De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
Gelet op artikel 4, tweede lid, van de Kaderwet subsidies I en M;
Besluit:
ARTIKEL I
In artikel 2 van de Regeling houdende vaststelling van het subsidieplafond sanering
verkeerslawaai 2015 wordt ‘€ 20.441.000,00,–.’ vervangen door: € 24.000.000,00.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
S.A.M. Dijksma
TOELICHTING
De onderhavige regeling voorziet in artikel I in een verhoging van het subsidieplafond
voor de sanering van verkeerslawaai voor het tijdvak van 1 januari 2015 tot en met
31 december 2015. Onder verkeerslawaai wordt ingevolge de Subsidieregeling zowel wegverkeerslawaai
als spoorweglawaai verstaan. Het vastgestelde subsidieplafond van € 20.441.000 is
met dit besluit verhoogd met € 3.559.000,– tot € 24.000.000.
De aanleiding voor deze verhoging zijn wijzigingen in de programmering van de saneringsopgave
in 2015, waardoor behoefte is ontstaan aan extra subsidiemiddelen. Deze extra middelen
zijn beschikbaar omdat in voorgaande jaren de sanering goedkoper is uitgevoerd dan
was geraamd. Het gevolg van deze verhoging is dat voor meer positief beoordeelde aanvragen
subsidie kan worden verleend.
Financiële gevolgen
De regeling heeft naar haar aard geen gevolgen voor de administratieve- en bestuurlijke
lasten, de inhoudelijke nalevingskosten of de handhaafbaarheid. De verplichting tot
saneren volgt immers uit de Wet geluidhinder en de daaronder hangende regelgeving.
Gemeenten dienen voor de verplichting tot sanering een saneringsprogramma in te dienen.
Voor gemeenten worden dan ook geen extra verplichtingen in het leven geroepen.
Inwerkingtreding
De inwerkingtreding wijkt af van het in het Kabinetsstandpunt inzake de Vaste Verandermomenten
neergelegde uitgangspunt. Het betreft de wijziging van een subsidieplafond waarvoor
afwijking in dat kabinetsstandpunt wegens uitzonderingsgrond 1 (de regelgeving heeft
een directe relatie met andere jaarindelingen, zoals het subsidiejaar, en de doelgroepen
zijn gebaat bij een spoedige inwerkingtreding) in dit geval is toegestaan.
Ingevolge het kabinetsbeleid geldt tevens een minimale invoeringstermijn van 2 maanden.
Bij de invoeringstermijn van de voorliggende regeling wordt gebruik gemaakt van één
van de uitzonderingen die in het genoemde kabinetsbeleid is opgenomen. In het kabinetsbeleid
is namelijk reeds aangegeven dat, indien er sprake is van publieke nadelen van vertragingen
van invoering, een uitzondering gemaakt kan worden op de invoeringstermijn. Daar is
in het voorliggende geval sprake van, omdat het niet tijdig vaststellen van de begrenzing
op de uitgaven voor het begrotingsjaar van 2016 leidt tot een hoog publiek nadeel
aangezien saneringen dan uitgesteld moeten worden.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
S.A.M. Dijksma