Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 9 november 2015, nr. 2015-0000647318, tot wijziging van de Regeling beëdiging ambtenaren in verband met het verlengen van de termijn voor het afleggen van de eed of belofte en een wijziging in de omschrijving van ten overstaan van wie de eed of belofte wordt afgelegd

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op artikel 51, tweede lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement;

Besluit:

ARTIKEL I

In artikel 3, eerste lid, wordt ‘binnen een maand’ vervangen door: binnen drie maanden.

ARTIKEL II

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. De eed of belofte wordt afgelegd ten overstaan van het bevoegd gezag.

2. In het tweede lid wordt ‘aangewezen door de DG, HBVD, PSG, SG of Minister’ vervangen door: aangewezen door het bevoegd gezag.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 9 november 2015

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk

TOELICHTING

In artikel 3, eerste lid, van de huidige Regeling beëdiging ambtenaren is bepaald dat het afleggen van de eed of belofte in elk geval binnen een maand moet plaatsvinden na de aanstelling of tewerkstelling.

In de praktijk blijkt deze termijn moeilijk haalbaar te zijn. Daarom wordt de termijn met deze wijziging gesteld op drie maanden. Deze termijn past beter binnen de huidige praktijk en kan ook beter worden gehandhaafd.

Voorts is in artikel 4 ‘DG, HBVD, PSG, SG of Minister’ vervangen door ‘bevoegd gezag’. Dit artikel bepaalt ten overstaan van wie de ambtenaar de eed of belofte aflegt en dat degene, ten overstaan van wie de eed of belofte wordt afgelegd, hierbij getuigen aan kan wijzen. De PSG bestaat als functionaris niet meer en ook HBVD is tegenwoordig een DG. Als gevolg van organisatieveranderingen komen alle bij BZK werkzame ambtenaren te ressorteren onder de SG, zodat ten overstaan van hem de eed of belofte moet worden afgelegd. De bepaling dient als gevolg hiervan te worden aangepast. Door de term ‘bevoegd gezag’ te gebruiken hoeft dit niet bij toekomstige organisatieveranderingen wederom te worden aangepast. Op grond van artikel 4.2, onderdeel h, en artikel 6.2, onderdeel e, van het Mandaatbesluit BZK 2012 kan van deze bevoegdheid mandaat worden verleend aan de diensthoofden en directeuren.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk

Naar boven