Samenwerkingsprotocol Autoriteit Consument en Markt – Belastingdienst

Partijen,

Autoriteit Consument en Markt

en

Belastingdienst

Overwegende,

  • dat een goede samenwerking tussen de Autoriteit Consument en Markt (ACM) en de Belastingdienst een efficiënte en doelgerichte vervulling van de aan hen opgedragen taken bevordert;

  • dat het gezamenlijk oplossen van problemen de effectiviteit van het toezicht van beide organisaties kan versterken;

  • dat op 1 april 2013 de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt in werking is getreden. Vanaf die datum is ACM de rechtsopvolger van de Nederlandse Mededingingsautoriteit, de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit en de Consumentenautoriteit;

  • dat de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit en de directeur-generaal Belastingdienst op 14 juni 2007 een convenant hebben gesloten inzake uitwisseling van informatie;

  • dat op grond van artikel 2, tweede lid, van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt, ACM belast is met taken die haar bij of krachtens de wet zijn opgedragen;

  • dat de Belastingdienst belast is met de heffing en invordering van rijksbelastingen en met andere bij of krachtens de wet opgedragen taken, waaronder het opsporen van overtredingen van fiscaaleconomische wetgeving;

  • dat op basis van artikel 5.1, tweede lid, onder g, van de Wet handhaving consumentenbescherming afspraken kunnen worden gemaakt tussen ACM en de Belastingdienst over de wijze van samenwerking ten aanzien van de uitvoering van Verordening 2006/2004.

Spreken het volgende af:

HOOFDSTUK 1: DEFINITIES EN REIKWIJDTE VAN HET SAMENWERKINGSPROTOCOL

Artikel 1 Definities

In dit samenwerkingsprotocol wordt verstaan onder:

a. ACM:

de Autoriteit Consument en Markt, genoemd in artikel 2, eerste lid, van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt;

b. Belastingdienst:

de rijksbelastingdienst die belast is met de heffing en invordering van rijksbelastingen en met andere bij of krachtens de wet opgedragen taken, genoemd in artikel 2, eerste lid van de Uitvoeringsregeling Belastingdienst 2003;

c. lw:

Instellingswet Autoriteit Consument en Markt;

d. Regeling:

Regeling gegevensverstrekking ACM;

e. AWR:

Algemene wet inzake rijksbelastingen;

f. Uitvoeringsregeling AWR:

Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994;

g. Sv:

Wetboek van Strafvordering;

h. Whc:

Wet handhaving consumentenbescherming;

i. Verordening 1/2003:

Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van de Europese Unie van 16 december 2002 betreffende uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag;

j. Verordening 2006/2004:

Verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees parlement en de Raad van 27 oktober 2004 betreffende samenwerking tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van wetgeving inzake consumentenbescherming;

k. Commissiebeschikking:

de beschikking van de Europese Commissie van 22 december 2006 ter uitvoering van Verordening 2006/2004;

l. Beleidsregel Clementie:

Beleidsregel van de Minister van Economische Zaken van 4 juli 2014, nr. WJZ/14112586, tot vermindering van geldboetes betreffende kartels (Beleidsregel clementie), Stcrt. 2014/19745;

m. BBBB:

Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst, Besluit Staatssecretaris van Financiën, 16 december 2013 nr. BLKB2013/1814M, Stcrt. 2013, 35876.

Artikel 2 Doel

  • 1. Het doel van dit samenwerkingsprotocol is om algemene uitgangspunten voor samenwerking en afspraken vast te leggen over de uitwisseling van informatie tussen ACM en de Belastingdienst ten behoeve van de uitvoering van taken bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de lw door ACM en de uitvoering door de Belastingdienst van zijn wettelijke taken.

  • 2. Voorts heeft dit samenwerkingsprotocol tot doel om afspraken vast te leggen over de wijze van samenwerking in verband met de uitvoering van taken genoemd in artikel 2.2 van de Whc en van Verordening 2006/2004 door ACM in de hoedanigheid van bevoegde autoriteit en de Belastingdienst in de hoedanigheid van andere overheidsinstantie.

HOOFDSTUK 2: ALGEMENE UITGANGSPUNTEN SAMENWERKING

Artikel 3 Algemene uitgangspunten

ACM en de Belastingdienst streven naar een effectieve en efficiënte samenwerking. Dit betekent dat zij, naast het zorgdragen voor een snelle en zorgvuldige uitwisseling van informatie, zich ook inspannen elkaar zoveel mogelijk te ondersteunen en te versterken door samen op te treden in situaties waarin een samenwerking buiten het uitwisselen van informatie de effectiviteit van het uitvoeren van taken en bevoegdheden van een of beide organisaties versterkt.

Artikel 4 Contactpersoon

ACM en de Belastingdienst zullen een contactpersoon binnen hun organisatie aanwijzen die als aanspreekpunt fungeert voor de uitvoering van dit samenwerkingsprotocol. Indien tussen deze contactpersonen een geschil ontstaat over de wijze van nakoming van dit samenwerkingsprotocol, dan treden de bestuursvoorzitter van ACM en de directeur-generaal van de Belastingdienst met elkaar in overleg.

Artikel 5 Nadere werkafspraken

ACM en de Belastingdienst kunnen nadere werkafspraken maken ter uitvoering van dit samenwerkingsprotocol.

HOOFDSTUK 3: INFORMATIE-UITWISSELING

Artikel 6 Verstrekking van informatie

  • 1. ACM is op grond van artikel 7, derde lid, onderdeel a, van de lw jo. artikel 2, eerste lid, onderdelen a en o van de Regeling bevoegd gegevens en inlichtingen te verstrekken aan de Belastingdienst voor zover dat noodzakelijk is voor de goede vervulling van de wettelijke taken van de Belastingdienst.

    De Belastingdienst zal deze gegevens en inlichtingen niet aan derden verstrekken, openbaar maken of voor andere doeleinden gebruiken dan waarvoor deze verstrekt zijn, tenzij ACM hiervoor schriftelijk toestemming heeft gegeven.

  • 2. Onverminderd het eerste lid is ACM verplicht om op vordering van de Belastingdienst op grond van artikel 55, eerste lid, van de AWR en op grond van artikel 1:33, eerste lid, van de Algemene douanewet, gegevens en inlichtingen te verstrekken die de Belastingdienst nodig heeft ter uitvoering van haar taken, genoemd in artikel 2, eerste lid van de Uitvoeringsregeling Belastingdienst 2003.

  • 3. De Belastingdienst is op grond van artikel 67, tweede lid, onderdeel b, van de AWR jo. artikel 43c, eerste lid, onderdeel p, van de Uitvoeringsregeling AWR, bevoegd gegevens te verstrekken die voor de ACM van belang kunnen zijn voor uitvoering van taken bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de lw.

Artikel 7 Beperkingen informatie-uitwisseling

  • 1. In aanvulling op artikel 6, eerste en tweede lid, geldt dat informatie, die door ACM is verkregen waarbij de Beleidsregel clementie van toepassing is, door de Belastingdienst voor de toepassing van de vrijwillige verbetering voor de belastingheffing als bedoeld in artikel 67n van de AWR jo. paragraaf 5 BBBB wordt geacht te zijn verkregen door/namens degene over wie de informatie wordt verstrekt.

  • 2. Van een vrijwillige verbetering voor de belastingheffing is sprake als een belastingplichtige uitdrukkelijk kenbaar maakt aan de inspecteur dat en tot welk bedrag niet of gedeeltelijk niet is betaald. Voorwaarde is dat de belastingplichtige dat doet voordat hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat de inspecteur bekend is of zal worden met dat feit.

  • 3. Bij het verstrekken van informatie nemen ACM en de Belastingdienst de beperkingen in acht die voortvloeien uit Verordening 2006/2004 en neemt ACM de beperkingen in acht die voortvloeien uit artikel 28 van Verordening 1/2003.

Artikel 8 Wijze informatie-uitwisseling

  • 1. Per geval wordt bekeken op welke wijze informatie-uitwisseling tussen ACM en de Belastingdienst plaatsvindt. Afhankelijk van het concrete geval zal image in de data worden gegeven of zullen afschriften worden verstrekt.

  • 2. ACM en de Belastingdienst stellen elkaar op de hoogte voordat zij informatie die zij van elkaar hebben verkregen kenbaar maken tot wie het onderzoek zich richt.

  • 3. ACM en de Belastingdienst zijn op grond van de artikelen 160 en 162, eerste lid, Sv verplicht aangifte te doen van de daar genoemde misdrijven bij de Officier van Justitie. De Belastingdienst en ACM zullen elkaar op de hoogte stellen indien informatie die afkomstig is van ACM respectievelijk de Belastingdienst, wordt doorgezonden naar het OM. Daarbij wordt aangeven welke informatie het betreft.

Artikel 9 (Tijdelijk) niet gebruiken informatie

ACM of de Belastingdienst kan, indien het eigen onderzoek daardoor gevaar zou kunnen lopen, gemotiveerd verzoeken dat respectievelijk de Belastingdienst en ACM de van de ander verkregen informatie (tijdelijk) niet gebruikt. Indien ACM of de Belastingdienst voornemens is het verzoek van de ander niet in te willigen treden zij met elkaar in overleg.

HOOFDSTUK 4: SAMENWERKING DIE VOORTVLOEIT UIT VERORDENING 2006/2004

Artikel 10 Reikwijdte van dit hoofdstuk

Dit hoofdstuk is van toepassing op grensoverschrijdende en niet-grensoverschrijdende inbreuken op wettelijke bepalingen, bedoeld in onderdeel a van de bijlage bij de Whc, voor zover de inbreuk geen betrekking heeft op een financiële activiteit of dienst.

Artikel 11 Taakverdeling bij samenloop

  • 1. Indien ACM in het kader van de uitvoering van haar bevoegdheden constateert dat ook de Belastingdienst bevoegd is om handhavingsmaatregelen to nemen ten aanzien van dezelfde gedraging, laat ACM de zaak ter behandeling over aan de Belastingdienst conform artikel 4.2, eerste lid, van de Whc. Indien ACM twijfelt of artikel 4.2 van de Whc van toepassing is, neemt zij contact op met de Belastingdienst en vindt er overleg plaats.

  • 2. Indien de Belastingdienst handhavingsmaatregelen neemt in een geval waarin ook ACM bevoegd is om toezicht uit te oefenen dan wel handhavingsmaatregelen te nemen, informeert zij ACM daarover.

  • 3. Indien ACM en de Belastingdienst, nadat daarover overleg heeft plaatsgehad, van mening zijn dat het in een concreet geval, waarin zowel de Belastingdienst als ACM tegen (een deelaspect van) dezelfde gedraging kunnen optreden, wenselijk is om gezamenlijk op te treden, verzoekt de Belastingdienst ACM om bijstand, op grond van artikel 4.2, tweede lid, onderdeel a, van de Whc.

  • 4. In het kader van gezamenlijk optreden kunnen ACM en de Belastingdienst afspraken maken over:

    • de inzet van mensen en middelen;

    • de aanpak van het onderzoek en de wijze waarop toezichts- dan wel handhavingsbevoegdheden zullen worden ingezet; en communicatieaspecten.

Artikel 12 Uitleg van begrippen

  • 1. Afstemming dan wel overeenstemming bij de uitleg van begrippen als bedoeld in artikel 4.3 van de Whc kan zich onder meer voordoen bij:

    • de uitoefening van toezichts- en handhavingsbevoegdheden;

    • het nemen van besluiten op aanvraag;

    • het uitvaardigen van beleidsregels, zienswijzen, consultatie- en visiedocumenten en toezichtskaders;

  • 2. Indien een situatie als bedoeld in artikel 4.3 van de Whc zich voordoet, legt de Belastingdienst de door haar voorgenomen uitleg van begrippen voor aan ACM, tenzij de onderdelen b of c van het derde lid van toepassing zijn.

  • 3. Er is in elk geval sprake van afstemming dan wel overeenstemming over de uitleg van begrippen als bedoeld in artikel 4.3 van de Whc indien:

    • a. ACM binnen de termijn die tussen ACM en de Belastingdienst is afgesproken, mondeling of schriftelijk heeft aangegeven geen bedenkingen te hebben bij de door de Belastingdienst aan ACM voorgelegde uitleg;

    • b. de uitleg overeenkomt met een onherroepelijke rechterlijke uitspraak van een nationale rechter of een uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie; of

    • c. de uitleg overeenkomt met de uitleg in een besluit van ACM.

Artikel 13 Doorverwijzen verzoek wederzijdse bijstand afkomstig van een instantie in een andere lidstaat

  • 1. Indien ACM als bevoegde autoriteit een verzoek om wederzijdse bijstand als bedoeld in de artikelen 6 en 8 van Verordening 2006/2004 ontvangt ten aanzien van een inbreuk waarvoor ook de Belastingdienst bevoegd is, stuurt ACM het verzoek, inclusief de bijbehorende informatie, onverwijld ter behandeling door aan de Belastingdienst overeenkomstig artikel 4.5 van de Whc.

  • 2. Een doorzending als bedoeld in het eerste lid geschiedt zoveel mogelijk elektronisch. De Belastingdienst bevestigt de ontvangst van dit verzoek onverwijld aan ACM nadat zij het verzoek heeft ontvangen.

Artikel 14 Behandeling verzoek om wederzijdse bijstand

  • 1. Indien ACM een verzoek om wederzijdse bijstand als bedoeld in de artikelen 6 en 8 van Verordening 2006/2004 aan de Belastingdienst heeft doorgestuurd en de Belastingdienst meent dat sprake is van een van de weigeringsgronden, bedoeld in artikel 15, tweede en derde lid, van Verordening 2006/2004, of indien zij van oordeel is dat ACM ten onrechte het verzoek heeft doorgestuurd omdat de Belastingdienst onbevoegd is om de desbetreffende intracommunautaire inbreuk te beëindigen, meldt zij dit zo spoedig mogelijk schriftelijk en gemotiveerd aan ACM.

  • 2. Nadat een verzoek om wederzijdse bijstand is overgedragen aan de Belastingdienst, zal er zo spoedig mogelijk overleg plaatsvinden tussen ACM en de Belastingdienst. In dit overleg zullen in ieder geval de volgende onderwerpen worden besproken:

    • a. de termijn van afhandeling van een verzoek om wederzijdse bijstand als bedoeld in de artikelen 6 en 8 van Verordening 2006/2004, opdat voldaan wordt aan de eis inzake 'onverwijld' in de zin van Verordening 2006/2004 en nader uitgewerkt in de Commissiebeschikking;

    • b. het te verrichten onderzoek en/of de te nemen handhavingsmaatregelen als bedoeld in de artikelen 6 en 8 van Verordening 2006/2004;

    • c. de eventuele toepasselijkheid van weigeringsgronden als bedoeld in artikel 15, tweede en derde lid, van Verordening 2006/2004.

  • 3. Voor elk doorgestuurd verzoek om bijstand wijzen zowel ACM als de Belastingdienst een zaakbehandelaar als contactpersoon aan.

  • 4. De Belastingdienst houdt ACM op de hoogte van de stappen die worden gezet en andere relevante ontwikkelingen in het kader van de behandeling van het verzoek om wederzijdse bijstand, zodat ACM als aangezochte instantie kan voldoen aan de op haar rustende verplichting inzake informatieverschaffing op grond van Verordening 2006/2004 on de Commissiebeschikking.

  • 5. Indien de Belastingdienst de informatie, die het voorwerp was van het onderzoek om wederzijdse bijstand als bedoeld in artikel 6 van Verordening 2006/2004, heeft verkregen, zendt de Belastingdienst de informatie onverwijld aan ACM, opdat ACM als aangezochte instantie de informatie kan verzenden neer de toepasselijke instanties, overeenkomstig Verordening 2006/2004 en de Commissiebeschikking.

  • 6. Indien de Belastingdienst de nodige handhavingsmaatregelen, bedoeld in artikel 8, eerste lid van Verordening 2006/2004 heeft genomen, stelt de Belastingdienst ACM zo spoedig mogelijk in kennis van degenomen maatregelen en het effect daarvan op degene die de intracommunautaire inbreuk pleegt of pleegde en deelt tevens mee of deze beëindigd is, opdat ACM als aangezochte instantie deze informatie kan verzenden aan de toepasselijke instanties overeenkomstig Verordening 2006/004 ende Commissiebeschikking.

Artikel 15 Verzoek door Belastingdienst aan ACM om een verzoek te doen tot wederzijdse bijstand als bedoeld in de artikelen 6 en 8 van Verordening 2006/2004

  • 1. De Belastingdienst kan ACM vragen een verzoek te doen om wederzijdse bijstand als bedoeld in de artikelen 6 en 8 van Verordening 2006/2004 aan een bevoegde autoriteit in een andere lidstaat, betreffende een (mogelijke) intracommunautaire inbreuk op de regels waarvoor ACM is aangewezen als bevoegde autoriteit.

  • 2. De Belastingdienst zal ACM in het kader van een verzoek als bedoeld in het eerste lid alle noodzakelijke informatie verschaffen die in het kader van een verzoek om wederzijdse bijstand kan worden verschaft, zoals nader uitgewerkt in hoofdstuk 1 van de bijlage van de Cornmissiebeschikking.

  • 3. Indien een aangezochte instantie in het kader van een verzoek om wederzijdse bijstand als bedoeld in het eerste lid nadere informatie wenst, zal ACM bevorderen dat de aangezochte instantie daartoe contact opneemt met ACM.

  • 4. ACM zal de Belastingdienst op de hoogte houden van de behandeling van het verzoek om wederzijdse bijstand.

Artikel 16 Melding van (redelijk vermoeden) van een intracommunautaire inbreuk

  • 1. Indien de Belastingdienst kennis krijgt van een intracommunautaire inbreuk of een redelijk vermoeden heeft dat een dergelijke inbreuk kan plaatshebben, stelt zij ACM hiervan zo spoedig mogelijk in kennis, onder verschaffing van informatie die in het kader van artikel 7 van Verordening 2006/2004 dient te worden verstrekt.

  • 2. ACM meldt de in het eerste lid bedoelde informatie zo spoedig mogelijk na ontvangst aan het netwerk van bevoegde autoriteiten overeenkomstig artikel 7, tweede lid, van Verordening 2006/2004 en de Commissiebeschikking.

  • 3. De Belastingdienst stelt ACM op de hoogte van een intracommunautaire inbreuk die zij heeft gemeld en die naderhand ongegrond blijkt te zijn, zodat ACM overeenkomstig artikel 10, tweede lid, van Verordening 2006/2004 zorg kan dragen voor intrekking van de kennisgeving.

Artikel 17 Gemeenschappelijke activiteiten

Ter uitvoering van de artikelen 16 en 17 van Verordening 2006/2004 stelt de Belastingdienst ACM jaarlijks, voor zover dit nodig is voor het bereiken van de doelstellingen van Verordening 2006/2004, tijdig in kennis van alle relevante informatie met betrekking tot zijn/haar activiteiten van communautair belang op onder meer de gebieden als genoemd in artikel 16, eerste lid, en artikel 17, eerste lid, onderdeel a en e van Verordening 2006/2004.

Artikel 18 Verslaglegging

  • 1. Ten behoeve van de verslaglegging over de toepassing van Verordening 2006/2004 bedoeld in artikel 21 van Verordening 2006/2004 aan de Europese Commissie stelt de Belastingdienst ACM in kennis van de informatie als genoemd in artikel 21, derde lid, van Verordening 2006/2004.

  • 2. De Belastingdienst verstrekt de in dit artikel genoemde informatie uiterlijk een maand nadat ACM hiertoe een verzoek heeft gedaan zodat ACM tijdig verslag kan uitbrengen aan de Europese Commissie.

Artikel 19 Periodiek overleg

ACM en de Belastingdienst zullen zo vaak als nodig overleg hebben in het kader van de uitvoering van Verordening 2006/2004.

HOOFDSTUK 5: SLOTBEPALINGEN

Artikel 20 Evaluatie

Na telkens twee jaar, of eerder indien daartoe aanleiding bestaat, wordt dit samenwerkingsprotocol en de uitvoering daarvan door de betrokken partijen geëvalueerd, waarbij wordt besloten of aanpassing van het samenwerkingsprotocol nodig is. Hierbij wordt in het bijzonder gekeken naar de praktische werkbaarheid van hetgeen in het samenwerkingsprotocol is vastgelegd en de wenselijkheid om dit samenwerkingsprotocol aan te vullen met in de praktijk gebleken nuttige werkafspraken.

Artikel 21 Vervallen convenant Belastingdienst en Nederlandse Mededingingsautoriteit

Het convenant inzake informatie-uitwisseling tussen de Belastingdienst en de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit, zoals gesloten op 14 juni 2007, komt bij de inwerkingtreding van dit samenwerkingsprotocol te vervallen.

Artikel 22 Plaatsing Staatscourant

Dit samenwerkingsprotocol zal in de Staatscourant worden geplaatst.

Artikel 23 Inwerkingtreding

Dit samenwerkingsprotocol treedt in werking met ingang van de dag na uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Aldus overeengekomen en in tweevoud ondertekend te Den Haag, 22 januari 2015

Naar boven