De Minister van Veiligheid en Justitie,
Gelet op artikel 2, onder 1°, Wapenwet BES;
Besluit:
Artikel 1
In deze regeling wordt verstaan onder BavPol de buitengewoon agent van politie BES,
bedoeld in het Besluit buitengewone agenten van de politie BES.
Artikel 2
Een ambtenaar die is aangesteld als BavPol mag tijdens de uitoefening van zijn dienst
de wapens en munitie, bedoeld in artikel 3, bij zich hebben voor zover:
-
a. hij beschikt over een akte van opsporingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 6 van
het Besluit buitengewone agenten van politie BES, dan wel aan hem een aanwijzing als
bedoeld in artikel 184, eerste lid, onder c, van het Wetboek van Strafvordering BES
is gedaan;
-
b. hij de toetsen, bedoeld in artikel 31, tweede en derde lid, van het Besluit buitengewone
agenten van politie BES, met voldoende resultaat heeft afgelegd; en
-
c. hij beschikt over daartoe aangewezen politiebevoegdheden en geweldmiddelen als bedoeld
in artikel 14 Besluit buitengewone agenten van politie BES of is aangewezen om geweld
te gebruiken als bedoeld in artikel 37k Wet beginselen gevangeniswezen BES.
Artikel 3
-
1. Een ambtenaar als bedoeld in artikel 2 kan worden uitgerust met:
-
2. Onder pepperspray als bedoeld in het eerste lid, onder b, wordt mede verstaan nazorgmiddelen
bij het gebruik van pepperspray.
Artikel 4
De door de directeur van de Justitiële Inrichting Caribisch Nederland aangewezen ambtenaren,
bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Geweldsinstructie BES, die bij inwerkingtreding
van deze regeling reeds over een machtiging tot het dragen van een wapen beschikken
als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onder 5°, van de Vuurwapenwet BES, mogen in
afwijking van artikel 2 van deze regeling, tijdens de uitoefening van hun dienst een
wapen als genoemd in artikel 3 bij zich hebben, mits:
-
a. dit past binnen één van de bevoegdheden als omschreven in de artikelen 2, tweede en
derde lid, 3, eerste en tweede lid, 4, 5, 6, 7 en 8 van de Geweldsinstructie BES,
en
-
b. deze ambtenaren geoefend zijn in de zin van artikel 2, eerste lid, van de Regeling
toetsing geweldsbeheersing buitengewoon opsporingsambtenaar en ambtenaren van bijzondere
opsporingsdiensten, alsmede gelegenheid hebben gekregen tot het volgen van training
als bedoeld in artikel 3 van de Regeling toetsing geweldsbeheersing buitengewoon opsporingsambtenaar
en ambtenaren van bijzondere opsporingsdiensten.
Artikel 5
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
Artikel 6
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling bewapening BavPol BES
’s-Gravenhage, 7 december 2015
De Minister van Veiligheid en Justitie,
G.A. van der Steur
TOELICHTING
Algemeen
Ingevolge artikel 1 van de Wapenwet BES is het een ieder verboden op de openbare weg
of op enige voor het publiek toegankelijke plaats een wapen bij zich te hebben. Op
basis van artikel 2, aanhef en onder 1° van de Wapenwet BES is het mogelijk bij ministeriële
regeling ambtenaren en beambten aan te wijzen als wapen dragend.
Het bevoegd gezag op de BES acht het noodzakelijk dat een aantal ambtenaren met de
status van Buitengewoon agent van politie (hierna: BavPol) die belast zijn met opsporingstaken
uitgerust zijn met dienstwapens. Het betreft douaneambtenaren belast met opsporingstaken,
opsporingsambtenaren binnen de afdeling fysiek toezicht van de Belastingdienst Caribisch
Nederland, ambtenaren van de Koninklijke Marechaussee, enkele medewerkers van de diensten
van de Openbare Lichamen van Bonaire, Saba en Sint Eustatius die zijn belast met Toezicht
en Handhaving en functionarissen van natuurorganisaties STINAPA (Bonaire), SCF (Saba)
en STENAPA (Sint Eustatius) voor zover bewapening noodzakelijk wordt geacht voor het
kunnen doden van zieke en/of gevaarlijke dieren.
Door deze regeling wordt voorzien in een wettelijke basis voor het dragen van wapens
door ambtenaren met een BavPol-status. Hiermee wordt tevens gedeeltelijk invulling
gegeven aan de voornaamste aanbeveling van de Raad voor Rechtshandhaving uit haar
rapport over het geweldgebruik door functionarissen (inclusief ambtenaren met een
BavPol-status) van het Korps Politie Caribisch Nederland (KPCN), het recherche samenwerkingsteam
(RST), de Justitiële Inrichting Caribisch Nederland (hierna: JICN) en de Koninklijke
Marechaussee (KMar) op Bonaire, Sint Eustatius en Saba1.
Deze regeling stelt vast dat ambtenaren die zijn aangesteld als BavPol, alleen een
dienstwapen bij zich mogen dragen mits aan hen een akte van opsporingsbevoegdheid
is verleend dan wel aan hen een aanwijzing is gedaan dat zij behoren tot een van de
door de minister van Veiligheid en Justitie aangewezen categorieën of eenheden, én
voldoen aan de in artikel 31, eerste en tweede lid, van het Besluit buitengewone agenten
van politie BES gestelde opleidingseisen. Dit houdt in dat deze ambtenaren met goed
gevolg een toets hebben afgelegd of met goed gevolg een opleidingsprogramma hebben
doorlopen waaruit de bekwaamheid voor het uitoefenen van opsporingsbevoegdheden blijkt,
en van onbesproken gedrag zijn. Bovendien is vereist dat deze ambtenaren jaarlijks
met voldoende resultaat een toets geweldsbeheersing en een toets aanhoudings- en zelfverdedigingsvaardigheden
afleggen, en halfjaarlijks met voldoende resultaat de toets schietvaardigheid afleggen.
In deze regeling is een overgangsbepaling opgenomen voor de reeds door de directeur
van de Justitiële Inrichting Caribisch Nederland (hierna: JICN) aangewezen ambtenaren
als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Geweldsinstructie BES. Indien deze ambtenaren
bij inwerkingtreding van deze regeling reeds over een machtiging tot het dragen van
een wapen beschikken, mogen zij, in afwijking van de hierboven gestelde eisen aan
een BavPol die als wapendragend wordt aangewezen, tijdens de uitoefening van hun dienst
een wapen bij zich hebben, mits dit past binnen de hen toegekende bevoegdheden, én
wordt voldaan aan de in artikelen 2 en 3 van de Regeling toetsing geweldsbeheersing
buitengewoon opsporingsambtenaar en ambtenaren van bijzondere opsporingsdiensten gestelde
eisen. Van deze ambtenaren wordt, in tegenstelling tot de ambtenaren die ná inwerkingtreding
van deze regeling door de directeur van de JICN worden aangewezen, geen BavPol-opleiding
vereist, en zij hoeven niet te voldoen aan de in artikel 31, tweede en derde lid,
Besluit buitengewone agenten van politie BES genoemde opleidingseisen. De eisen uit
de Regeling toetsing geweldsbeheersing buitengewoon opsporingsambtenaar en ambtenaren
van bijzondere opsporingsdiensten blijven onverkort gelden voor deze groep ambtenaren.
Deze laatste vereiste is analoog aan de wapendragende medewerkers van de Dienst Justitiële
Inrichtingen in Europees Nederland; wapendragende medewerkers van Justitiële inrichtingen
in Europees Nederland en Caribisch Nederland moeten aan dezelfde eisen zoals gesteld
in artikelen 2 en 3 van genoemde regeling voldoen. Hiermee wordt verzekerd dat de
wapendragende medewerkers van Justitiële inrichtingen op gelijkwaardig niveau functioneren
bij het gebruik van dit geweldsmiddel.
Artikelsgewijs
Artikel 2
Artikel 2 regelt dat ambtenaren die benoemd zijn tot BavPol en voldoen aan de in dit
artikel genoemde (opleidings)eisen, een wapen bij zich mogen hebben.
Artikel 3
De bewapening van ambtenaren die benoemd zijn tot BavPol sluit aan op hetgeen is opgenomen
in artikel 2, eerste lid van het Besluit bewapening en overige uitrusting politie
BES. Hieraan is de lange wapenstok toegevoegd in verband met de inzet van BavPol in
de JICN.
Artikel 4
Dit artikel betreft een overgangsbepaling voor de reeds door de directeur van de JICN
aangewezen ambtenaren als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Geweldsinstructie
BES, die bij de inwerkingtreding van deze regeling reeds over een wapenverlof beschikken.
Zij mogen dit wapen blijven dragen mits is voldaan aan de eisen als gesteld in de
Regeling toetsing geweldsbeheersing.
De Minister van Veiligheid en Justitie,
G.A. van der Steur