Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 2 december 2015, kenmerk 872742-144349-WJZ, houdende wijziging van de Regeling verslaggeving WTZi, de Regeling Jeugdwet en de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 in verband met een wijziging van Afdeling 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, alsmede het voorkomen dat gegevens over de bezoldiging van bestuurders en toezichthouders dubbel moeten worden aangeleverd

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op de artikelen 7.2, eerste lid, en 7.4, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit WTZi, artikel 8.3.1 van de Jeugdwet en artikel 4.2.13 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling verslaggeving WTZi wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. De onderdelen f en g worden vervangen door:

  • f. kan een zorginstelling die op twee opeenvolgende balansdata, zonder onderbreking nadien op twee opeenvolgende balansdata, heeft voldaan aan twee of drie van de eisen, genoemd in artikel 395a, eerste lid, onderdeel a tot en met c, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, volstaan met een samenstellingsverklaring van een accountant in plaats van een verklaring als bedoeld in artikel 393, vijfde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

  • g. kan een zorginstelling die op twee opeenvolgende balansdata, zonder onderbreking nadien op twee opeenvolgende balansdata, heeft voldaan aan twee of drie van de eisen genoemd in artikel 396, eerste lid, onderdelen a tot en met c, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, volstaan met een beoordelingsverklaring van een accountant in plaats van een verklaring als bedoeld in artikel 393, vijfde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

  • h. wordt de informatie, bedoeld in de artikelen 1.7, 4.1 en 4.2 van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector, opgenomen in de jaarrekening, waarbij gebruik wordt gemaakt van een door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vast te stellen model;

  • i. kan aan het bepaalde in de artikelen 383, eerste lid, en 383c van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek worden voldaan door middel van het verstrekken van de betreffende bezoldigingsinformatie zoals vereist op grond van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector.

B

Artikel 5 vervalt.

C

Artikel 8a, vierde lid, vervalt.

ARTIKEL II

Artikel 4.2 van de Regeling Jeugdwet wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘artikel 2:361 van het Burgerlijk Wetboek’ vervangen door ‘artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek’ en wordt ‘artikel 2:392 van het Burgerlijk Wetboek’ vervangen door: artikel 392 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

2. In het derde lid worden de onderdelen d en e vervangen door:

  • d. kan de jeugdhulpaanbieder of de gecertificeerde instelling die op twee opeenvolgende balansdata, zonder onderbreking nadien op twee opeenvolgende balansdata, heeft voldaan aan twee of drie van de eisen, genoemd in artikel 395a, eerste lid, onderdelen a tot en met c, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, volstaan met een samenstellingsverklaring van een accountant in plaats van een verklaring als bedoeld in artikel 393, vijfde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

  • e. kan een jeugdhulpaanbieder of de gecertificeerde instelling die op twee opeenvolgende balansdata, zonder onderbreking nadien op twee opeenvolgende balansdata, heeft voldaan aan twee of drie van de eisen genoemd in artikel 396, eerste lid, onderdelen a tot en met c, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, volstaan met een beoordelingsverklaring van een accountant in plaats van een verklaring als bedoeld in artikel 393, vijfde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

  • f. wordt de informatie, bedoeld in de artikelen 1.7, 4.1 en 4.2 van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector, opgenomen in de jaarrekening, waarbij gebruik wordt gemaakt van een door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vast te stellen model;

  • g. kan aan het bepaalde in de artikelen 383, eerste lid, en 383c van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek worden voldaan door middel van het verstrekken van de betreffende bezoldigingsinformatie zoals vereist op grond van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector.

ARTIKEL III

Artikel 4 van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘artikel 2:361 van het Burgerlijk Wetboek’ vervangen door ‘artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek’ en wordt ‘artikel 2:392 van het Burgerlijk Wetboek’ vervangen door: artikel 392 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

2. In het tweede lid komen de onderdelen d en e te luiden:

  • d. kan een AMHK dat op twee opeenvolgende balansdata, zonder onderbreking nadien op twee opeenvolgende balansdata, heeft voldaan aan twee of drie van de eisen, genoemd in artikel 395a, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, volstaan met een samenstellingsverklaring van een accountant in plaats van een verklaring als bedoeld in artikel 393, vijfde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

  • e. kan een AMHK dat op twee opeenvolgende balansdata, zonder onderbreking nadien op twee opeenvolgende balansdata, heeft voldaan aan twee of drie van de eisen genoemd in artikel 396, eerste lid, onderdelen a tot en met c, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, volstaan met een beoordelingsverklaring van een accountant in plaats van een verklaring als bedoeld in artikel 393, vijfde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

ARTIKEL IV

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers

TOELICHTING

In de Regeling verslaggeving WTZi, de Regeling Jeugdzorg en de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 zijn de bepalingen uit Afdeling 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek grotendeels van overeenkomstige toepassing verklaard voor bepaalde zorginstellingen met een toelating op grond van artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen (hierna: WTZi), jeugdhulpaanbieders, gecertificeerde jeugdzorginstellingen en het Advies en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling (AMHK). De Uitvoeringswet richtlijn jaarrekening1 wijzigt Afdeling 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) in verband met de uitvoering van richtlijn 2013/34/EU betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen (PbEU 2013, L 182). Voorliggende wijzigingsregeling zorgt ervoor dat de drie hierboven genoemde regelingen hierop worden aangepast.

In zowel de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (hierna: WNT) als in Afdeling 9 van Boek 2 van het BW zijn regels opgenomen betreffende de verantwoordingseisen voor de bezoldigingen van bestuurders en toezichthouders. Zowel de WNT als de bepalingen hierover gesteld bij Afdeling 9 van Boek 2 van het BW zijn van toepassing op bepaalde zorginstellingen met een toelating op grond van artikel 5 van de WTZi, op jeugdhulpaanbieders en op gecertificeerde jeugdzorginstellingen. Deze regeling zorgt ervoor dat deze instellingen en aanbieders kunnen volstaan met het aanleveren van de informatie op grond van de WNT. Ook wordt bepaald dat op dit punt verantwoording wordt afgelegd door middel van een door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vast te stellen formulier.

Naast deze wijziging wordt de Regeling verslaggeving WTZi op enkele andere punten geactualiseerd. Artikel 5 komt te vervallen, omdat de daarin gevraagde overzichten die bij de jaarrekening aangeleverd moeten worden niet meer relevant zijn.

Van het kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten van regelgeving is afgeweken aangezien het hier grotendeels Europese regelgeving betreft.

Gevolgen voor de regeldruk

De regeling heeft tot gevolg dat de voorwaarden waaronder zorginstellingen kunnen volstaan met een samenstellingsverklaring wijzigen. De verwachting is echter dat ongeveer dezelfde aantallen organisaties voor het werken met een samenstellingsverklaring in aanmerking komen. De regeling bepaalt daarnaast dat organisaties niet dubbel gegevens hoeven aan te leveren over de bezoldiging van bestuurders en toezichthouders en dat de eis voor het aanleveren van overzichten op basis van artikel 5 vervalt. Deze wijzigingen formaliseren de uitvoeringspraktijk, waardoor er geen sprake zal zijn van een merkbare lastenverlichting. De regeling heeft dus een verlichting van de regeldruk voor de burger of het bedrijfsleven tot gevolg, maar deze zal niet merkbaar zijn.

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A

In artikel 2 van de Regeling verslaggeving WTZi is bepaald dat voor de jaarverslaggeving van zorginstellingen Titel 9 van Boek 2 van het BW van overeenkomstige toepassing is (met uitzondering van afdeling 1, 11 en 12). In artikel 3 van de Regeling verslaggeving WTZi zijn enkele afwijkingen en aanvullingen op Titel 9 van Boek 2 van het BW opgenomen. Eén van die afwijkingen is dat ondernemingen met een omzet van minder dan € 1.000.000,– per jaar en minder dan 10 fte personeel, niet hoeven te voldoen aan de in artikel 2:393 BW opgenomen eis dat een externe accountant een accountantsverklaring voor de jaarrekening afgeeft. Voor deze kleine ondernemingen geven accountants over de jaarrekening namelijk vaak geen goedkeurende accountantsverklaring, omdat door het geringe aantal werknemers de verantwoordelijkheden onvoldoende over verschillende functies kunnen worden gespreid. Daarom is in de Regeling verslaggeving WTZi op dit punt een uitzondering gemaakt voor deze kleine ondernemingen. Zij mogen volstaan met een samenstellingsverklaring van een accountant.

De Uitvoeringswet richtlijn jaarrekening heeft aan Titel 9 van Boek 2 van het BW een nieuw artikel toegevoegd, artikel 395a die op 1 november 2015 in werking is getreden. Daarin zijn vrijstellingen voor kleine en middelgrote rechtspersonen opgenomen. In artikel 2:395a, zesde lid, BW is onder meer de eis voor de hierboven bedoelde accountantsverklaring voor kleine en middelgrote ondernemingen uitgezonderd. Artikel 2:395a BW staat in afdeling 11. Deze afdeling is voor zorginstellingen niet van overeenkomstige toepassing verklaard.

Met voorliggende wijziging wordt ervoor gezorgd dat voor kleine en middelgrote zorginstellingen wordt aangesloten bij de eisen, genoemd in artikel 2:395a BW voor wat betreft de controle door de accountant. Hierdoor worden de eisen voor deze zorginstellingen in overeenstemming gebracht met de eisen die voor andere ondernemingen op dit punt gelden. Dit betekent dat voortaan kleine zorginstellingen kunnen volstaan met een samenstellingsverklaring van een accountant, indien op twee opeenvolgende balansdata, zonder onderbreking nadien op twee opeenvolgende balansdata, is voldaan aan twee of drie van de volgende vereisten:

  • de waarde van de activa volgens de balans met toelichting bedraagt, op de grondslag van verkrijgings- en vervaardigingsprijs, niet meer dan € 350.000;

  • de netto-omzet over het boekjaar bedraagt niet meer dan € 700.000;

  • het gemiddeld aantal werknemers over het boekjaar bedraagt minder dan 10.

Opgemerkt wordt nog dat middelgrote zorginstellingen die voldoen aan de eisen gesteld bij artikel 2:396, eerste lid, BW, kunnen volstaan met een beoordelingsverklaring van een accountant. De Uitvoeringswet richtlijn jaarrekening heeft de eisen, gesteld bij artikel 2:396, eerste lid, BW, gewijzigd. Doordat in artikel 3, onderdeel g, van de Regeling verslaggeving WTZi naar de eisen gesteld bij artikel 2:396 BW wordt verwezen, wordt dit automatisch aangepast. Dit betekent dat zorginstellingen kunnen volstaan met een beoordelingsverklaring van een accountant, indien op twee opeenvolgende balansdata, zonder onderbreking nadien op twee opeenvolgende balansdata, is voldaan aan twee of drie van de volgende vereisten:

  • de waarde van de activa volgens de balans met toelichting bedraagt, op de grondslag van verkrijgings- en vervaardigingsprijs, niet meer dan € 6.000.000;

  • de netto-omzet over het boekjaar bedraagt niet meer dan € 12.000.000;

  • het gemiddeld aantal werknemers over het boekjaar bedraagt minder dan 50.

Voor andere wijzigingen van Titel 9 van Boek 2 van het BW wordt verwezen naar de Uitvoeringswet richtlijn jaarrekening.

Naast deze wijziging wordt in onderdeel A nog een tweetal onderdelen toegevoegd. In onderdeel h wordt bepaald dat voor de opgave van de WNT-gegevens in de jaarrekening geldt dat gebruik moet worden gemaakt van een door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vast te stellen model. Hiermee wordt de eenduidigheid en de leesbaarheid van de controleverklaring bij de jaarrekening vergroot. Het model hiervoor is te vinden op www.topinkomens.nl en op www.jaarverslagenzorg.nl.

Op grond van zowel de WNT als artikel 2:383 BW moet door de zorginstelling informatie over de bezoldiging van (gewezen) bestuurders en toezichthouders worden aangeleverd. Dit is dubbelop. In onderdeel i is daarom opgenomen dat kan worden volstaan met het verstrekken van uitsluitend WNT-bezoldigingsinformatie voor bestuurders en toezichthouders.

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om de verwijzing in artikel 3, onder g, naar de artikelen uit het Burgerlijk Wetboek aan te passen aan de Aanwijzingen voor de regelgeving (AR 83b). De formulering is daarnaast verduidelijkt, maar is inhoudelijk niet gewijzigd.

Onderdeel B

Door het afschaffen van de nacalculatie van kapitaallasten is artikel 5 minder relevant geworden. Het investeringsoverzicht van artikel 5, onderdeel a, is bijvoorbeeld niet van belang voor de gebruiker van de jaarrekening. In de curatieve sector is geen sprake van nacalculeerbare kapitaallasten. Voor de garantieregeling kapitaallasten is een specifiek formulier ontwikkeld. In de care-sector worden kapitaallasten bekostigd uit NHC’s en is sprake van een herallocatietraject via het jaarlijkse nacalculatieformulier. Artikel 5, onderdeel c, spitst zich toe op de nacalculeerbare kapitaallasten in de resultatenrekening en de aansluiting met het extern budget. Zoals hiervoor aangegeven bestaat hiertussen geen enkele relatie meer. De reguliere indeling van de materiële vaste activa (volgens Boek 2 van het BW) overheerst in de jaarafsluiting en de controle en is voldoende. Een dubbel overzicht, zoals artikel 5 verlangt, is daarmee onnodig en bovendien verwarrend. Het artikel is daarom vervallen.

Onderdeel C

Artikel 8a, vierde lid, van de Regeling verslaggeving WTZi is voor het kalenderjaar 2015 en verder niet meer relevant. Hierdoor kan dit lid vervallen.

Artikel II en III

In de Regeling Jeugdwet en de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 is voor de jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen respectievelijk de advies- en meldpunten huiselijk geweld en kindermishandeling Titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek van overeenkomstige toepassing verklaard. Bij artikel 4.2, derde lid, van de Regeling Jeugdwet respectievelijk artikel 4 van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 zijn enkele afwijkingen en aanvullingen op Titel 9 van Boek 2 van het BW opgenomen. Om dezelfde redenen als hierboven bij artikel I, onderdeel A, genoemd worden de Regeling Jeugdwet en de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 gewijzigd op de wijze waarop de Regeling verslaggeving WTZi op dit punt wordt gewijzigd, met dien verstande dat de wijzigingen in verband met de WNT niet in de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 is opgenomen aangezien de WNT daar niet van toepassing is. Het model voor de opgave van de WNT-gegevens in de jaarrekening voor jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen is te vinden op www.topinkomens.nl.

Van de gelegenheid is ook hier gebruik gemaakt om conform de Aanwijzingen voor de regelgeving naar een artikel uit het Burgerlijk Wetboek te verwijzen. Het gaat om de wijziging van artikel 4.2, eerste lid, van de Regeling Jeugdwet en artikel 4, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015. Daarnaast is in de artikelen 4.2, tweede lid, onder e, van de Regeling Jeugdwet en artikel 4, tweede lid, onder e, van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 de formulering verduidelijkt, maar ook hier is inhoudelijk geen wijziging beoogd.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers


X Noot
1

Stb. 2015, 349.

Naar boven