Aanwijzing Besluit van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 17 november 2015, kenmerk Z-840692-141563, houdende tweede nadere aanwijzing van de besteedbare middelen ter dekking van de beheerskosten AWBZ 2014 (Tweede nadere aanwijzing besteedbare middelen beheerskosten AWBZ 2014)

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op artikel 4.3 van het Besluit Wfsv;

Besluit:

Artikel 1

Uit het bedrag, bedoeld in artikel 1 van de Nadere aanwijzing besteedbare middelen beheerskosten AWBZ 2014, wordt aan de wettelijke opvolgers van de verbindingskantoren in totaal maximaal een bedrag van € 14,000 miljoen beschikbaar gesteld voor de kosten die zij moeten maken op grond van een sociaal plan voor medewerkers van wie als gevolg van de invoering van de Wet langdurige zorg (Wlz) het dienstverband uiterlijk in 2016 wordt beëindigd. De kosten worden naar werkelijke kosten en na goedkeuring van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) vergoed. Indien niet alle kosten uit het bedrag kunnen worden vergoed worden de kosten naar evenredigheid van de in aanmerking komende en goedgekeurde kosten per wettelijke opvolger van het verbindingskantoor vergoed.

Artikel 2

Uit het bedrag, bedoeld in artikel 1 van de Nadere aanwijzing besteedbare middelen beheerskosten AWBZ 2014, wordt aan de wettelijke opvolgers van de verbindingskantoren in totaal maximaal een bedrag van € 14,400 miljoen beschikbaar gesteld voor kosten die na 2014 worden gemaakt en toe te schrijven zijn aan de afwikkeling van de AWBZ. De kosten worden naar werkelijke kosten en na goedkeuring door de NZa vergoed. Indien niet alle kosten uit het bedrag kunnen worden vergoed worden de kosten naar evenredigheid van de in aanmerking komende en goedgekeurde kosten per wettelijke opvolger van het verbindingskantoor vergoed.

Artikel 3

Indien de in totaal door de wettelijke opvolgers van de verbindingskantoren op grond van artikel 1 ingediende kosten lager zijn dan het op grond van dat artikel beschikbaar gestelde bedrag van € 14,000 miljoen terwijl de in totaal door hen ingediende kosten op basis van artikel 2 hoger zijn dan het op basis van dit artikel beschikbaar gestelde bedrag van € 14,400 miljoen, dan worden de resterende middelen die op grond van artikel 1 niet aan de wettelijke opvolgers van de verbindingskantoren beschikbaar zijn gesteld, aan het op grond van artikel 2 beschikbaar gestelde bedrag toegevoegd.

Artikel 4

Indien de in totaal door de wettelijke opvolgers van de verbindingskantoren op grond van de artikelen 1 en 2 ingediende kosten hoger zijn dan € 28,400 miljoen, zal door het Zorginstituut worden nagegaan of in verband met het overschrijden van het in artikel 4.6, vierde lid, van het Besluit Wfsv gestelde maximum voor reserve uitvoering Wlz gelden zijn teruggestort als bedoeld in het vijfde lid van dat artikel. Indien dat het geval is worden deze teruggestorte bedragen aanvullend beschikbaar gesteld om de nog niet vergoede kosten van de op grond van de artikelen 1 en 2 ingediende kosten te dekken. Daarbij zullen de nog niet vergoede kosten naar evenredigheid van de in aanmerking komende en goedgekeurde kosten per wettelijke opvolger van het verbindingskantoor worden vergoed.

Artikel 5

Deze aanwijzing treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 9 december 2014.

Artikel 6

Deze aanwijzing wordt aangehaald als: Tweede nadere aanwijzing besteedbare middelen beheerskosten AWBZ 2014.

Deze aanwijzing zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn

TOELICHTING

Deze aanwijzing is in aanvulling en ook in afwijking van de nadere aanwijzing besteedbare middelen beheerskosten AWBZ 2014.

Artikel 1

In artikel 2 van de Nadere aanwijzing besteedbare middelen beheerskosten AWBZ 2014 is geregeld dat in totaal maximaal een bedrag van € 14,000 miljoen beschikbaar is voor de kosten die de Wlz-uitvoerders in hun hoedanigheid van zorgkantoor, als wettelijke opvolgers van verbindingskantoren moeten maken op grond van een sociaal plan voor medewerkers van wie als gevolg van de invoering van de Wet langdurige zorg (Wlz) het vaste dienstverband per 1 januari 2015 wordt beëindigd.

Gebleken is dat door de uitloop van de werkzaamheden die nog onder de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten vallen het dienstverband als gevolg van de invoering van de Wlz in veel gevallen niet per 1 januari 2015 maar in de loop van 2015 en 2016 (uiterlijk 31 december 2016) wordt beëindigd. Met artikel 1 wordt bereikt dat in een door een accountant gecontroleerde en goedgekeurde opgave van de kosten sociaal plan ook de kosten sociaal plan van deze gevallen mogen worden meegenomen. Dit geldt ook voor de kosten sociaal plan voor tijdelijke medewerkers waarvan het contract als gevolg van de invoering van de Wlz voortijdig wordt beëindigd.

Daartoe doen de Wlz-uitvoerders in de loop van 2017 (uiterlijk 31 december 2017) een door een accountant gecontroleerde en goedgekeurde opgave van de kosten sociaal plan aan het Zorginstituut. Deze opgaven zullen vervolgens ook door de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) worden gecontroleerd.

Artikel 2

In artikel 3 van de Nadere aanwijzing besteedbare middelen beheerskosten AWBZ 2014 is geregeld dat in totaal maximaal een bedrag van € 14,400 miljoen beschikbaar wordt gesteld voor kosten die na 2014 worden gemaakt en toe te schrijven zijn aan de afwikkeling van de AWBZ.

Artikel 3

De verwachting is dat de kosten – die de Wlz-uitvoerders in hun hoedanigheid van zorgkantoor op grond van artikel 1 moeten maken onder het beschikbaar gestelde bedrag van € 14,000 miljoen zullen uitkomen en dat de kosten die zij op grond van artikel 2 moeten maken boven het beschikbaar gestelde bedrag van € 14,400 miljoen zullen uitkomen. Met artikel 3 wordt bereikt dat de overblijvende middelen van het beschikbaar gestelde bedrag voor de kosten sociaal plan worden toegevoegd aan het beschikbaar bedrag gestelde ter dekking van de kosten afwikkeling AWBZ.

Artikel 4

De verwachting is dat de in totaal door de wettelijke opvolgers van de verbindingskantoren op grond van de artikelen 1 en 2 ingediende kosten hoger zijn dan € 28,400 miljoen. Ook is de verwachting dat bij een aantal wettelijke opvolgers van verbindingskantoren sprake zal zijn een overschrijding van de maximale reserve ultimo 2014 en gelden in het fonds zullen worden teruggestort. Het artikel regelt dat – indien beide situaties zich voordoen de teruggestorte bedragen aanvullend beschikbaar worden gesteld om de nog niet vergoede kosten van de op grond van de artikelen 1 en 2 ingediende kosten te dekken. Hierbij zullen de nog niet vergoede kosten naar evenredigheid per wettelijke opvolger van het verbindingskantoor worden vergoed.

Artikel 5

In artikel 5 staat dat de aanwijzing in werking treedt met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Deze aanwijzing krijgt terugwerkende kracht tot en met 9 december 2014. Deze aanwijzing bevat geen belastende wijzigingen.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn

Naar boven