Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken Van 10 november 2015, nr. WJZ / 15154071, tot wijziging van de Regeling Europese EZ-subsidies in verband met de invoering van een subsidiemodule voor rendementsverbeteringsprojecten en de wijziging van de Regeling nationale EZ-subsidies en de Regeling openstelling EZ-subsidies 2015

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

Gelet op Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 2328/2003, (EG) nr. 861/2006, (EG) nr. 1198/2006 en (EG) nr. 791/2007 van de Raad en Verordening (EU) nr. 1255/2011 van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2014, L 149) en artikel 3 van de Kaderwet EZ-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling Europese EZ-subsidies wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1.1 wordt in de alfabetische volgorde de volgende begripsomschrijving ingevoegd:

onderneming:

iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent;.

B

In artikel 1.4, eerste lid, onderdeel c, en vijfde lid, wordt ‘Kaderbesluit EZ-subsidies’ telkens vervangen door: Kaderbesluit nationale EZ-subsidies.

C

Artikel 2.14 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt ‘Bevoorschotting op grond van gemaakte en betaalde kosten’ vervangen door: Bevoorschotting.

2. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Een voorschot wordt verstrekt voor de volgende gemaakte kosten:

    • a. loonkosten en overheadkosten als bedoeld in artikel 1.3, onderdeel a;

    • b. bijdragen in natura als bedoeld in artikel 1.3, onderdeel b;

    • c. afschrijvingskosten als bedoeld in artikel 1.3, onderdeel c;

    • d. kosten als bedoeld in artikel 1.3, onderdeel d, voor zover deze kosten ook betaald zijn.

D

In artikel 3.1.1 worden in de alfabetische volgorde de volgende begripsomschrijvingen ingevoegd:

marktdeelnemer:

marktdeelnemer als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel 30, van verordening 1380/2013;

producentenorganisatie voor visserijproducten:

producentenorganisatie voor visserijproducten als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van verordening 1379/2013;

verordening 1379/2013:

Verordening (EU) nr. 1379/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 houdende een gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1184/2006 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad (PbEU 2013, L 354);

verordening 763/2014:

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 763/2014 van de Commissie van 11 juli 2014 houdende uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij met betrekking tot de technische kenmerken van voorlichtings- en publiciteitsmaatregelen en instructies over de vormgeving van het embleem van de Unie.

E

Onder vervanging van de punt aan het einde van artikel 3.1.4, onderdeel f, door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • g. een beschrijving van de communicatieactiviteiten, bedoeld in Bijlage V, paragraaf 3.1, tweede lid, onderdeel e, van verordening 508/2014 die de subsidieontvanger of het samenwerkingsverband wil gaan ondernemen.

F

Onder vervanging van de punt aan het einde van artikel 3.1.5, onderdeel c, door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • d. gegevens die aantonen dat de communicatieactiviteiten, bedoeld in artikel 3.1.4, onderdeel g, zijn uitgevoerd.

G

Aan artikel 3.1.6 worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 6. De subsidieontvanger voert de communicatieactiviteiten uit, bedoeld in artikel 3.1.4, onderdeel g.

  • 7. De subsidieontvanger draagt er zorg voor dat bij alle op het publiek gerichte voorlichtings- en publiciteitsmaatregelen duidelijk wordt gemaakt dat voor de desbetreffende concrete actie steun uit het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij is verleend, overeenkomstig de vereisten uit verordening 763/2014.

H

Artikel 3.2.8 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste en tweede lid wordt ‘artikel 3.2.3’ telkens vervangen door: artikel 2.9.

2. In het tweede lid wordt ‘artikel 3.2.11’ vervangen door: artikel 2.20.

I

Artikel 3.3.4 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel d vervalt.

2. Onderdelen e en f worden vernummerd tot onderdelen d en e.

J

Artikel 3.3.7, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Indien bij de rangschikking van de aanlandinnovatieprojecten blijkt dat één van de in artikel 39, vierde lid, van verordening 508/2014 vastgestelde maxima wordt overschreden, komen de aanlandplichtinnovatieprojecten die het hoogste zijn gerangschikt op grond van artikel 3.3.6, eerste of tweede lid, als eerste in aanmerking voor subsidie totdat dit maximum is bereikt, en wordt subsidie aan de overige aanlandinnovatieprojecten die op basis van de rangschikking en de hoogte van het subsidieplafond in aanmerking zouden komen voor subsidie, verleend onder de opschortende voorwaarde van goedkeuring door de Europese Commissie.

K

Artikel 3.3.10 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Met de uitvoering van de op grond van deze titel gesubsidieerde aanlandplichtinnovatieprojecten wordt gestart na de datum van ontvangst van de subsidieaanvraag, bedoeld in artikel 2.9, maar uiterlijk binnen 12 maanden na de subsidieverlening.

2. In het tweede lid wordt ‘uitgevoerd’ vervangen door: voltooid.

L

Artikel 3.3.11, vijfde lid, vervalt.

M

In artikel 3.3.14 wordt ‘Aanvullend op het tweede lid’ vervangen door ‘Tevens’ en wordt ‘voorgang’ vervangen door: voortgang.

N

Artikel 3.3.16, onderdeel f, vervalt.

O

Na Titel 3.3 wordt een titel ingevoegd, luidende:

TITEL 3.4 RENDEMENTSVERBETERINGSPROJECTEN

Artikel 3.4.1 Begripsbepaling

In deze titel wordt verstaan onder een rendementsverbeteringsproject, een project dat:

  • a. tot doel heeft kennis te ontwikkelen of te ontwikkelen en in te voeren, gericht op het verbeteren van rendementen in de visserij, door middel van:

    • 1°. kostenbesparing;

    • 2°. waardevermeerdering, of

    • 3°. het beter op elkaar aansluiten van vraag en aanbod, en

  • b. past binnen een van de doelen, bedoeld in artikel 26, eerste lid, van verordening 508/2014.

Artikel 3.4.2 Subsidiabele activiteiten

De minister verstrekt op aanvraag subsidie voor de uitvoering van een rendementsverbeteringsproject aan:

  • a. een producentenorganisatie voor visserijproducten;

  • b. deelnemers in een samenwerkingsverband van visserijondernemingen of producentenorganisaties voor visserijproducten;

  • c. deelnemers in een samenwerkingsverband van één of meer visserijondernemingen en één of meer producentenorganisaties voor visserijproducten, of

  • d. deelnemers in een samenwerkingsverband van minstens één visserijonderneming of producentenorganisatie voor visserijproducten en één of meer marktdeelnemers uit de visserijsector, die niet als visserijonderneming kunnen worden beschouwd.

Artikel 3.4.3 Betrokkenheid van een technische of wetenschappelijke organisatie

Een rendementsverbeteringsproject wordt uitgevoerd met actieve betrokkenheid van een wetenschappelijke of technische organisatie, die de resultaten van het project valideert.

Artikel 3.4.4 Indiening aanvraag tot subsidieverlening

Onverminderd de artikelen 2.9 en 3.1.4, bevat een aanvraag tot subsidieverlening in ieder geval:

  • a. gegevens waaruit blijkt hoe de actieve betrokkenheid, bedoeld in artikel 3.4.3, van een technische of wetenschappelijke organisatie bij het rendementsverbeteringsproject geborgd zal worden;

  • b. een verklaring van een wetenschappelijke of technische organisatie waaruit blijkt dat deze bereid is om de in artikel 3.4.3 omschreven rol te vervullen, overeenkomstig de gegevens, bedoeld in onderdeel a.

Artikel 3.4.5 Verdeling van het subsidieplafond

De minister verdeelt het subsidieplafond voor rendementsverbeteringsprojecten op volgorde van rangschikking van de aanvragen als bedoeld in artikel 2.4, onderdeel b.

Artikel 3.4.6 Rangschikkingscriteria

De minister rangschikt een aanvraag voor een rendementsverbeteringsproject, waarop niet afwijzend is beslist, hoger naarmate deze:

  • a. meer bijdraagt aan kostenbesparing, waardevermeerdering of het op elkaar aansluiten van vraag en aanbod (25%);

  • b. een meer innovatief karakter heeft (25%);

  • c. meer economisch of technisch perspectief heeft voor toepassing op praktijkschaal (20%);

  • d. een groter uitstralingseffect heeft voor toepassing door andere ondernemingen (15%);

  • e. een meer ecologisch duurzaam karakter heeft (10%);

  • f. een breder aantal betrokkenen kent (5%).

Artikel 3.4.7 Niet subsidiabele kosten

Onverminderd de artikelen 1.5 en 3.1.2, komen operationele kosten als bedoeld in artikel 25, tweede lid, van verordening 508/2014 niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 3.4.8 Hoogte van de subsidie
  • 1. De subsidie bedraagt 50 procent van de subsidiabele kosten.

  • 2. In afwijking van het eerste lid bedraagt de subsidie 30 procent van de subsidiabele kosten voor ondernemingen die geen mkb zijn.

  • 3. De subsidie bedraagt ten hoogste € 375.000 per rendementsverbeteringsproject.

Artikel 3.4.9 Start- en realisatietermijn
  • 1. Met de uitvoering van de op grond van deze titel gesubsidieerde rendementsverbeteringsprojecten wordt gestart na de datum van ontvangst van de subsidieaanvraag, bedoeld in artikel 2.9, maar uiterlijk binnen 12 maanden na de subsidieverlening.

  • 2. De op grond van deze titel gesubsidieerde rendementsverbeteringsprojecten worden voltooid binnen 36 maanden na subsidieverlening.

Artikel 3.4.10 Toepassing artikel 3.1.7

Artikel 3.1.7 is van toepassing op eigenaars van vissersvaartuigen die subsidie ontvangen op grond van deze titel.

Artikel 3.4.11 Afwijzingsgrond

De minister beslist afwijzend op een aanvraag tot subsidieverlening voor zover de subsidiabele kosten, bedoeld in artikel 1.3, minder dan € 500 000 bedragen.

Artikel 3.4.12 Voorschot
  • 1. Er kan een voorschot worden verstrekt als bedoeld in artikel 2.14.

  • 2. Een aanvraag om een voorschot wordt in ieder geval ingediend tegelijkertijd met een tussenrapportage als bedoeld in artikel 2.18, eerste lid.

  • 3. Tevens kan een aanvraag om een voorschot op een ander moment worden ingediend. In dit geval gaat zij vergezeld van een beschrijving van de voortgang van het rendementsverbeteringsproject.

Artikel 3.4.13 Indienen aanvraag tot subsidievaststelling

Onverminderd de artikelen 2.20 en 3.1.5, bevat de aanvraag tot subsidievaststelling in ieder geval een verklaring van de technische of wetenschappelijke organisatie dat zij de rol, bedoeld in artikel 3.4.4, onderdeel b, daadwerkelijk heeft vervuld en dat zij de resultaten van het project heeft gevalideerd overeenkomstig artikel 3.4.3.

Artikel 3.4.14 Vervaltermijn

Deze titel vervalt met ingang van 1 januari 2021, met dien verstande dat deze van toepassing blijft op subsidies die voor die datum zijn verleend.

ARTIKEL II

De Regeling nationale EZ-subsidies wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3.10.5 vervallen het eerste en derde lid, alsmede de aanduiding ‘2.’ voor het tweede lid.

B

Artikel 3.10.10, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Er wordt aan het slot een volzin toegevoegd, luidende:

De percentages, bedoeld in de onderdelen a, b en c, worden naar rato verlaagd, indien de geldlening minder dan de helft van het investeringsbudget uitmaakt.

2. In de onderdelen a, b en c vervalt telkens de zinsnede ‘, vermenigvuldigd met een breuk waarvan de teller bestaat uit het maximale bedrag van de geldlening en de noemer uit het investeringsbudget met uitzondering van de geldlening van de Staat’.

C

In artikel 3.10.13 wordt ‘artikel 3.12.2’ vervangen door: artikel 3.10.2.

D

Bijlage 3.10.1, artikel 4, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Er wordt aan het slot een volzin toegevoegd, luidende:

De percentages, bedoeld in de onderdelen a, b en c, worden naar rato verlaagd, indien de geldlening minder dan de helft van het investeringsbudget uitmaakt.

2. In de onderdelen a, b en c vervalt telkens de zinsnede ‘, vermenigvuldigd met een breuk waarvan de teller bestaat uit het maximale bedrag van de geldlening en de noemer uit het investeringsbudget met uitzondering van de geldlening van de Staat’.

E

In bijlage 3.10.1, artikel 5, vierde lid, onderdelen a en b, wordt eerste lid, onder c’ vervangen door: eerste lid, onder b.

ARTIKEL III

In de tabel behorende bij artikel 2a van de Regeling openstelling EZ-subsidies 2015 worden de rijen:

Titel 3.3.3

3.3.5

 

selectiviteit

15-09-2015 t/m 02-11-2015

1.500.000

Titel 3.3.3

3.3.5

 

overlevingskans

15-09-2015 t/m 02-11-2015

1.500.000

vervangen door de volgende rijen:

Titel 3.3.3

3.3.2

 

selectiviteit

15-09-2015 t/m 31-12-2015

1.500.000

Titel 3.3.3

3.3.2

 

overlevingskans

15-09-2015 t/m 31-12-2015

1.500.000

ARTIKEL IV

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2016.

  • 2. In afwijking van het eerste lid treden de artikelen I, onderdelen A tot en met C, H, J, K en M, II en III, in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij worden geplaatst en werkt artikel III terug tot en met 2 november 2015.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 10 november 2015

De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam

TOELICHTING

I. ALGEMEEN

1. Inleiding en doelstelling

De Europese Unie en de Nederlandse overheid willen met steungelden op basis van Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 2328/2003, (EG) nr. 861/2006, (EG) nr. 1198/2006 en (EG) nr. 791/2007 van de Raad en Verordening (EU) nr. 1255/2011 van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2014, L 149)) (hierna: verordening 508/2014) bijdragen aan het realiseren van het nieuwe Gemeenschappelijke Visserijbeleid, zoals is verwoord in verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PbEU 2013, L354) (hierna: verordening 1380/2013). Een van de punten die in de Nederlandse aanpak centraal staat is verbetering van de rendementen in de visserijketen. De Nederlandse visserijsector kampt namelijk met hoge kosten, zoals die voor brandstof. In combinatie met dalende opbrengstprijzen zet dat de rendementen van de ondernemingen in de visserijsector onder druk. Deze daling komt meer en meer op gespannen voet te staan met de noodzaak om te investeren in energiebesparende innovaties en vistechnieken.

De module voor rendementsverbeteringsprojecten is gebaseerd op artikel 26 van verordening 508/2014 en is bedoeld voor ondernemers in de visserij en producentenorganisaties voor visserijproducten. Ondernemers kunnen alleen in een samenwerkingsverband subsidie aanvragen om te bewerkstelligen dat zo veel mogelijk betrokkenen uit de visserijsector kunnen profiteren van de subsidieregeling. Omdat in producentenorganisaties al meerdere leden vertegenwoordigd zijn, kunnen deze organisaties ook zelfstandig een aanvraag indienen. Ook kunnen producentenorganisaties met elkaar samenwerken of met een of meerdere ondernemingen.

Visserijondernemingen en producentenorganisaties kunnen bij hun project andere relevante partners (marktdeelnemers) in de keten betrekken, maar deze andere marktdeelnemers kunnen geen zelfstandige aanvraag doen.

De module beoogt de rendementen van de visserijbedrijven te verbeteren, door financiële ondersteuning bij het intensiveren van technologische ontwikkeling en innovatie. Zoals bijvoorbeeld projecten die voor een zo breed mogelijk aantal betrokkenen uit de visserijsector een duidelijke kostenbesparing opleveren of die een duidelijke waardevermeerdering van hun product(en) tot gevolg hebben. Ook het realiseren van een meer vraaggestuurde aanvoer of een kortere keten komt voor steun in aanmerking.

Deze module zal opengesteld worden in de Regeling openstelling EZ-subsidies 2016, van 14 januari tot en met 1 april. Het subsidieplafond zal gesteld worden op € 2.000.000.

Naast een wijziging van de Regeling Europese EZ-subsidies worden de Regeling Openstelling EZ-subsidies 2015 en de Regeling nationale EZ-subsidies gewijzigd. Het betreft hier uitsluitend technische wijzigingen.

2. Staatssteun

De subsidie die op grond van deze regeling wordt verleend is geoorloofde staatssteun. Op grond van artikel 8, tweede lid, van verordening 508/2014 zijn de artikelen 107, 108 en 109 betreffende steunmaatregelen van de staten van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna: VWEU) niet van toepassing op betalingen die de lidstaten doen op grond van en in overeenstemming met deze verordening en die binnen de werkingssfeer van artikel 42 VWEU vallen. De steun die gegeven kan worden aan rendementsverbeteringsprojecten valt binnen deze categorie. De regeling voldoet aan en reikt niet verder dan wat de bepalingen van de verordening 508/2014 mogelijk maken. De betalingen die op grond van deze regeling plaatsvinden, dienen ter uitvoering van verordening 508/2014 en het Operationeel programma dat gebaseerd is op deze verordening en is goedgekeurd door de Europese Commissie. Bovendien vallen rendementsverbeteringsprojecten binnen het toepassingsgebied en de doelstellingen van verordening 1380/2013 (zie de artikelen 1 en 2 van deze verordening), wat maakt dat zij binnen de werkingssfeer van artikel 42 VWEU vallen. Dit is door de goedkeuring van het Operationeel Programma bevestigd.

3. Regeldruk

De administratieve lasten voor de subsidieregeling voor rendementsverbeteringsprojecten bedragen in totaal € 25.655 voor de eerste tranche ter hoogte van 2 miljoen euro en gaan gepaard met de aanvraag, uitvoering en eindverantwoording van projecten onder deze subsidiemodule. Dit is 1,3% van het totale subsidiebudget. De berekening is gebaseerd op de inschatting dat 25 bedrijven interesse hebben in de subsidiemodule, dat acht aanvragen worden ingediend (vanwege het minimum dat is gesteld aan de subsidiabele kosten) en dat uiteindelijk zes projecten worden goedgekeurd.

II. ARTIKELEN

Artikel I, onderdeel A (artikel 1.1)

Door de toevoeging van de definitie van onderneming in artikel 1.1 wordt verhelderd dat aangesloten wordt bij het Europese ondernemingsbegrip. Elke eenheid die een economische activiteit uitoefent ongeacht haar rechtsvorm en de wijze waarop zij wordt gefinancierd is een onderneming (HvJ 23 april 1991, C-41/90, punt 21, Höfner en Elser). Een economische activiteit bestaat uit het leveren van goederen of diensten op een bepaalde markt (HvJ 16 juni 1987, C- 118/85, punt 7, Commissie t. Italië).

Artikel I, onderdeel C (artikel 2.14)

Na de inwerkingtreding van artikel 2.14, is gebleken dat het derde te lid te eng was geformuleerd. Op grond van dit lid zouden uitsluitend kosten die gemaakt én betaald zijn voor een voorschot in aanmerking komen. Dit sloot echter niet aan op een deel van de kosten die uit hoofde van artikel 1.3 voor subsidie in aanmerking komen.

In geval van loonkosten en overheadkosten (artikel 1.3, onderdeel a), bijdragen in natura (artikel 1.3, onderdeel b) en afschrijvingskosten (artikel 1.3, onderdeel c), worden wel kosten gemaakt, maar niet betaald. Ook deze kosten komen voor een voorschot in aanmerking, voor zover aangetoond kan worden, dat de kosten daadwerkelijk gerealiseerd zijn. De wijziging van het derde lid ziet hierop.

De kosten als bedoeld in artikel 1.3, onderdeel d, moeten zowel gemaakt als betaald zijn om voor bevoorschotting in aanmerking te komen.

Artikel I, onderdelen E tot en met G, I, L en N (artikelen 3.1.4 tot en met 3.1.6, 3.3.4, 3.3.11 en 3.3.16)

Bijlage V, paragraaf 3.1, tweede lid, onderdeel e, van verordening 508/2014 vereist dat in aanvragen, in evenredigheid met de omvang van de gesubsidieerde activiteit, communicatieactiviteiten worden voorgesteld om het publiek in te lichten over het doel van de gesubsidieerde activiteit en over de Uniesteun hiervoor. Als communicatieactiviteiten kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een vermelding op de website van de subsidieontvanger of een aankondiging in een vakblad. Deze eis is verwerkt in artikel 3.1.4, onderdeel g, 3.1.5, onderdeel d, en 3.1.6, zesde lid. Omdat deze eisen nu in de algemene titel van hoofdstuk 3 zijn opgenomen, zijn zij in het vervolg niet meer nodig in titel 3.3, die specifiek op aanlandplichtinnovatieprojecten ziet.

Artikel I, onderdeel H (artikel 3.2.8)

De wijzigingen in onderdeel H betreffen technische aanpassingen. Er worden foutieve verwijzingen gecorrigeerd.

Artikel I, onderdeel J (artikel 3.3.7)

Met deze wijziging wordt duidelijk gemaakt dat bij overschrijding van één van de maxima uit artikel 39, vierde lid, van verordening 508/2014 eerst wordt gekeken aan welke projecten nog wel subsidie verleend kan worden binnen deze maxima. Hierbij worden de aanlandplichtinnovatieprojecten selectiviteit en overlevingskans in een geheel bekeken omdat de verordening geen onderscheid maakt tussen beide soorten projecten. Het project met de hoogste score komt als eerste in aanmerking voor subsidie. Aan projecten die niet meer binnen de maxima van artikel 39, vierde lid, van de verordening passen wordt overeenkomstig de eerder opgenomen bepaling subsidie verleend onder opschortende voorwaarde.

Artikel I, onderdeel K (artikel 3.3.10)

Met deze wijziging wordt verhelderd dat de subsidieaanvrager met zijn aanlandplichtinnovatieproject mag beginnen voordat de subsidieverlening heeft plaatsgevonden, namelijk vanaf het moment dat hij zijn subsidieaanvraag heeft ingediend.

Artikel I, onderdeel M (artikel 3.3.14)

Met deze wijziging wordt verhelderd dat een aanvraag voor een voorschot ook mag worden ingediend wanneer er geen tussenrapportages ingediend hoeven te worden, wanneer een project korter dan 12 maanden duurt.

Artikel I, onderdeel O

Artikel 3.4.1

In artikel 3.4.1 is de definitie van rendementsverbeteringsproject opgenomen. Hierin wordt duidelijk gemaakt dat deze projecten moeten passen binnen de doelen die opgenomen zijn in artikel 26, eerste lid, van verordening 508/2014, maar alleen voor zover ze ook gericht zijn op het verbeteren van rendementen in de visserij, door middel van kostenbesparing, waardevermeerdering of het beter op elkaar aansluiten van vraag en aanbod.

Artikel 3.4.2

In dit artikel wordt aangegeven wie er subsidie kan aanvragen voor rendementsverbeteringsprojecten. Voor verdere uitleg over de doelgroep wordt verwezen naar het algemeen deel van de toelichting.

Artikel 3.4.3

Een rendementsverbeteringsproject wordt uitgevoerd met actieve betrokkenheid van een wetenschappelijke of technische organisatie die van tevoren verklaart deze rol te willen vervullen (artikel 3.4.4, onderdeel b). Uit de aanvraag moet duidelijk zijn hoe deze betrokkenheid geborgd zal worden (zie artikel 3.4.4, onderdeel a). De wetenschappelijke of technische organisatie valideert hiernaast de resultaten van het project. Bij de aanvraag tot subsidievaststelling wordt een verklaring gevraagd waarin de technische of wetenschappelijke organisatie aangeeft dat zij haar rol ook daadwerkelijk vervuld heeft en dat zij de resultaten heeft gevalideerd (artikel 3.4.13).

Artikel 3.4.4

In dit artikel staat opgesomd welke gegevens de subsidieaanvrager bij een aanvraag tot subsidieverlening moet aanleveren. Dit komt bovenop de gegevens die op grond van de artikelen 2.9 en 3.1.4 al moeten worden aangeleverd.

Voor een inhoudelijke toelichting wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 3.4.3.

Artikel 3.4.6

In dit artikel wordt aangegeven hoe de aanvragen gerangschikt worden, waarbij het project met de hoogste score als eerste in aanmerking komt voor subsidie.

De voorkeur gaat uit naar projecten met de hoogste kostenbesparing of waardevermeerdering, en naar projecten die het meest succesvol vraag en aanbod op elkaar laten aansluiten. Hierbij kan worden gedacht aan projecten die gericht zijn op een betere aansluiting op de vraag uit de markt door het aanpassen van producten, productiewijze of wijze van het in de markt zetten van producten. Daarnaast wordt een project hoger gerangschikt naarmate het innovatiever is. Verder wordt in het kader van de rangschikking ook beoordeeld in welke mate het project een meer economisch of technisch perspectief heeft voor toepassing op praktijkschaal en in hoeverre het een uitstralingseffect heeft voor toepassing door andere ondernemingen in de visserijketen. Tot slot wordt ook nog beoordeeld of het een ecologisch duurzaam karakter heeft en hoeveel betrokkenen het project kent. Het laatste criterium ziet op betrokkenheid vanuit zoveel mogelijk verschillende onderdelen van de visserijketen, vanaf primaire productie tot aan detailhandel.

Artikel 3.4.7

De subsidiabele kosten staan beschreven in artikel 1.3. In dit artikel wordt beschreven welke kosten niet voor subsidie in aanmerking komen. Dit artikel moet in samenhang gelezen worden met de artikelen 1.5 en 3.1.2.

Artikel 3.4.8

In artikel 95, vierde lid, samen met bijlage I, van verordening 508/2014 is bepaald dat het subsidiepercentage met 20 procent moet worden verlaagd voor andere dan onder de definitie van kleine en middelgrote ondernemingen vallende ondernemingen. Daarom is in het tweede lid opgenomen dat de subsidie 30% bedraagt voor ondernemingen die geen mkb zijn. De definitie van mkb is opgenomen in artikel 1.1 van de regeling.

Artikel 3.4.9

Dit artikel bepaalt binnen welke termijn de subsidieontvanger moet starten met de uitvoering van het rendementsverbeteringsproject en wanneer het project uitgevoerd moet zijn. Deze termijnen zijn gekoppeld aan de subsidieverlening, maar de aanvrager mag al starten vanaf het moment dat hij een subsidieaanvraag heeft ingediend.

Artikel 3.4.10

In dit artikel wordt duidelijk gemaakt dat eigenaars van vissersvaartuigen die gesubsidieerd worden op grond van deze titel voor rendementsverbeteringsprojecten gezien moeten worden als eigenaar van een vissersvaartuig als bedoeld in artikel 25 van verordening 508/2014. Omdat deze module gebaseerd is op artikel 26 van verordening 508/2014 zijn de algemene bepalingen uit artikel 25 van deze verordening van toepassing.

Artikel 3.4.11

Aanvragen tot subsidieverlening worden afgewezen als het totaal van de subsidiabele kosten lager is dan € 500 000. De subsidie is gericht op grotere projecten die meer impact zullen hebben op de visserijsector.

Artikel 3.4.12

In dit artikel samen met artikel 2.14 is vastgelegd dat een voorschot van 90% van de subsidiabele kosten verstrekt kan worden. Dit voorschot wordt verstrekt op grond van gemaakte kosten. Voorschotten worden tegelijkertijd met een tussenrapportage als bedoeld in artikel 2.18, eerste lid, aangevraagd. Het voorschot kan ook op nul worden gesteld indien in een bepaalde periode geen sprake is geweest van gemaakte en betaalde kosten. Bij de beschikking tot subsidieverlening wordt bepaald hoeveel tussenrapportages ingediend moeten worden, afhankelijk van de lengte van de looptijd van het project. Hiernaast kan een subsidieontvanger op een ander moment een aanvraag om een voorschot indienen. Deze aanvraag gaat vergezeld van een beschrijving van de voortgang van het rendementsverbeteringsproject. Ook wanneer geen tussenrapportage ingediend hoeft te worden, wanneer een project korter dan 12 maanden duurt, kan op basis van het derde lid een aanvraag om een voorschot gedaan worden.

Artikel 3.4.13

In dit artikel wordt bepaald welke gegevens aangeleverd moeten worden bij de aanvraag tot subsidievaststelling.

Artikel 3.4.14

Gelet op artikel 24a van de Comptabiliteitswet 2001, vervalt deze titel met ingang van 1 januari 2021.

Artikel II, onderdeel A (artikel 3.10.5)

Door het laten vervallen van het eerste en het derde lid in artikel 3.10.5 wordt een omissie hersteld. Deze leden zijn niet van toepassing in het kader van de titel betreffende de Seed capital technostarters.

Artikel II, onderdelen B en D (artikel 3.10.10 en bijlage 3.10.1)

Indien de geldlening minder dan de helft van het investeringsbudget uitmaakt, dienen de terugbetalingspercentages in de perioden A, B en C naar rato te worden gewijzigd. Deze percentages gaan namelijk uit van een gelijkheid in de private middelen en de geldlening. Indien een breuk wordt gebruikt, waarvan de teller bestaat uit het maximale bedrag van de geldlening en de noemer uit het investeringsbudget met uitzondering van de geldlening van de Staat, worden foutieve aangepaste terugbetalingspercentages verkregen die geen naar rato aanpassing inhouden.

Dezelfde wijziging wordt doorgevoerd in de model-geldleningsovereenkomst in het gelijkluidende artikel 4, derde lid, van bijlage 3.10.1.

Artikel II, onderdeel C (artikel 3.10.13)

De wijziging in onderdeel C betreft een technische aanpassing. Een foutieve verwijzing wordt gecorrigeerd.

Artikel II, onderdeel E (bijlage 3.10.1)

De aanpassing in artikel 5, vierde lid, onderdelen a en b, is eveneens technisch van aard. De van belang zijnde maximale verkrijgingsprijs is vastgelegd in artikel 5, eerste lid, onderdeel b, en niet in onderdeel c van diezelfde bepaling, zoals artikel 5, vierde lid, onderdelen a en b, thans luidt. In het betreffende onderdeel c is namelijk de gemiddelde verkrijgingsprijs vastgelegd die in het kader van artikel 5, vierde lid, onderdelen a en b, niet relevant is.

Artikel III (artikel 2a)

Met deze wijziging wordt de openstelling van Titel 3.3 voor aanlandplichtinnovatieprojecten verlengd om de sector meer tijd te geven een aanvraag in te dienen.

Artikel IV

De module voor rendementsverbeteringsprojecten treedt overeenkomstig de vaste verandermomenten in werking met ingang van 1 januari.

Omdat de artikelen I, onderdelen A tot en met C, H, J, K en M, II en III reparaties en verduidelijkingen bevatten die niet nadelig zijn voor de subsidieaanvrager, treden deze wijziging de dag na publicatie in werking omdat de verlengde openstelling wel door moet lopen heeft artikel III terugwerkende kracht.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam

Naar boven