Op 1 januari 2015 is de Jeugdwet in werking getreden. In verband hiermee zijn de Beleidsregels
subsidieverstrekking bijzondere transitiekosten Jeugdwet (hierna Beleidsregels) tot
stand gekomen. Op grond van deze Beleidsregels kunnen aan jeugdhulporganisaties subsidies
worden verstrekt voor de met de transitie samenhangende extra kosten.
Op de verstrekking van die subsidies is de Kaderregeling VWS-subsidies van toepassing.
Die regeling bevat alle algemene subsidieregels die in acht moeten worden genomen
bij de subsidieverlening.
Voor subsidies op grond van de Kaderregeling VWS-subsidies geldt (onder meer) als
regel dat deze worden verstrekt voorafgaand aan de periode waarop zij betrekking hebben. Dit geldt zowel voor de project- als
voor de instellingssubsidies. Een uitzondering op deze regel is gemaakt voor subsidies
die minder dan € 25.000 bedragen. Deze worden achteraf verstrekt en doorgaans ook
meteen, dat wil zeggen zonder voorafgaande verlening, vastgesteld. Dit blijkt uit
artikel 6 voor de projectsubsidies en artikel 7 voor de instellingssubsidies.
De Kaderregeling VWS-subsidies kent derhalve niet de mogelijkheid om voor een achterliggend
tijdvak subsidie te verstrekken anders dan voor subsidies van minder dan € 25.000.
De Beleidsregels zijn op 1 oktober 2014 in werking getreden. Vanaf dat moment konden
subsidies worden aangevraagd. Naar nu blijkt zijn door het merendeel van de jeugdhulporganisaties
in de aanloop van de op handen zijnde transitie ook reeds in 2014 bijzondere transitiekosten
gemaakt. Gelet op de doelstelling van de Beleidsregels dienen ook deze, in 2014 gemaakte,
kosten voor subsidie in aanmerking te kunnen komen.
Evenwel vormen de bepalingen die uitgaan van subsidieverstrekking ten behoeve van
een toekomstig tijdvak, een beletsel om kosten uit 2014 voor subsidie aanmerking te
laten komen. De artikel 6 en 7 staan achteraf subsidiëren niet toe.
De onderhavige wijziging strekt ertoe dit beletsel op te heffen. In artikel 6 is daarom
nu geregeld dat de hoofdregel niet geldt in geval er sprake is van subsidies waarop
de Beleidsregels zien. De uitzondering op de hoofdregel is zo geformuleerd dat deze
uitzondering beperkt is tot uitsluitend die subsidies. De uitzondering is daarmee
tevens van tijdelijke aard omdat de Beleidsregels vervallen met ingang van 1 januari
2018. Wijziging van artikel 7 is niet noodzakelijk omdat de Beleidsregels uitsluitend
voorzien in projectsubsidies.
Naast artikel 6 is ook artikel 16, dat betrekking heeft op de aanvraag tot verlening
van een projectsubsidie, aangepast. De wijziging houdt in dat de verplichting tot
het indienen van een aanvraag vóór de aanvang van de subsidieperiode niet geldt voor
die gevallen waarin achteraf subsidiëren aan de orde is.
Onderhavige wijziging heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten aangezien
het geen veranderingen teweegbrengt in het gangbare subsidieproces van aanvraag, verlening,
bevoorschotting en vaststelling van de subsidie.
De onderhavige regeling heeft evenmin effecten in de sfeer van financiële risico’s.
Het is van meet af aan de bedoeling van de Beleidsregels geweest ook de bijzondere
kosten die gemaakt zijn in de aanloop van de transitie te subsidiëren. In dit verband
merk ik op dat kosten die door jeugdhulporganisaties gemaakt zijn in nog verder in
het verleden liggende jaren in principe buiten de reikwijdte van de Beleidsregels
vallen en derhalve niet subsidiabel zijn.
In het controleprotocol zal specifiek aandacht worden geschonken aan het risico van
dubbele financiering.
Aan deze wijzigingsregeling is terugwerkende kracht verleend tot 1 oktober 2014, zijnde
de datum van inwerkingtreding van de Beleidsregels.