Besluit van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 7 december 2015, nummer WBV 2015/22, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

Gelet op de Vreemdelingenwet 2000, het Vreemdelingenbesluit 2000 en het Voorschrift Vreemdelingen 2000;

Besluit:

ARTIKEL I

De Vreemdelingencirculaire 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Paragraaf B1/4.7 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

4.7 Inburgeringsvereiste

Inburgering in het buitenland

De IND wijst de mvv-aanvraag af als de vreemdeling het basisexamen inburgering in het buitenland niet heeft behaald of niet heeft afgelegd, tenzij de vreemdeling hiervan is vrijgesteld of is ontheven.

De inspanningen (pogingen en voorbereidingen) van de vreemdeling mogen niet zo lang duren dat uitoefening van het recht op gezinshereniging onmogelijk of uiterst moeilijk wordt gemaakt.

Vrijstelling

Voor vrijstelling van het basisexamen inburgering in het buitenland op grond van artikel 5, eerste lid, onder b, Wet Inburgering is het niet vereist dat, in aanvulling op artikel 2.6, eerste lid, Besluit Inburgering, sprake is van acht jaar ononderbroken inschrijving als ingezetene in de BRP of acht jaar rechtmatig verblijf.

De gezinsleden, bedoeld in B10/4.1 Vc, van een vreemdeling met de Turkse nationaliteit zijn ook vrijgesteld van het basisexamen inburgering in het buitenland.

Ontheffing basisexamen inburgering vanwege een geestelijke of lichamelijke belemmering

Op basis van artikel 3.71a, tweede lid, aanhef en onder c, Vb ontheft de IND in ieder geval de vreemdeling van het behalen van het basisexamen inburgering als de vreemdeling aantoont dat sprake is van:

  • blindheid;

  • doofheid; of

  • doofstomheid.

In aanvulling hierop ontheft de IND de vreemdeling van het behalen van het basisexamen inburgering als de vreemdeling aantoont dat:

  • sprake is van slechtziendheid of hardhorendheid; en

  • hij niet met behulp van hulpmiddelen alsnog voldoende gezichts- of hoorvermogen krijgt om het basisexamen inburgering af te kunnen leggen.

Ontheffing basisexamen inburgering vanwege bijzondere individuele omstandigheden

De IND wijst de aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf niet af vanwege het inburgeringsvereiste als sprake is van bijzondere individuele omstandigheden die ertoe leiden dat de vreemdeling niet in staat is om het basisexamen inburgering met goed gevolg af te leggen. Dat kan een enkele omstandigheid zijn of een combinatie van verschillende omstandigheden.

De IND betrekt – waar relevant – in de beoordeling van de bijzondere individuele omstandigheden:

  • de getoonde wil van de vreemdeling om voor het examen te slagen; en

  • de geleverde inspanningen van de vreemdeling om zich voor te bereiden op en te slagen voor het basisexamen inburgering. De behaalde scores voor een examenonderdeel kunnen een indicatie geven voor de geleverde inspanningen.

Als bijzondere individuele omstandigheden kunnen (een combinatie van) de volgende (niet limitatieve lijst van) aspecten gelden:

  • De vreemdeling heeft een geestelijke of lichamelijke belemmering, anders dan bedoeld in artikel 3.71a, tweede lid, aanhef en onder c, Vb;

  • Onveilige situatie in het land van herkomst. De vreemdeling zal zelf moeten aangeven wat dat betekent voor zijn individuele situatie;

  • Het niet beschikbaar zijn van cursusmateriaal geschikt voor de vreemdeling;

  • Acute omstandigheden in de situatie van gezinsleden in Nederland die aanwezigheid van vreemdeling in Nederland noodzakelijk maken;

  • De gezondheidstoestand van de betrokken gezinsleden;

  • De reeds gemaakte kosten ter voorbereiding en/of het afleggen van het basisexamen;

  • De financiële situatie van de betrokken gezinsleden;

  • Opleidingsniveau / analfabetisme; het gratis beschikbaar gestelde lespakket bevat een alfabetiseringscursus. Overigens is het niet noodzakelijk gealfabetiseerd te zijn om de toets Spreekvaardigheid en de toets Kennis Nederlandse Samenleving (KNS) te kunnen behalen;

  • Leeftijd;

  • Zorg voor afhankelijke gezinsleden in land van herkomst;

  • Duur van het huwelijk/relatie;

  • Tijdsverloop sinds start inspanningen tot gezinshereniging;

  • Beschikbaarheid van faciliteiten ter ondersteuning (bijvoorbeeld mogelijkheden tot het volgen van een cursus);

  • De mogelijkheden om het basisexamen af te leggen in het land van herkomst of bestendig verblijf;

  • De reisafstand naar de diplomatieke post.

De mate waarin bovenstaande omstandigheden relevant zijn, is afhankelijk van de situatie van de vreemdeling. In bijzondere situaties kan ook een enkele omstandigheid leiden tot ontheffing. Het inburgeringsvereiste mag gezinshereniging niet uiterst moeilijk of onmogelijk maken.

Ook wanneer er medische omstandigheden worden aangevoerd die niet leiden tot ontheffing op grond van artikel 3.71a, tweede lid, aanhef en onder c, Vb, moet de vertrouwensarts die door de diplomatieke vertegenwoordiging in het land van herkomst of bestendig verblijf is aangesteld, worden geraadpleegd door de vreemdeling. De kosten van het consult komen voor rekening van de vreemdeling. Als het land van herkomst of bestendig verblijf geen diplomatieke post heeft, zal de vreemdeling moeten afreizen naar een buurland waar wel een diplomatieke vertegenwoordiging aanwezig is, die een vertrouwensarts heeft aangesteld.

B

Paragraaf B1/8.3.4 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

8.3.4 Bewijsmiddelen afwijzingsgronden verblijfsvergunning regulier bepaalde tijd

Middelenvereiste

Inkomsten uit arbeid in loondienst

De IND beschouwt als bewijsmiddel, waaruit moet blijken dat de vreemdeling zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan uit arbeid in loondienst:

  • een kopie van de arbeidsovereenkomst;

  • een recente werkgeversverklaring (niet ouder dan drie maanden, voorzien van datum, handtekening en firmastempel van de werkgever), in de vorm van een volledig ingevuld en ondertekend model of in de vorm van een verklaring waarin dezelfde inlichtingen als dit model zijn opgenomen; en

  • kopieën van loonspecificaties over de drie maanden voorafgaand aan de aanvraag (tenzij de werkzaamheden op grond van de arbeidsovereenkomst minder dan drie maanden geleden zijn aangevangen).

Voor zover relevant beschouwt de IND ten aanzien van het arbeidsverleden als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat de vreemdeling zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan uit arbeid in loondienst:

  • kopieën van arbeids- of uitzendovereenkomsten van de drie jaren voorafgaand aan de datum van indiening van de aanvraag;

  • kopieën van jaaropgaven over de drie jaren voorafgaand aan de datum van indiening van de aanvraag; en

  • (voor zover van toepassing) uitkeringsbeschikkingen en specificaties over de drie jaren voorafgaand aan de datum van indiening van de aanvraag.

Inkomsten uit arbeid als zelfstandige

De IND beschouwt als bewijsmiddel, waaruit moet blijken dat de vreemdeling zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan uit arbeid als zelfstandige:

  • een recent uittreksel van de inschrijving van de onderneming of vestiging in het handelsregister (tenzij inschrijving niet mogelijk is); en

  • een verklaring inkomen ondernemer, volledig ingevuld door:

    • een registeraccountant, een Accountant Administratieconsulent, een Federatie Belastingadviseur, een College Belastingadviseur of een administrateur met een beconnummer van de Belastingdienst;

    • ondertekend door zowel de administrateur als door de ondernemer zelf; en

    • voorzien van de bijbehorende bijlagen.

De IND beschouwt als aanvullend bewijsmiddel, waaruit moet blijken dat de vreemdeling zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan uit arbeid als zelfstandige:

  • bankafschriften;

  • aanslagen inkomstenbelastingen;

  • jaarrekeningen; en

  • maandelijkse opgaven van de bedrijfsresultaten over de anderhalf jaar voorafgaand aan de datum van indiening van de aanvraag.

Inkomsten uit inkomensvervangende uitkering

De IND beschouwt als bewijsmiddel, waaruit moet blijken dat de vreemdeling zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan uit (een) inkomensvervangende uitkering(en):

  • een toekenningsbesluit van de uitvoeringsinstantie; en

  • de meest recente uitkeringsspecificatie.

Inkomsten uit eigen vermogen

De IND beschouwt als bewijsmiddel, waaruit moet blijken dat de vreemdeling zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan uit eigen vermogen de volgende bescheiden:

  • de meest recente definitieve aanslag inkomstenbelasting zoals verkregen van de Belastingdienst;

  • de meest recente voorlopige aanslag inkomstenbelasting zoals verkregen van de Belastingdienst;

  • de meest recente opgave van het inkomen aan de Belastingdienst; en

  • bescheiden waaruit het eigen vermogen blijkt op het moment van de indiening van de aanvraag.

Inkomsten uit overige bronnen

De IND beschouwt als bewijsmiddel, waaruit moet blijken dat de vreemdeling zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan uit overige bronnen:

  • bescheiden waaruit blijkt dat sprake is van inkomsten uit overige bronnen; en

  • bescheiden waaruit blijkt dat over deze inkomsten de wettelijke belastingen zijn afgedragen.

Geldig document voor grensoverschrijding

De IND beschouwt een geldig – door Nederland erkend- paspoort als bewijsmiddel dat de vreemdeling beschikt over een geldig document voor grensoverschrijding waaruit zijn identiteit en nationaliteit blijkt.

De IND beschouwt als bewijsmiddel dat niet over een geldig document voor grensoverschrijding kan worden beschikt door de vreemdeling, een schriftelijke verklaring van de autoriteiten van het land waarvan de vreemdeling onderdaan is waarin wordt gemotiveerd waarom de vreemdeling niet (meer) in het bezit wordt gesteld van een geldig document voor grensoverschrijding.

Als de vreemdeling niet in het bezit is van een geldig paspoort en heeft aangetoond dat hij niet (meer) in het bezit kan worden gesteld van een geldig paspoort, beschouwt de IND aanvullende gegevens en bescheiden als bewijsmiddel waaruit zijn identiteit en nationaliteit moet blijken.

Tbc-onderzoek

De IND beschouwt een ingevulde en ondertekende ‘intentieverklaring tbc-onderzoek’ als bewijsmiddel, waaruit moet blijken dat de vreemdeling zich bereid verklaart een medisch onderzoek en eventuele behandeling van tbc te ondergaan.

Openbare orde

De IND beschouwt als bewijsmiddel, waaruit moet blijken of de vreemdeling van 12 jaar of ouder strafbare feiten heeft begaan:

  • een door de vreemdeling ingevuld en ondertekend vastgesteld formulier ‘Antecedentenverklaring’; of

  • als de vreemdeling de ‘Antecedentenverklaring’ niet kan invullen, relevante gegevens en bescheiden.

De IND beschouwt als bewijsmiddel voor het bepalen van het moment waarop een opgelegde sanctie ten uitvoer is gelegd en de aanvang van de (maximale) termijn waarbinnen antecedenten kunnen worden tegengeworpen gegevens en bescheiden die zien op:

  • het moment van invrijheidsstelling;

  • voltooiing van de taakstraf; of

  • betaling van het opgelegde bedrag.

De IND beschouwt een door de vreemdeling overgelegd gewaarmerkt afschrift van het buitenlandse strafvonnis als bewijsmiddel voor de toepassing van de glijdende schaal.

Basisexamen inburgering buitenland

De IND beschouwt een op naam van de vreemdeling gestelde uitslagbrief van Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) met als resultaat ‘geslaagd’ als bewijsmiddel dat het basisexamen met goed gevolg is afgelegd; dit examen is een jaar geldig nadat het laatste examenonderdeel is behaald. Als het basisexamen vóór 1 november 2014 is afgelegd, dan ontvangt de vreemdeling de uitslagbrief van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

De IND beschouwt conform het Besluit inburgering en de Wet inburgering als bewijsmiddel, waaruit moet blijken dat de vreemdeling is vrijgesteld van het afleggen van het basisexamen inburgering:

  • een op wettelijke basis uitgereikt diploma of getuigschrift van afronding van een opleiding van wetenschappelijk onderwijs, hoger beroepsonderwijs, algemeen voortgezet onderwijs, of middelbaar beroepsonderwijs vanaf niveau 2, na onderwijs te hebben gevolgd in de Nederlandse taal;

  • een met een van de hierboven genoemde diploma’s of getuigschriften vergelijkbaar diploma of ander document, behaald in het Nederlandstalig onderwijs in België of Suriname, mits een voldoende is behaald voor het vak Nederlandse taal;

  • een diploma, certificaat of ander document, behaald in het Nederlandstalig onderwijs in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba, of in Aruba, Curaçao of Sint Maarten, ten bewijze van afronding van een bij regeling van Onze Minister aangewezen opleiding, mits een voldoende behaald is voor het vak Nederlandse taal;

  • een diploma van het Europees baccalaureaat van de Europese school bedoeld in het Statuut van de Europese school (Trb. 1957, 246), voor zover dat baccalaureaat het vak Nederlands als eerste of tweede taal omvat en voor dat vak een voldoende is behaald;

  • het getuigschrift International Baccalaureate Middle Years certificate, International General Certificate of Secondary Education of Internationaal Baccalaureaat, als daartoe een cursus Engels-Nederlandstalig onderwijs of een cursus Internationaal baccalaureaat met daarin het vak Nederlands is gevolgd en voor dat vak een voldoende is behaald;

  • het inburgeringsdiploma van de Wet inburgering;

  • het inburgeringsdiploma, bedoeld in artikel 14, tweede lid, van de Wet inburgering zoals die wet luidde voor de inwerkingtreding van de wet van 13 september 2012 tot wijziging van de Wet inburgering en enkele andere wetten in verband met de versterking van de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige (Stb. 2012, 430);

  • een certificaat Inburgering in het kader van de en bijbehorende verklaring van het ROC waaruit blijkt dat voor de onderdelen 'luisteren', 'spreken', ‘lezen' en ‘schrijven' ten minste NT2 niveau 2 is behaald en voor het onderdeel Maatschappij Oriëntatie 80% als die toets is afgelegd na 31 augustus 2001 respectievelijk 85% als de toets voor 1 september 2001 is afgelegd;

  • een Certificaat Inburgering Oudkomers van de Regeling certificaat inburgering oudkomers, waaruit blijkt dat voor de onderdelen 'luisteren', 'spreken', 'lezen' en 'schrijven' niveau NT2-2 is behaald;

  • een document ‘Korte Vrijstellingstoets’ bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, Besluit inburgering, zoals dat luidde tot 1 januari 2013, waaruit blijkt dat aanvrager niveau B1 van het Europese Raamwerk voor Moderne Vreemde talen heeft gehaald.

Als vereist is dat voor het vak Nederlands een voldoende is gehaald, beschouwt de IND een door de onderwijsinstelling gewaarmerkte cijferlijst, waaruit blijkt dat voor Nederlands een voldoende is behaald als bewijsmiddel hiervan.

De IND beschouwt tevens als bewijsmiddel, dat de vreemdeling is vrijgesteld van het afleggen van het basisexamen inburgering:

  • een diploma Staatsexamen Nederlands als tweede taal, programma I of II.

  • een uittreksel van de Basisregistratie personen (BRP) of een daaraan voorafgaande bevolkingsboekhouding (bijvoorbeeld het Vestigingsregister) waaruit blijkt dat de vreemdeling ten minste acht jaren tijdens de leerplichtige leeftijd woonachtig was in Nederland.

In aanvulling op artikel 3.10 VV beschouwt de IND als bewijsmiddel ter onderbouwing van een verzoek om medische ontheffing van het basisexamen inburgering:

  • het door een door het hoofd van de Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging aangewezen vertrouwensarts of deskundige ingevulde ‘Standaardvragenformulier (ten behoeve van opstellen medisch advies) aan arts’; en

  • een korte verklaring van een door de vertrouwensarts geraadpleegde onafhankelijke arts/specialist/deskundige op eigen brief- of receptpapier, voorzien van zijn paraaf en stempel, waaruit blijkt:

    • a) dat sprake is van blindheid, doofheid, doofstomheid, slechtziendheid, hardhorendheid; of

    • b) dat de vreemdeling niet door hulpmiddelen alsnog voldoende gezichts- of hoorvermogen krijgt om het basisexamen inburgering af te leggen; of

    • c) dat de vreemdeling anderszins door een geestelijke of lichamelijke belemmering niet in staat is het basisexamen inburgering af te leggen.

De verklaring van de vertrouwensarts mag op de datum van indiening van de mvv-aanvraag niet ouder zijn dan een half jaar.

De IND beschouwt als bewijsmiddel ter onderbouwing van het beroep op bijzondere individuele omstandigheden:

  • bescheiden waaruit blijkt dat de vreemdeling die inspanningen heeft geleverd die in redelijkheid kunnen worden gevergd om het basisexamen inburgering met goed gevolg af te leggen. Dit kan onder meer blijken uit het één of meermalen afleggen van het basisexamen inburgering, waarbij bijvoorbeeld wel een positief resultaat is behaald voor de Toets Gesproken Nederlands / onderdeel Spreekvaardigheid en de toets Kennis van de Nederlandse Samenleving, maar geen positief resultaat is behaald voor de toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen / onderdeel Leesvaardigheid. Deze resultaten afkomstig van het Ministerie van Buitenlandse Zaken of DUO voegt de vreemdeling bij de mvv-aanvraag;

  • bescheiden waaruit blijkt dat sprake is van bijzondere individuele omstandigheden aan de hand waarvan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid oordeelt of de vreemdeling niet in staat is om het basisexamen inburgering (met goed gevolg) af te leggen; en

  • bescheiden waaruit blijkt dat de vreemdeling door een geestelijke of lichamelijke belemmering niet is staat is het basisexamen inburgering af te leggen, voor zover deze bescheiden niet reeds aanleiding geven om te ontheffen op grond van artikel 3.71a, tweede lid, aanhef en onder c, Vb. De IND sluit – behoudens het vereiste van blijvendheid – aan bij het beleid dat in aanvulling op artikel 3.10 VV geldt ten aanzien van de ontheffing wegens blijvende geestelijke en lichamelijke belemmeringen.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang 1 januari 2016.

Dit besluit zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 7 december 2015

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, voor deze, J.C. Goet Directeur-generaal Vreemdelingenzaken

TOELICHTING

Naar aanleiding van prejudiciële vragen van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie op 9 juli 2015 uitspraak1 gedaan over de verenigbaarheid van de Richtlijn 2003/86/EG van de Raad van 22 september 2003 inzake het recht op gezinshereniging met het inburgeringsvereiste in het buitenland. Het arrest van het Hof van Justitie en de uitspraak van de Raad van State op 19 november 2015 leiden tot aanpassingen in het Nederlandse stelsel van inburgering in het buitenland. Het basisexamen als voorwaarde voor verkrijging van een mvv kan worden behouden. Het Hof wijst op de kosten en de bijzondere individuele omstandigheden die belemmerend kunnen zijn voor gezinsmigranten.

De belangrijkste aanpassingen zijn:

  • 1. er wordt beter rekening gehouden met de individuele omstandigheden, en

  • 2. de kosten van het examen en het zelfstudiepakket worden verlaagd.

Ook zal het onderscheid tussen de medische ontheffing en een beroep op de hardheidsclausule komen te vervallen. In het Vreemdelingenbesluit 2000 zal een algemene bepaling worden opgenomen waarin wordt vastgelegd dat in het individuele geval een afweging moet worden gemaakt van de gehele persoonlijke situatie van de kandidaat en van alle aangevoerde omstandigheden, inclusief die van de gezondheidssituatie. Daarbij wordt de regelgeving gebaseerd op het uitgangspunt dat bijzondere individuele omstandigheden worden beoordeeld vanuit de visie dat door het vereiste het examen met goed gevolg af te leggen gezinshereniging niet onmogelijk of uiterst moeilijk mag worden gemaakt, maar dat bij de beoordeling ook de getoonde wil om voor het examen te slagen en de nodige inspanningen die daartoe zijn gedaan een belangrijke rol spelen.

Naast het Vreemdelingenbesluit 2000, zal ook de lagere regelgeving worden aangepast. De verwachting is dat de aanpassingen uiterlijk 1 juli 2016 worden gepubliceerd. De Tweede Kamer is over deze wijzigingen per brief geïnformeerd. Vooruitlopend hierop zal het nieuwe beleid al per datum verzending brief aan de Tweede Kamer in de praktijk worden toegepast.

Het huidige artikel 3.71, tweede lid, onder d, Vreemdelingenbesluit 2000 zal, tot de nieuwe algemene bepaling in het Vreemdelingenbesluit in werking treedt, ruim worden uitgelegd. Dit betekent dat een beroep op ontheffing van het basisexamen inburgering vanwege bijzondere individuele omstandigheden hieronder mag vallen.

De juridische basis voor blijvende medische omstandigheden, dit zijn omstandigheden die langer dan drie jaar aanhouden, zal artikel 3.71a, tweede lid, onder c, Vreemdelingenbesluit 2000 blijven totdat de nieuwe algemene bepaling in werking treedt. De niet-blijvende medische omstandigheden worden in het kader van artikel 3.71a, tweede lid, onder d, Vreemdelingenbesluit beoordeeld.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, voor deze, de directeur-generaal Vreemdelingenzaken, J.C. Goet


X Noot
1

Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie, 9 juli 2015, C-153/14, K. en A., http://curia.europa.eu/juris.

Naar boven