Regeling van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van 12 november 2015, nr. MinBuza-2015.631272, houdende invoering van een vergunningplicht voor uitvoer van en het verlenen van tussenhandeldiensten voor goederen voor tweeërlei gebruik die als bestemming of eindbestemming hebben Irak en die niet zijn genoemd in bijlage I van verordening 428/2009 (Regeling goederen voor tweeërlei gebruik Irak)

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,

Gelet op de artikelen 4 tot en met 6 van de Wet strategische diensten en artikel 4 van het Besluit strategische goederen;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

CAS-registratienummer:

registratienummer van de Chemical Abstracts Service;

inspecteur:

de algemeen directeur Douane;

wet:

de Wet strategische diensten.

Artikel 2

Het is verboden zonder vergunning van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking goederen voor tweeërlei gebruik als bedoeld in de bijlage uit te voeren uit Nederland indien deze als bestemming, met inbegrip van de eindbestemming, Irak hebben.

Artikel 3

Het is verboden zonder vergunning van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking een tussenhandeldienst als bedoeld in de artikelen 4, derde lid, 5, eerste lid, of 6, eerste lid, van de wet te verlenen voor goederen voor tweeërlei gebruik als bedoeld in de bijlage indien deze als bestemming, met inbegrip van de eindbestemming, Irak hebben.

Artikel 4

  • 1. Een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 2 wordt gedaan door de exporteur en ingediend bij de inspecteur.

  • 2. De aanvraag bevat in ieder geval:

    • a. de naam en het adres van de exporteur;

    • b. het land of de landen van herkomst en bestemming, met inbegrip van de eindbestemming, van de goederen voor tweeërlei gebruik;

    • c. de naam en het adres van de ontvanger en de eindgebruiker van de goederen voor tweeërlei gebruik;

    • d. een omschrijving van de goederen voor tweeërlei gebruik waarop de aanvraag betrekking heeft, met inbegrip van het CAS-registratienummer, de merken en typenummers en het aantal en de soort colli.

  • 3. De inspecteur kan bij de vergunningaanvraag in ieder geval verzoeken om:

    • a. de overeenkomst die ten grondslag ligt aan de betreffende uitvoer;

    • b. een verklaring betreffende het eindgebruik.

Artikel 5

  • 1. Een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 3 wordt gedaan door degene die een tussenhandeldienst, als bedoeld in de artikelen 4, derde lid, 5, eerste lid, of 6, eerste lid, van de wet verleent en wordt ingediend bij de inspecteur.

  • 2. De aanvraag bevat in ieder geval:

    • a. de naam en het adres van degene die tussenhandeldiensten, als bedoeld in artikel 2, vijfde lid, van verordening 428/2009, indien artikel 4, derde lid, van toepassing is of als bedoeld in artikel 1, negende of tiende liggend streepje, van de wet indien artikel 5, eerste lid, of 6, eerste lid, van de wet van toepassing is, verleent;

    • b. het land of de landen van herkomst en bestemming, met inbegrip van de eindbestemming, van de goederen voor tweeërlei gebruik waarop de tussenhandeldiensten betrekking hebben;

    • c. de naam en het adres van de afnemer of de afnemers en de eindgebruiker van de tussenhandeldiensten;

    • d. een omschrijving van de goederen voor tweeërlei gebruik waarop de aanvraag betrekking heeft, met inbegrip van het CAS-registratienummer, de merken en typenummers;

    • e. de aard van de dienstverlening.

  • 3. De inspecteur kan bij de vergunningaanvraag in ieder geval verzoeken om:

    • a. de overeenkomst die ten grondslag ligt aan de betreffende tussenhandeldienst;

    • b. een verklaring betreffende het eindgebruik.

Artikel 6

  • 1. Aan een vergunning als bedoeld in artikel 2 kunnen voorwaarden worden verbonden en kunnen ten minste de volgende voorschriften worden verbonden:

    • a. door middel van een bewijsstuk van ontvangst, een ambtelijk gewaarmerkte kopie van een invoerdocument of een eindgebruikersverklaring wordt bij de inspecteur aangetoond dat de goederen voor tweeërlei gebruik de bestemming waarvoor de vergunning is verleend, hebben bereikt;

    • b. bij elke uitvoer wordt een factuur ingezonden aan de inspecteur.

  • 2. Een vergunning als bedoeld in artikel 2 kan onder beperkingen worden verleend.

Artikel 7

  • 1. Aan een vergunning als bedoeld in artikel 3 kunnen voorwaarden en voorschriften worden verbonden.

  • 2. Een vergunning als bedoeld in artikel 3 kan onder beperkingen worden verleend.

Artikel 8

Indien een vergunninghouder geen gebruik maakt van een vergunning als bedoeld in artikel 2 of 3, of daarvan geen gebruik meer zal maken, wordt deze onder opgave van redenen terstond ingezonden aan de inspecteur.

Artikel 9

Een vergunning als bedoeld in artikel 2 of 3 kan in ieder geval ingetrokken worden indien:

  • a. de vergunning is verstrekt op grond van onjuiste of onvolledige gegevens;

  • b. de voorschriften, voorwaarden en beperkingen van de vergunning niet in acht zijn genomen.

Artikel 10

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 december 2015.

Artikel 11

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling goederen voor tweeërlei gebruik Irak.

Deze regeling zal met de bijlage en de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen

BIJLAGE BEHORENDE BIJ DE REGELING GOEDEREN VOOR TWEEËRLEI GEBRUIK IRAK

Nr.

SG-post

Stof

CAS-registratienummer

1

1c95003

aceton

67-64-1

2

1c95004

acetyleen

74-86-2

3

1c95001

Amandelzuur

90-64-2

4

1c95002

Ammonia

7664-41-7

5

1c95005

antimoon

7440-36-0

6

1c95006

benzaldehyde

100-52-7

7

1c95008

1-butanol

71-36-3

8

1c95009

2-butanol

78-92-2

9

1c95007

benzoïne

119-53-9

10

1c95012

chloor

7782-50-5

11

1c95013

cyclohexanol

108-93-0

12

1c95014

dicyclohexylamine

101-83-7

13

1c95015

ethanol

64-17-5

14

1c95016

ethyleen

74-85-1

15

1c95033

ethyleenoxide

75-21-8

16

1c95017

fluorapatiet

1306-05-4

17

1c95010

iso-butanol

78-83-1

18

1c95018

isopropanol

67-63-0

19

1c95019

kaliumsulfide

1312-73-8

20

1c95020

kaliumthiocyanaat

333-20-0

21

1c95021

koolstofmonoxide

630-08-0

22

1c95022

methanol

67-56-1

23

1c95023

methylchloride

74-87-3

24

1c95024

methyljodide

74-88-4

25

1c95025

methylmercaptaan

74-93-1

26

1c95032

monoethyleenglycol (MEG)

107-21-1

27

1c95026

natriumhypochloriet

7681-52-9

28

1c95027

oxalylchloride

79-37-8

29

1c95011

tert-butanol

75-65-0

30

1c95037

thiofosforylchloride

3982-91-0

31

1c95028

tri-isobutylfosfiet

1606-96-8

32

1c95029

waterstofchloride

7647-01-0

33

1c95034

waterstofsulfide

7783-06-4

34

1c95036

witte/gele fosfor

12185-10-3/ 7723-14-0

35

1c95030

zwavel

7704-34-9

36

1c95031

zwaveldioxide

7446-09-5

37

1c95035

zwaveltrioxide

7446-11-9

ALGEMENE NOTEN BIJ DE BIJLAGE

  • 1. Indien de hierboven genoemde stoffen onderdeel van een mengsel zijn, geldt dat zij alleen onder deze regeling vallen als hun concentratie groter dan 90% is.

  • 2. De stoffen zijn vermeld met naam en CAS-nummer. Onder de lijst vallen stoffen met dezelfde structuurformule (inclusief hydraten), ongeacht naam of CAS-nummer. De CAS-nummers zijn vermeld om een bepaalde stof of een bepaald mengsel gemakkelijker te kunnen identificeren, ongeacht de nomenclatuur. CAS-nummers kunnen niet als eenduidige identificatienummers worden gebruikt, omdat sommige vormen van de op de lijst vermelde stoffen andere CAS-nummers hebben, en ook mengsels die een op de lijst voorkomende stof bevatten, andere CAS-nummers kunnen hebben.

TOELICHTING

I. Algemeen

1. Aanleiding en doel

De mogelijkheid bestaat dat een aantal zeer gangbare stoffen (chemicaliën), die niet staan genoemd in bijlage I van Verordening (EG) nr. 428/2009 van de Raad van 5 mei 2009 tot instelling van een communautaire regeling voor controle op de uitvoer, de overbrenging, de tussenhandel en de doorvoer van producten voor tweeërlei gebruik (hierna: de verordening), vanuit Nederland naar Irak wordt uitgevoerd en dat daarmee mogelijk een bijdrage aan de productie van chemische wapens wordt geleverd.

Artikel 4 van het Besluit strategische goederen (hierna: het besluit) geeft de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (hierna: de minister) de bevoegdheid om, om redenen van openbare veiligheid of uit mensenrechtenoverwegingen, een verbod in te stellen of een vergunningplicht te stellen voor de uitvoer van goederen voor tweeërlei gebruik (‘dual use goederen’) die niet zijn genoemd in bijlage I van de verordening.

Daarnaast bepalen de artikelen 4, 5 en 6 van de Wet strategische diensten (hierna: de wet) dat het onder een aantal voorwaarden, verboden is zonder vergunning van de minister tussenhandeldiensten als bedoeld in artikel 2, vijfde lid, van de verordening voor wat betreft artikel 4, derde lid, of als bedoeld in artikel 1, negende of tiende liggend streepje, van de wet voor wat betreft de artikelen 5, eerste lid, of 6, eerste lid, van de wet te verlenen.

De uitvoer van goederen voor tweeërlei gebruik naar bestemmingen buiten de EU is gereguleerd in de verordening. Daarnaast geldt er voor Irak een wapenembargo, vastgelegd in Sanctieregeling Irak 2004 II. In aanvulling op beide regelingen wordt in deze regeling voor additionele goederen voor tweeërlei gebruik een vergunningplicht opgelegd. Reden daarvoor is de zorgwekkende situatie in Noordwest Irak met betrekking tot het mogelijk gebruik en de mogelijke productie van chemische wapens.

De goederen voor tweeërlei gebruik die in de bijlage van deze regeling zijn opgenomen kunnen alle worden gebruikt voor de productie van chemische wapens of voorlopers van chemische wapens. De synthese-routes waarin deze goederen voor tweeërlei gebruik een rol kunnen spelen, zijn niet altijd de meest efficiënte routes. Echter, uiteindelijk kunnen deze niet efficiënte routes ook tot chemische wapens of voorlopers van chemische wapens leiden. De lijst van de bijlage betreft voor een groot gedeelte zeer gangbare commerciële stoffen, die een civiel eindgebruik hebben in de industrie. Vanwege hun mogelijk gebruik in de productie van chemische wapens en de huidige situatie in Noordwest-Irak is het wenselijk om vooraf te toetsen wie de eindgebruiker en wat het eindgebruik van die stoffen zal zijn, dit om een mogelijk misbruik van die stoffen tot een minimum te beperken. De opgelegde vergunningplicht is gezien de situatie in Noordwest-Irak geen disproportionele maatregel.

Zodra de situatie in Noordwest-Irak is verbeterd en de zorgen over misbruik van de in de bijlage genoemde goederen voor tweeërlei gebruik zijn weggenomen, zal deze regeling worden ingetrokken.

2. Administratieve lasten

Naar verwachting zullen door de introductie van een tijdelijke vergunnningplicht bij uitvoer en tussenhandel 50 tot 100 vergunningen op jaarbasis worden aangevraagd. Het betreft stoffen en goederen die een brede industriële toepassing hebben, echter uit data van de Douane blijkt dat het handelsvolume met Irak redelijk beperkt is.

De administratieve lasten verbonden aan ieder type vergunningaanvraag afzonderlijk zijn €15. De lastenstijging ligt voor het bedrijfsleven tussen de € 750 en € 1.500 per jaar dat de regeling geldt.

3. Vaste verandermomenten

Deze regeling treedt op 1 december 2015 in werking. Daarmee wordt afgeweken van het kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten. Dit wordt gerechtvaardigd door de situatie in Noordwest-Irak.

II. Artikelen

Artikel 1

Voor begrippen die niet zijn opgenomen in deze begrippenlijst wordt verwezen naar de regelgeving waar deze regeling op is gebaseerd. Het begrip ‘exporteur’ bijvoorbeeld is terug te vinden in artikel 2, onderdeel 3, van de verordening. Voor de definitie van het begrip tussenhandeldiensten wordt verwezen naar artikel 1 van de wet voor wat dat begrip betreft in de artikelen 5, eerste lid, en 6, eerste lid, van de wet. Voor hetzelfde begrip in relatie tot artikel 4 van de wet wordt verwezen naar de definitie van dat begrip in verordening 428/2009.

‘Eindbestemming’ betekent dat goederen voor tweeërlei gebruik als bedoeld in de bijlage bij deze regeling, direct of indirect in Irak terechtkomen. De goederen voor tweeërlei gebruik kunnen eerst naar een ander land worden uitgevoerd alvorens uiteindelijk in Irak terecht te komen.

Artikel 2

Door middel van dit artikel wordt een vergunningplicht in het leven geroepen voor de uitvoer van goederen voor tweeërlei gebruik als bedoeld in de bijlage bij deze regeling. Artikel 4 van het besluit geeft de minister daartoe de bevoegdheid. Gezien de situatie in Noordwest-Irak is geoordeeld dat het proportioneel is om deze vergunningplicht in het leven te roepen.

Artikel 3

Door middel van dit artikel wordt een standaard vergunningplicht in het leven geroepen voor de drie vormen van tussenhandeldiensten als bedoeld in artikel 4, derde lid, 5, eerste lid, en 6, eerste lid, van de wet. Deze diensten hebben betrekking op goederen die gebruikt kunnen worden bij de ontwikkeling of productie van chemische wapens die tegen de burgerbevolking in Irak zouden kunnen worden ingezet. Er is door dit artikel geen sprake meer van een ad hoc vergunningplicht maar van een permanente vergunningplicht.

De drie vormen van tussenhandeldiensten:

Het gaat in de eerste situatie om een vergunningplicht voor een tussenhandeldienst voor goederen voor tweeërlei gebruik, die niet zijn genoemd in bijlage I van de verordening, van een derde land naar een derde land waarbij de tussenhandelaar een Nederlander of een vreemdeling is die in het Europese deel van Nederland een vaste woon- of verblijfplaats heeft, en die zich in de Europese Unie of in het Caribische deel van Nederland bevindt. Dit betreft de situatie van artikel 4, derde lid, van de wet. Dit artikel is de uitwerking van de bevoegdheid die in artikel 5, tweede lid, van verordening 428/2009 is neergelegd. Die bevoegdheid houdt in dat een lidstaat de toepassing van artikel 5, eerste lid, van de verordening kan uitbreiden tot niet op de lijst opgenomen producten voor tweeërlei gebruik.

In de tweede situatie gaat het om een vergunningplicht voor een tussenhandeldienst voor goederen voor tweeërlei gebruik, die al dan niet zijn genoemd in bijlage I van de verordening, van een derde land naar een derde land waarbij de tussenhandelaar een Nederlander of een vreemdeling is die in het Europese deel van Nederland een vaste woon- of verblijfplaats heeft, terwijl hij zich niet in de Europese Unie of in het Caribische deel van Nederland bevindt. Dit betreft de situatie van artikel 5, eerste lid, van de wet. Dit artikel is, in tegenstelling tot artikel 4, derde lid van de wet, geen uitwerking van een bevoegdheid op grond van Europese regelgeving.

In de derde situatie gaat het om een algemene vergunningplicht voor een tussenhandeldienst voor goederen voor tweeërlei gebruik, die al dan niet zijn genoemd in bijlage I van de verordening, die vanuit de Europese Unie naar een derde land gaan ongeacht waar de tussenhandelaar zich bevindt. Dit betreft de situatie van artikel 6, eerste lid, van de wet. Dit artikel is, in tegenstelling tot artikel 4, derde lid van de wet, geen uitwerking van een bevoegdheid op grond van Europese regelgeving.

Voor de drie situaties geldt dat naast de algemene vergunningplicht die op grond van deze regeling geldt, de meldingsplicht van artikel 4, vijfde lid, 5, tweede lid, en 6, tweede lid, van de wet blijft gelden.

Artikelen 4 en 5

Vergunningaanvragen worden ingediend bij de inspecteur. De vereiste formulieren zijn beschikbaar bij de Centrale Dienst voor In- en Uitvoer en te downloaden van de website van de Belastingdienst/Douane (www.belastingdienst.nl, Douane voor bedrijven/ Veiligheid Gezondheid Economie en Milieu (VGEM)/ Centrale Dienst In- en Uitvoer (CDIU)/ strategische goederen).

Specifiek voor uitvoer van goederen wordt het formulier gebruikt dat via de volgende link te downloaden is: http://www.belastingdienst.nl/wps/wcm/connect/bldcontentnl/themaoverstijgend/programmas_en_formulieren/aanvraag_vergunning_uitvoer_of_doorvoer_strategische_goederen_of_sanctiegoederen

Specifiek voor tussenhandeldiensten wordt het formulier gebruikt dat via de volgende link te downloaden is: http://www.belastingdienst.nl/wps/wcm/connect/bldcontentnl/themaoverstijgend/programmas_en_formulieren/aanvraag_vergunning_tussenhandel

De vereiste informatie bij het aanvragen van een vergunning betreft de belangrijkste kenmerken van de transactie. Bij beide typen vergunningaanvragen zijn dat onder meer de gegevens over de goederen, de ontvanger en eindgebruiker en het eindgebruik van de goederen. De inspecteur kan in aanvulling op de gegevens die worden gevraagd in het aanvraagformulier nog om aanvullende informatie en documenten verzoeken. Dit is bijvoorbeeld de overeenkomst die ten grondslag ligt aan de uitvoer- of tussenhandeltransactie of een verklaring betreffende het eindgebruik. Deze of andere aanvullende informatie kan van belang zijn om een civiel eindgebruik van de goederen vast te stellen.

Artikelen 6 en 7

Aan de vergunningen kunnen voorwaarden, voorschriften en beperkingen worden verbonden. Dit zal vooral het geval zijn wanneer er additionele waarborgen nodig zijn ter verzekering van de aankomst van de goederen op de opgegeven bestemming.

Artikel 8

In verband met het toezicht op het gebruik van de vergunningen dient een vergunning, indien deze niet of niet meer zal worden gebruikt, zo spoedig mogelijk te worden teruggezonden naar de CDIU. Dit is van belang voor een nacontrole waarbij gecontroleerd kan worden of de vergunning op de juiste wijze gebruikt is en in voorkomend geval of de voorschriften zijn nageleefd. In de meeste gevallen zal dit zo spoedig mogelijk nadat het volledige saldo van de vergunning gebruikt is, plaatsvinden. Dit kan echter ook het moment zijn wanneer vast komt te staan dat een transactie om enige reden geen doorgang zal vinden.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen

Naar boven