Verordening digitaal beslagregister voor gerechtsdeurwaarders

De ledenraad van de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (KBvG),

Overwegende dat de KBvG tot taak heeft de bevordering van een goede beroepsuitoefening door de leden;

Gelet op de artikelen 57, tweede lid, en 80 van de Gerechtsdeurwaarderswet;

Gezien het ontwerp van het bestuur en de toelichting daarvan;

Gehoord het advies van de algemene ledenvergadering van de KBvG;

Stelt de navolgende verordening vast:

Artikel 1 – Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a) Beslagregister:

het digitaal systeem voor de inschrijving van de door het bestuur van de KBvG bij Reglement aangewezen beslagen die zijn gelegd door een gerechtsdeurwaarder in het kader van de uitoefening van zijn wettelijke taak als openbaar ambtenaar;

b) Gerechtsdeurwaarder:

de gerechtsdeurwaarder in de zin van artikel 1, onder c, van de Gerechtsdeurwaarderswet of waarnemend gerechtsdeurwaarder in de zin van artikel 23, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet;

c) Opdrachtgever:

de partij die de opdracht tot het verrichten van een ambtshandeling verstrekt aan de gerechtsdeurwaarder;

d) Reglement:

het Reglement digitaal beslagregister voor gerechtsdeurwaarders zoals is vastgesteld op grond van artikel 13;

e) Schuldenaar:

iedere natuurlijk of niet-natuurlijk persoon die in rechte wordt betrokken of ten laste van wie een in het beslagregister ingeschreven beslag (mede) is gelegd;

f) SNG:

de Stichting Netwerk Gerechtsdeurwaarders die ten behoeve van een gerechtsdeurwaarder persoonsgegevens verwerkt.

Artikel 2 – Beslagregister voor gerechtsdeurwaarders

Het bestuur van de KBvG is verantwoordelijk voor de inrichting van een beslagregister, waarvan de gerechtsdeurwaarder verplicht gebruik maakt.

Artikel 3 – Doel

Het beslagregister heeft ten doel:

1e te voorkomen dat de schuldeiser, in onwetendheid omtrent de beslagpositie van de schuldenaar, proces- en/of executiekosten maakt, althans die kosten zoveel mogelijk te beperken;

2e te bevorderen dat de beslagvrije voet van de schuldenaar op de juiste wijze wordt vastgesteld en toegepast.

Artikel 4 – Verantwoordelijkheid

  • 1. Het bestuur van de KBvG is verantwoordelijk voor de inrichting en het beheer van het beslagregister, de wijze waarop toegang tot het beslagregister wordt verkregen, de controle op de toegang tot de gegevensverwerkingen in het beslagregister aan de hand van autorisaties, het treffen van passende technische en organisatorische maatregelen om de persoonsgegevens in het beslagregister te beveiligen tegen verlies of enige vorm van onrechtmatige verwerking alsmede de uitbesteding van de uitvoering van het (technisch) beheer van het beslagregister door de SNG.

  • 2. De gerechtsdeurwaarder is verantwoordelijk voor de eigen gegevensverwerking, waaronder die van persoonsgegevens, in het beslagregister. Voorts is de gerechtsdeurwaarder verantwoordelijk voor de verdere verwerking van persoonsgegevens die verkregen wordt door de raadpleging van het beslagregister dan wel naar aanleiding van een verzoek aan een andere gerechtsdeurwaarder om nadere inlichtingen.

  • 3. De gerechtsdeurwaarder is verantwoordelijk voor de juistheid, volledigheid en actualiteit van de door hem in het beslagregister ingeschreven gegevens. Bij Reglement kunnen hierover nadere regels worden gesteld.

  • 4. De gerechtsdeurwaarder draagt ervoor zorg dat de schuldenaar of andere betrokkene, over wie persoonsgegevens zijn opgenomen in het beslagregister de hem of haar toekomende rechten, zoals neergelegd in de Wet bescherming persoonsgegevens, daadwerkelijk kan uitoefenen. Bij Reglement worden hierover nadere regels gesteld.

Artikel 5 – Bewerker

In opdracht van het bestuur van de KBvG en van de gerechtsdeurwaarder is de SNG belast met de uitvoering van de gegevensverwerking in het beslagregister zoals bepaald in deze verordening.

Artikel 6 – Gebruik beslagregister

  • 1. Voor het realiseren van de in artikel 3 genoemde doeleinden schrijft de gerechtsdeurwaarder overeenkomstig artikel 7 elk door hem gelegd beslag in het beslagregister in, raadpleegt hij overeenkomstig artikel 8 het beslagregister voorafgaand aan het verrichten van een reeds opgedragen ambtshandeling en informeert hij overeenkomstig artikel 8, vierde lid, voordat hij zijn ministerie verleent, zijn opdrachtgever omtrent de beslagpositie van de schuldenaar. Het informeren van de opdrachtgever op grond van de gegevens uit het beslagregister omvat slechts de mededeling dat de beslagpositie van de schuldenaar voldoet aan het criterium uit artikel 8, vierde lid.

  • 2. De in het vorige lid genoemde inschrijving, raadpleging en de informatievoorziening aan de opdrachtgever vinden plaats overeenkomstig de gevallen en op de wijze bij of krachtens deze verordening bepaald.

Artikel 7 – Inschrijving in het beslagregister

  • 1. De gerechtsdeurwaarder schrijft het door hem gelegde beslag binnen drie werkdagen na het gelegde beslag in het beslagregister in. Hij schrijft elke wijziging in een beslag, met inachtneming van hetgeen daaromtrent bij Reglement nader is bepaald, en de doorhaling daarvan in binnen drie werkdagen nadat hij met die wijziging of doorhaling bekend werd.

  • 2. Onder wijziging in een beslag is ook begrepen elke wijziging in de hoogte van de beslagvrije voet.

  • 3. Een werkdag als bedoeld in het eerste lid is een dag, niet zijnde een zaterdag, zondag, algemeen erkende feestdag in de zin van de Algemene termijnenwet of een daarmee gelijkgestelde dag als bedoeld in artikel 3, tweede en derde lid, van de Algemene termijnenwet.

  • 4. De verplichte inschrijving van een beslag geldt alleen ten aanzien van een beslagsoort zoals nader omschreven bij Reglement.

  • 5. De inschrijving vermeldt de datum van het beslag, de wijziging of de opheffing daarvan, de naam van het gerechtsdeurwaarderskantoor waaraan de inschrijvende gerechtsdeurwaarder is verbonden, het dossiernummer of ander kenmerk waaronder het beslag in de administratie van dat kantoor is opgenomen, het burgerservicenummer of, indien het een niet-natuurlijk persoon betreft het nummer van de Kamer van Koophandel, waarmee de schuldenaar kan worden geïdentificeerd. En voor zover de inschrijving betrekking heeft op een verhaalsbeslag vermeldt de inschrijving tevens de som tot verhaal waarvoor het beslag is gelegd.

  • 6. Bij Reglement wordt nader bepaald welke overige gegevens de inschrijving omvat.

  • 7. Heeft de gerechtsdeurwaarder gerede twijfel omtrent de juistheid van de door een andere gerechtsdeurwaarder ingeschreven gegevens, dan deelt hij deze andere gerechtsdeurwaarder dat zo spoedig mogelijk mee, onder opgave van redenen.

Artikel 8 – Raadpleging van het beslagregister

  • 1. De verplichte raadpleging van het beslagregister voorafgaand aan het verrichten van een reeds opgedragen ambtshandeling geldt alleen ten aanzien van ambtshandelingen zoals bij Reglement nader bepaald.

  • 2. De termijn tussen de voorafgaande raadpleging en de daaropvolgende ambtshandeling wordt nader bepaald bij Reglement.

  • 3. Blijken ten laste van de schuldenaar twee of meer beslagen te zijn gelegd, dan is de gerechtsdeurwaarder bevoegd de gerechtsdeurwaarder die het oudste executoriale beslag heeft gelegd, dan wel met de inning en verdeling van de executieopbrengst is belast, nadere inlichtingen te vragen en verstrekt de laatste deze onverwijld. De inlichtingen strekken niet verder dan nodig om een redelijke schatting van de verhaalbaarheid van de vordering te vergemakkelijken. Dienaangaande kunnen bij Reglement nadere regels worden gesteld.

  • 4. In ieder geval indien de gerechtsdeurwaarder bij raadpleging blijkt dat ten aanzien van de schuldenaar gegevens zijn geregistreerd waaruit redelijkerwijs voorzienbaar is dat de vordering waarop de opgedragen ambtshandeling betrekking heeft bij onveranderde omstandigheden niet binnen drie jaren na die raadpleging op de schuldenaar kan worden verhaald, dan informeert de gerechtsdeurwaarder aantoonbaar de opdrachtgever omtrent dit vooruitzicht. Wenst de opdrachtgever in weerwil daarvan dat de ambtshandeling wordt verricht, dan kan de gerechtsdeurwaarder de ambtshandeling slechts uitvoeren indien de opdrachtgever aantoonbaar heeft bevestigd dat hij bij zijn oorspronkelijk verzoek volhardt.

Artikel 9 – Toegang

  • 1. De gerechtsdeurwaarder heeft rechtstreeks toegang tot het beslagregister voor zover noodzakelijk voor de inschrijving, wijziging of doorhaling van een beslag daarin en de raadpleging daarvan, zoals bedoeld in artikel 7 respectievelijk artikel 8.

  • 2. Onverminderd zijn verantwoordelijkheid kan de gerechtsdeurwaarder anderen, op zijn kantoor en onder zijn gezag werkzaam, autoriseren tot toegang tot het beslagregister, zowel ter inschrijving, wijziging, doorhaling als ter raadpleging en voor zover hiertoe noodzakelijk.

Artikel 10 – Geheimhouding

De gerechtsdeurwaarder deelt wat hij bij raadpleging van het beslagregister verneemt uitsluitend met derden, voor zover dit noodzakelijk is voor het verrichten van ambtshandelingen, in de zin van artikel 2 van de Gerechtsdeurwaarderswet. De gerechtsdeurwaarder houdt richting de opdrachtgever geheim wat hij bij raadpleging van het beslagregister verneemt, behoudens het doen van de melding overeenkomstig artikel 8, vierde lid. De gerechtsdeurwaarder staat in voor de geheimhouding door anderen die krachtens zijn autorisatie toegang tot het beslagregister hebben.

Artikel 11 – Beveiliging

Het bestuur van de KBvG en de gerechtsdeurwaarder dragen zorg dat de SNG alle passende technische en organisatorische maatregelen neemt om de persoonsgegevens te beveiligen tegen verlies of enige vorm van onrechtmatige verwerking. Deze maatregelen garanderen een passend beveiligingsniveau gelet op de gevoelige aard van de persoonsgegevens die worden verwerkt en voldoen in ieder geval aan de van toepassing zijnde normen voor de Nederlandse overheid en de richtsnoeren van het College Bescherming Persoonsgegevens met betrekking tot de beveiliging van persoonsgegevens.

Artikel 12 – Bewaren en vernietigen van gegevens

Een in het beslagregister doorgehaalde inschrijving is uitsluitend te raadplegen door de gerechtsdeurwaarder die het betreffende beslag heeft doorgehaald. De gegevens worden definitief uit het beslagregister verwijderd en vernietigd na het verstrijken van een bij reglement bepaalde termijn.

Artikel 13 – Reglement

  • 1. Het bestuur van de KBvG is bevoegd tot het geven van nadere regels betreffende het in deze verordening behandelde onderwerp.

  • 2. Het bestuur van de KBvG stelt deze nadere regels vast bij reglement na de verkregen goedkeuring van de ledenraad.

Artikel 14 – Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening digitaal beslagregister voor gerechtsdeurwaarders.

Artikel 15 – Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag van de tweede maand na die van de dag van de bekendmaking door plaatsing in de Staatscourant.

TOELICHTING

Algemeen

Voorgeschiedenis

Met de introductie van het Digitaal beslagregister voor gerechtsdeurwaarders (DBR) gaat een veelgehoorde wens in vervulling. Die wens was al te lezen in het rapport ‘Noblesse Oblige’ van de Commissie evaluatie Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders. In dat rapport werd het DBR gezien als een vanzelfsprekendheid in het belang van schuldenaren, opdrachtgevers en schuldeisers. De gerechtsdeurwaarder is door het DBR namelijk beter op de hoogte omtrent de beslagpositie van een schuldenaar. Daardoor kan een ongewenste en onoverzichtelijke stapeling van beslagen (en daarmee gepaard gaande executiekosten) worden voorkomen. Het DBR levert dus besparingen op in tijd en kosten. Daarnaast kan het weinig zinvolle beslagen voorkomen. In het rapport ‘Paritas passé’ werd nogmaals aangedrongen op de komst van een beslagregister. Daarbij werd ook aandacht gevraagd voor het beter waarborgen van de beslagvrije voet van de schuldenaar. In april 2013 gaf het kabinet opdracht aan de KBvG om onderzoek te doen naar een digitaal beslagregister en dat register ook in te richten.

Werking Digitaal beslagregister voor gerechtsdeurwaarders

In het DBR worden de door de gerechtsdeurwaarders gelegde beslagen ingeschreven, mits deze behoren tot een bepaalde beslagsoort. Waarom voor deze beperking is gekozen wordt verderop in deze toelichting uitgelegd. Indien van toepassing wordt ook de hoogte van de beslagvrije voet geregistreerd. Voorafgaand aan een reeds opgedragen ambtshandeling raadpleegt de gerechtsdeurwaarder het DBR om zo een inschatting te maken van de beslagpositie van de schuldenaar en de daarmee samenhangende proces- en/of executiekosten. Indien wordt voldaan aan het in de Verordening vastgelegde criterium wordt de opdrachtgever geïnformeerd omtrent het door de gerechtsdeurwaarder geconstateerde vooruitzicht. Indien de opdrachtgever volhardt in zijn verzoek, dan moet hij zulks aantoonbaar aan de gerechtsdeurwaarder bevestigen, die dan de voorgenomen ambtshandeling kan uitvoeren. De gerechtsdeurwaarder mag zich echter niet verschuilen achter zijn ministerieplicht: de gerechtsdeurwaarder blijft terzake een eigen verantwoordelijkheid houden en moet dienovereenkomstig handelen.

Juridische basis

Op grond van de Gerechtsdeurwaarderswet is een gerechtsdeurwaarder bevoegd tot het verrichten van ambtshandelingen, daaronder begrepen het leggen van beslagen. De gerechtsdeurwaarder dient als openbaar ambtenaar uiteraard ook rekening te houden met hetgeen in het maatschappelijk verkeer betamelijk wordt geacht. Derhalve dienen onnodige kosten te worden voorkomen en moet de beslagvrije voet van de schuldenaar worden gewaarborgd. Deze beide normen kunnen worden beschouwd als een uitwerking van de in de Verordening beroeps- en gedragsregels gerechtsdeurwaarders omschreven regels. In die laatstgenoemde verordening is namelijk onder meer bepaald dat een gerechtsdeurwaarder zich dient te gedragen zoals een goed gerechtsdeurwaarder betaamt en geen onnodige kosten maakt.

Indeling

De indeling van de Verordening digitaal beslagregister voor gerechtsdeurwaarders is gericht op het goed laten functioneren van het DBR. De Verordening bevat derhalve het raamwerk waarbinnen het DBR functioneert, uiteraard in nauwe samenhang met de overige vigerende wet- en regelgeving. Bepaalde zaken aangaande het DBR vragen echter om een meer gedetailleerde en/of technische uitwerking. Mede daarom is ervoor gekozen om die uitwerking vast te leggen in een nader vast te stellen ‘Reglement digitaal beslagregister voor gerechtsdeurwaarders’.

Het DBR wordt gezien als een ‘groeibriljant’. Na de inwerkingtreding van deze Verordening kunnen op een later moment nog andere modules aan het DBR worden toegevoegd. Deze nieuwe modules hebben betrekking op andere ambtshandelingen dan de ambtshandelingen waarvoor het bij inwerkingtreding van deze verordening mogelijk is om in het beslagregister in te schrijven. Gelet op deze systematiek is ervoor gekozen om niet in de Verordening maar in het eerdergenoemde Reglement te bepalen voor welke ambtshandelingen de raadpleging van het DBR vereist is. Het ligt in de rede dat na de oplevering van een nieuwe module het Reglement wordt aangepast. Daarmee wordt bereikt dat de Verordening op steeds meer ambtshandelingen van toepassing is en door middel van het Reglement als het ware ‘geactualiseerd’ wordt. Daarnaast kan het gewenst zijn dat de werkprocessen in de praktijk worden aangepast, zulks ter bevordering van het goed functioneren van het DBR. De voorliggende Verordening met bijbehorend Reglement zijn zo ingericht dat op dat punt de nodige flexibiliteit wordt verkregen.

Gerechtsdeurwaarders

De leden van de KBvG zijn verplicht bepaalde beslagsoorten te registreren in het DBR. Daarnaast moet het DBR worden geraadpleegd alvorens een bepaalde ambtshandeling wordt verricht. Op die manier kunnen onnodige proces- en/of executiekosten worden voorkomen. Afhankelijk van de beslagsoort dient ook de hoogte van de toegepaste beslagvrije voet in het DBR te worden vastgelegd. Daarmee wordt een bijdrage geleverd aan het waarborgen van de beslagvrije voet van de schuldenaar. Een gerechtsdeurwaarder dient de Verordening en het Reglement dan ook tegen die achtergrond te interpreteren en dienovereenkomstig te handelen.

Werkproces KBvG

Het DBR en deze Verordening zijn tot stand gekomen na een lange periode van onderzoek en voorbereiding. Zowel het DBR als deze Verordening zijn een neerslag van rapportages en conclusies van commissies van de KBvG, binnen de beroepsgroep gevoerde discussies, evaluaties van de gerechtsdeurwaarderpraktijk, tuchtrechtuitspraken en praktijksituaties.

Artikelsgewijs

Artikel 1

In dit artikel is een aantal begrippen nader gedefinieerd die in deze verordening voorkomen en daarin een specifieke betekenis hebben.

  • a. Door het op een centrale plaats verzamelen van gegevens over gelegde beslagen ontstaat de mogelijkheid om een beter inzicht te verkrijgen in de beslagpositie van de schuldenaar.

  • b. In deze verordening en het Reglement worden de verplichtingen beschreven die de gerechtsdeurwaarder heeft.

  • c. De opdrachtgever is de partij die de gerechtsdeurwaarder opdracht geeft voor het verrichten van een ambtshandeling zoals is opgenomen in artikel 2 Gerechtsdeurwaarderswet.

  • d. In het Reglement zijn nadere regels vastgelegd omtrent de praktische uitvoering van de verordening. De grondslag van het Reglement is onder meer terug te vinden in artikel 80, lid 5, van de Gerechtsdeurwaarderswet.

  • e. De schuldenaar is diegene die door middel van een procesinleiding in rechte wordt betrokken of waartegen een beslag- en/of executiemaatregel wordt genomen. Het begrip schuldenaar kent een ruimere interpretatie voor wat betreft het inschrijven van een beslag in het beslagregister. Het gaat namelijk niet alleen om diegene tegen wie de executoriale titel zich richt, maar ook om diegene op wie die titel kan worden verhaald. Een bekend praktijkvoorbeeld is dat de titel zich richt tegen A, maar dat deze is in algehele gemeenschap van goederen is gehuwd met B. De titel kan dan ook op B worden verhaald via de band van het huwelijksgoederenregime. In een dergelijk geval zal in het beslagregister worden geregistreerd dat het beslag zowel ten laste van A als van B is gelegd. Het beslagregister kan dan ook op de burgerservicenummers van zowel A als B worden bevraagd.

  • f. De Stichting Netwerk Gerechtsdeurwaarder (SNG) is een stichting die krachtens overeenkomst voor zowel het bestuur van de KBvG als voor de gerechtsdeurwaarders als bewerker in de zin van artikel, 1 sub e, van de Wet bescherming persoonsgegevens optreedt. De SNG verwerkt gegevens ten behoeve van de gerechtsdeurwaarder overeenkomstig diens instructies en onder zijn verantwoordelijkheid. Tussen de SNG en de gerechtsdeurwaarder bestaat geen hiërarchische relatie. Verder heeft de SNG ook geen zeggenschap over het doel van en de middelen voor de verwerking van persoonsgegevens.

Artikel 2

In dit artikel wordt het beslagregister ingesteld. Dit artikel spreekt van één register en een verplicht gebruik daarvan door de gerechtsdeurwaarders. In de huidige situatie houdt iedere gerechtsdeurwaarder de door hem gelegde beslagen in een eigen kantooradministratie bij. Het beslagregister biedt de mogelijkheid om de relevante beslaggegevens uit die afzonderlijke kantooradministraties op één centrale digitale plaats te registreren.

Artikel 3

De bepalingen van deze verordening en het Reglement moeten worden uitgelegd tegen de achtergrond van artikel 3. Het beslagregister is een register dat de gerechtsdeurwaarder slechts mag gebruiken indien deze in de hoedanigheid van gerechtsdeurwaarder zijn werkzaamheden verricht. De gegevens uit het beslagregister mogen door de gerechtsdeurwaarder niet worden gebruikt voor zijn nevenwerkzaamheden in de zin van artikel 20 Gerechtsdeurwaarderswet. Het is dus niet toegestaan dat de gerechtsdeurwaarder de gegevens uit het beslagregister gebruikt voor bijvoorbeeld het verrichten van incassowerkzaamheden.

Artikel 4

  • 1. Het bestuur van de KBvG is verantwoordelijk voor onder andere de inrichting en het beheer van het beslagregister en besteedt het beheer uit aan de bewerker SNG. Het bestuur van de KBvG is in die zin systeemverantwoordelijke voor het beslagregister. Onder beheer valt bijvoorbeeld het onderhouden van de technische infrastructuur, het beschikbaar stellen van genoeg opslagcapaciteit etc.

  • 2. De gerechtsdeurwaarder is de verantwoordelijke met betrekking tot de persoonsgegevens die hij heeft geregistreerd in het beslagregister. Mocht een gerechtsdeurwaarder de persoonsgegevens na raadpleging verder verwerken, dan is deze gerechtsdeurwaarder ook hiervoor de verantwoordelijke.

  • 3. De gerechtsdeurwaarders en het bestuur van de KBvG zijn, met betrekking tot de verwerking van de persoonsgegevens in het kader van het beslagregister, beide (deel)verantwoordelijke in de zin van artikel 1, sub d, van de Wet bescherming persoonsgegevens.

  • 4. Voor het verrichten van een inschrijving moeten de voor de gerechtsdeurwaarder bekende relevante gegevens worden geregistreerd. De gerechtsdeurwaarder draagt ervoor zorg dat de door hem in het beslagregister geregistreerde gegevens gelijk zijn en blijven aan de in zijn eigen kantooradministratie aanwezige gegevens. De gerechtsdeurwaarder is hierdoor verantwoordelijk voor het goed functioneren van het beslagregister op die onderdelen waarbinnen de door hem ingevoerde gegevens zijn geregistreerd. Daardoor wordt bijgedragen aan de verhoging van de kwaliteit van de in het beslagregister geregistreerde gegevens.

  • 5. Een schuldenaar of andere betrokkene – bijvoorbeeld een derde-beslagene die tevens natuurlijk persoon is – van wie persoonsgegevens worden verwerkt door een gerechtsdeurwaarder, heeft op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens een inzagerecht waaraan de gerechtsdeurwaarder in voorkomende gevallen als verantwoordelijke gehoor moet geven. Daarnaast dient de gerechtsdeurwaarder eventuele verzoeken van de schuldenaar of andere betrokkene op verbetering, aanvulling, wijziging en afscherming van persoonsgegevens in behandeling te nemen, en zo nodig uit te voeren.

    De schuldenaar of andere betrokkene kunnen zich in het geval van inzageverzoeken wenden tot de SNG, die namens de gerechtsdeurwaarders de schuldenaar of andere betrokkene informeert over welke gerechtsdeurwaarder of gerechtsdeurwaarders verantwoordelijk is of zijn voor de verwerking van zijn of haar persoonsgegevens.

Artikel 5

Onder verantwoordelijkheid van het bestuur van de KBvG en de gerechtsdeurwaarders wordt het beslagregister geïmplementeerd en beheerd door de SNG. De SNG is bewerker in de zin van artikel 1, sub e, van de Wet bescherming persoonsgegevens zonder aan rechtstreeks gezag te zijn onderworpen. Op grond van artikel 12 van de Wet bescherming persoonsgegevens verwerkt de bewerker slechts de betreffende persoonsgegevens op instructie van de verantwoordelijke. De afspraken tussen de SNG en de gerechtsdeurwaarders zijn vastgelegd in een bewerkersovereenkomst.

Artikel 6

  • 1. De gerechtsdeurwaarder voorziet het beslagregister van gegevens door het verrichten van een inschrijving. De gerechtsdeurwaarder raadpleegt het beslagregister alvorens over te gaan tot het uitvoeren van een reeds opgedragen ambtshandeling. Naast het registreren van beslagen dient de gerechtsdeurwaarder zo nodig de gegevens bij te werken naar de actuele stand van zaken. Daardoor hebben ook andere gerechtsdeurwaarders die het beslagregister raadplegen een actueel inzicht omtrent de beslagpositie van de schuldenaar.

  • 2. In deze verordening en het Reglement worden de regels bepaald om het beslagregister zo goed mogelijk te laten functioneren. Het tweede lid biedt tevens een aanknopingspunt om de werking van het beslagregister via bijvoorbeeld een aanpassing van het Reglement verder te verbeteren.

Artikel 7

  • 1. Om het beslagregister voldoende actueel te houden heeft de gerechtsdeurwaarder een termijn van drie werkdagen om een wijziging door te voeren van de gegevens in het beslagregister. Deze termijn geldt voor een wijziging in het beslag zelf en voor de doorhaling van een beslag.

  • 2. In het artikel is expliciet de wijziging van een beslagvrije voet benoemd omdat dat een belangrijk onderdeel is van het beslagregister. De termijn van drie werkdagen komt voort uit de in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering voorgeschreven termijn voor de betekening van een gelegd beslag op (on)roerende zaken.

  • 3. Ter verduidelijking van het begrip ‘werkdagen’ is aangesloten bij de Algemene termijnenwet. Op deze wijze worden eventuele misverstanden voorkomen over welke dagen nu daadwerkelijk werkdagen zijn. Bovendien verschaft deze aansluiting meer duidelijkheid over hoe actueel de in het beslagregister opgenomen gegevens zijn.

  • 4. Na de inwerkingtreding van deze verordening kunnen nog niet alle soorten beslagen in het beslagregister worden geregistreerd. De verplichte inschrijving geldt derhalve alleen voor die beslagsoorten waarvan in het Reglement is bepaald dat die daarvoor geschikt zijn. Indien door uitbreiding van het beslagregister ook andere soorten beslagen kunnen worden geregistreerd – en dus een steeds beter beeld ontstaat van de bij de schuldenaar aanwezige beslagpositie – wordt het Reglement dienovereenkomstig aangepast. In aansluiting op de in de algemene toelichting genoemde problematiek en om zoveel mogelijk te voldoen aan de in artikel 3 genoemde doeleinden wordt bij de ingebruikname van het beslagregister juist die beslagvorm(en) bestreken die daarmee het nauwst verweven is c.q. zijn.

  • 5. Voor het inschrijven van een beslag is een minimum aantal gegevens nodig. Omdat de vordering waarvoor het beslag werd gelegd nadien veelal aan mutaties onderhevig is – bijvoorbeeld omdat door de derde-beslagene aan de gerechtsdeurwaarder een periodieke inhouding wordt afgedragen –, is ervoor gekozen om uitsluitend het bedrag te vermelden waarvoor het beslag werd gelegd. Indien een gerechtsdeurwaarder voornemens is een cumulatief beslag te leggen kan hij bij de gerechtsdeurwaarder die het oudste executoriale beslag legde, dan wel met de inning en verdeling van de executieopbrengst is belast, nadere inlichtingen inwinnen omtrent de actuele hoogte van de vordering(en) waarvoor beslag werd gelegd.

    De schuldenaar dient voor de gerechtsdeurwaarder identificeerbaar te zijn aan de hand van het burgerservicenummer (BSN) om zo de kans op persoonsverwisseling of identiteitsfraude te beperken. Voor het gebruik van het BSN is van belang dat de gerechtsdeurwaarder een openbaar ambtenaar is.

    Voor zover het nodig is bij de verwerking van persoonsgegevens bij ambtshandelingen, kunnen gerechtsdeurwaarders derhalve op grond van artikel 10 Wet algemene bepalingen burgerservicenummer gebruikmaken van het BSN. De verwerking van persoonsgegevens als gevolg van het gebruik van het beslagregister is namelijk nodig om zijn wettelijke taken zorgvuldig uit te voeren, te weten het voorkomen dat de schuldeiser door onwetendheid omtrent de beslagpositie van de schuldenaar, onnodige proces- en/of executiekosten maakt en te bevorderen dat de beslagvrije voet van de schuldenaar op de juiste wijze wordt vastgesteld en toegepast.

  • 6. In de verdere ontwikkeling van het beslagregister zal het naar verwachting ook mogelijk worden om de executie tot afgifte van roerende zaken in te schrijven. Hoewel het hier dus geen beslag betreft, maar zogenoemde ‘reële executie’, zal voor de registratie van deze executievorm aan dezelfde eisen moeten worden voldaan als ware het een inschrijving van een verhaalsbeslag. De in het vijfde lid genoemde vermelding van basisgegevens geldt ook voor de inschrijving, de raadpleging en het doorvoeren van een wijziging. Naast de eerdergenoemde basisgegevens om een beslag in te schrijven bestaat de mogelijkheid dat in de toekomst ook een aantal extra gegevens nodig zijn ter verbetering van het functioneren van het beslagregister. Daardoor kan dus een uitbreiding gewenst zijn van de vereiste gegevens voor een inschrijving in het beslagregister.

  • 7. Een gerechtsdeurwaarder mag er in beginsel vanuit gaan dat de in het beslagregister geregistreerde gegevens juist zijn. Maar indien een gerechtsdeurwaarder gerede twijfel heeft of de door een andere gerechtsdeurwaarder geregistreerde gegevens juist zijn, dan dient de gerechtsdeurwaarder daar melding van te maken bij die andere gerechtsdeurwaarder. De gerechtsdeurwaarder die een dergelijke melding ontvangt dient – voor zover nodig – binnen een redelijke termijn over te gaan tot een eventuele verbetering van de door zijn toedoen in het beslagregister opgenomen gegevens.

Artikel 8

  • 1. Bepaalde ambtshandelingen zijn niet of minder geschikt om te worden getoetst aan het beslagregister. Daarbij kan worden gedacht aan bijvoorbeeld de betekening van een echtscheidingsverzoekschrift, een faillissementsrekest of van een reeds gelegd beslag. Derhalve wordt bij Reglement nader bepaald op welke ambtshandelingen de verplichte raadpleging van het beslagregister van toepassing is. Ook hier wordt weer aansluiting gezocht bij die ambtshandelingen die het nauwst verweven zijn met de in de algemene toelichting opgenomen problematiek.

    De zinsconstructie van het eerste lid maakt zonneklaar dat raadpleging van het beslagregister slechts mag plaatsvinden nadat de gerechtsdeurwaarder de opdracht heeft gekregen een bepaalde ambtshandeling te verrichten. Daardoor wordt uitgesloten dat het beslagregister wordt geraadpleegd zonder dat daaraan de opdracht tot het verrichten van een ambtshandeling ten grondslag ligt. In de grond van de zaak geldt hier hetzelfde regime als bij een bevraging van de Basisregistratie Personen (BRP). Een dergelijke bevraging is immers ook alleen toegestaan ten behoeve van het verrichten van een ambtshandeling. Aldus wordt voorkomen dat het beslagregister wordt gebruikt voor een ander doel dan waarvoor het is bestemd.

  • 2. De gerechtsdeurwaarder dient uiteraard te handelen op grond van actuele informatie, maar onder meer vanwege de daarmee gepaard gaande kosten is de schuldeiser noch de schuldenaar erbij gebaat dat in dezelfde zaak telkens het beslagregister moet worden geraadpleegd. Het beslagregister moet worden geïmplementeerd in de werkprocessen van de gerechtsdeurwaarderspraktijk. Daarnaast zal ook de opdrachtgever gewend moeten raken aan de procedure onder 8, lid 4. In verband daarmee en gelet op het feit dat eerst na verloop van tijd duidelijk wordt hoeveel tijd gemoeid is met die terugkoppeling naar de opdrachtgever is ervoor gekozen om de maximale termijn tussen de raadpleging en de daarop volgende ambtshandeling bij Reglement te bepalen. Daardoor wordt de nodige flexibiliteit verkregen en ontstaat de mogelijkheid om na verloop van tijd deze termijn nader aan te scherpen.

  • 3. Om de inschatting te vergemakkelijken zoals deze overeenkomstig artikel 8, lid 4, moet worden gedaan, heeft de gerechtsdeurwaarder de mogelijkheid om nadere informatie op te vragen bij de gerechtsdeurwaarder die het oudste executoriale beslag heeft gelegd, dan wel met de inning en verdeling van de executieopbrengst is belast.

  • 4. De voorzienbaarheid moet voor de gerechtsdeurwaarder redelijkerwijs volgen uit de gegevens die in het beslagregister zijn opgenomen ten tijde van de raadpleging. Voor de bepaling van de termijn van drie jaren is aansluiting gezocht bij de Wet schuldsanering natuurlijke personen. De termijn van drie jaren vangt aan na de dag van de raadpleging van het beslagregister door de gerechtsdeurwaarder.

    De door de gerechtsdeurwaarder te verstrekken informatie uit het beslagregister betreft slechts een summiere beantwoording van de vraag of de informatie uit het beslagregister over de beslagpositie van de schuldenaar voldoet aan het criterium van artikel 8, lid 4. Het is derhalve uitgesloten dat de gerechtsdeurwaarder de opdrachtgever op de hoogte brengt van andere in het beslagregister aanwezige informatie met betrekking tot de beslagpositie van de schuldenaar.

    Het informeren van de opdrachtgever moet aantoonbaar zijn, zodat een opdrachtgever expliciet kennis kan nemen van de informatie en ook goed begrijpt wat de gevolgen zijn van de te maken keuze. Door de informatieverstrekking aan de opdrachtgever kan deze zijn – juridische – positie beter inschatten en daarbij een afweging maken of hij de reeds ingeslagen weg verder wil vervolgen of op zijn schreden terugkeert.

    Indien wordt voldaan aan het criterium van artikel 8, lid 4, dan gaat de gerechtsdeurwaarder eerst na het informeren van de opdrachtgever over tot het verrichten van de voorgenomen ambtshandeling indien de opdrachtgever zulks uitdrukkelijk heeft bevestigd.

    Het woord ‘kan’ in de laatste zin van artikel 8, lid 4, geeft aan dat de gerechtsdeurwaarder zich niet mag verschuilen achter zijn ministerieplicht jegens de opdrachtgever of schuldeiser. Ook als de opdrachtgever volhardt bij zijn oorspronkelijke verzoek dan blijft de gerechtsdeurwaarder terzake een eigen verantwoordelijkheid houden.

    Voor de zogenoemde ‘repeat-players’ is het mogelijk om met de gerechtsdeurwaarder van tevoren contractuele (werk)afspraken te maken over de handelwijze ter invulling van de informatie- en bevestigingsverplichting uit artikel, 8 lid 4. Aldus wordt bewerkstelligd dat de uitwisseling van informatie tussen het gerechtsdeurwaarderskantoor en diens opdrachtgever op een efficiënte wijze verloopt.

Artikel 9

  • 1. Het beslagregister is geen openbaar register en de gerechtsdeurwaarder heeft slechts toegang tot het beslagregister gedurende het ambtelijke traject. Slechts de gerechtsdeurwaarder die een beslag heeft ingeschreven heeft toegang tot de inschrijving in het beslagregister om zo de in het beslagregister geregistreerde gegevens te wijzigen. Andere gerechtsdeurwaarders kunnen dus in de geregistreerde gegevens behorende bij een inschrijving geen wijzigingen aanbrengen.

  • 2. Omdat de gerechtsdeurwaarder de verantwoordelijkheid draagt ten aanzien van het gebruik van het beslagregister, is deze ook zelfstandig bevoegd om te bepalen wie onder zijn verantwoordelijkheid en onder zijn gezag toegang krijgt tot het beslagregister. Daarbij moet gedacht worden aan de toegang door bijvoorbeeld de toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder die namens en onder de verantwoordelijkheid van deze gerechtsdeurwaarder de ambtshandelingen verricht waartoe deze bevoegd is.

Artikel 10

Slechts de gerechtsdeurwaarder en de onder zijn verantwoordelijkheid en gezag werkenden hebben toegang tot het beslagregister. Aan de opdrachtgever vindt slechts een bondige verstrekking van informatie plaats. Op grond van artikel 12 van de Wet bescherming persoonsgegevens geldt voor eenieder die handelt onder het gezag van de verantwoordelijke (gerechtsdeurwaarder en het bestuur van de KBvG) en de bewerker (SNG), alsmede de bewerker zelf, een geheimhoudingsplicht met betrekking tot de verwerkte persoonsgegevens.

Artikel 11

Op grond van artikel 14 van de Wet bescherming persoonsgegevens dienen de verantwoordelijken, in dit geval de gerechtsdeurwaarders en het bestuur van de KBvG, zorg te dragen dat de bewerker, in dit geval SNG, voldoende waarborgen biedt ten aanzien van de technische en organisatorische maatregelen met betrekking tot de te verrichten verwerking van persoonsgegevens. De beveiligingsplicht richt zich tegen verlies of enige vorm van onrechtmatige verwerking van persoonsgegevens, zoals onbevoegde kennisname, aantasting, wijziging of verstrekking van de gegevens. De genoemde maatregelen voldoen aan de ‘pas toe of leg uit’ lijst van het Forum Standaardisatie. De overheidsinstelling Forum Standaardisatie beheert deze lijst met verplichte standaarden die gelden voor de gehele publieke sector. De standaarden zien onder meer op informatiebeveiliging en bevorderen interoperabiliteit van digitale systemen.

Artikel 12

De Wet bescherming persoonsgegevens bepaalt dat persoonsgegevens niet langer worden bewaard, in een vorm die het mogelijk maken de betreffende persoon te identificeren, dan noodzakelijk is voor de verwerkelijking van de doeleinden waarvoor de persoonsgegevens worden verwerkt. Voor het beslagregister is er geen noodzaak de persoonsgegevens met betrekking tot een schuldenaar langer te bewaren zodra er geen actuele beslagen ten laste van de schuldenaar meer zijn geregistreerd. Vanaf dat moment zijn de persoonsgegevens van de schuldenaar voor de gerechtsdeurwaarders niet meer te raadplegen, behoudens door de gerechtsdeurwaarder die het beslag heeft doorgehaald.

Om mogelijk te maken dat deze gerechtsdeurwaarder eventuele onterechte doorhalingen kan herstellen, worden de gegevens met betrekking tot de schuldenaar nog een bepaalde termijn na doorhaling in het beslagregister bewaard, waarna deze persoonsgegevens geautomatiseerd worden verwijderd en vernietigd.

Naar boven