staat gedurende dertig dagen na verzending beroep open op de Kroon. De Raad van State van het Koninkrijk is belast met het voorbereiden van het ontwerpbesluit inzake de beslissing op het beroep.3 Binnen de Raad van State wordt het geschil behandeld door een bijzondere commissie Kroongeschillen. De bijzondere commissie bereidt de behandeling van de zaak voor, houdt zo nodig een zitting en stelt daarna zo spoedig mogelijk een conceptadvies op. Het advies wordt vastgesteld door de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk.

De leden van de bijzondere commissie worden benoemd door de vice-president. De samenstelling van de bijzondere commissie kan per geval verschillen, omdat bijvoorbeeld in een financieel geschil behoefte zal zijn aan een staatsraad die over financiële deskundigheid beschikt, terwijl dat in andere geschillen niet het geval hoeft te zijn. Ten minste één van de leden is Staatsraad van het Koninkrijk.4 Zo mogelijk wordt de Staatsraad van het Koninkrijk aangewezen die als Staatsraad benoemd is op voordracht van het land dat partij is bij het geschil. Het Statuut voor het Koninkrijk bepaalt immers dat de staatsraden voor Aruba, Curaçao en Sint Maarten deel nemen aan de werkzaamheden van de Raad van State ingeval de Raad of een afdeling van de Raad wordt gehoord over ontwerpen van rijkswetten en algemene maatregelen van rijksbestuur die in Aruba, Curaçao onderscheidenlijk Sint Maarten, zullen gelden, of over andere aangelegenheden, die Aruba, Curaçao onderscheidenlijk Sint Maarten raken.5

Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste de naam en het adres van de indiener, de dagtekening, een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar of beroep is gericht, en de gronden van het bezwaar of beroep. Is hier niet aan voldaan, dan kan het beroep niet-ontvankelijk worden verklaard, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim binnen een hem daartoe gestelde termijn te herstellen.6

De ontvangst van het beroepschrift wordt schriftelijk bevestigd; het beroepschrift wordt aan de andere partij doorgestuurd.7 Is het beroepschrift gestuurd aan een onbevoegde instantie, dan wordt het zo spoedig mogelijk doorgezonden.8 Indien een partij zich laat vertegenwoordigen, zendt de bijzondere commissie de op de zaak betrekking hebbende stukken in ieder geval aan de gemachtigde.9 Het beroep kan schriftelijk worden ingetrokken. Tijdens het horen kan de intrekking ook mondeling geschieden.10

Alle verdere stukken worden steeds aan partijen gestuurd.11

Partijen kunnen zich laten bijstaan of door een gemachtigde laten vertegenwoordigen. De bijzondere commissie kan van een gemachtigde die geen advocaat is een schriftelijke machtiging verlangen.12 De bijzondere commissie kan bijstand of vertegenwoordiging door een persoon tegen wie ernstige bezwaren bestaan, weigeren, tenzij het een advocaat betreft. De betrokken partij en de gemachtigde worden onverwijld in kennis gesteld van de weigering en de reden daarvoor.13

De Awb stelt een termijn voor het indienen van een verweerschrift.15 Omdat die bepaling niet van overeenkomstige toepassing is verklaard en een termijn noodzakelijk is, is de Awb-termijn van vier weken voor het indienen van het verweerschrift in het procesreglement overgenomen.15

De bijzondere commissie stelt in ieder geval ‘het betrokken bestuur’, dat wil zeggen de Raad van Ministers van het Land die het aangaat, in de gelegenheid te worden gehoord.16 De bijzondere commissie kan bij de voorbereiding van het ontwerpbesluit belanghebbenden, getuigen, deskundigen en tolken oproepen om tijdens het onderzoek ter zitting te worden gehoord. De bepalingen in de Awb inzake de verplichtingen van getuigen, deskundigen en tolken, en inzake de vergoeding die zij ontvangen, zijn eveneens van overeenkomstige toepassing.17 Dat geldt ook voor een eventueel onderzoek ter plaatse.18 De zitting is openbaar.19 Van de zitting wordt een proces-verbaal opgemaakt.20

Partijen die verplicht zijn inlichtingen te geven kunnen, indien daarvoor gewichtige redenen zijn, het geven van inlichtingen weigeren of de bijzondere commissie mededelen dat uitsluitend zij daarvan kennis mag nemen. De bijzondere commissie beslist of de weigering of de beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is.21 Deze regeling is procedureel uitgewerkt in artikel 12 van het Procesreglement. Bestaat de vrees dat kennisneming van stukken door een partij haar lichamelijke of geestelijke gezondheid of de persoonlijke levenssfeer van een ander zou schaden, dan kan de bijzondere commissie bepalen dat deze kennisneming is voorbehouden aan een gemachtigde die advocaat of arts is dan wel daarvoor van de bijzondere commissie bijzondere toestemming heeft gekregen.22 De Rijkswet bepaalt echter zonder voorbehoud dat ambtsberichten en andere door de Minister aangewezen stukken niet openbaar zijn.23

Het ontwerpbesluit inzake de beslissing op het beroep, vastgesteld door de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk, is niet openbaar.24 Binnen twee maanden na ontvangst van het ontwerpbesluit kan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, met vermelding van de gerezen bedenkingen, de Raad verzoeken zijn ontwerp in nadere overweging te nemen. In het kader van die nadere overweging stelt de Raad opnieuw het betrokken bestuur in de gelegenheid te worden gehoord.25

Het koninklijk besluit waarin op het beroep wordt beslist wijkt niet af van het ontwerp (of, indien daarvan sprake is, het nader ontwerp), voor zover het ontwerp (in de wet advies genoemd) van de Raad uitsluitend is gebaseerd op rechtmatigheidsgronden, en voor het overige uitsluitend indien zeer zwaarwegende, op het in de Rijkswet geregelde toezicht betrekking hebbende, gronden daartoe aanleiding geven. Indien het koninklijk besluit afwijkt van het ontwerp of het nader ontwerp wordt het in het Staatsblad geplaatst met een rapport van de Minister. Dit rapport bevat in ieder geval de argumenten op grond waarvan wordt voorgesteld af te wijken van het ontwerp respectievelijk het nader ontwerp, alsmede het ontwerp zelf en indien daarvan sprake is, het nader ontwerp.

Indien niet binnen twee maanden een verzoek om nadere overweging is gedaan, beslist de Kroon overeenkomstig het ontwerp.26

2.2 Geschillen op basis van het Protocol

Het Protocol bepaalt dat geschillen met betrekking tot het protocol of de toepassing daarvan door Nederland of Sint Maarten aanhangig kunnen worden gemaakt bij de Raad van State van het Koninkrijk. Hoofdstuk 7 van de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten is daarbij zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing. Dat hoofdstuk regelt de procedure volgens welke Curaçao en Sint Maarten beroep op de Kroon kunnen instellen tegen besluiten van de Koninkrijksregering, zoals hiervoor, in paragraaf 2.1, beschreven.

Geschillen op basis van het Protocol worden niet ingeleid met een beroepschrift, maar met een verzoekschrift. Om te kunnen bepalen waarover het geschil gaat, wordt bepaald dat in het verzoekschrift het verzoek en de gronden daarvan worden vermeld.

Verweerder kan in het verweerschrift een tegenverzoek doen, zo hij daartoe aanleiding ziet.

In de behandeling van afzonderlijke geschillen kan het verschil in karakter nog tot andere verschillen in procedure leiden; dat zal echter van geval tot geval worden beslist.

2.3 Voorlopige voorziening op basis van de Rijkswet, de Samenwerkingsregeling en de Landsverordening Aruba Tijdelijk Financieel Toezicht

Heeft de regering van een land beroep ingesteld op basis van de Rijkswet, de Samenwerkingsregeling of de Landsverordening Aruba Tijdelijk Financieel Toezicht, dan kan zij ook een verzoek voor een voorlopige voorziening indienen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Dit verzoek wordt behandeld door een daartoe door de vice-president van de Raad van State aangewezen staatsraad. De procedure is deels uitgewerkt in artikel 27 van de Rijkswet, artikel 40 van de Samenwerkingsregeling en artikel 25 van de Landsverordening Aruba Tijdelijk Financieel Toezicht. De staatsraad doet zo spoedig mogelijk schriftelijk of mondeling uitspraak. De uitspraak strekt tot onbevoegdheid, niet-ontvankelijkverklaring van het verzoek, afwijzing van het verzoek, of gehele of gedeeltelijke toewijzing van het verzoek.

Voor de procedure is een aantal artikelen van de Awb van overeenkomstige toepassing verklaard. Deze komen voor een groot deel overeen met de bepalingen van de Awb die van overeenkomstige toepassing zijn in de bodemprocedure: de (in paragraaf 2.1 beschreven) bepalingen over inhoud en indiening van het verzoekschrift, het doorsturen van het verzoekschrift en andere stukken, en intrekking van het verzoek.

De staatsraad die het verzoek behandelt nodigt partijen zo spoedig mogelijk uit om op een zitting te verschijnen. Is hij kennelijk onbevoegd of is het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond, dan kan hij zonder zitting uitspraak doen. Hij kan ook uitspraak doen zonder zitting als onverwijlde spoed dat vereist en partijen daardoor niet in hun belangen worden geschaad.27

De staatsraad doet zo spoedig mogelijk schriftelijk of mondeling uitspraak. Hij kan de voorlopige voorziening, op verzoek en ambtshalve, opheffen of wijzigen, nadat hij partijen heeft gehoord, althans behoorlijk heeft opgeroepen. De voorlopige voorziening vervalt, zodra bij koninklijk besluit is beslist, voor zover daarvoor in het koninklijke besluit geen ander tijdstip is aangegeven.28

De algemene regels in dit Procesreglement zijn ook van toepassing op de procedure voor een voorlopige voorziening. Het is niet nodig specifieke bepalingen voor voorlopige voorzieningen in het Procesreglement op te nemen.

2.4 Voorlopige voorziening op basis van het Protocol

In de geschillenregeling in het Protocol is hoofdstuk 7 van de Rijkswet zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing verklaard. Hoofdstuk 7 van de Rijkswet voorziet mede in een procedure voor voorlopige voorziening. Aannemelijk is dat ook in geschillen op basis van het Protocol voorlopige voorzieningen mogelijk zijn. De procedure verloopt zoveel mogelijk op dezelfde wijze als bij geschillen op basis van de Rijkswet, zoals beschreven in paragraaf 2


X Noot
1

Kamerstukken II 2014/15, 34 000 IV, nr. 41, bijlage.

X Noot
2

Het betreft de artikelen 6:5, 6:6, 6:14, 6:15, 6:17, 6:21, 8:24, 8:25, 8:27 tot en met 8:29, 8:31, 8:32, 8:33 tot en met 8:36, eerste lid, 8:39, 8:50, 8:61 en 8:62 van de Awb. Deze artikelen worden ook genoemd in artikel 27d van de Wet op de Raad van State, dat eveneens van overeenkomstige toepassing is (artikel 26, zesde lid, van de Rijkswet).

X Noot
3

Artikel 26, eerste lid, van de Rijkswet; artikel 39, eerste lid, van de Samenwerkingsregeling. In het vervolg van deze toelichting zal niet steeds worden verwezen naar de bepaling in de Samenwerkingsregeling die correspondeert met een bepaling in de Rijkswet.

X Noot
4

Artikel 4 van het Procesreglement.

X Noot
5

Artikel 13, derde lid, van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden.

X Noot
6

Artikel 6:6 j° 6:5 Awb.

X Noot
7

Artikel 6:14 Awb.

X Noot
8

Artikel 6:15 Awb.

X Noot
9

Artikel 6:17 Awb.

X Noot
10

Artikel 6:21 Awb.

X Noot
11

Artikel 8:39 Awb.

X Noot
12

Artikel 8:24 Awb.

X Noot
13

Artikel 8:25 Awb.

X Noot
15

Artikel 8:42 Awb.

X Noot
15

Artikel 10 van het Procesreglement.

X Noot
16

Artikel 26, tweede lid, juncto artikel 1, van de Rijkswet; artikel 39, tweede lid, van de Samenwerkingsregeling. De artikelen 8:27 en 8:28 Awb zijn van overeenkomstige toepassing. Dat geldt ook voor artikel 8:31 Awb: indien een partij niet voldoet aan de verplichting te verschijnen, inlichtingen te geven, stukken over te leggen of mee te werken aan een deskundigenonderzoek, kan de bijzondere commissie daaruit de gevolgtrekkingen maken die haar geraden voorkomen.

X Noot
17

Artikelen 8:33 tot en met 8:36, eerste lid, Awb.

X Noot
18

Artikel 8:50 Awb.

X Noot
19

Artikel 8:62 Awb laat uitzonderingen op de openbaarheid toe, artikel 26, zesde lid, van de Rijkswet niet.

X Noot
20

Artikel 8:61 Awb.

X Noot
21

Artikel 8:29 Awb.

X Noot
22

Artikel 8:32 Awb.

X Noot
23

Artikel 26, vierde lid, tweede volzin, van de Rijkswet.

X Noot
24

Artikel 26, vijfde lid, van de Rijkswet.

X Noot
25

Artikel 26, negende lid, van de Rijkswet.

X Noot
26

Artikel 26, tiende en elfde lid, van de Rijkswet.

X Noot
27

Artikel 8:83, eerste, derde en vierde lid, Awb.

X Noot
28

Artikel 27, vijfde tot en met achtste lid, van de Rijkswet.

Naar boven