Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 24 november 2015, 2015-0000292026, tot vaststelling van de premiepercentages en het maximumpremieloon werknemers- en volksverzekeringen en de opslag kinderopvangtoeslag voor 2016

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Staatssecretaris van Financiën;

Gelet op de artikelen 11, eerste en tweede lid, 17, eerste en tweede lid, 18, eerste en tweede lid, 27, 28, tweede lid, 31, 36 en 95, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen en 1.10, derde lid, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. Wfsv:

de Wet financiering sociale verzekeringen;

b. AWf-premie:

het deel van de premie, bedoeld in artikel 27 van de Wfsv, dat ten gunste komt van het Algemeen Werkloosheidsfonds;

c. Ufo-premie:

het premiepercentage, bedoeld in artikel 31 van de Wfsv, voor de premie verschuldigd door overheidswerkgevers als middel tot dekking van uitgaven ten laste van het Uitvoeringsfonds voor de overheid.

Artikel 2. AWf-premie

De AWf-premie wordt voor het jaar 2016 vastgesteld op 2,44%.

Artikel 3. Vervangende premie voor de sectorfondsen

Het gemiddelde premiepercentage, bedoeld in artikel 28, tweede lid, van de Wfsv, wordt voor het jaar 2016 vastgesteld op 2,16%.

Artikel 4. Ufo-premie

De Ufo-premie wordt voor het jaar 2016 vastgesteld op 0,78%.

Artikel 5. Basispremie Arbeidsongeschiktheidsfonds

De basispremie, bedoeld in artikel 36 van de Wfsv, wordt voor het jaar 2016 vastgesteld op 5,88%.

Artikel 6. Maximumpremieloon

Het bedrag, bedoeld in artikel 17, eerste lid, eerste volzin, van de Wfsv, wordt voor het jaar 2016 vastgesteld voor een loontijdvak van:

  • a. een jaar op: € 52.763;

  • b. een maand op: € 4.396,91;

  • c. vier weken op: € 4.058,69;

  • d. een week op: € 1.014,67;

  • e. een dag op: € 202,93.

Artikel 7. Maximumpremieloon bij afwijkend loontijdvak in verband met vakantiebonnen, vakantietoeslagbonnen of daarmee overeenkomende aanspraken

  • 1. Het bedrag, bedoeld in artikel 17, eerste lid, eerste zin, van de Wfsv, wordt voor werknemers als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, onderdeel a, van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011, voor het jaar 2016 vastgesteld voor een verlengd loontijdvak van:

    • a. een maand op: € 4.989,53;

    • b. vier weken op: € 4.605,73;

    • c. een week op: € 1.151,42;

    • d. een dag op: € 230,28.

  • 2. Het bedrag, bedoeld in artikel 17, eerste lid, eerste zin, van de Wfsv, wordt voor werknemers als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, onderdeel b, van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011, voor het jaar 2016 vastgesteld voor een verlengd loontijdvak van:

    • a. een maand op: € 4.666,10;

    • b. vier weken op: € 4.307,18;

    • c. een week op: € 1.076,79;

    • d. een dag op: € 215,35.

Artikel 8. Premiepercentage algemene ouderdomsverzekering

De premie, bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de Wfsv, wordt voor het jaar 2016 vastgesteld op 17,90%.

Artikel 9. Premiepercentage nabestaandenverzekering

De premie, bedoeld in artikel 11, tweede lid, van de Wfsv, wordt voor het jaar 2016 vastgesteld op 0,60%.

Artikel 10. Opslag tot dekking kosten kinderopvangtoeslag

De opslag, bedoeld in artikel 1.10, eerste lid, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, wordt voor het jaar 2016 vastgesteld op 0,50%.

Artikel 11. Minimum loonsomgrens WW sector Grootwinkelbedrijf

In bijlage 1, behorend bij artikel 5.2 van de Regeling Wfsv, wordt in onderdeel 19. Grootwinkelbedrijf ‘€ 5.890.425’ vervangen door: € 5.968.128.

Artikel 12. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2016, met uitzondering van artikel 11 dat in werking treedt met ingang van 1 januari 2016 en terugwerkt tot en met 1 januari 2015.

Artikel 13. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling vaststelling premiepercentages en het maximumpremieloon werknemers- en volksverzekeringen en de opslag kinderopvangtoeslag 2016.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 24 november 2015

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher

TOELICHTING

Artikel 2

De premie voor het Algemeen Werkloosheidsfonds (AWf) wordt geheven over het loon. De AWf-premie wordt 0,37%-punt hoger vastgesteld ten opzichte van 2015. De AWf-premie is verlaagd ten opzichte van de voorstellen in ‘Tabel B.2.1. Premiepercentages voor de sociale verzekeringen’ van de Rijksbegroting 2016 XV Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Kamerstukken II 2015/16, 34 300 XV, nr. 2, blz. 143), om te compenseren voor lastenverlichting op andere werkgeversterreinen.

Artikel 3

Op grond van artikel 28, tweede lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv) wordt met toepassing van de rekenregels opgenomen in artikel 2.4 van het Besluit Wfsv bij ministeriële regeling een gemiddeld premiepercentage vastgesteld voor de premie die ten gunste komt van de sectorfondsen. Dit gemiddelde premiepercentage wordt als vervangende premie geheven over sociale verzekeringsuitkeringen zoals die op grond van de Werkloosheidswet, de Ziektewet, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, de Wet arbeid en zorg en de toeslag op grond van de Toeslagenwet en over het loon van een werknemer in een dienstbetrekking op grond van de Wet sociale werkvoorziening. Het gemiddelde premiepercentage wordt met toepassing van de regels op grond van artikel 2.4 van het Besluit Wfsv vastgesteld op het gewogen gemiddelde van de sectorpremiepercentages van alle sectoren in het kalenderjaar voorafgaand aan het premiebetalingstijdvak.

Artikel 4

Het premiepercentage voor het Uitvoeringsfonds voor de overheid blijft gehandhaafd op het niveau van 0,78%.

Artikel 5

De basispremie WAO/WIA is voor 2016 hoger vastgesteld dan in 2015 om te compenseren voor lastenverlichting op andere werkgeversterreinen.

Artikel 6

De maximumpremieloonbedragen, die als maatstaf gelden voor de premies geregeld in de artikelen 2 tot en met 5 zijn in dit artikel vastgesteld voor de meest voorkomende loontijdvakken. Wanneer andere loontijdvakken worden toegepast kan het maximumbedrag door herleiding worden bepaald. Zo is voor sommige scholieren en studenten het kwartaal als loontijdvak aangemerkt. Bij de berekening van de bedragen wordt uitgegaan van 260 dagen per kalenderjaar. Het jaarbedrag wordt als heel bedrag, zonder decimalen achter de komma, vastgesteld. De overige loontijdvakbedragen van het maximum premieloon worden naar beneden afgerond, zodat de afronding altijd in het voordeel van de premiebetaler uitvalt. Om tot een weekbedrag te komen, wordt het onafgeronde dagbedrag (jaarbedrag/260) maal 5 gerekend. Het jaarbedrag van het maximum inkomen voor de inkomensafhankelijke bijdrage voor de Zorgverzekeringswet is vanaf 2013 afgestemd op het maximum premieloon werknemersverzekeringen.

Artikel 7

Voor een werknemer die recht heeft op vakantiebonnen, vakantietoeslagbonnen of daarmee overeenkomende aanspraken wordt op grond van artikel 6.2 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011 het loontijdvak verlengd met de factor 261/230 bij 20 of meer (onderdeel a) en met de factor 260/245 bij 19 of minder (onderdeel b) vakantiedagen op jaarbasis. In dit artikel zijn de maximumpremieloonbedragen voor deze verlengde loontijdvakken vastgesteld.

Artikel 8

Het premiepercentage voor de Algemene Ouderdomswet (AOW) bedraagt op grond van artikel 11, eerste lid, van de Wfsv ten hoogste 18,25. Het kabinet heeft besloten het premiepercentage AOW conform de Macro Economische Verkenningen te handhaven op het niveau van 17,90%.

Artikel 9

Het premiepercentage voor de Algemene nabestaandenwet (ANW) wordt gehandhaafd op het niveau van 0,60%.

Artikel 10

Het percentage van de opslag voor de dekking van de uitgaven voor de kinderopvangtoeslag, die met ingang van het kalenderjaar 2015 een opslag op de Aof-premie is, bedraagt voor het jaar 2016 0,50%.

Artikel 11

De wijziging in dit artikel 11 betreft de jaarlijkse indexering van de loongrens voor de sector Grootwinkelbedrijf aan de hand van de gemiddelde contractloonontwikkeling in de Macro Economische Verkenning van het Centraal Planbureau (CPB). De loongrens wordt met terugwerkende kracht per 1 januari 2015 gewijzigd op basis van de gemiddelde contractloonontwikkeling van bedrijven over 2015 van 1,32%, zoals die in de Macro Economische Verkenning 2016 van het CPB is opgenomen. In verband hiermee werkt de bepaling waarin de loongrens wordt gewijzigd terug tot en met 1 januari 2015.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher

Naar boven