Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 3 december 2015, nr. IENM/BSK-2015/201470, houdende wijziging Uitvoeringsregeling en beleidsregel BDU verkeer en vervoer naar aanleiding van Wet afschaffing plusregio’s

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op artikel 4, derde lid, van het Besluit BDU verkeer en vervoer;

BESLUIT:

ARTIKEL I

De Uitvoeringsregeling en beleidsregel BDU verkeer en vervoer wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, onderdeel b, vervalt ‘de provincie die of’.

B

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘WREGIO: het aantal woningen binnen de provincies of de plusregio’ vervangen door: WREGIO: het aantal woningen binnen het in artikel 36b Besluit personenvervoer 2000 weergegeven gebied van het openbaar lichaam dat een uitkering ontvangt, wordt ‘OADREGIO: de omgevingsadressendichtheid binnen de provincie of de plusregio’ vervangen door: OADREGIO: de omgevingsadressendichtheid binnen het in artikel 36b Besluit personenvervoer 2000 weergegeven gebied van het openbaar lichaam dat een uitkering ontvangt en wordt ‘R: de rekenfactor’ vervangen door: R: de rekenfactor: de regiofactor gerelateerd aan de in artikel 36b Besluit personenvervoer 2000 weergegeven gebieden.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. De gegevens die benodigd zijn voor het bepalen van de omgevingsadressendichtheid en het aantal woningen, bedoeld in het eerste lid, worden ontleend aan de bij het Centraal Bureau voor de Statistiek daaromtrent beschikbare gegevens. Voor de omgevingsadressendichtheid is dat de stand van zaken per 1 januari 2013 en voor het aantal woningen is dat de stand van zaken per 1 januari 2014.

3. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. De rekenfactor, bedoeld in het eerste lid, heeft de waarde van:

    • a. voor het openbaar lichaam, bedoeld in artikel 36b, eerste lid, onderdeel a, Besluit personenvervoer 2000: 0,973;

    • b. voor het openbaar lichaam, bedoeld in artikel 36b, eerste lid, onderdeel b, Besluit personenvervoer 2000: 1,023.

4. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Actualisering van de gegevens, bedoeld in het tweede lid en van de rekenfactor bedoeld in het derde lid, geschiedt slechts op de gezamenlijke voordracht van de dagelijkse besturen van de in artikel 36b Besluit personenvervoer 2000 genoemde openbare lichamen.

C

Artikel 3 komt te luiden:

Artikel 3

Het absolute aandeel bedraagt voor het uitkeringsjaar 2016 het bij de uitkeringsontvanger genoemde bedrag in onderstaande tabel:

Uitkeringsontvanger

Bedrag (x 1000 euro)

Openbaar lichaam, als bedoeld in artikel 36b, eerste lid, onderdeel a, Besluit personenvervoer 2000

16.442

Openbaar lichaam, als bedoeld in artikel 36b, eerste lid, onderdeel b, Besluit personenvervoer 2000

26.708

D

Artikel 4 vervalt.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van de uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, S.A.M. Dijksma

TOELICHTING

Algemeen

Op grond van artikel 5, eerste lid, van de Wet BDU verkeer en vervoer vindt de verdeling van het voor het totaal van de uitkeringen beschikbare bedrag plaats op grond van gebiedsgerichte structuurkenmerken. Op basis van deze structuurkenmerken wordt voor iedere ontvanger het percentuele aandeel en het absolute aandeel berekend van het voor het totaal van de uitkeringen beschikbare bedrag.

De onderhavige wijziging van de Uitvoeringsregeling en beleidsregel BDU verkeer en vervoer (hierna: Uitvoeringsregeling) vloeit voort uit de op 1 januari 2015 in werking getreden Wet afschaffing plusregio’s. Tevens strekt deze wijziging tot vervanging van de absolute aandelen voor de uitkeringsontvangers van de brede doeluitkering.

Met ingang van 1 januari 2015 zijn de plusregio’s afgeschaft en worden de uitkeringen op basis van de Wet BDU verkeer en vervoer niet meer aan provincies en plusregio’s verstrekt. De provincies ontvangen voor het jaar 2016 de bijdragen voor verkeer en vervoerbeleid via het Provinciefonds. Alleen openbaar lichamen als bedoeld in artikel 20, derde lid, van de Wet personenvervoer 2000, de twee zogeheten vervoerregio’s die als zodanig zijn aangewezen, ontvangen nog een uitkering op basis van de Wet BDU verkeer en vervoer ten behoeve van de voorbereiding en de uitvoering van het regionaal verkeer- en vervoerbeleid voor het uitkeringsjaar 2016. Met onderhavige regeling wordt aangesloten op de door de Wet afschaffing plusregio’s ontstane situatie.

Uitgangspunt van de verstrekking van de middelen voor verkeer en vervoerbeleid aan deze twee vervoerregio’s is dat er na de afschaffing van de plusregio’s geen herverdeeleffecten gaan ontstaan tijdens de verstrekking van de middelen voor 2016. Hiermede is bij de overheveling van de financiële middelen naar het Provinciefonds rekening gehouden. Dit wordt ook op deze wijze uitgewerkt in deze regeling.

De desbetreffende openbaar lichamen hebben aangegeven dat ze de verdeling volgend uit de gegevens die gebruikt zijn voor de verstrekking van de BDU-uitkering voor het jaar 2015 willen blijven hanteren voor de komende bestuursperiode van deze openbaar lichamen. De verdeelformule bestaat uit een combinatie van de structuurkenmerken woningen en omgevingsadressendichtheid (OAD) en een zogenoemde rekenfactor. Aan deze wens van de openbaar lichamen is gevolg gegeven door de onderhavige wijziging van artikel 2. In dit artikel is opgenomen dat voor wat betreft de omgevingsadressendichtheid de stand van zaken per 1 januari 2013 en voor het aantal woningen de stand van zaken per 1 januari 2014 wordt gehanteerd. Dit is de stand van zaken van deze gegevens die zijn toegepast bij de berekening van de BDU-uitkering voor het jaar 2015. Om de verdeling voor het jaar 2016 voor de twee openbaar lichamen te kunnen realiseren op hetzelfde percentage als voor 2015 is de rekenfactor gewijzigd. De rekenfactor die in 2007 is ingevoerd, had als achtergrond om grote herverdeeleffecten te voorkomen die het gevolg zouden zijn van het opnemen van structurele absolute bijdragen in het relatieve aandeel. De wijziging van het aantal uitkeringsontvangers maakt het ook noodzakelijk om de rekenfactor te wijzigen. Langs deze weg wordt ook in de komende jaren een herverdeeleffect voorkomen.

Een nieuw vierde lid is toegevoegd, op basis waarvan de dagelijkse besturen van de twee openbare lichamen gezamenlijk een andere verdeling kunnen voorstellen, indien zij daartoe aanleiding zien vanwege veranderingen in de onderliggende gegevens.

Administratieve lasten

De onderhavige wijzigingsregeling heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten voor de burger en het bedrijfsleven.

Vaste verandermomenten

De Minister van Infrastructuur en Milieu moet ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Wet BDU Verkeer en Vervoer, de brede doeluitkering voor het uitkeringsjaar 2016, uiterlijk in december 2015 verstrekken. Dit zou betekenen dat volgens de systematiek van de vaste verandermomenten de wijziging in beginsel op de eerste dag van een kwartaal, te weten 1 oktober 2015 in werking zou moeten zijn getreden. Omdat de hoogte van de absolute aandelen verband houdt met het ter beschikking stellen van middelen in de Rijksbegroting 2015 is dat echter niet haalbaar. De ontvangers van de brede doeluitkering zijn gebaat bij spoedige inwerkingtreding van de onderhavige wijzigingsregeling. De onderhavige wijzigingsregeling heeft een directe relatie met het uitkeringsjaar van de brede doeluitkering. Er is dan ook ter voorkoming van grote publieke nadelen besloten om af te zien van de toepassing van de vaste verandermomenten van wet- en regelgeving.

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A

Dit betreft een technische aanpassing Die verband houdt met het feit dat de provincies geen BDU-uitkering meer ontvangen.

Onderdeel B

De wijzigingen in dit artikel zijn zodanig geformuleerd dat er geen herverdeeleffecten optreden in de verdeling van de beschikbare BDU-middelen.

De in het eerste lid opgenomen invulling van de formule is aangepast, omdat er geen plusregio’s meer zijn en de provincies geen BDU-uitkering meer ontvangen.

In het tweede lid is aangegeven dat de gegevens die nodig zijn voor het bepalen van de omgevingsadressendichtheid en het aantal woningen worden ontleend aan de bij het Centraal bureau voor de Statistiek beschikbare gegevens. Voor wat betreft de omgevingsadressendichtheid wordt uitgegaan van de stand van zaken per 1 januari 2013 en voor wat betreft het aantal woningen wordt uitgegaan van de stand van zaken per 1 januari 2014.

De rekenfactor is om de herverdeeleffecten te voorkomen ook aangepast.

In het vierde lid is opgenomen dat actualisering van de te gebruiken gegevens en de rekenfactor slechts geschiedt op gezamenlijke voordracht van de dagelijkse besturen van de in artikel 36b Besluit personenvervoer 2000 genoemde openbare lichamen. De openbare lichamen kunnen hiertoe een voordracht doen indien zij dat wenselijk achten.

Onderdeel C

De nieuwe tabel in artikel 3 bevat de absolute aandelen voor de twee uitkeringsontvangers voor het uitkeringsjaar 2016. De absolute aandelen is het gevolg van toevoeging van extra middelen aan de middelen van de brede doeluitkering in verband met andere afspraken, zoals bijvoorbeeld Beter Benutten en het station/knoop BleiZo. In 2014 zijn er afspraken gemaakt tussen NS, ProRail, de gemeenten Zoetermeer, Lansingerland, Metropoolregio Rotterdam Den Haag en het ministerie van Infrastructuur en Milieu over de realisatie van een station BeliZo als onderdeel van de knoop BleiZo. De bijdrage van I&M is vastgelegd in de brief van 15 november IENM/BSK-2015/214804. In de tabel is de bijdrage voor het jaar 2016 opgenomen.

Onderdeel D

De grondslag in de Wet BDU verkeer en vervoer voor de jaarlijkse berekening van de rente is in de Wet afschaffing plusregio’s komen te vervallen. Er is voor gekozen om de uitwerking van dit artikel eveneens te laten vervallen.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, S.A.M. Dijksma

Naar boven