Besluit van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 18 november 2015, nummer WBV 2015/18, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

Gelet op de Vreemdelingenwet 2000, het Vreemdelingenbesluit 2000 en het Voorschrift Vreemdelingen 2000;

Besluit:

ARTIKEL I

De Vreemdelingencirculaire 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Paragraaf C7/26 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

26 Het asielbeleid ten aanzien van Sudan

26.1 Besluitmoratorium

Geen bijzonderheden.

26.2 Artikel 1F Vluchtelingenverdrag

Geen bijzonderheden.

26.3 Vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag
26.3.1 Groepsvervolging in de zin van paragraaf C2/3.2 Vc

Geen bijzonderheden.

26.3.2 Risicogroepen in de zin van paragraaf C2/3.2 Vc

De IND merkt voor Sudan uitsluitend aan als risicogroep:

  • Vreemdelingen die (vermeend) aanhanger zijn van een (gewapende) oppositiegroep

Gelet op de algemeen bekende informatie wordt er vanuit gegaan dat in ieder geval vreemdelingen behorend tot de niet-Arabische bevolkingsgroepen uit Darfur (Noord-, Oost, Zuid- en Centraal-Darfur) en vreemdeling die behoren tot de bevolkingsgroep van de Nuba door de autoriteiten gezien worden als (vermeend) aanhanger van een (gewapende) oppositiegroep.

26.4 Ernstige schade in de zin van artikel 29, eerste lid, onder b, Vw
26.4.1 Uitzonderlijke situatie in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

In Sudan is sprake van een uitzonderlijke situatie als bedoeld in artikel 29, eerste lid, onder b, Vw voor uitsluitend:

  • vreemdelingen afkomstig uit Noord-, Oost-, Zuid- en Centraal-Darfur; en

  • vreemdelingen afkomstig uit Zuid-Kordofan (inclusief Abyei) en Blue Nile.

26.4.2 Systematische blootstelling in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

Geen bijzonderheden.

26.4.3 Kwetsbare minderheidsgroepen in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

De IND merkt uitsluitend aan als kwetsbare minderheidsgroep:

  • Vreemdelingen die (vermeend) aanhanger zijn van een (gewapende) oppositiegroep

Gelet op de algemeen bekende informatie wordt er vanuit gegaan dat in ieder geval vreemdelingen behorend tot de niet-Arabische bevolkingsgroepen uit Darfur (Noord-, Oost, Zuid- en Centraal-Darfur) en vreemdeling die behoren tot de bevolkingsgroep van de Nuba door de autoriteiten gezien worden als (vermeend) aanhanger van een (gewapende) oppositiegroep.

26.5 Bescherming
26.5.1 Bescherming door autoriteiten en/of internationale organisaties in de zin van paragraaf C2/3.4 Vc

De IND neemt in ieder geval voor de volgende categorieën aan dat het niet mogelijk is de bescherming van de autoriteiten en/of internationale organisaties te verkrijgen:

  • vrouwen die aannemelijk hebben gemaakt dat zij hebben te vrezen voor geweldpleging;

  • vrouwen die aannemelijk hebben gemaakt dat zij hebben te vrezen voor genitale verminking;

  • Vreemdelingen die (vermeend) aanhanger zijn van een gewapende oppositiegroep.

Gelet op de algemeen bekende informatie wordt er vanuit gegaan dat in ieder geval vreemdelingen behorend tot de niet-Arabische bevolkingsgroepen uit Darfur (Noord-, Oost, Zuid- en Centraal-Darfur) en vreemdeling die behoren tot de bevolkingsgroep van de Nuba door de autoriteiten gezien worden als (vermeend) aanhanger van een (gewapende) oppositiegroep.

26.5.2 Vlucht- en vestigingsalternatief in de zin van paragraaf C2/3.4 Vc

De IND neemt voor Sudan geen vlucht- of vestigingsalternatief aan als door hen is geconcludeerd dat de vreemdeling een gegronde vrees heeft voor vervolging dan wel ernstige schade.

De IND neemt voor Sudan een vestigingsalternatief in een ander deel van Sudan aan als:

  • de vreemdeling afkomstig is uit een gebied waarvan in C7/26.4.1 is vermeld dat er een uitzonderlijke situatie is; en

  • de vrees van de vreemdeling niet gebaseerd is op de vreemdeling zelf betreffende omstandigheden, maar alleen een gevolg is van de uitzonderlijke situatie in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc.

Dit vestigingsalternatief geldt niet voor vreemdelingen die (vermeend) aanhanger zijn van een (gewapende) oppositiegroep, tenzij uit de het individuele dossier blijkt dat de vreemdeling zich elders kan vestigen. Dit wordt in ieder geval aangenomen indien de vreemdeling minstens zes maanden zonder problemen heeft verbleven in de gebieden waar geen sprake is van een uitzonderlijke situatie.

26.6 Adequate opvang alleenstaande minderjarige vreemdelingen

De IND beoordeelt aan de hand van paragraaf B8/6 Vc of adequate opvang voor amv’s aanwezig is.

Voor Sudan geldt in ieder geval dat:

  • algemene opvangvoorzieningen niet beschikbaar en/of toereikend zijn; en

  • de autoriteiten geen zorg dragen voor de opvang.

26.7 Vertrekmoratorium

Geen bijzonderheden.

26.8 Bijzonderheden

Geen bijzonderheden.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 18 november 2015

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, voor deze, de directeur-generaal Vreemdelingenzaken, J.C. Goet

TOELICHTING

ALGEMEEN

De eerste aanpassing komt voort uit het feit dat de geografische indeling van Darfur is gewijzigd. Waar Darfur eerder bestond uit drie provincies (Noord- Zuid- en West-Darfur) is thans sprake van vijf provincies (Noord-, Oost, Zuid-, Centraal- en West-Darfur). Omdat uit het ambtsbericht van juli 2015 volgt dat de veiligheidssituatie in de verschillende provincies van Darfur onverminderd slecht is, met uitzondering van West-Darfur, worden Noord- Oost-, Zuid-, en Centraal Darfur aangemerkt als gebied waar sprake is van een uitzonderlijke situatie is in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc.

Daarnaast is het beleid gewijzigd ten aanzien van groepen die een risico lopen doordat ze geassocieerd worden met een (gewapende) oppositiegroep. Waar voorheen enkele groepen zoals de Nuba en vermeend aanhangers van de SPLM/Noord specifiek werden benoemd als risicogroep en kwetsbare minderheidsgroep, is dit verruimd naar alle (vermeend) aanhangers van de (gewapende) oppositie. Deze verruiming laat uiteraard onverlet dat ten aanzien van personen die zelf actief zijn geweest in het gewapend verzet onderzocht zal worden of zijn zich schuldig hebben gemaakt aan misdrijven zoals bedoeld in artikel 1(F) van het Vluchtelingenverdrag.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, voor deze, de directeur-generaal Vreemdelingenzaken, J.C. Goet

Naar boven