Gemeenschappelijke Regeling Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen

Logo Roermond

 

versie 1.2 dd. 25-08-2014

 

BsGW Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen Limburg

Hoofdstuk I: Algemene bepalingen

Artikel 1: Begripsbepalingen

In deze Gemeenschappelijke Regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    de regeling: de Gemeenschappelijke Regeling 'Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen' verder 'BsGW';

  • b.

    gemeenten: de aan deze regeling deelnemende gemeenten dan wel hun rechtsopvolgers;

  • c.

    waterschappen: de aan deze regeling deelnemende waterschappen dan wel hun rechtsopvolgers;

  • d.

    een deelnemer: een aan deze regeling deelnemende gemeente als hiervoor bedoeld onder b of een aan deze regeling deelnemend waterschap als hiervoor bedoeld onder c;

  • e.

    gedeputeerde staten: gedeputeerde staten van de provincie Limburg;

  • f.

    gemeentelijke belastingen: de belastingen genoemd in hoofdstuk XV van de Gemeentewet (Stb. 1992/96 en zoals nadien gewijzigd);

  • g.

    waterschapsbelastingen: zowel de belastingen genoemd in hoofdstuk XVI van de Waterschapswet (Stb. 1991/379 en zoals nadien gewijzigd), als de verontreinigingsheffing oppervlaktewateren ingevolge de Waterwet (Stb. 2009/107 en zoals nadien gewijzigd);

  • h.

    WGR: de Wet gemeenschappelijke regelingen (Stb. 1984/667 en zoals nadien gewijzigd).

Hoofdstuk II: Het rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam

Artikel 2: Openbaar lichaam

  • 1.

    Er is een rechtspersoonlijkheid bezittend openbaar lichaam in de zin van artikel 8 eerste lid van de WGR, genaamd 'Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen', hierna te noemen 'BsGW'.

  • 2.

    De regeling is gevestigd te Roermond.

  • 3.

    Het rechtsgebied waarvoor deze regeling geldt omvat het grondgebied van de gemeenten evenals de beheersgebieden van de waterschappen.

Artikel 3: Bestuursorganen

  • 1.

    Het bestuur van de regeling bestaat uit:

    • a.

      het algemeen bestuur;

    • b.

      het dagelijks bestuur;

    • c.

      de voorzitter.

Hoofdstuk III: Te behartigen belangen, taken en bevoegdheden

Artikel 4: Te behartigen belangen

  • 1.

    De regeling wordt getroffen in het belang van een zo doelmatig mogelijke uitvoering van enige wettelijke bepaling of beleidsregel betreffende de heffing en invordering van:

    • a.

      gemeentelijke belastingen, inclusief activiteiten in het kader van de Wet waardering onroerende zaken, zoals dit door de deelnemende gemeenten na bereikte overeenstemming daarover met het algemeen bestuur expliciet is bepaald. Het besluit wordt bij de regeling gevoegd.

    • b.

      waterschapsbelastingen en – als hiervan afgeleid belang - de werkzaamheden met betrekking tot de administratie van gegevens ten behoeve van bestuursverkiezingen in het beheersgebied van de deelnemers.

    Overdracht wettelijke bevoegdheden; aanwijzing, delegatie en mandaat

     

    Het college van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeente respectievelijk het dagelijks bestuur van het deelnemende waterschap dragen de uitvoering van de volgende wettelijke bepalingen betreffende de in artikel 4 van de regeling genoemde belangen over aan de respectievelijke bestuursorganen van de regeling, ieder voor zover het hen aangaat.

     

    Aanwijzingen op het terrein van heffing en de invordering van gemeentelijke belastingen

    • Het aanwijzen als gemeenteambtenaar belast met de heffing van gemeentelijke belastingen als bedoeld in artikel 231, tweede lid, sub b, Gemeentewet

    • Het aanwijzen als gemeenteambtenaar belast met de invordering van gemeentelijke belastingen als bedoeld in artikel 231, tweede lid, sub c, Gemeentewet

    • Het aanwijzen als belastingdeurwaarder als bedoeld in artikel 231, tweede lid, sub e, Gemeentewet

    Delegatie op het terrein van heffing en invordering van gemeentelijke belastingen

    • De bevoegdheid tot het beslissen op administratieve beroepen tegen afgewezen verzoeken om kwijtschelding

    • De bevoegdheid tot het vaststellen van beleids-/uitvoeringsregels als bedoeld in artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht

    Aanwijzing op terrein van de waardering van onroerende zaken

    • Het aanwijzen van de gemeenteambtenaar die belast is met de uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) als bedoeld in artikel 1, tweede lid, Wet WOZ

    Delegatie op het terrein van de uitvoering van de Wet WOZ

    • De bevoegdheid tot het vaststellen van beleids-/uitvoeringsregels als bedoeld in artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht

    Aanwijzingen op het terrein van heffing en de invordering van waterschapsbelastingen

    • Het aanwijzen als waterschapsambtenaar belast met de heffing van waterschapsbelastingen als bedoeld in artikel 123, derde lid, sub b, Waterschapswet

    • Het aanwijzen als waterschapsambtenaar belast met de invordering van waterschapsbelastingen, als bedoeld in artikel 123, derde lid, sub c, Waterschapswet

    • Het aanwijzen als belastingdeurwaarder als bedoeld in artikel 123, derde lid, sub e, Waterschapswet

    Delegatie op het terrein van heffing en invordering van waterschapsbelastingen

    • De bevoegdheid tot het beslissen op administratieve beroepen tegen afgewezen verzoeken om kwijtschelding

    • De bevoegdheid tot het vaststellen van beleids-/uitvoeringsregels als bedoeld in artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht

    Mandaten op het terrein van heffing en invordering van gemeentelijke belastingen, respectievelijk waterschapsbelastingen

    • De bevoegdheid tot het geheel of gedeeltelijk oninbaar verklaren van een belastingaanslag als bedoeld in artikel 255, vijfde lid Gemeentewet, respectievelijk artikel 144, vijfde lid, Waterschapswet

    • Het geven van toepassing aan de hardheidsclausule als bedoeld in artikel 63 AWR

    • Het verlenen van gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van een bij beschikking opgelegde boete (verhoging) als bedoeld in artikel 66 AWR

Artikel 5: Taken

  • 1.

    Ter behartiging van de in artikel 4 genoemde belangen is de regeling belast met de uitvoering van enige wettelijke bepaling of beleidsregel betreffende deze belangen.

  • 2.

    Een deelnemer kan – na bereikte overeenstemming daarover met het algemeen bestuur – bij afzonderlijk besluit andere aan belastingen gerelateerde taken aan de regeling opdragen.

  • 3.

    Overheden, anders dan de deelnemers, kunnen – na bereikte overeenstemming daarover met het algemeen bestuur – bij afzonderlijk besluit andere taken op het gebied van belasting aan de regeling opdragen of overdragen; in principe wordt hieraan alleen medewerking verleend indien dit plaatsvindt als opstap naar toetreding.

  • 4.

    De regeling kan operationele samenwerkingsverbanden aangaan met andere rechtspersonen die taken uitoefenen op het gebied van belastingen.

Artikel 6: Uitvoeringsovereenkomst

  • 1.

    Ter uitvoering van de in artikel 5, leden 1 en 2 respectievelijk 3 opgenomen taken van de regeling worden meerjarige uitvoeringsovereenkomsten aangegaan tussen de regeling – in dezen vertegenwoordigd door haar voorzitter – als dienstverlenende instantie en de deelnemers respectievelijk overheden – in dezen vertegenwoordigd door haar dagelijks bestuur / college – , anders dan de deelnemers, als afnemende instantie.

  • 2.

    De uitvoeringsovereenkomst dient ten minste te bevatten:

    • a.

      Te leveren producten en diensten

    • b.

      Uit te voeren processen

    • c.

      Kwaliteit van producten en diensten

    • d.

      Verantwoording door BsGW

    • e.

      Afdracht

    • f.

      Relaties/gegevensuitwisseling

    • g.

      Relatiebeheer

    • h.

      Accountantsverklaring

    • i.

      Toetreding en investeringsfee

Artikel 7: Uitvoering wettelijke bevoegdheden

  • 1.

    Voor de uitvoering van enige wettelijke bepaling betreffende de in artikel 4 genoemde belangen, treden het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter van de regeling in de plaats van:

    • a.

      de raad, het college of de burgemeester van een gemeente indien het gemeentelijke belastingen betreffen, en;

    • b.

      het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur of de voorzitter van een waterschap indien het waterschapsbelastingen betreffen.

Artikel 8: Overdracht wettelijke bevoegdheden

De raad, het college en de burgemeester van de deelnemende gemeenten en het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter van de deelnemende waterschappen dragen de uitvoering van de in bijlage 1 opgenomen wettelijke bepalingen betreffende de door de regeling te behartigen belangen over aan de respectievelijke bestuursorganen van de regeling, ieder voor zover het hen aangaat.

Hoofdstuk IV: Het algemeen bestuur

Artikel 9: Samenstelling

  • 1.

    Aan het hoofd van de regeling staat het algemeen bestuur.

  • 2.

    De raad van iedere deelnemende gemeente wijst één lid van het college aan als lid van het algemeen bestuur. Gelijktijdig wordt/worden een of meer vaste plaatsvervanger(s) aangewezen. De aanwijzing van de leden van het algemeen bestuur geschiedt voor dezelfde periode als waarvoor het college is benoemd en vindt plaats in de eerste vergadering of uiterlijk binnen 6 weken na de eerste vergadering van de nieuwe zittingsperiode van het college.

  • 3.

    Het algemeen bestuur van ieder deelnemend waterschap wijst één lid van het dagelijks bestuur aan als lid van het algemeen bestuur. Gelijktijdig wordt/worden een of meer vaste plaatsvervanger(s) aangewezen. De aanwijzing van de leden van het algemeen bestuur geschiedt voor dezelfde periode als waarvoor het dagelijks bestuur is benoemd en vindt plaats in de eerste vergadering of uiterlijk binnen 6 weken na de eerste vergadering van de nieuwe zittingsperiode van het dagelijks bestuur.

  • 4.

    Bij tussentijdse toetreding vindt aanwijzing van het lid van het algemeen bestuur met inachtneming van het bepaalde in de leden 2 en/of 3 plaats gelijktijdig met het besluit tot toetreding.

  • 5.

    Totdat het aantal deelnemers zeven bedraagt en in afwijking tot het bepaalde in de leden 2 en 3 wijst de gemeenteraad van iedere deelnemende gemeente respectievelijk het algemeen bestuur van ieder deelnemend waterschap twee leden van het algemeen bestuur aan.

  • 6.

    Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt van rechtswege, zodra men ophoudt lid van het college van de desbetreffende deelnemende gemeente te zijn dan wel zodra men ophoudt lid van het dagelijks bestuur van het desbetreffende deelnemende waterschap te zijn.

  • 7.

    Indien tussentijds een vacature ontstaat in het algemeen bestuur wijst de raad dan wel het algemeen bestuur van de betrokken deelnemer ten spoedigste een nieuw lid aan.

  • 8.

    Een lid van het algemeen bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Hij deelt zijn ontslag mede aan de voorzitter alsmede de raad dan wel het algemeen bestuur van de betrokken deelnemer. Het lidmaatschap duurt voort tot het moment waarop in de opvolging is voorzien.

Artikel 10: Werkwijze

  • 1.

    Het algemeen bestuur vergadert jaarlijks tenminste tweemaal en verder zo vaak als de voorzitter of het dagelijks bestuur dat nodig oordeelt of wanneer tenminste twee deelnemers dit onder opgave van redenen schriftelijk verzoeken.

  • 2.

    De vergaderingen zijn openbaar.

  • 3.

    De deuren worden gesloten wanneer de voorzitter het nodig oordeelt of tenminste een vijfde gedeelte van de aanwezige leden daarom verzoekt.

  • 4.

    Het algemeen bestuur van de regeling beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd.

  • 5.

    Het algemeen bestuur stelt voor zijn vergaderingen een reglement van orde vast.

Artikel 11: Stemverhouding

  • 1.

    Er wordt voorzien in meervoudig stemrecht.

  • 2.

    Het stemrecht van een deelnemer wordt gebaseerd op zijn / haar aandeel in de kosten van de regeling, zoals die voortvloeit uit de actuele begroting.

Artikel 12: Besluitvorming

  • 1.

    Besluiten worden op basis van gewone meerderheid van stemmen genomen.

  • 2.

    Besluiten kunnen alleen worden genomen in een vergadering waarin tweederde van de stemmen is vertegenwoordigd.

  • 3.

    Indien niet tweederde van de stemmen in een vergadering vertegenwoordigd is, roept de voorzitter een nieuwe vergadering bijeen onder opgave van de te behandelen onderwerpen. In die vergadering kunnen met inachtneming van het bepaalde in het eerste lid besluiten worden genomen, ongeacht of aan het bepaalde in het tweede lid is voldaan.

Artikel 13: De taak en de bevoegdheden

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 8 behoren tot de taak en de bevoegdheden van het algemeen bestuur van de regeling:

    • a.

      het vaststellen en wijzigen van de begroting;

    • b.

      het vaststellen van de kostenverdelingssystematiek;

    • c.

      het vaststellen van de bijdragen van de deelnemers in de kosten van de regeling;

    • d.

      het vaststellen van de rekening;

    • e.

      het vaststellen van de hoofdlijnen van de organisatiestructuur;

    • f.

      het aangaan van geldleningen en van rekening-courant overeenkomsten;

    • g.

      het uitlenen van gelden;

    • h.

      de uitvoering van opgedragen of overgedragen taken als bedoeld in Hoofdstuk III van de regeling;

    • i.

      het vaststellen van verordeningen die noodzakelijk zijn ter behartiging van de taken van de regeling;

    • j.

      het vaststellen van een treasury-statuut;

    • k.

      het vaststellen van de winstbestemming/verliesdekking;

    • l.

      het vaststellen van de voorwaarden voor toetreding;

    • m.

      het opleggen van de vergoeding voor uittreding;

    • n.

      het doen van voorstellen aan de deelnemers tot toetreding en uittreding van (andere) deelnemers.

Artikel 14: Informatie- en verantwoordingsplicht

  • 1.

    Een lid van het algemeen bestuur verstrekt de raad dan wel het bestuur dat hem heeft aangewezen alle inlichtingen die door een of meer leden van die raad dan wel dat bestuur worden gevraagd.

  • 2.

    Een lid van het algemeen bestuur kan door de raad dan wel het bestuur dat hem heeft aangewezen te allen tijde ter verantwoording worden geroepen voor het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid.

  • 3.

    Een lid van het algemeen bestuur dat niet langer het vertrouwen geniet van de raad dan wel het bestuur dat hem heeft aangewezen, kan door die raad dan wel dat bestuur worden ontslagen. In dat geval draagt de raad dan wel dat bestuur er zorg voor dat zo spoedig mogelijk een nieuw lid van het algemeen bestuur wordt aangewezen.

  • 4.

    Het algemeen bestuur verstrekt de raden dan wel de algemene besturen van de deelnemers alle inlichtingen die door een of meer leden van die raden dan wel die besturen worden gevraagd.

Hoofdstuk V: Het dagelijks bestuur

Artikel 15: Samenstelling

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur bestaat uit minimaal drie en maximaal zeven personen uit het algemeen bestuur, waaronder aangewezen leden door de gemeente Venlo, het waterschap Roer en Overmaas en het waterschap Peel en Maasvallei dan wel de rechtsopvolger van de waterschappen Roer en Overmaas en Peel en Maasvallei na fusie per 1-1-2017. Per deelnemer kan niet meer dan één lid van het dagelijks bestuur worden aangewezen.

  • 2.

    De leden van het dagelijks bestuur treden af met ingang van de dag waarop zij aftreden uit het algemeen bestuur van de regeling.

    Een lid van het dagelijks bestuur kan door het algemeen bestuur worden ontslagen, indien dit lid niet langer het vertrouwen geniet van het algemeen bestuur.

  • 3.

    Tussentijds verlies van het lidmaatschap van het algemeen bestuur brengt terstond verlies van het lidmaatschap van het dagelijks bestuur met zich mee.

  • 4.

    Een lid van het dagelijks bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Hij deelt zijn ontslag mede aan het algemeen bestuur en aan de raad dan wel het algemeen bestuur van de deelnemer die het aangaat. Het lid houdt zitting in het dagelijks bestuur van de regeling totdat in de opvolging is voorzien.

Artikel 16: Werkwijze

  • 1.

    Het dagelijks bestuur vergadert zo vaak als de voorzitter dit nodig oordeelt of één van de leden van het dagelijks bestuur daarom verzoekt.

  • 2.

    Ieder lid van het dagelijks bestuur heeft een stem.

  • 3.

    Besluiten worden op basis van gewone meerderheid van stemmen genomen.

Artikel 17: De taak en de bevoegdheden

  • 1.

    Tot de taak en de bevoegdheden van het dagelijks bestuur van de regeling behoren:

    • a.

      de voorbereiding van al hetgeen in de vergadering van het algemeen bestuur ter overweging en beslissing moet worden gebracht;

    • b.

      het uitvoeren van de besluiten van het algemeen bestuur;

    • c.

      het uitvoeren van opgedragen of overgedragen taken als bedoeld in Hoofdstuk III van de regeling;

    • d.

      het afkondigen van de besluiten, waarvan de afkondiging bij de wet of bij besluit van het algemeen bestuur is voorgeschreven;

    • e.

      het beheren van de inkomsten en uitgaven van de regeling;

    • f.

      het toezicht op het beheer en het onderhoud van alle werken en eigendommen van de regeling;

    • g.

      het vaststellen van de plannen en voorwaarden van aanbesteding of uitvoering van de werken, leveringen en diensten ten behoeve van de regeling, waarvan de vaststelling het algemeen bestuur niet aan zich heeft voorbehouden;

    • h.

      het nemen van alle conservatoire en/of spoedeisende maatregelen in en buiten rechte en het doen wat nodig is ter voorkoming van verjaring en verlies van recht of bezit;

    • i.

      het aangaan van uitvoeringsovereenkomsten;

    • j.

      het aangaan van operationele samenwerkingsverbanden met andere rechtspersonen die taken uitoefenen op het gebied van belastingen;

    • k.

      houden van toezicht op al hetgeen de regeling aangaat.

Artikel 18: Informatie en verantwoordingsplicht

  • 1.

    Het dagelijks bestuur en elk van zijn leden verstrekken aan het algemeen bestuur de door één of meer leden van dit bestuur gevraagde inlichtingen.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur en elk van zijn leden leggen op verzoek van het algemeen bestuur verantwoording af over het door het dagelijks bestuur of één der leden gevoerde bestuur.

  • 3.

    Het reglement van orde van het algemeen bestuur houdt bepalingen in omtrent de wijze waarop de leden van het dagelijks bestuur de hier bedoelde inlichtingen verstrekken en verantwoording afleggen.

  • 4.

    Het dagelijks bestuur biedt het algemeen bestuur jaarlijks gelijktijdig met de jaarrekening ter vaststelling een verslag aan over de werkzaamheden van de regeling over het afgelopen jaar.

  • 5.

    Het dagelijks bestuur zendt het verslag na de vaststelling door het algemeen bestuur toe aan de raden en de algemene besturen van de deelnemers en aan gedeputeerde staten.

Hoofdstuk VI: De voorzitter

Artikel 19: Voorzitterschap

  • 1.

    Het algemeen bestuur bepaalt wie van de leden van het dagelijks bestuur voorzitter respectievelijk vicevoorzitter is van de regeling.

  • 2.

    De (vice-)voorzitter treedt af op de dag waarop de deelnemers hebben voorzien in de vacatures van lid van het algemeen bestuur van de regeling in verband met de afloop van de zittingsperiode van de raad dan wel het algemeen bestuur van de deelnemer én een nieuw dagelijks bestuur is gevormd.

Artikel 20: De taak en de bevoegdheden

  • 1.

    De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur en draagt ervoor zorg, dat de besluiten naar behoren worden uitgevoerd.

  • 2.

    De voorzitter tekent de stukken die van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur uitgaan.

  • 3.

    De voorzitter vertegenwoordigt de regeling in en buiten rechte. Hij kan de vertegenwoordiging schriftelijk aan een door hem aan te wijzen persoon opdragen.

  • 4.

    De voorzitter is belast met de uitvoering van opgedragen of overgedragen taken als bedoeld in Hoofdstuk III van de regeling.

  • 5.

    Vanaf het tijdstip van aftreden van leden van het dagelijks bestuur als gevolg van afloop van de zittingsperiode van de raad dan wel het algemeen bestuur van de deelnemer tot het tijdstip waarop de deelnemers hebben voorzien in de vacatures in het algemeen bestuur, treedt de voorzitter op in plaats van het dagelijks bestuur.

Hoofdstuk VII: Ambtelijk apparaat

Artikel 21: Ambtelijk apparaat

  • 1.

    De regeling heeft een ambtelijk apparaat, aan het hoofd waarvan een directeur staat.

  • 2.

    Het algemeen bestuur stelt voor het personeel de rechtspositieregeling vast, waarbij – behoudens andersluidend besluit - de bindende regelen van de Sectorale Arbeidsvoorwaarden Waterschappen worden gevolgd.

  • 3.

    Het algemeen bestuur beslist over benoeming, schorsing en ontslag van de directeur. Benoeming vindt plaats op voordracht van het dagelijks bestuur.

  • 4.

    Het algemeen bestuur regelt de bezoldiging van de directeur.

  • 5.

    Het dagelijks bestuur regelt de vervanging van de directeur.

  • 6.

    Het dagelijks bestuur benoemt de overige ambtenaren en het personeel werkzaam op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht. Het dagelijks bestuur stelt de bezoldiging vast.

  • 7.

    De directeur staat tevens, als secretaris, de bestuursorganen van de regeling bij in de vervulling van hun taak. De directeur is aanwezig in de vergadering van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur.

  • 8.

    Alle uitgaande stukken van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur worden door de directeur mede ondertekend.

  • 9.

    Het bepaalde in de leden 7 en 8 zijn van overeenkomstige toepassing op degene die de directeur vervangt.

Hoofdstuk VIII: Financiën

Artikel 22: Verdeling kosten

  • 1.

    De deelnemers dragen de kosten.

  • 2.

    De kosten worden verdeeld overeenkomstig de kostenverdelingssystematiek.

Artikel 23: Verdeling risico en kredietwaardigheid

  • 1.

    De risico’s met betrekking tot de bedrijfsvoering komen voor rekening van de regeling. De overige risico’s, waaronder de risico’s met betrekking tot de eigen belastingopbrengst komen voor rekening van de deelnemers.

  • 2.

    De deelnemers zullen er steeds voor zorgdragen dat de regeling te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen tegenover derden te kunnen voldoen.

  • 3.

    De deelnemers zijn gezamenlijk garant voor de juiste betaling van rente, aflossing, boete en kosten van de door de regeling af te sluiten langlopende leningen, kasgeldleningen en in rekeningcourant op te nemen gelden naar verhouding van de kostenverdeelsystematiek als bedoeld in artikel 22.

Artikel 24: Begroting

  • 1.

    Het dagelijks bestuur zendt vóór 15 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient de algemene en financiële en beleidsmatige kaders aan de raden van de deelnemende gemeenten en aan de algemeen besturen van de deelnemende waterschappen.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur stelt jaarlijks voor 1 maart een ontwerpbegroting met de daarbij behorende toelichting op voor het daarop volgende jaar. Het dagelijks bestuur zendt de ontwerpbegroting tenminste acht weken voordat zij aan het algemeen bestuur wordt aangeboden, toe aan de raden van de deelnemende gemeenten en aan de algemene besturen van de deelnemende waterschappen.

  • 3.

    De ontwerpbegroting wordt door de zorg van de deelnemende gemeenten en waterschappen voor een ieder ter inzage gelegd en algemeen verkrijgbaar gesteld. Van de terinzagelegging en de verkrijgbaarstelling wordt openbaar kennis gegeven.

  • 4.

    De raden van de deelnemende gemeenten en de algemene besturen van de deelnemende waterschappen kunnen bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

  • 5.

    Het algemeen bestuur stelt de begroting uiterlijk vast op 30 juni van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij dient. Hierbij wordt rekening gehouden met de door de raden en de algemene besturen van de deelnemers uitgebrachte zienswijze.

  • 6.

    Nadat de begroting is vastgesteld zendt het algemeen bestuur de begroting aan de raden van de deelnemende gemeenten en aan de algemene besturen van de deelnemende waterschappen, die ter zake bij Gedeputeerde Staten hun zienswijze naar voren kunnen brengen.

  • 7.

    Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 1 augustus van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 25: Begrotingswijziging

  • 1.

    Het bepaalde in artikel 24, tweede, vierde, vijfde lid, tweede volzin en zesde lid is mede van toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting.

  • 2.

    Het eerste lid van dit artikel is niet van toepassing op wijzigingen van de begroting, die niet leiden tot een overschrijding van het budget van de regeling voor zover dit wordt bepaald door de vastgestelde bijdragen van de deelnemers.

Artikel 26: Rekening

  • 1.

    Het dagelijks bestuur zendt vóór 15 april de voorlopige jaarrekening aan de raden van de deelnemende gemeenten en aan de algemeen besturen van de deelnemende waterschappen.

  • 2.

    Het algemeen bestuur stelt de jaarrekening vast in het jaar volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft aan de raden en de algemeen besturen van de deelnemers en aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 27: Vergoedingen

De leden van het bestuur ontvangen vanuit de regeling geen vergoeding voor hun werkzaamheden noch een tegemoetkoming in de kosten.

Artikel 28: Administratie en controle

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt regels vast met betrekking tot de organisatie van de financiële administratie en van het kasbeheer.

  • 2.

    Het algemeen bestuur stelt regels vast voor de controle op het financieel beheer en de inrichting van de financiële organisatie. Deze regels dienen te waarborgen dat de rechtmatigheid van het financiële beheer en van de inrichting van de financiële organisatie worden getoetst.

  • 3.

    Het algemeen bestuur wijst een accountant aan als bedoeld in artikel 393 lid 1 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, belast met de controle van de jaarrekening en het daarbij verstrekken van een accountantsverklaring en het daarbij uitbrengen van een verslag van de bevindingen. Artikel 213 lid 3 t/m 5 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing op de accountantsverklaring en het verslag.

Hoofdstuk IX: Duur, wijziging, toetreding, uittreding en opheffing

Artikel 29: Duur van de regeling

De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

Artikel 30: Wijziging

De regeling kan worden gewijzigd op voorstel van het algemeen bestuur bij besluiten met tweederde meerderheid van de bevoegde organen van de deelnemers.

Artikel 31: Toetreding

  • 1.

    Toetreding door andere gemeenten of waterschappen tot de gemeenschappelijke regeling vindt plaats bij schriftelijk verzoek van het daartoe bevoegde orgaan van die gemeente of dat waterschap aan het algemeen bestuur.

  • 2.

    Toetreding kan slechts plaatsvinden wanneer alle raden van de deelnemende gemeenten en alle algemeen besturen van de deelnemende waterschappen daarin toestemmen bij eensluidend besluit.

  • 3.

    In een besluit als bedoeld in het tweede lid kan toetreding afhankelijk worden gesteld van het voldoen aan bepaalde voorwaarden door de betrokken gemeente of het betrokken waterschap.

  • 4.

    Het algemeen bestuur regelt de gevolgen van de toetreding van de nieuwe deelnemers.

Artikel 32: Uittreding

  • 1.

    Het voornemen tot uittreding wordt bij aangetekende kennisgeving aan de voorzitter van de regeling meegedeeld.

  • 2.

    Een deelnemer aan deze regeling kan uit de regeling uittreden mits alle kosten, die direct en indirect samenhangen met de uittreding worden vergoed.

  • 3.

    Een deelnemer aan deze regeling kan uit de regeling treden door een daartoe strekkend besluit van het daartoe bevoegde orgaan van die deelnemer aan deze regeling. Daarbij wordt een opzegtermijn van twee jaar, ingaande 1 januari van het eerstvolgende kalenderjaar, in acht genomen.

  • 4.

    Na ontvangst van de in het derde lid vermelde kennisgeving wordt een in overleg met de uittredende deelnemer aan te wijzen onafhankelijke registeraccountant opdracht verleend een plan op te stellen dat ten minste inzicht geeft in alle kosten, die direct en indirect samenhangen met de uittreding. Het plan wordt vastgesteld door het algemeen bestuur en de daarin voor de uittredende deelnemer omschreven financiële verplichtingen zijn bindend. Artikel 35 is niet van toepassing.

  • 5.

    Nadat het plan is vastgesteld, is de uittredende deelnemer gehouden om binnen zes maanden de daarin voor de uittredende deelnemer omschreven financiële verplichtingen aan de regeling te voldoen.

  • 6.

    De kosten van het in het vierde lid bedoelde plan komen voor rekening van de uittredende deelnemer.

  • 7.

    Het algemeen bestuur kan betreffende de uittreding nadere voorwaarden stellen.

  • 8.

    Het beperken van eerder op- en/of overgedragen werkzaamheden wordt met uittreding gelijkgesteld.

Artikel 33: Opheffing

  • 1.

    De gemeenschappelijke regeling kan worden opgeheven met instemming van alle deelnemers.

  • 2.

    Bij opheffing van de regeling wordt een liquidatieplan opgesteld. Het bepaalde in het vierde, vijfde en zesde lid van artikel 32 is van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    Opheffing is niet mogelijk gedurende de eerste 10 jaren na de datum van inwerkingtreding van de regeling.

Artikel 34: Archief

  • 1.

    Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden van de regeling overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens de wettelijke voorschriften daaromtrent.

  • 2.

    De directeur van de regeling is belast met de bewaring en het beheer van de archiefbescheiden.

Artikel 35: Geschillen

Van een geschil als bedoeld in artikel 28, eerste lid, van de WGR is sprake als tenminste één van de deelnemers of het bestuur van de regeling een zodanige mening is toegedaan.

Artikel 36: Goedkeuring

Goedkeuring van de regeling door Gedeputeerde Staten is niet vereist. Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de toezending van de regeling aan Gedeputeerde Staten als bedoeld in artikel 62a van de WGR.

Artikel 37: Inwerkingtreding; citeertitel

  • 1.

    Deze regeling treedt in werking op 9 december 2015.

  • 2.

    Deze regeling kan worden aangehaald als: 'Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen'.

Naar boven