ARTIKEL I
De Tijdelijke subsidieregeling extramurale behandeling wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1.2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid wordt ‘31 december 2014’ vervangen door: 31 december 2015.
2. Het vierde lid wordt als volgt gewijzigd:
B
Artikel 1.3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘- Behandeling som, pg, lg en meerderjarig vg;’ vervangen
door:
-
– Behandeling som, pg, lg en meerderjarig vg (SO);
-
– Behandeling som, pg, lg en meerderjarig vg (AVG);
2. In het tweede lid wordt ‘de prestatie Behandeling som, pg, lg en meerderjarig vg’
vervangen door: de prestaties Behandeling som, pg, lg en meerderjarig vg (SO) en Behandeling
som, pg, lg en meerderjarig vg (AVG).
C
Aan artikel 1.4 wordt een lid toegevoegd, luidende:
-
3. In afwijking van het tweede lid komt de prestatie Reiskosten zorgverlener in geval
van een prestatie als bedoeld in artikel 1.3, tweede lid, ook voor subsidie in aanmerking
in combinatie met een consult verleend aan een verzekerde die niet beschikt over een
oordeel van het CIZ.
D
Artikel 1.6 komt te luiden:
Artikel 1.6
Het bedrag van de subsidie dat voor het jaar 2016 ten hoogste wordt verleend aan de
Wlz-uitvoerder is gelijk aan de som van de volgende bedragen per regio waarvoor de
Wlz-uitvoerder is aangewezen als zorgkantoor:
-
– Amstelland en de Meerlanden € 409.601;
-
– Amsterdam € 1.310.725;
-
– Apeldoorn, Zutphen e.o. € 3.920.138;
-
– Arnhem € 2.877.988;
-
– Delft Westland Oostland € 836.909;
-
– Drenthe € 2.116.422;
-
– Flevoland € 559.082;
-
– Friesland € 3.327.230;
-
– 't Gooi € 1.328.185;
-
– Groningen € 2.611.987;
-
– Haaglanden € 2.263.405;
-
– Kennemerland € 754.387;
-
– Midden-Brabant € 2.465.471;
-
– Midden-Holland € 125.576;
-
– Midden IJssel € 233.094;
-
– Nieuwe Waterweg Noord € 70.870;
-
– Nijmegen € 3.377.294;
-
– Noord- en Midden-Limburg € 4.582.384;
-
– Noord-Holland Noord € 846.530;
-
– Noordoost Brabant € 3.131.078;
-
– Rotterdam € 1.006.025;
-
– Twente € 2.804.266;
-
– Utrecht € 5.621.020;
-
– Waardenland € 238.948;
-
– West-Brabant € 3.723.779;
-
– Zaanstreek/Waterland € 205.999;
-
– Zeeland € 1.790.322;
-
– Zuid-Holland Noord € 994.544;
-
– Zuid-Hollandse eilanden € 152.541;
-
– Zuid-Limburg € 1.389.064;
-
– Zuidoost Brabant € 3.169.777;
-
– Zwolle € 1.755.361.
E
In de artikelen 2.1, tweede lid, en 3.1 wordt ‘dertien weken’ vervangen door: vier
weken.
F
Artikel 4.1 komt te luiden:
Artikel 4.1
-
1. Het Zorginstituut kan na ontvangst van de aanvraag tot verlening ambtshalve voorschotten
verstrekken.
-
2. Het Zorginstituut verleent bij het besluit tot verlening van de subsidie ambtshalve
tevens voorschotten op het maximumbedrag van de verleende subsidie.
-
3. De voorschotten worden maandelijks verstrekt.
-
4. De voorschotten worden betaald aan het CAK.
G
Aan hoofdstuk 4 wordt een artikel toegevoegd, luidende:
Artikel 4.7
De subsidieontvanger doet binnen twee weken na afloop van elke maand aan het Zorginstituut
een opgave van het bedrag dat het CAK namens de subsidieontvanger in de afgelopen
maand heeft betaald voor prestaties die zijn verricht in de daaraan voorafgaande maanden
van het jaar 2016.
H
De artikelen 5.1 tot en met 5.4 komen te luiden:
Artikel 5.1
-
1. Het Zorginstituut kan het bedrag van de verleende subsidies ambtshalve verhogen.
-
2. De subsidie wordt slechts verhoogd indien het bedrag dat de subsidieontvanger blijkens
de opgaven, bedoeld in artikel 4.7, die tot en met de eerste twee weken van augustus
2016 zijn gedaan, heeft betaald voor prestaties die in de periode van 1 januari tot
en met 30 juni 2016 zijn verricht, hoger is dan 47% van het bedrag van de verleende
subsidie.
Artikel 5.2
-
1. Het subsidieplafond voor de verhoging van de verleende subsidie bedraagt in 2016
€ 15.000.000.
De uit hoofde van het subsidieplafond voor de verhoging beschikbare middelen worden
verdeeld over de subsidieontvangers die voor de verhoging in aanmerking komen naar
rato van het bedrag dat de subsidieontvanger blijkens de opgaven, bedoeld in artikel
4.7, die tot en met de eerste twee weken van augustus 2016 zijn gedaan, heeft betaald
voor prestaties die in de periode van 1 januari tot en met 30 juni 2016 zijn verricht.
Artikel 5.3
Het Zorginstituut besluit uiterlijk 15 september 2016 over de verhoging van de verleende
subsidie.
Artikel 5.4
Het Zorginstituut vermeldt in het besluit tot verhoging van de verleende subsidie
in ieder geval het maximumbedrag dat aan subsidie wordt verleend.
I
De artikelen 5.5 en 5.6 vervallen.
J
Artikel 6.5, eerste lid, komt te luiden:
ARTIKEL II
In afwijking van artikel 2.1, tweede lid, van de Tijdelijke subsidieregeling extramurale
behandeling wordt een aanvraag ten behoeve van 2016 uiterlijk ontvangen binnen vier
weken na publicatie van deze regeling in de Staatscourant.
ARTIKEL III
In afwijking van artikel 4.1 van de Tijdelijke subsidieregeling extramurale behandeling
kan het Zorginstituut na ontvangst van de aanvraag ten behoeve van 2016 ambtshalve
voorschotten verstrekken.
ARTIKEL IV
De regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2016.
TOELICHTING
Algemeen
In deze regeling is een aantal wijzigingen van de Tijdelijke subsidieregeling extramurale
behandeling (Subsidieregeling) opgenomen die noodzakelijk zijn met ingang van 1 januari
2016. Ten eerste wordt het subsidiebedrag dat beschikbaar is voor het jaar 2016 op
basis van de ervaringsgegevens 2015 vastgesteld op € 75 miljoen. De regioverdeling
vindt plaats op basis van de betalingsgegevens van het Zorginstituut Nederland (Zorginstituut)
over extramurale behandeling over de maanden januari tot en met juli 2015. Het verlenen
van een verhoging van het subsidiebedrag vindt in 2016 niet meer op aanvraag van de
Wlz-uitvoerders plaats, maar op basis van objectieve maatstaven. Verder worden de
(vaste) behandeltarieven aangepast aan de maximum beleidsregelwaarden van de Nederlandse
Zorgautoriteit zoals deze voor de betreffende prestaties in 2016 voor de Wet langdurige
zorg (Wlz) gelden.
Artikelsgewijs
Artikel I, onderdeel A
Het derde lid van artikel 1.2 beschrijft de kring van zorgaanbieders waarvan extramurale
behandeling onder de subsidieregeling valt. Voor 2016 wordt de kring van zorgaanbieders
uitgebreid die zorgaanbieders die op 31 december 2015 beschikte over een toelating
in de zin van de Wet toelating zorginstellingen ten behoeve van het verlenen van behandeling.
Dit om mogelijk te maken dat die instellingen die voor het jaar 2016 in het kader
van de Wet langdurige zorg voor behandeling kunnen worden gecontracteerd eveneens
gecontracteerd kunnen worden voor behandeling vanuit de subsidieregeling.
In het vierde lid zijn de prestaties beschreven waarvoor subsidie kan worden verleend.
Hiertoe wordt verwezen naar de beleidsregel ‘Prestatiebeschrijvingen en tarieven extramurale
zorg, dagbesteding en vervoer 2016’ van de NZa (CA-BR-1610a). In deze beleidsregel
is de prestatie ‘behandeling som, pg, lg en meerderjarig vg’ gesplitst in een aparte
prestatie voor de specialist ouderengeneeskunde (SO) en de arts verstandelijk gehandicapten
(AVG).
Artikel I, onderdeel B
In dit onderdeel is een technische wijziging aangebracht naar aanleiding van de splitsing
van de prestaties van de specialist ouderengeneeskunde (SO) en de arts verstandelijk
gehandicapten (AVG) in de beleidsregel van de NZa (CA-BR-1610a).
Artikel I, onderdeel C
In artikel 1.4 van de subsidieregeling zijn de voorwaarden opgenomen voor het verlenen
van subsidie voor het medisch noodzakelijk vervoer van verzekerden naar en van de
instelling waar de verzekerde de behandeling die op grond van deze subsidieregeling
wordt verleend. Verder worden de voorwaarden geregeld voor het verlenen van reiskosten
van een behandelaar c.q. zorgaanbieder naar een verzekerde met een indicatie voor
individuele behandeling op grond van deze subsidieregeling. In dit onderdeel is de
mogelijkheid opgenomen tot het verlenen van reiskosten van de specialist ouderengeneeskunde
en de arts verstandelijk gehandicapten toegevoegd in geval het een consult betreft
aan een verzekerde die niet beschikt over een oordeel van het CIZ.
Artikel I, onderdeel D
De basis voor de regioverdeling 2016 vormen betalingsgegevens van het Zorginstituut
over extramurale behandeling over de maanden januari tot en met juli 2015. Dit conform
de septemberrapportage van het Zorginstituut.
Per Wlz-uitvoerder wordt één subsidie verstrekt. Indien een Wlz-uitvoerder voor twee
of meer regio's als zorgkantoor is aangewezen, wordt de subsidie niet per regio toegekend
en afgerekend. Het is mogelijk dat een Wlz-uitvoerder die voor meerdere regio’s als
zorgkantoor is aangewezen middelen tussen regio’s substitueert. De bedragen die bij
de regio's van de Wlz-uitvoerder staan vermeld, worden bij elkaar opgeteld. Op die
manier ontstaat één maximaal te verlenen subsidiebedrag voor alle regio's van de Wlz-uitvoerder
tezamen. In totaal wordt zo € 60 miljoen euro verdeeld.
Artikel I, onderdeel E
In dit onderdeel worden in de artikelen 2.1, tweede lid, en 3.1 de termijnen voor
het aanvragen en het verlenen van de subsidie gewijzigd van dertien weken in vier
weken. Hiermee is in artikel 2.1, tweede lid, van de Subsidieregeling geregeld dat
een aanvraag voor subsidie uiterlijk vier weken voor aanvang van het subsidiejaar
moet zijn ontvangen door het Zorginstituut. In artikel 3.1 is geregeld dat het Zorginstituut
binnen vier weken na ontvangst van een aanvraag de subsidie moet verlenen.
Artikel I, onderdeel F
In artikel 4.1 wordt de bevoorschotting geregeld. Bij het besluit tot verlening van
de subsidie kan het Zorginstituut voorschotten verlenen. Aangezien het CAK uit hoofde
van artikel 6.1.2 van de Wlz verantwoordelijk is voor de betaling aan zorgaanbieders
namens de Wlz-uitvoerders, worden de voorschotten uitbetaald aan het CAK. Dat geschiedt
maandelijks.
Artikel I, onderdeel G
In een nieuw artikel 4.7 wordt geregeld dat de uitgaven ten behoeve van extramurale
behandeling worden gemonitord. De verrichte prestaties worden namens de Wlz-uitvoerder
door het CAK betaald. De betalingen worden maandelijks achteraf gedaan. In de daaropvolgende
maand rapporteren de Wlz-uitvoerders aan het Zorginstituut welk bedrag daadwerkelijk
is betaald. De rapportage in bijvoorbeeld augustus 2016 bevat dus een opgave van het
bedrag dat in juli 2016 is betaald voor extramurale behandeling dat kan zijn verleend
in de periode van 1 januari tot en met 30 juni 2016. De optelsom van de rapportages
die tot en met augustus 2016 zijn ingediend, wordt ook wel aangeduid als 'de augustusmonitor
2016'.
De eerste opgave heeft betrekking op betalingen die in februari 2016 zijn gedaan voor
extramurale behandeling in de maand januari. Deze eerste opgave moet uiterlijk 15 maart
2016 worden ingediend. De laatste opgave moet uiterlijk 15 februari 2017 worden ingediend.
Artikel I, onderdeel H
Artikel 5.1 van de subsidieregeling regelt de bevoegdheid dat het Zorginstituut de
verleende subsidiebedragen kan verhogen. Het Zorginstituut verhoogt de verleende subsidiebedragen
aan de hand van objectieve maatstaven. Dit gebeurt op basis van de daadwerkelijke
betalingen die de Wlz-uitvoerder tot en met 30 juni 2016 heeft gedaan voor prestaties
die zijn verrichtover de eerste zes maanden van 2016. Dit is de augustusmonitor 2016.
Een verhoging kan aan de orde zijn als op basis van de augustusmonitoraannemelijk
is dat de verleende subsidie ontoereikend zal zijn voor het uitvoering geven aan het
verrichten van prestaties gedurende het gehele subsidiejaar 2016. Dat is het geval
als het totaal van de betalingen door een Wlz-uitvoerder volgens de augustusmonitor
meer dan 47% bedraagt van de initiële subsidieverlening. Wlz-uitvoerders die in genoemde
periode in totaal 47% of minder hebben betaald voor verrichte prestaties dan het bedrag
van de initiële subsidieverlening, komen niet in aanmerking voor verhoging van de
subsidie. Het percentage van 47 is zodanig gekozen dat Wlz-uitvoerder die voor prestaties
in de eerste zes maanden van 2016 (49,5% van het aantal kalenderdagen in 2016) minimaal
95% heeft betaald ten opzichte van 49,5% van het verleende subsidiebedrag voor een
verhoging in aanmerking komt: 95% maal 49,5% = 47%. Indien er voor prestaties in de
eerste zes maanden 95% of minder is betaald ten opzichte van 49,5% van het subsidiebedrag dan
is niet aannemelijk dat het verleende subsidiebedrag op jaarbasis ontoereikend zal
zijn.
Anders dan in 2015 is een aanvraag van de verhoging van de subsidieregeling niet nodig.
De verhoging wordt door het Zorginstituut ambtshalve toegekend op basis van de augustusmonitor
2016. De verhoging per subsidieontvanger is niet bij voorbaat bepaald. De voor herverdeling
beschikbare middelen à € 15 miljoen mogen immers niet overschreden worden. Voor het
toekennen van verhoging worden de middelen verdeeld over de subsidieontvangers naar
rato van het bedrag dat de subsidieontvanger volgens de augustusmonitor 2016 heeft
betaald voor verrichte prestaties.
Artikel I, onderdeel I
De artikelen 5.5 en 5.6 van de Subsidieregeling komen te vervallen omdat er voor een
verhoging op grond van hoofdstuk 5 van de Subsidieregeling geen aanvraag meer vereist
is. De subsidie kan immers ambtshalve verhoogd worden. Om die reden zijn de bepalingen
betreffende de aanvraag niet meer van toepassing.
Artikel I, onderdeel J
In dit onderdeel worden de vaste subsidiebedragen aangepast aan de maximum beleidsregelwaarden
voor het jaar 2016 (CA-BR-1610a).
Artikel I, onderdeel K
Artikel 7.1 van de Subsidieregeling bevatte specifieke regels voor het jaar 2015.
Om die reden is artikel 7.1 uitgewerkt en komt te vervallen.
Artikel II
Op grond van artikel 2.1, tweede lid, van de Subsidieregeling geldt dat een aanvraag
voor een subsidie uiterlijk vier weken voor aanvang van het jaar moet zijn ontvangen
door het Zorginstituut. Gelet op het tijdstip van publicatie van deze wijzigingsregeling
geldt voor 2016 een afwijkende aanvraag termijn. Voor 2016 wordt geregeld dat een
aanvraag uiterlijk vier weken na publicatie van deze wijzigingsregeling moet zijn
ontvangen door het Zorginstituut.
Artikel III
Aangezien voor 2016 een aanvraag later kan worden gedaan dan de het moment dat geldt
op grond van artikel 2.1 van de Subsidieregeling, kan dat tot gevolg hebben dat het
Zorginstituut voor het jaar 2016 beslist na 1 januari 2016. Om die reden wordt in
artikel III de mogelijkheid opgenomen dat het Zorginstituut ambtshalve voorschotten
mag verlenen voor het jaar 2016.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M.J. van Rijn