Regeling van de Minister van Infrastructuur en Milieu, van 1 december 2015, nr. IENM/BSK-2015/237520, tot wijziging van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 in verband met een correctie van de gevallen waarin een educatieve maatregel gedrag en verkeer wordt opgelegd

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op artikel 134, zevende lid, van de Wegenverkeerswet 1994;

BESLUIT:

ARTIKEL I

Artikel 14, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Het CBR besluit tot oplegging van een educatieve maatregel gedrag en verkeer indien:

    • a. betrokkene tijdens een rit herhaaldelijk gedragingen heeft verricht als genoemd in de bij deze regeling behorende bijlage 1, onder A, onderdeel III, Rijgedrag;

    • b. ten aanzien van betrokkene als bestuurder van een motorrijtuig, niet zijnde een bromfiets of een rijbewijsplichtige landbouw- of bosbouwtrekker of een rijbewijsplichtig motorrijtuig met beperkte snelheid een overschrijding is geconstateerd van de toegestane maximumsnelheid met 50 kilometer of meer op wegen binnen de bebouwde kom;

    • c. ten aanzien van betrokkene als bestuurder van een bromfiets of een rijbewijsplichtige landbouw- of bosbouwtrekker of een rijbewijsplichtig motorrijtuig met beperkte snelheid een overschrijding is geconstateerd van de toegestane maximumsnelheid met 31 kilometer of meer op wegen binnen de bebouwde kom;

    • d. ten aanzien van betrokkene als bestuurder van een motorrijtuig een overschrijding is geconstateerd van de toegestane maximumsnelheid met 31 kilometer of meer op wegen binnen de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden;

    • e. de uitslag van het ingevolge artikel 23, tweede lid, opgelegde onderzoek of van het ingevolge het derde lid, onderdeel a, opgelegde onderzoek, voor zover dit onderzoek is gebaseerd op bijlage 1, onder A, onderdeel IV, geen aanleiding geeft tot ongeldigverklaring van het rijbewijs.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2016.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

TOELICHTING

Inleiding

Bij regeling van 11 september, nr. IENM/BSK-2015/148123, tot wijziging van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 in verband met diverse aanpassingen, alsmede de aanpassing van enkele regelingen ten gevolge van de omvorming van de Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen naar publiekrechtelijk zelfstandig bestuursorgaan (Stcrt. 29101), is onder andere een aanpassing opgenomen van artikel 14 van de regeling (in artikel I, onderdeel E).

In de formulering van de aanpassing van artikel 14 zijn abusievelijk enkele onzorgvuldigheden geslopen.

Allereerst is met de invoering van het nieuwe onderdeel g voorbij gegaan aan het reeds bestaande onderdeel e. Bij handhaving van het onderdeel kan onduidelijkheid ontstaan over hoe beide onderdelen zich tot elkaar verhouden. Verder zijn bij de formulering van dat onderdeel g enkele woorden weggevallen. Het gaat hierbij om de verwijzing naar de onderzoeken gebaseerd op bijlage 1, onderdeel A, onder IV (de rijvaardigheidsonderzoeken opgelegd in het kader van de beginnersregeling). Als gevolg hiervan zou het CBR ook een educatieve maatregel gedrag en verkeer (emg) moeten opleggen aan personen ten aanzien van wie twijfel aan de rijvaardigheid was ontstaan op grond van problemen bij de beheersing van het voertuig. Ten aanzien van deze gevallen heeft een emg na gebleken rijvaardigheid geen aanvullende betekenis, omdat een emg vooral gericht is op personen die hebben blijk gegeven van onjuist rijgedrag. Om dit te voorkomen, is aanpassing van de regeling van belang.

De onderhavige wijziging strekt ertoe onderdeel g weer te laten vervallen en het bestaande onderdeel e aan te vullen met de verwijzing naar de in artikel 23, derde lid, onderdeel a, bedoelde onderzoeken, voor zover het gaat om onderzoeken gebaseerd op bijlage 1, onderdeel A, onder IV.

Administratieve lasten

Er is geen sprake van administratieve lasten voor burgers of het bedrijfsleven.

Inwerkingtreding

De inwerkingtreding vindt plaats met ingang van 1 januari 2016, tegelijk met de Regeling van 11 september 2015. Van het publicatievereiste is afgeweken omdat het reparatieregelgeving betreft.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

Naar boven