Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 8 december 2015, nr. 2015-0000728498, houdende wijziging van de Regeling basisregistratie personen ter indexering van de vergoedingen voor een verstrekking uit het centraal archief van overledenen

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op artikel 49 van het Besluit basisregistratie personen;

Besluit:

ARTIKEL I

Artikel 33 van de Regeling basisregistratie personen wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het derde lid tot tweede lid vervalt het tweede lid.

2. In het tweede lid (nieuw), onder a, wordt ‘€ 4,10’ vervangen door ‘€ 4,15’ en ‘€ 8,20’ vervangen door: € 8,30.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2016.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk

TOELICHTING

Deze regeling strekt tot het aanpassen van de Regeling basisregistratie personen (Regeling BRP) op het punt van de vergoedingen die moeten worden betaald voor verstrekkingen van gegevens uit het centraal archief van overledenen. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) is op grond van artikel 4.7, tweede lid, van de Wet basisregistratie personen (Wet BRP) verantwoordelijk voor de verwerking van persoonsgegevens in het centraal archief van overledenen. Het centraal archief van overledenen bestaat uit de persoonskaarten, bedoeld in artikel 69, tweede lid, van het tot 1 oktober 1994 geldende Besluit bevolkingsboekhouding. Het feitelijk beheer van het centraal archief wordt namens de minister van BZK uitgevoerd op grond van een overeenkomst van 24 maart 1995 door het bestuur van de Stichting Centraal Bureau voor Genealogie (CBG).

Op grond van artikel 4.8 van de Wet BRP en artikel 49 van het Besluit basisregistratie personen (Besluit BRP) stelt de minister van BZK regels omtrent heffingen in verband met de verstrekking van gegevens uit het centraal archief van overledenen. De bedragen van de vergoedingen voor een niet-systematische verstrekking van gegevens uit het centraal archief van overledenen zijn opgenomen in artikel 33 van de Regeling BRP. Met voorliggende wijziging van artikel 33 van de Regeling BRP worden de betreffende bedragen geïndexeerd, opdat zij in lijn blijven met de werkelijke kosten van de geleverde diensten van het CBG.

Met voorliggende wijziging komt ook artikel 33, tweede lid, van de Regeling BRP te vervallen. In dit artikellid wordt de vergoeding vastgesteld voor een verstrekking uit het persoonskaartenarchief en het schakelregister per persoon op wie het verzoek betrekking heeft. Op grond van artikel 4.8 van de Wet Basisregistratie personen worden slechts regels gesteld bij of krachtens algemene maatregel van bestuur omtrent de heffingen in verband met de verstrekkingen uit het persoonskaartenarchief of het schakelregister voor zover de minister van BZK verantwoordelijk is voor de verwerking van persoonsgegevens in deze registraties. Echter op grond van art. 4.5, tweede lid, van de Wet basisregistratie personen is de verantwoordelijkheid voor de verwerking van persoonsgegevens in het persoonskaartenarchief en het schakelregister overgedragen aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag. Daarmee is de grondslag voor het stellen van regels omtrent heffingen voor verstrekkingen van gegevens uit het persoonskaartenarchief of het schakelregister door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties komen te vervallen.

Indexering tarieven

De jaarlijkse indexering van de vergoedingen vindt plaats aan de hand van de voor het komende jaar ingeschatte kostenontwikkeling, waarbij wordt uitgegaan van de mutatie van het consumentenprijsindexcijfer, zoals vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek voor de maand juni van het lopende jaar in vergelijking tot de maand juni van het voorgaande jaar. De aldus berekende factor wordt toegepast op de niet afgeronde bedragen van de geïndexeerde vergoedingen, zoals die eerder voor het lopende jaar zijn berekend. Daarmee wordt een ‘opstapeling van afrondingen’ voorkomen.

De op dit moment in de Regeling BRP vermelde vergoeding voor een verstrekking uit het centraal archief van overledenen bedraagt € 4,10 per persoon op wie het verzoek betrekking heeft, met dien verstande dat ten minste € 8,20 in rekening wordt gebracht (artikel 33, derde lid, onderdeel a) en € 3,75 per persoon op wie het verzoek betrekking heeft, indien het verzoek betrekking heeft op meer dan honderd personen (artikel 33, derde lid, onderdeel b).

De factor waarmee het consumentenprijsindexcijfer (CPI) voor de maand juni 2015 is gestegen ten opzichte van de maand juni 2014 is vastgesteld op 1,01011. Deze factor wordt toegepast op de bovengenoemde bedragen, met dien verstande dat ten minste een bedrag van € 8,30 (2 x € 4,15) in rekening gebracht wordt voor een verstrekking uit het centraal archief van overledenen (art. 33, tweede lid (nieuw), onder a, van de Regeling BRP). De nieuwe vergoedingen voor het jaar 2016 en de wijze van berekening van de vergoedingen zijn weergegeven in onderstaande tabel.

 

2015 (niet afgerond)

* CPI factor 1,01011

2016 afgerond

Per persoon

€ 4,087827

€ 4,129154

€ 4,15

Bij meer dan 100 personen

€ 3,734558

€ 3,772314

€ 3,75

In verband met de jaarlijkse indexering van de tarieven per 1 januari, wordt afgeweken van de afspraken met betrekking tot de publicatietermijnen, opdat de regeling tijdig per 1 januari 2016 in werking kan treden.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk

Naar boven