Regeling van de Minister voor Wonen en Rijksdienst van 13 november 2015, nr. 2015-0000662607, houdende vaststelling van percentages, bedragen en inkomensklassen ingevolge de Wet bevordering eigenwoningbezit en wijziging van enkele bedragen in die wet (Regeling koopsubsidiegrenzen 2016)

De Minister voor Wonen en Rijksdienst,

Gelet op de artikelen 23, 26, eerste en tweede lid, 29, eerste tot en met vijfde lid en zevende lid, en 41, eerste en tweede lid, van de Wet bevordering eigenwoningbezit;

Besluit:

§ 1 Vaststelling van percentages, bedragen en inkomensklassen ingevolge de Wet bevordering eigenwoningbezit

Artikel 1

De rentevaste periode, bedoeld in artikel 23 van de Wet bevordering eigenwoningbezit, is: 10 jaar.

Artikel 2

Het percentage van de toetsrente, bedoeld in artikel 26, eerste lid, van de Wet bevordering eigenwoningbezit, bedraagt: 2,5.

Artikel 3

De financieringslastnorm, bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Wet bevordering eigenwoningbezit, bedraagt:

  • a. voor een- en meerpersoonshuishoudens:

     

    Financieringslastnorm

    1

    9,50%

    2

    9,50%

    3

    10,50%

    4

    12,00%

    5

    12,50%

    6

    13,50%

    7

    14,00%

    8

    15,00%

    9

    15,50%

    10

    15,50%

    11

    16,00%

    12

    16,50%

    13

    16,50%

    14

    16,50%

    15

    17,50%

    16

    17,50%

    17

    18,50%

    18

    18,50%

    19

    19,50%

    20

    19,50%

    21

    20,00%

    22

    20,00%

    23

    20,50%

    24

    20,50%

    25

    21,00%

    26

    21,00%

    27

    21,50%

    28

    21,50%

    29

    21,50%

    30

    21,50%

    31

    21,50%

    32

    21,50%

    33

    21,50%

    34

    21,50%

    35

    21,50%

    36

    21,50%

    37

    21,50%

    38

    21,50%

    39

    21,50%

    40

    21,50%

    41

    21,50%

    42

    21,50%

    43

    21,50%

    44

    21,50%

    45

    21,50%

    46

    21,50%

    47

    21,50%

    48

    21,50%

    49

    21,50%

    ,en

  • b. voor een- en meerpersoonsouderenhuishoudens:

     

    Financieringslastnorm

    1

    13,50%

    2

    13,50%

    3

    15,00%

    4

    16,50%

    5

    17,50%

    6

    18,50%

    7

    19,50%

    8

    20,50%

    9

    21,50%

    10

    22,50%

    11

    23,00%

    12

    23,50%

    13

    23,50%

    14

    24,00%

    15

    24,00%

    16

    24,00%

    17

    24,00%

    18

    24,00%

    19

    24,00%

    20

    24,00%

    21

    24,00%

    22

    24,50%

    23

    24,50%

    24

    25,50%

    25

    25,50%

    26

    25,50%

    27

    25,50%

    28

    25,50%

    29

    25,50%

    30

    25,50%

    31

    25,50%

    32

    25,50%

    33

    25,50%

    34

    25,50%

Artikel 4

Het percentage, bedoeld in artikel 29, tweede lid, van de Wet bevordering eigenwoningbezit, waarmee de financieringslastnorm, bedoeld in het eerste lid van dat artikel, ten hoogste kan worden vermeerderd, bedraagt:

  • a. voor een- en meerpersoonshuishoudens:

     

    Opslagpercentage

    1

    5,35%

    2

    5,35%

    3

    5,35%

    4

    5,35%

    5

    5,35%

    6

    5,35%

    7

    5,35%

    8

    5,35%

    9

    5,35%

    10

    5,35%

    11

    5,35%

    12

    5,35%

    13

    5,35%

    14

    5,35%

    15

    5,35%

    16

    5,35%

    17

    5,35%

    18

    5,35%

    19

    5,35%

    20

    5,35%

    21

    5,35%

    22

    5,35%

    23

    5,35%

    24

    5,35%

    25

    5,35%

    26

    5,35%

    27

    5,35%

    28

    5,35%

    29

    5,35%

    30

    5,35%

    31

    5,35%

    32

    5,35%

    33

    4,99%

    34

    4,61%

    35

    4,25%

    36

    3,90%

    37

    3,56%

    38

    3,22%

    39

    2,90%

    40

    2,58%

    41

    2,27%

    42

    1,97%

    43

    1,68%

    44

    1,39%

    45

    1,11%

    46

    0,84%

    47

    0,57%

    48

    0,31%

    49

    0,06%

    ,en

  • b. voor een- en meerpersoonsouderenhuishoudens:

     

    Opslagpercentage

    1

    1,35%

    2

    1,35%

    3

    1,35%

    4

    1,35%

    5

    1,35%

    6

    1,35%

    7

    1,35%

    8

    1,35%

    9

    1,35%

    10

    1,35%

    11

    1,35%

    12

    1,35%

    13

    1,35%

    14

    1,35%

    15

    1,35%

    16

    1,35%

    17

    1,35%

    18

    1,35%

    19

    1,35%

    20

    1,35%

    21

    1,35%

    22

    1,35%

    23

    1,35%

    24

    1,35%

    25

    1,35%

    26

    1,35%

    27

    1,35%

    28

    1,35%

    29

    1,35%

    30

    1,35%

    31

    1,35%

    32

    0,99%

    33

    0,61%

    34

    0,25%

Artikel 5

De inkomensklassen en de daarbij behorende maximale hypothecaire leningen, bedoeld in artikel 29, vijfde lid, van de Wet bevordering eigenwoningbezit, zijn:

  • a. voor een- en meerpersoonshuishoudens:

     

    Inkomensklasse

    Inkomensklasse

    Maximale hypothecaire lening

    Maximale hypothecaire lening

     

    Ondergrens

    Bovengrens

    Ondergrens

    Bovengrens

    1

    € 0

    € 19.499

    € 0

    € 61.070

    2

    € 19.500

    € 19.999

    € 61.074

    € 62.636

    3

    € 20.000

    € 20.499

    € 66.858

    € 68.526

    4

    € 20.500

    € 20.999

    € 75.014

    € 76.840

    5

    € 21.000

    € 21.499

    € 79.059

    € 80.937

    6

    € 21.500

    € 21.999

    € 85.475

    € 87.459

    7

    € 22.000

    € 22.499

    € 89.783

    € 91.820

    8

    € 22.500

    € 22.999

    € 96.569

    € 98.711

    9

    € 23.000

    € 23.499

    € 101.140

    € 103.335

    10

    € 23.500

    € 23.999

    € 103.339

    € 105.533

    11

    € 24.000

    € 24.499

    € 108.069

    € 110.316

    12

    € 24.500

    € 24.999

    € 112.904

    € 115.203

    13

    € 25.000

    € 25.499

    € 115.208

    € 117.507

    14

    € 25.500

    € 25.999

    € 117.512

    € 119.812

    15

    € 26.000

    € 26.499

    € 125.300

    € 127.704

    16

    € 26.500

    € 26.999

    € 127.709

    € 130.114

    17

    € 27.000

    € 27.499

    € 135.813

    € 138.323

    18

    € 27.500

    € 27.999

    € 138.328

    € 140.838

    19

    € 28.000

    € 28.499

    € 146.749

    € 149.364

    20

    € 28.500

    € 28.999

    € 149.369

    € 151.985

    21

    € 29.000

    € 29.499

    € 155.048

    € 157.716

    22

    € 29.500

    € 29.999

    € 157.721

    € 160.389

    23

    € 30.000

    € 30.499

    € 163.558

    € 166.279

    24

    € 30.500

    € 30.999

    € 166.284

    € 169.005

    25

    € 31.000

    € 31.499

    € 172.279

    € 175.052

    26

    € 31.500

    € 31.999

    € 175.058

    € 177.831

    27

    € 32.000

    € 32.499

    € 181.211

    € 184.037

    28

    € 32.500

    € 32.999

    € 184.042

    € 186.868

    29

    € 33.000

    € 33.499

    € 186.874

    € 189.699

    30

    € 33.500

    € 33.999

    € 189.705

    € 192.531

    31

    € 34.000

    € 34.499

    € 192.537

    € 195.362

    32

    € 34.500

    € 34.999

    € 195.368

    € 195.480

    33

    € 35.000

    € 35.499

    € 195.480

    € 195.480

    34

    € 35.500

    € 35.999

    € 195.480

    € 195.480

    35

    € 36.000

    € 36.499

    € 195.480

    € 195.480

    36

    € 36.500

    € 36.999

    € 195.480

    € 195.480

    37

    € 37.000

    € 37.499

    € 195.480

    € 195.480

    38

    € 37.500

    € 37.999

    € 195.480

    € 195.480

    39

    € 38.000

    € 38.499

    € 195.480

    € 195.480

    40

    € 38.500

    € 38.999

    € 195.480

    € 195.480

    41

    € 39.000

    € 39.499

    € 195.480

    € 195.480

    42

    € 39.500

    € 39.999

    € 195.480

    € 195.480

    43

    € 40.000

    € 40.499

    € 195.480

    € 195.480

    44

    € 40.500

    € 40.999

    € 195.480

    € 195.480

    45

    € 41.000

    € 41.499

    € 195.480

    € 195.480

    46

    € 41.500

    € 41.999

    € 195.480

    € 195.480

    47

    € 42.000

    € 42.499

    € 195.480

    € 195.480

    48

    € 42.500

    € 42.999

    € 195.480

    € 195.480

    49

    € 43.000

    € 43.110

    € 195.480

    € 195.480

    , en

  • b. voor een- en meerpersoonsouderenhuishoudens:

     

    Inkomensklasse

    Inkomensklasse

    Maximale hypothecaire lening

    Maximale hypothecaire lening

     

    Ondergrens

    Bovengrens

    Ondergrens

    Bovengrens

    1

    € 0

    € 19.999

    € 0

    € 62.636

    2

    € 20.000

    € 20.499

    € 62.640

    € 64.202

    3

    € 20.500

    € 20.999

    € 70.691

    € 72.412

    4

    € 21.000

    € 21.499

    € 79.059

    € 80.937

    5

    € 21.500

    € 21.999

    € 85.475

    € 87.459

    6

    € 22.000

    € 22.499

    € 92.103

    € 94.192

    7

    € 22.500

    € 22.999

    € 98.942

    € 101.136

    8

    € 23.000

    € 23.499

    € 105.991

    € 108.291

    9

    € 23.500

    € 23.999

    € 113.252

    € 115.656

    10

    € 24.000

    € 24.499

    € 120.723

    € 123.233

    11

    € 24.500

    € 24.999

    € 125.822

    € 128.384

    12

    € 25.000

    € 25.499

    € 131.026

    € 133.641

    13

    € 25.500

    € 25.999

    € 133.646

    € 136.262

    14

    € 26.000

    € 26.499

    € 139.009

    € 141.676

    15

    € 26.500

    € 26.999

    € 141.682

    € 144.350

    16

    € 27.000

    € 27.499

    € 144.355

    € 147.023

    17

    € 27.500

    € 27.999

    € 147.028

    € 149.696

    18

    € 28.000

    € 28.499

    € 149.702

    € 152.369

    19

    € 28.500

    € 28.999

    € 152.375

    € 155.043

    20

    € 29.000

    € 29.499

    € 155.048

    € 157.716

    21

    € 29.500

    € 29.999

    € 157.721

    € 160.389

    22

    € 30.000

    € 30.499

    € 163.558

    € 166.279

    23

    € 30.500

    € 30.999

    € 166.284

    € 169.005

    24

    € 31.000

    € 31.499

    € 175.548

    € 178.374

    25

    € 31.500

    € 31.999

    € 178.379

    € 181.205

    26

    € 32.000

    € 32.499

    € 181.211

    € 184.037

    27

    € 32.500

    € 32.999

    € 184.042

    € 186.868

    28

    € 33.000

    € 33.499

    € 186.874

    € 189.699

    29

    € 33.500

    € 33.999

    € 189.705

    € 192.531

    30

    € 34.000

    € 34.499

    € 192.537

    € 195.362

    31

    € 34.500

    € 34.999

    € 195.368

    € 195.480

    32

    € 35.000

    € 35.499

    € 195.480

    € 195.480

    33

    € 35.500

    € 35.999

    € 195.480

    € 195.480

    34

    € 36.000

    € 36.347

    € 195.480

    € 195.480

§ 2 Wijziging van de Wet bevordering eigenwoningbezit

Artikel 6

De Wet bevordering eigenwoningbezit wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 15, eerste lid, onderdeel a, wordt ‘€ 177.975’ vervangen door: € 181 000.

B

In artikel 29, tweede lid, onderdelen a en b, wordt ‘€ 34.175’ telkens vervangen door: € 34 525.

§ 4 Slotbepalingen

Artikel 7

De Regeling koopsubsidiegrenzen 2015 wordt ingetrokken.

Artikel 8

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2016.

Artikel 9

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling koopsubsidiegrenzen 2016.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok

TOELICHTING

Algemeen

De Wet bevordering eigenwoningbezit (hierna: Wet BEW) bepaalt dat verschillende van de grootheden die worden gebruikt bij het berekenen van de eigenwoningbijdrage (ten behoeve van het in eigendom verkrijgen en vervolgens kunnen blijven bewonen van een woning) bij ministeriële regeling worden vastgesteld of gewijzigd. Deze regeling voorziet daarin. Vanwege de wijziging van bepaalde grootheden moeten ook de zogenoemde inkomensklassen opnieuw worden gepubliceerd.

De voornoemde grootheden en inkomensklassen worden ingevolge de Wet BEW jaarlijks per 1 januari vastgesteld.

Van de minimuminvoeringstermijn van twee maanden tussen de datum van publicatie en de inwerkingtreding wordt iets afgeweken om de jaarlijkse vaststelling per 1 januari te kunnen realiseren.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Artikel 23 van de Wet BEW bepaalt dat voor een primaire toekenning in de zin van die wet is vereist dat de hypothecaire lening wordt afgesloten voor een bij ministeriële regeling te bepalen rentevaste periode. Die periode wordt vastgesteld op 10 jaar, opdat onverwachte renteontwikkelingen gedurende een vrij lange tijd op het toekennen en op de hoogte van een eigenwoningbijdrage in de zin van de Wet BEW niet van invloed zijn. Na het tweede vijfjaarstijdvak vindt een continueringstoets plaats, waarbij de eigenwoningbijdrage opnieuw wordt berekend en waarbij dan ook rekening wordt gehouden met de renteontwikkeling (artikel 23a van de Wet BEW).

Artikel 2

Artikel 26, eerste lid, van de Wet BEW bepaalt dat het percentage van de toetsrente bij ministeriële regeling wordt vastgesteld. De toetsrente is mede bepalend voor het berekenen van de eigenwoningbijdrage. Afhankelijk van de hoogte van het vastgestelde percentage aan toetsrente wordt de financieringslast bepaald. Voor het bepalen van het percentage van de toetsrente is gekozen voor het middelen van de rentepercentages van tien grote financiële instellingen voor een annuïteitenhypotheek van 10 jaar, rekening houdend met de Nationale Hypotheekgarantie, en dit gemiddelde af te ronden op één cijfer achter de komma, zulks om een handzame toetsrente te kunnen hanteren. Het percentage kan bij ministeriële regeling worden gewijzigd als daartoe aanleiding bestaat als gevolg van de ontwikkeling van het rentetarief, bedoeld in artikel 26, eerste lid, van de Wet BEW. De gemiddelde rente voor een annuïteitenhypotheek van 10 jaar is gedaald. Daarom wordt de toetsrente naar beneden bijgesteld. Dit artikel voorziet daarin.

Artikel 3

Artikel 29, eerste lid, van de Wet BEW bepaalt dat de zogenoemde financieringslastnorm bij ministeriële regeling wordt vastgesteld. De financieringslastnorm is het gedeelte van de financieringslast (het te betalen bedrag aan rente over en aflossing van de hypothecaire lening, blijkens de geldleningsovereenkomst) dat per maand ten minste voor rekening van de eigenaar-bewoner blijft, uitgedrukt in een percentage van het toetsinkomen, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet BEW. Bij de bepaling van de norm zijn de berekeningen van het Nationaal instituut voor budgetvoorlichting (Nibud) ten aanzien van de gevolgen voor de eigenaar-bewoners gevolgd.

Artikel 4

Artikel 29, tweede lid, van de Wet BEW bepaalt dat bij ministeriële regeling een percentage wordt vastgesteld, waarmee de financieringslastnorm ten hoogste kan worden vermeerderd. Dit percentage kan bij toetsinkomens van € 34.525 of meer zodanig worden vastgesteld, dat een hypothecaire lening in de vorm van een annuïteitenhypotheek kan worden afgesloten ter hoogte van het bedrag, bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de Wet BEW. Dit zogenoemde opslagpercentage (als opslag boven op de financieringslastnorm) geeft in feite het uiteindelijke op grond van de Wet BEW subsidiabele leningsdeel aan. Met het opslagpercentage wordt bewerkstelligd dat een koopwoning met ten hoogste een koopsom van € 181.000, vermeerderd met een in de wet vastgelegd percentage van 8% (gemiddelde kosten koper), kan worden gekocht.

Artikel 5

Artikel 29, vijfde lid, van de Wet BEW bepaalt dat met het oog op de uitvoering van die wet bij ministeriële regeling de toetsinkomens in inkomensklassen worden verdeeld, waarbij de toetsrente, de maximale hypothecaire lening, de daarbij behorende financieringslastnorm en het daarbij behorende opslagpercentage worden opgenomen. Deze onderdelen zijn voor de berekening van de eigenwoningbijdrage van essentieel belang.

De van toepassing zijnde toetsrente en de tabellen betreffende de financieringslastnorm en het zogenoemde opslagpercentage zijn opgenomen in de artikelen 2, 3 en 4 van deze regeling. Voor de goede orde wordt hierbij nog opgemerkt dat de nummering in de tabel correspondeert met de nummering in de tabellen, zoals opgenomen in de artikelen 3 (de financieringslastnorm) en 4 (het opslagpercentage) van deze regeling.

In artikel 5 van deze regeling is in de onderhavige tabel tevens de bij de desbetreffende inkomensklassen opgenomen maximale hypothecaire lening vermeld.

In de tabel zijn de bij de toepassing van de Nationale Hypotheek Garantie (NHG) gehanteerde tabellen die gelden vanaf 1 januari 2016 en die onderdeel uitmaken van de formule, genoemd in artikel 30 van de Wet BEW.

Artikel 6

A

Artikel 15, eerste lid, onderdeel a, van de Wet BEW bepaalt de maximale koopsom die een koper, die voor een eigenwoningbijdrage op grond van die wet in aanmerking wil komen, mag betalen. Op grond van artikel 41, eerste lid, van de Wet BEW wordt de maximale koopsom bij ministeriële regeling gewijzigd met de ontwikkeling van het prijsindexcijfer voor de bouwkosten. Die ontwikkeling voor de bouwkosten bedraagt 1,0170. De maximale koopsom is daarmee gewijzigd en overeenkomstig het bepaalde in artikel 41, vierde lid, onderdeel a, van de Wet BEW naar boven afgerond op een veelvoud van € 25.

B

Artikel 41, tweede lid, van de Wet BEW bepaalt dat het bedrag van het toetsinkomen, genoemd in artikel 29, tweede lid, van die wet, bij ministeriële regeling wordt gewijzigd met de ontwikkeling van de consumentenprijzen. Die ontwikkeling bedraagt 1,0100. Het bedrag, genoemd in artikel 29, tweede lid, van de Wet BEW, komt daarmee, na afronding conform het bepaalde in artikel 41, vierde lid, van die wet, op € 34.525.

De Minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok

Naar boven