Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, van 17 november 2015, nr. IENM/BSK-2015/219271 tot wijziging van de Regeling van 26 november 2014, nr. IENM/BSK-2014/235716, houdende vaststelling van het subsidieplafond sanering verkeerslawaai 2015

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op artikel 4, tweede lid, van de Kaderwet subsidies I en M;

Besluit:

ARTIKEL I

In artikel 2 van de Regeling houdende vaststelling van het subsidieplafond sanering verkeerslawaai 2015 wordt ‘€ 20.441.000,00,–.’ vervangen door: € 24.000.000,00.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, S.A.M. Dijksma

TOELICHTING

De onderhavige regeling voorziet in artikel I in een verhoging van het subsidieplafond voor de sanering van verkeerslawaai voor het tijdvak van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015. Onder verkeerslawaai wordt ingevolge de Subsidieregeling zowel wegverkeerslawaai als spoorweglawaai verstaan. Het vastgestelde subsidieplafond van € 20.441.000 is met dit besluit verhoogd met € 3.559.000,– tot € 24.000.000.

De aanleiding voor deze verhoging zijn wijzigingen in de programmering van de saneringsopgave in 2015, waardoor behoefte is ontstaan aan extra subsidiemiddelen. Deze extra middelen zijn beschikbaar omdat in voorgaande jaren de sanering goedkoper is uitgevoerd dan was geraamd. Het gevolg van deze verhoging is dat voor meer positief beoordeelde aanvragen subsidie kan worden verleend.

Financiële gevolgen

De regeling heeft naar haar aard geen gevolgen voor de administratieve- en bestuurlijke lasten, de inhoudelijke nalevingskosten of de handhaafbaarheid. De verplichting tot saneren volgt immers uit de Wet geluidhinder en de daaronder hangende regelgeving. Gemeenten dienen voor de verplichting tot sanering een saneringsprogramma in te dienen. Voor gemeenten worden dan ook geen extra verplichtingen in het leven geroepen.

Inwerkingtreding

De inwerkingtreding wijkt af van het in het Kabinetsstandpunt inzake de Vaste Verandermomenten neergelegde uitgangspunt. Het betreft de wijziging van een subsidieplafond waarvoor afwijking in dat kabinetsstandpunt wegens uitzonderingsgrond 1 (de regelgeving heeft een directe relatie met andere jaarindelingen, zoals het subsidiejaar, en de doelgroepen zijn gebaat bij een spoedige inwerkingtreding) in dit geval is toegestaan.

Ingevolge het kabinetsbeleid geldt tevens een minimale invoeringstermijn van 2 maanden. Bij de invoeringstermijn van de voorliggende regeling wordt gebruik gemaakt van één van de uitzonderingen die in het genoemde kabinetsbeleid is opgenomen. In het kabinetsbeleid is namelijk reeds aangegeven dat, indien er sprake is van publieke nadelen van vertragingen van invoering, een uitzondering gemaakt kan worden op de invoeringstermijn. Daar is in het voorliggende geval sprake van, omdat het niet tijdig vaststellen van de begrenzing op de uitgaven voor het begrotingsjaar van 2016 leidt tot een hoog publiek nadeel aangezien saneringen dan uitgesteld moeten worden.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, S.A.M. Dijksma

Naar boven