Richtlijn voor strafvordering seksueel misbruik minderjarigen

Rechtskarakter: aanwijzing in de zin van artikel 130 lid 4 Wet RO

Van: College van procureurs-generaal

Aan: hoofden van de OM-onderdelen

Registratienummer: 2015R047

Datum inwerkingtreding: 01-03-2015

Publicatie in Stcrt.:

Vervallen:

Relevante beleidsregels OM: Aanwijzing kader voor strafvordering en OM-afdoeningen (2015A001)

Wetsbepalingen: Art. art. 242, 243, 244, 245, 246, 247, 248, 248a, 248d, 248e, 249, 250 Wetboek van Strafrecht (Sr.)

Bijlage(n):

Beschrijving

Deze strafvorderingsrichtlijn kan worden toegepast op alle gevallen van seksueel misbruik van minderjarige slachtoffers door meerderjarige verdachten, ongeacht welke van de volgende wetsartikelen ten laste is gelegd: art. 242, 243, 244, 245, 246, 247, 248, 248a, 248d, 248e, 249 en 250 Sr. In deze richtlijn is niet het wetsartikel, maar de feitelijke ontuchtige handeling zelf centraal gesteld. De ontucht vormt uiteindelijk de kern van het strafrechtelijk verwijt. De delictspecifieke strafmaatbeïnvloedende factoren moeten worden gezien als extra, strafverzwarende verwijten. Onder omstandigheden kunnen de factoren echter ook aanleiding geven tot strafvermindering.

Uitgangspunten strafeis seksueel misbruik van minderjarigen

Vanuit een streven naar meer rechtseenheid en rechtsgelijkheid in het strafvorderingsbeleid ten aanzien van zware delicten zijn ook op het gebied van de zedendelicten reeds de eerste strafvorderingsrichtlijnen tot stand gekomen. Na verkrachting (art 242 Sr)1 en kinderporno (art 240b Sr)2 is een strafvorderingsrichtlijn voor seksueel misbruik van minderjarigen een logische vervolgstap. Met recht behoort dit tot de zwaardere delicten.

Seksueel misbruik van minderjarigen vormt een zeer ernstige inbreuk op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer. Door de wetgever is de geestelijke en lichamelijke integriteit van jeugdigen jonger dan zestien jaar uitdrukkelijk beschermd. Minderjarigen bevinden zich in een kwetsbare ontwikkelingsfase. Zij moeten gelet op hun jeugdige leeftijd in het algemeen niet of in onvoldoende mate in staat worden geacht zelf hun seksuele integriteit te bewaken en/of zelfstandig de (emotionele) gevolgen van seksueel contact in schatten. Minderjarigen dienen zodoende zowel tegen zichzelf te worden beschermd als tegen personen die op seksueel gebied misbruik van hen willen maken. Dit geldt te meer indien dit seksueel contact plaatsvindt met een (veel oudere) volwassene. Minderjarigen worden in het algemeen onvoldoende in staat geacht weerstand te bieden aan volwassenen. Door ontuchtige handelingen te plegen met een minderjarige stelt een verdachte de bevrediging van zijn eigen lustgevoelens boven de belangen van het slachtoffer. Hierdoor doorkruist een verdachte de seksuele ontwikkeling van een minderjarige, terwijl een minderjarige ongestoord hoort te kunnen groeien tot volwassenheid, zeker ook op seksueel vlak. Het is algemeen bekend dat slachtoffers van dergelijke delicten nog langdurig nadelige, psychische gevolgen daarvan (kunnen) ondervinden. Het uitvoeren van seksuele handelingen door het slachtoffer bij zichzelf kan, mede door schuld- en schaamtegevoel, evenzeer een grote impact hebben op het slachtoffer als wanneer er daadwerkelijk sprake is van fysiek contact tussen het slachtoffer en de verdachte.

Naast de impact op het slachtoffer zelf leidt seksueel misbruik van minderjarigen vaak tot grote verontwaardiging en onrust in de maatschappij. Met deze strafvorderingsrichtlijn sluit het Openbaar Ministerie aan bij de ontwikkeling van het maatschappelijk (straf)klimaat. Er is een roep vanuit de samenleving om daders van zware delicten zwaarder te straffen. Dit standpunt kwam eveneens naar voren uit de diverse burgerfora en een online enquête over seksueel misbruik van minderjarigen.3 Ook hecht men in het algemeen een groot belang aan behandeling ter voorkoming van recidive.4

Uit onderzoek blijkt dat ook de rechtspraak zwaarder is gaan straffen voor zware delicten. 5

De aanpak van zaken van seksueel misbruik van minderjarigen loopt in vergelijking hiermee uit de pas. De strafeis dient te worden geactualiseerd aan de ontwikkelingen die de laatste jaren zichtbaar zijn in zowel het maatschappelijk klimaat als het strafklimaat. Uitgangspunt voor verkrachting van een meerderjarige is 36 maanden gevangenisstraf. In deze richtlijn is hierbij aansluiting gezocht voor wat betreft de meest ernstige categorieën van seksueel misbruik van minderjarigen, aangezien dit feitelijk dezelfde soort seksuele handelingen betreffen, maar dan met een minderjarig slachtoffer.6

De wettelijke strafmaxima geven uitdrukking aan de ernst van een delict in verhouding tot andere delicten. Hoewel men in de praktijk niet gauw in de buurt komt van de strafmaxima en de rechter in beginsel vrij is om de strafmaat te bepalen binnen de door de wetgever aangegeven grenzen, is het strafmaximum wel een belangrijke indicatie bij het vaststellen van de uiteindelijke straf. De maxima van de delicten betreffende ontucht met minderjarigen lijken echter een slechts zeer geringe indicatieve waarde te hebben.

Ten eerste kunnen qua ernst zeer uiteenlopende ontuchtige handelingen onder hetzelfde wetsartikel vallen. Denk bijvoorbeeld aan het verschil tussen strelen over de met kleding bedekte billen en het aftrekken van een minderjarige, beide strafbaar onder art. 247 Sr. Juridisch is er geen verschil, maar feitelijk wel. De wetgever maakt qua strafmaat wel onderscheid tussen ontuchtige handelingen en ontuchtige handelingen met seksueel binnendringen.

Ten tweede kan eenzelfde soort handeling onder zeer veel verschillende wetsartikelen ten laste worden gelegd of zelfs onder meerdere tegelijk. In de kern gaat het bij elk van de wetsartikelen 242, 243, 244, 245, 246, 247, 248a, 248e, 249 en 250 Sr uiteindelijk om min of meer dezelfde soorten ontuchtige handelingen. Het aanraken van de borsten van het slachtoffer kan bijvoorbeeld onder 247 Sr worden ten laste gelegd, maar ook bij dwang onder 246 Sr; indien er sprake is van verleiding onder 248a Sr en bij een gezagsrelatie onder 249 Sr. Hoewel de genoemde wetsartikelen een extra verwijt verwoorden, zoals dwang, verleiding of misbruik van gezag, is dit bij art 248a en 249 Sr niet terug te zien in het strafmaximum.

Bovendien blijkt dat de eerdergenoemde extra verwijten ook kunnen worden meegewogen in de strafmaat als een wetsartikel tenlaste wordt gelegd waarin dat specifieke verwijt niet in de delictsomschrijving zelf is opgenomen.7 Dit doet ook het meeste recht aan de specifieke zaak. Als er sprake is van verleidingshandelingen zoals bedoeld in art 248a Sr zal dit bijvoorbeeld ook kunnen worden meegewogen in de strafmaat bij tenlastelegging van art 245 Sr., ervan uitgaande dat er zowel sprake is van seksueel binnendringen. Er kan in een dergelijk geval overigens ook voor worden gekozen om beide artikelen ten laste te leggen ten aanzien van hetzelfde feitencomplex.

Bovenstaande maakt dat de wettelijke strafmaxima behorend bij de zedenartikelen geen duidelijkheid geven qua ernstgradatie van de ontuchtige handelingen. Bij het formuleren van de strafeis bieden de strafmaxima geen houvast. Zodoende acht het OM het niet noodzakelijk en tevens onwenselijk om voor elk wetsartikel betreffende ontucht met minderjarigen een aparte strafvorderingsrichtlijn te formuleren. Zoals gezegd is er in de kern bij al deze artikelen sprake van ontuchtige handelingen met een minderjarige in diverse ernstgradaties. Deze kern vormt het primaire strafrechtelijk verwijt. De bijkomende omstandigheden zoals dwang, verleiding of misbruik van gezag, dienen te worden opgevat als extra verwijten. Voor deze strafvorderingsrichtlijn is er zodoende voor gekozen om de ontuchtige handelingen zelf centraal te stellen.

Basisdelicten en strafbandbreedtes seksueel misbruik van minderjarigen

Bij het bepalen van het uitgangspunt voor de strafeis staat de feitelijke ontuchtige gedraging centraal, onderverdeeld in vier categorieën op basis van de ernstgradatie. Bij elk van deze categorieën, basisdelicten genoemd, hoort een strafbandbreedte als uitgangspunt. De ernstcategorieën beslaan zowel handelingen die de verdachte bij het slachtoffer heeft uitgevoerd als handelingen die de verdachte door het slachtoffer heeft laten uitvoeren bij zich (de verdachte) zelf, bij het slachtoffer zelf of bij of door een ander. Hiertussen wordt qua ernstgradatie geen onderscheid gemaakt. Bij seksueel binnendringen doet het er zodoende voor de strafmaat, anders dan voor de bewezenverklaring, niet toe of er wordt binnengedrongen door de verdachte bij het slachtoffer of dat de verdachte het slachtoffer laat binnendringen bij de verdachte zelf, bij het slachtoffer zelf of bij of door een ander. Op deze wijze wenst het OM ook op gelijke wijze recht te doen aan zowel vrouwelijke als mannelijke slachtoffers.8

De genoemde strafbandbreedtes per basisdelict gaan uit van éénmalig plegen door één meerderjarige verdachte, zonder dat er sprake is van (relevante) recidive. Naarmate er sprake is van meer strafmaatbeïnvloedende factoren, zal de eis richting de grens van de bandbreedte verschuiven. Bij uitzonderlijke omstandigheden kan de strafeis buiten de bandbreedte treden. De strafeis dient altijd te worden gemotiveerd. Deze motiveringsplicht geldt in het bijzonder indien van de in de richtlijn genoemde strafbandbreedte wordt afgeweken.

Ten overvloede wordt benadrukt dat de vraag of de handelingen als ontuchtig kunnen worden gekwalificeerd vooraf dient te gaan aan toepassing van de richtlijn voor strafvordering.

Hieronder wordt per categorie de strafbandbreedte aangegeven en toegelicht welke ontuchtige handelingen eronder worden begrepen.

Categorie 1

2 weken tot 6 maanden gevangenisstraf

Alle ontuchtige handelingen waarbij de minderjarige door de verdachte wordt geconfronteerd met seksuele handelingen zoals bedoeld in 248d (seksueel corrumperen). Ook vallen hieronder de situaties waarbij de minderjarige ertoe wordt gebracht zichzelf uit te kleden en zich (gedeeltelijk) naakt te tonen, zonder dat er sprake is van betasting door het slachtoffer zelf of door de verdachte of een derde.

Categorie 2

3 tot 12 maanden gevangenisstraf

Alle ontuchtige handelingen waarbij er sprake is van aanraking tussen verdachte en slachtoffer of door het slachtoffer bij zichzelf of bij of door een ander. Zowel aanraking over de kleding als over de naakte huid valt binnen deze categorie, met uitzondering van aanraking van de naakte geslachtsdelen. Er valt onder meer te denken aan het aaien of wrijven over en betasten, grijpen, kussen of likken van de borsten, billen of overige lichaamsdelen. Ook het betasten van het kruis over de kleding behoort hiertoe. De tongzoen is uitgezonderd en valt onder categorie 3.

Categorie 3

12 tot 36 maanden gevangenisstraf

Het ontuchtig aanraken van de naakte geslachtsdelen en het oraal, vaginaal of anaal binnendringen anders dan met een geslachtsdeel. Anders dan voor de bewezenverklaring, doet het er voor de strafmaat niet toe of er wordt binnengedrongen door de verdachte bij het slachtoffer of dat de verdachte het slachtoffer laat binnendringen. De handelingen kunnen variëren van het betasten tot het stimuleren van de geslachtsdelen, zoals aftrekken of vingeren. Ook de tongzoen valt binnen deze categorie.

Categorie 4

15 tot 48 maanden gevangenisstraf

Alle ontuchtige handelingen waarbij er sprake is van oraal, vaginaal of anaal binnendringen met een geslachtsdeel. Anders dan voor de bewezenverklaring, doet het er voor de strafmaat niet toe of er wordt binnengedrongen door de verdachte bij het slachtoffer of dat de verdachte het slachtoffer laat binnendringen.

Toelichting strafbandbreedte

Omdat de ontuchtige handelingen centraal zijn genomen, lopen de wetsartikelen dwars door de verschillende categorieën heen. Hierdoor dient steeds in de gaten gehouden te worden dat de strafeis het geldende strafmaximum niet overschrijdt.

Als basisstraf staat steeds de gevangenisstraf vermeld, dit betreft onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Indien de specifieke omstandigheden van de zaak daartoe aanleiding geeft, kan worden gekozen voor een andere strafmodaliteit of strafsoort. Het is aan de beoordelaar om te bepalen, kijkend naar de omstandigheden van het geval en de persoon van de verdachte, of er bij de strafvordering plaats is voor een taakstraf, boete en/of een voorwaardelijk strafdeel met eventueel bijzondere op te leggen voorwaarden. Hierbij dient het taakstrafverbod van art 22b Sr in gedachten te worden gehouden. Dit betreft een absoluut verbod met betrekking tot de artikelen 248a en 250 Sr. Wat betreft de andere (zeden)artikelen geldt dit verbod voor zover er sprake is van ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.

Naast bestraffing is het voorkomen van recidive een belangrijk doel van het strafrecht. In het algemeen en bij zedenzaken in het bijzonder geldt dat sprake kan zijn van bijzondere persoonsgebonden omstandigheden ten aanzien van de persoon van de verdachte, zoals psychische problematiek. Het is van groot belang om hiermee bij het bepalen van de strafeis rekening te houden, aangezien zowel de verdachte als de maatschappij het meeste gebaat zijn bij een gerichte behandeling en aanpak van deze problematiek.9

Het verdient daarom aanbeveling om in zedenzaken een reclasseringsrapportage aan te vragen, zodat toezicht en specifieke bijzondere voorwaarden in de strafeis meegenomen kunnen worden. In complexere zedenzaken waarbij het vermoeden van psychische problematiek bij de verdachte bestaat, verdient het aanbeveling om een NIFP-consult aan te vragen, teneinde gedragskundige rapportage(s) tot stand te laten komen.

Met deze rapportages wordt mede beoogd zicht te krijgen op de meest geschikte vorm van behandeling, waarvoor een goede taxatie van het recidiverisico de basis vormt. De behandeling kan daardoor worden afgestemd op het recidiverisico van de pleger.

De rapportages kunnen aanleiding zijn om oplegging van de maatregel TBS te vorderen of een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere op te leggen voorwaarden gericht op toezicht en behandeling. Daarnaast zullen in voorkomende gevallen ook bijzondere voorwaarden kunnen worden overwogen specifiek gericht op de belangen van het slachtoffer of gericht op het maatschappelijk belang. Voorbeelden hiervan zijn een contactverbod, locatieverbod of een ontzetting uit beroep of ambt.

De ondergrens van de strafbandbreedte van elk delict wordt steeds gevormd door de situatie waarbij een verdachte de handelingen volledig consensueel pleegt met een slachtoffer van twaalf jaar of ouder, zonder dat dit door enige vorm van druk of dwang tot stand is gekomen. (Zie onderdeel ‘Delictspecifieke strafmaatbeïnvloedende factoren’ voor nadere uitleg betreffende consensualiteit en de leeftijd van het slachtoffer.)

Delictspecifieke strafmaatbeïnvloedende factoren

Onderstaande lijst bevat veelvoorkomende delictspecifieke strafmaatbeïnvloedende factoren waarmee rekening gehouden kan worden. De lijst is niet uitputtend.

De factoren kunnen een strafverhogende of juist strafverminderende werking hebben. Afhankelijk van de specifieke omstandigheden van het geval dient steeds beoordeeld te worden of een bepaalde factor ook in dit concrete geval strafverhogend of strafverlagend dient te werken.

Niet aangegeven wordt hoe zwaar elk van de factoren in de regel dient te wegen, aangezien dit van geval tot geval zal verschillen. Steeds zal naar de specifieke omstandigheden van de voorliggende zaak gekeken moeten worden om te beoordelen of en in hoeverre de hieronder omschreven delictspecifieke strafmaatbeïnvloedende factoren van toepassing zijn. Om deze reden dient de te vorderen straf altijd nader te worden gemotiveerd.

Blijkens de jurisprudentie zijn ondergenoemde strafmaatbeïnvloedende factoren algemeen toepasbaar, ongeacht welk wetsartikel ten laste is gelegd. Als er sprake is van verleidingshandelingen zoals bedoeld in art 248a Sr zal dit bijvoorbeeld ook kunnen worden meegewogen in de strafmaat bij tenlastelegging van art. 245 Sr., ervan uitgaande dat er zowel sprake is van seksueel binnendringen. Er kan in een dergelijk geval overigens ook voor worden gekozen om beide artikelen ten laste te leggen ten aanzien van hetzelfde feitencomplex.

Naarmate sprake is van meer strafmaatbeïnvloedende factoren en afhankelijk van de specifieke omstandigheden van het geval kan het uitgangspunt naar boven of naar beneden toe worden bijgesteld binnen de bandbreedte. Bij uitzonderlijke omstandigheden kan de strafeis buiten de bandbreedte treden.

Factoren met betrekking tot de ernst van het feit

– Frequentie en/of periode van het misbruik (bij herhaaldelijk misbruik)

– In vereniging (zie ook art. 248 lid 1 Sr)

– Verregaande handelingen (waaronder begrepen: gebruik van hulpmiddelen/ SM-of bondageachtige handelingen/ ontuchtige handelingen met dieren)

– Ondanks signalen van slachtoffer of anderen toch door gegaan (met het plegen van ontuchtige handelingen)

– Van kwaad tot erger

– Excessieve gevolgen (waaronder begrepen: zwaar lichamelijk letsel, levensgevaar voor een ander, de dood, besmetting) (zie ook art 248 lid 7 en 248 lid 8 Sr)

Factoren met betrekking tot (de kwetsbaarheid van) het slachtoffer

– Afhankelijkheids- of vertrouwensrelatie (waaronder begrepen: hoedanigheid verdachte/ vertrouwens-, gezags- of afhankelijkheidsrelatie tussen slachtoffer en verdachte / slachtoffer is aan zorg van verdachte of instelling toevertrouwd) (zie ook art. 248 lid 2, 3 en 4 Sr)

– Situatie of locatie (waaronder begrepen situatie of locatie waar slachtoffer bij uitstek veilig behoort te zijn/ Situatie of locatie waar slachtoffer aan verdachte is overgeleverd) (zie ook art. 248 lid 2, 3 en 4 Sr)

– Leeftijd van het slachtoffer (tot 12 jaar) OF mate van consensualiteit (vanaf 12 jaar), zie toelichting

– Bijzondere kwetsbaarheid slachtoffer (zie ook art 248 lid 3 en 4)

Mate van bewuste en/of planmatige werkwijze van verdachte rondom het feit

– Totstandkoming & instandhouding van de misbruiksituatie (ten opzichte van de buitenwereld, niet zijnde slachtoffer zelf) (zie ook art. 248 lid 5 en 6 Sr)

– Totstandkoming & instandhouding van het seksueel misbruik (m.b.t. het slachtoffer) (zie ook art. 248 lid 5 en 6 Sr)

– Geheimhouding afgedwongen (bij slachtoffer)

– Jeugdigheid verdachte (in verband met verdachtes eigen onvoltooide seksuele ontwikkeling)

Toelichting op de leeftijd en ontwikkelingsfase van het slachtoffer en de mate van consensualiteit

De meeste strafmaatbeïnvloedende factoren spreken voor zich. De leeftijd en ontwikkelingsfase van het slachtoffer en de mate van consensualiteit vergen echter nadere toelichting.

Uit de jurisprudentie komt naar voren dat er verschillende argumenten schuil (kunnen) gaan achter het meewegen in de strafmaat van de leeftijd van het slachtoffer of het leeftijdsverschil tussen slachtoffer en verdachte. Ten eerste is er het verwijt van het machtsverschil tussen de meerderjarige verdachte en het minderjarige slachtoffer. De kalenderleeftijd van het slachtoffer wordt hierbij vaak gebruikt om de mate van weerbaarheid of weerloosheid aan te duiden.

Ten tweede is er het verwijt dat de seksuele ontwikkeling van het slachtoffer is doorkruist door de ontuchtige handelingen. Hoewel de kalenderleeftijd een sterke indicator is voor de seksuele ontwikkelingsfase van het slachtoffer, kunnen er in de praktijk contra-indicaties zijn.

Voor beide verwijten is relevant of de handelingen consensueel plaatsvonden. De scheidslijn tussen vrijwillig en onvrijwillig seksueel contact tussen een meerderjarige en een minderjarige is niet duidelijk aan te duiden. Met de wetgever is het OM in ieder geval van oordeel dat er bij een slachtoffer jonger dan twaalf jaar per definitie geen sprake kan zijn van consensueel seksueel contact.

In concreto betekent dit dat bij een slachtoffer onder de twaalf jaar de leeftijd van het slachtoffer meeweegt in de strafmaat, waarbij in de regel geldt: hoe jonger het slachtoffer, hoe hoger de strafeis.

Vanaf twaalf jaar zal dit per geval dienen te worden beoordeeld. Daarbij geldt dat er bij seksueel contact tussen een meerderjarige en een minderjarige van uitgegaan wordt dat dit de seksuele ontwikkeling van de minderjarige doorkruist. Een contra-indicatie kan zijn dat er sprake was van volledige consensualiteit en gelijkwaardigheid. Daarvan zal niet snel sprake zijn, bijvoorbeeld omdat sprake is van een groot leeftijdsverschil tussen slachtoffer en verdachte. Ook bij een oudere broer (of zus) of een vader of oom als verdachte mag consensualiteit geen rol spelen. Daarnaast dient bijzondere aandacht te zijn voor de extra kwetsbare slachtoffers, zoals zwakbegaafden en minderjarigen die functioneren op een leeftijd jonger dan hun kalenderleeftijd.

Ten overvloede wordt benadrukt dat consensualiteit in beginsel niet afdoet aan de strafbaarheid van seksueel contact tussen een meerderjarige en een minderjarige. Wel kan het aanleiding geven om er in strafmatigende zin rekening mee te houden in de strafeis. Slechts in bijzondere gevallen, waarin de dader ongeveer even oud is als het slachtoffer en er sprake is van volledige gelijkwaardigheid tussen dader en slachtoffer, kan volledige consensualiteit invloed hebben op het ontuchtkarakter.

Het bovenstaande lijkt tevens het meest recht te doen aan de gevoelens in de samenleving omtrent ontucht met minderjarigen, zo bleek uit de burgerfora.10

Ernstige recidive

Indien er sprake is van recidive én de ontuchtige handelingen betreffen strafbare feiten waarop gevangenisstraf van 8 jaar of meer als strafmaximum is gesteld én daarbij is een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer geldt als uitgangspunt een verhoging van 100% van de straf in de toepasselijke richtlijn. Deze verhoging is met name gerechtvaardigd, omdat de dader zich blijkbaar niets gelegen laat aan de lichamelijke integriteit van een ander en de eerdere normstellende veroordeling.11

Evaluatie richtlijn

Omdat de ontuchtige handelingen die onder een basisdelict vallen qua vorm en ernst zeer uiteen lopen, bleek het niet mogelijk per categorie één strafuitgangspunt te hanteren. Daarom is gekozen voor een (ruime) bandbreedte. Na evaluatie van deze richtlijn over twee jaar zal worden bezien of deze bandbreedtes nauwkeuriger kunnen worden gespecificeerd.


X Noot
1

Richtlijn voor strafvordering verkrachting (art. 242 Sr), Stcrt. 2012, 24714.

X Noot
2

Richtlijn voor strafvordering kinderpornografie Stcrt. 2013, 29674.

X Noot
3

De burgerfora hebben plaatsgevonden in de arrondissementen Oost-Brabant, Noord-Holland en Limburg in november en december 2013.

X Noot
4

Zie n.a.v. burgerforum Oost-Brabant: ‘Emoties groot over kindermisbruik. Een burgerforum heeft zich gebogen over de strafmaat voor misbruik van kinderen’, Eindhovens Dagblad, 21 december 2012, regio p. 38/39.

X Noot
5

Raad voor de Rechtspraak, ‘Rechters luisteren naar de samenleving’, 19 november 2011; http://www.rechtspraak.nl/Organisatie/Raad-Voor-De-Rechtspraak/Nieuws/Pages/Rechters-luisteren-naar-de-samenleving.aspx; F. van Tulder, ‘De straffende rechter’, NJB 2011, p. 1544–1550.

X Noot
6

Het uitgangspunt van 36 maanden gevangenisstraf voor verkrachting doelt op een meerderjarig slachtoffer waarbij er sprake is van enige dwang. Omdat ontucht ook zonder dwang kan plaatsvinden, maar met een minderjarig slachtoffers, is 36 maanden een geschikt uitganspunt om bij aan te sluiten.

X Noot
7

Uit uitgebreid jurisprudentieonderzoek ten behoeve van de totstandkoming van deze richtlijn is gebleken dat dit in de huidige rechtspraktijk door de rechter reeds zo wordt gedaan.

X Noot
8

Ook uit de burgerfora kwam naar voren dat men dit gelijkelijk beoordeelt.

X Noot
9

Ook tijdens de burgerfora werd door de deelnemers het belang van behandeling en recidivevermindering benadrukt.

X Noot
10

Zie n.a.v. burgerforum Oost-Brabant: ‘Emoties groot over kindermisbruik. Een burgerforum heeft zich gebogen over de strafmaat voor misbruik van kinderen’, Eindhovens Dagblad, 21 december 2012, regio p. 38/39.

X Noot
11

Zie voor de bepalingen omtrent recidive de aanwijzing kader voor strafvordering en OM-afdoeningen.

Naar boven