Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, van 25 november 2015, nr. IENM/BSK-2015/232271, houdende vaststelling van regels inzake het toezicht op rechtstreeks bindende Europese regels op het gebied van de vergoeding voor het minimumtoegangspakket (Regeling toezicht uitvoeringsverordening vergoeding minimumtoegangspakket)

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op Uitvoeringsverordening (EU) 2015/909 van de Europese Commissie van 12 juni 2015 betreffende de modaliteiten voor de berekening van de kosten die rechtstreeks uit de exploitatie van de treindienst voortvloeien (PbEU 2015, L 148) en op artikel 81 van de Spoorwegwet;

BESLUIT:

Artikel 1

  • 1. De Autoriteit Consument en Markt is belast met het toezicht op de naleving van de artikelen 3 tot en met 6, 8 en 9 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/909 van de Europese Commissie van 12 juni 2015 betreffende de modaliteiten voor de berekening van de kosten die rechtstreeks uit de exploitatie van de treindienst voortvloeien (PbEU 2015, L 148).

  • 2. Artikel 76, tweede lid, van de Spoorwegwet is van toepassing op overtreding van de artikelen 3 tot en met 6, 8 en 9 van de Uitvoeringsverordening genoemd in het eerste lid.

Artikel 2

Deze regeling treedt in werking met ingang van 15 december 2015.

Artikel 3

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling toezicht uitvoeringsverordening vergoeding minimumtoegangspakket.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, S.A.M. Dijksma

TOELICHTING

Deze regeling voorziet in de aanwijzing van de Autoriteit Consument en Markt (verder: de ACM) als toezichthouder op de Europese uitvoeringsregels voor het berekenen van de kosten die rechtstreeks uit de exploitatie van de treindienst voortvloeien.

De Spoorwegwet regelt, overeenkomstig richtlijn 2012/34/EU van het Europees parlement en de Raad van 21 november 2012 tot instelling van één Europese spoorwegruimte (PbEU 2012, L 343/32), dat de vergoeding voor het minimumtoegangspakket gelijk is aan de kosten die rechtstreeks uit de exploitatie van de treindienst voortvloeien. De beheerder van de hoofdspoorweginfrastructuur moet, voorafgaand aan het vaststellen van die vergoeding, een methode voor het toerekenen van die kosten opstellen. Daarbij moet onder meer voldaan worden aan Uitvoeringsverordening (EU) 2015/909 van de Europese Commissie van 12 juni 2015 betreffende de modaliteiten voor de berekening van de kosten die rechtstreeks uit de exploitatie van de treindienst voortvloeien (PbEU 2015, L 148). Het voorgaande is uitgewerkt in het Besluit implementatie richtlijn 2012/34/EU tot instelling van één Europese spoorwegruimte. De ACM ziet toe op de naleving van dat besluit, zowel ex ante door middel van de voorafgaande goedkeuring van de kostentoerekeningsmethode, als ex post, op grond van een klacht als bedoeld in artikel 71 van de Spoorwegwet. In deze regeling is het ambtshalve toezicht door de ACM op de onderhavige uitvoeringsverordening geregeld, alsmede de bevoegdheid voor de ACM om bij overtreding een bestuurlijke boete of een last onder dwangsom op te leggen. Artikel 81 van de Spoorwegwet biedt daarvoor de basis.

Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat de mogelijkheid voor de ACM om, op grond van artikel 7 van de uitvoeringsverordening, een vereenvoudigde toets van de kostentoerekeningsmethode uit te voeren, is opgenomen in het Besluit implementatie richtlijn 2012/34/EU tot instelling van één Europese spoorwegruimte.

Deze regeling treedt, net als de hiervoor genoemde wet en algemene maatregel van bestuur, op 15 december 2015 in werking. Er is afgeweken van de vaste verandermomenten omdat het de uitvoering van Europese regels betreft.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, S.A.M. Dijksma

Naar boven