Deelregeling meerjarige activiteitensubsidies Fonds Podiumkunsten 2017–2020

Het bestuur van het Fonds Podiumkunsten,

Gelet op artikel 10 lid 4 van de Wet op het specifiek cultuurbeleid en artikel 2 van het Algemeen Reglement van het Nederlands Fonds voor Podiumkunsten+;

Besluit

Paragraaf 1: Algemene bepalingen

Artikel 1.1. Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

andere-inkomstenquote:

het totaal van alle inkomsten met uitzondering van de vaste voet en het subsidie per uitvoering op basis van deze regeling gedeeld door de totale baten;

bestuur:

de raad van bestuur van de stichting Nederlands Fonds voor Podiumkunsten+;

eigeninkomstenquote:

het totaal van de publieksinkomsten, directe en indirecte opbrengsten en bijdragen uit private middelen gedeeld door de totale baten;

concours:

een competitie gericht op podiumkunstenaars die aan het begin van een professionele carrière staan waarbij het wedstrijdelement het verbindende element tussen de activiteiten vormt;

festival:

reeks van onderling samenhangende activiteiten die gedurende een in de tijd beperkte periode onder een gemeenschappelijke noemer worden georganiseerd;

Fonds Podiumkunsten:

de stichting Nederlands Fonds voor Podiumkunsten+;

Nederland:

het Koninkrijk der Nederlanden, bestaande uit Nederland inclusief Bonaire, Sint-Eustatius en Saba;

podiumkunstenaar:

iemand die artistiek-inhoudelijk actief is in de podiumkunsten en in die hoedanigheid aantoonbaar geïntegreerd is in de professionele podiumkunstpraktijk in Nederland;

schoolvoorstelling of schoolconcert:

besloten podiumkunstactiviteit die specifiek gericht is op (groepen) scholieren en waarbij sprake is van een (muziek)theatraal concept of choreografisch idee of een muzikale programmatische samenhang;

uitvoering:

een voorstelling of concert dan wel een schoolvoorstelling of schoolconcert;

voorstelling of concert:

openbaar toegankelijke podiumkunstactiviteit die bedoeld is voor publiek en waarbij sprake is van een (muziek)theatraal concept of choreografisch idee of een muzikale programmatische samenhang.

Artikel 1.2. Doel

Het bestuur kan meerjarige activiteitensubsidies verstrekken voor activiteiten die bijdragen aan een kwalitatief hoogwaardig en pluriform aanbod van professionele podiumkunsten in Nederland in de jaren 2017 tot en met 2020 en het opbouwen en bereiken van een publiek daarvoor.

Artikel 1.3. Subsidieperiode

Subsidie wordt verstrekt voor een periode van vier jaar.

Artikel 1.4. Beschikbare subsidiebedragen

  • 1. Voor de periode 2017–2020 zijn per kalenderjaar de volgende bedragen beschikbaar voor het verstrekken van subsidies voor het produceren van uitvoeringen als bedoeld in paragraaf 3 van deze regeling:

    voor theater € 10.200.000;

    voor muziektheater € 2.100.000;

    voor dans € 5.000.000;

    voor muziek € 6.000.000.

  • 2. De bijdrage talentontwikkeling komt niet ten laste van de beschikbare budgetten als bedoeld in het eerste lid. Het bestuur kan voor de bijdrage talentontwikkeling een subsidieplafond vaststellen.

  • 3. Voor de periode 2017–2020 is per kalenderjaar het volgende bedrag beschikbaar voor het verstrekken van subsidies als bedoeld in paragraaf 4 van deze regeling:

    € 2.100.000.

  • 4. De in het eerste tot en met het derde lid genoemde bedragen gelden als subsidieplafond.

  • 5. Het bestuur kan eerder vastgestelde subsidieplafonds verhogen of verlagen. Een besluit tot het vaststellen, verhogen of verlagen van een subsidieplafond wordt bekendgemaakt via www.fondspodiumkunsten.nl.

Artikel 1.5. Weigeringsgronden

  • 1. Het bestuur kan subsidie weigeren:

    • a. als de aanvraag onvoldoende concreet is met betrekking tot de uit te voeren activiteiten;

    • b. als de aanvrager geen rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid is;

    • c. als de aanvrager in de voorgaande twee jaar niet heeft voldaan aan een of meer aan een subsidie verbonden voorwaarden of verplichtingen, waaronder in elk geval ook vallen het juist en tijdig afronden van de gesubsidieerde activiteiten, het tijdig melden van relevante veranderingen in de uitvoering en het juist en tijdig verantwoorden van de activiteiten;

    • d. als de aanvrager niet voldoet aan de voor de betreffende instelling gebruikelijke normen met betrekking tot good governance op het terrein van goed bestuur, adequaat toezicht en transparante verantwoording;

    • e. als de aanvraag niet aan het bepaalde in deze regeling voldoet.

  • 2. Subsidie wordt in ieder geval geweigerd, indien aan de aanvrager voor zijn kernactiviteiten subsidie is of zal worden verleend op grond van:

    • a. de Regeling op het specifiek cultuurbeleid;

    • b. de Deelregeling meerjarige activiteitensubsidies Fonds voor Cultuurparticipatie 2017–2020;

    • c. de Deelregeling Meerjarige Programma’s Architectuur, Vormgeving en E-cultuur;

    • d. de Regeling meerjarige subsidies Nederlands Letterenfonds 2017–2020;

    • e. de regeling Meerjarige activiteitensubsidie filmfestival 2017–2020;

    • f. de Deelregeling bijdragen meerjarenprogramma’s presentatie- en erfgoedinstellingen van het Mondriaan Fonds.

Artikel 1.6. Fusie

  • 1. Als er sprake is of zal zijn van een juridische fusie tussen twee of meer instellingen wordt bij het bepalen of de aanvraag voldoet aan het bepaalde in deze regeling uitgegaan van het totaal van de individuele prestaties.

  • 2. Aan de subsidieverlening kunnen verplichtingen worden verbonden met betrekking tot de termijn waarbinnen het in de aanvraag opgenomen voornemen tot fusie gerealiseerd moet zijn.

Paragraaf 2: Procedure

Artikel 2.1. Aanvraagformulier

  • 1. Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in paragraaf 3 of 4 van deze regeling wordt ingediend met behulp van een door het bestuur opgesteld formulier voor de betreffende periode.

  • 2. Een aanvraag wordt alleen in behandeling genomen als het volledig ingevulde aanvraagformulier tijdig is ontvangen door het Fonds Podiumkunsten en vergezeld gaat van de op het formulier vermelde bijlagen.

  • 3. Het bestuur kan digitale indiening mogelijk maken. Het bepaalde in de leden een en twee is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 2.2. Indiening aanvraag

Aanvragen dienen uiterlijk 1 maart 2016 om 17:00 uur te zijn ontvangen.

Artikel 2.3. Beoordeling

  • 1. Aanvragen die voldoen aan de vereisten om voor subsidie in aanmerking te komen worden voor advies voorgelegd aan een van de volgende adviescommissies: theater, muziektheater, dans, muziek of festivals.

  • 2. Het bestuur beslist aan welke adviescommissie advies wordt gevraagd.

  • 3. De adviescommissie beoordeelt de aanvragen aan de hand van de criteria in deze regeling.

  • 4. De adviescommissie adviseert over de subsidiehoogte op basis van het bepaalde in deze regeling.

Artikel 2.4. Verdeling budget

  • 1. Aanvragen voor een meerjarige productiesubsidie of een meerjarige festivalsubsidie die aan de voorwaarden voldoen om voor subsidie in aanmerking te komen worden onderverdeeld in:

    • A: honoreren;

    • B: honoreren voor zover het budget dat toelaat; en

    • C: niet honoreren.

  • 2. Als een subsidieplafond ontoereikend is om alle aanvragen met het advies ‘honoreren voor zover het budget dat toelaat’ te honoreren, worden de aanvragen in een rangorde geplaatst op basis van de van toepassing zijnde criteria.

  • 3. Het bestuur honoreert eerst de aanvragen met het advies ‘honoreren’. Vervolgens worden de aanvragen met het advies ‘honoreren voor zover het budget dat toelaat’ gehonoreerd in volgorde van de rangorde. Het bestuur verdeelt het beschikbare budget volgens de rangorde, waarbij aanvragen worden toegewezen of gedeeltelijk toegewezen totdat het van toepassing zijnde subsidieplafond is bereikt. De resterende aanvragen worden afgewezen.

  • 4. Indien het bestuur een subsidieplafond verhoogt, wordt eerst het subsidie van een aanvraag die wegens ontoereikendheid van het budget gedeeltelijk was toegewezen alsnog verhoogd tot het geadviseerde bedrag. Vervolgens wordt steeds de eerstvolgende aanvraag toegewezen totdat het subsidieplafond is bereikt.

Artikel 2.5. Besluit

Het bestuur informeert de aanvrager binnen 22 weken na de uiterlijke indiendatum schriftelijk over zijn besluit. Als voor de motivering van het besluit wordt verwezen naar een over de aanvraag uitgebracht advies wordt de tekst van het advies aan de aanvrager toegezonden.

Paragraaf 3: Meerjarige productiesubsidie

Artikel 3.1. Wie kan aanvragen

Een aanvraag voor een meerjarige productiesubsidie kan uitsluitend worden gedaan door een instelling met rechtspersoonlijkheid die primair gericht is op het zelf ontwikkelen en produceren van uitvoeringen met een herkenbare artistieke signatuur.

Artikel 3.2. Waarvoor kan worden aangevraagd

  • 1. Een aanvraag voor meerjarige productiesubsidie kan worden ingediend voor het produceren van uitvoeringen door professionele podiumkunstenaars.

  • 2. Minimaal 50% van de uitvoeringen waarvoor subsidie wordt aangevraagd dient in Nederland plaats te vinden.

  • 3. In de aanvraag geeft de aanvrager aan hoeveel uitvoeringen hij wil realiseren in de subsidieperiode en zonodig voor hoeveel uitvoeringen hij subsidie wenst te ontvangen.

  • 4. Een aanvrager dient gemiddeld minimaal 40 uitvoeringen per jaar te realiseren.

Artikel 3.3. Drempelnormen

  • 1. Een aanvrager die over de periode 2013–2016 meerjarige activiteitensubsidie van het Fonds Podiumkunsten heeft ontvangen dient te kunnen aantonen dat hij in de jaren 2013, 2014 en 2015 minimaal gemiddeld 40 uitvoeringen per kalenderjaar heeft gerealiseerd en dat de gerealiseerde eigeninkomstenquote over deze periode minimaal 20/100ste bedraagt. Als een reeds gesubsidieerde aanvrager niet aan deze eisen voldoet, kan hij desondanks een aanvraag indienen. Het bestuur gaat alleen over tot definitieve subsidieverlening als voldoende aannemelijk is dat over de gehele periode 2013–2016 aan deze eisen wordt voldaan.

  • 2. Een aanvrager die over de periode 2013–2016 geen meerjarige activiteitensubsidie van het Fonds Podiumkunsten heeft ontvangen kan een aanvraag indienen als hij kan aantonen dat hij in de jaren 2013, 2014 en 2015 minimaal gemiddeld 20 uitvoeringen per kalenderjaar heeft gerealiseerd en dat de gerealiseerde eigeninkomstenquote over deze periode minimaal 20/100ste bedraagt. Het bestuur kan bijkomende eisen stellen aan de inhoud van de aanvraag.

  • 3. Een aanvrager zendt complete speellijsten en jaarrekeningen over de jaren 2013, 2014 en 2015 mee bij zijn aanvraag, tenzij deze al in het bezit zijn van het Fonds Podiumkunsten. De jaarrekening 2015 mag worden nagezonden, mits deze uiterlijk 1 april 2016 is ontvangen.

  • 4. Als een aanvrager geen jaarrekening kan overleggen over enig jaar dient hij een vergelijkbaar opgave in. Het bestuur kan nadere eisen aan deze opgave stellen.

Artikel 3.4. Beoordeling

  • 1. Aanvragen worden beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

    • a. artistieke kwaliteit;

    • b. ondernemerschap;

    • c. pluriformiteit van het podiumkunstenaanbod in Nederland;

    • d. geografische spreiding in Nederland.

  • 2. Bij het maken van een keuze tussen twee of meer aanvragen die ex aequo zijn geëindigd, is de bijdrage die de aanvraag zal leveren aan de pluriformiteit leidend.

Artikel 3.5. Hoogte subsidie

  • 1. Het subsidie per jaar bestaat uit een vaste voet van € 75.000 per jaar plus een bedrag per uitvoering. Er wordt voor maximaal 100 uitvoeringen subsidie verstrekt voor aanvragen op het gebied van theater, muziektheater of dans en voor maximaal 80 uitvoeringen voor aanvragen op het gebied van muziek.

  • 2. Een aanvrager kan ervoor kiezen in zijn aanvraag meer uitvoeringen op te nemen dan waarvoor hij subsidie aanvraagt.

  • 3. Als een aanvrager meerdere uitvoeringen van een productie realiseert op een dag is het uitgangspunt dat deze samen als een subsidiabele prestatie worden gerekend, tenzij er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat er sprake is van zelfstandige uitvoeringen die apart subsidiabel moeten zijn.

  • 4. Er zijn verschillende bedragen voor locaties met een capaciteit tot en met 400 bezoekers en voor locaties met een capaciteit van 401 bezoekers of meer. De bedragen zijn vastgelegd in bijlage A.

Artikel 3.6. Bijdrage talentontwikkeling

  • 1. Aan aanvragers aan wie een meerjarige productiesubsidie wordt verstrekt kan aanvullend een bijdrage talentontwikkeling worden toegekend als de aanvrager activiteiten ontplooit op het gebied van talentontwikkeling in de podiumkunsten. Om in aanmerking te komen voor een bijdrage talentontwikkeling dient de aanvrager in zijn aanvraag concreet aan te geven welke activiteiten hij op dit terrein wil uitvoeren, welke extra kosten dit met zich meebrengt en wat de toegevoegde waarde van deze activiteiten is.

  • 2. De bijdrage talentontwikkeling bedraagt maximaal 20% van het subsidie dat aan een instelling wordt verstrekt.

  • 3. De bijdrage talentontwikkeling wordt alleen verstrekt voor zover de financiële middelen dat toelaten en kan voor een kortere periode worden verstrekt dan vier jaar.

Artikel 3.7. Verplichtingen met betrekking tot te realiseren eigen inkomsten

  • 1. Aan het subsidie is de verplichting verbonden tot het realiseren van een bepaald aandeel eigen inkomsten in de vorm van een eigeninkomstenquote. De hoogte van de quote is afhankelijk van de bedragen per uitvoering die een aanvrager ontvangt en het aantal bijbehorende uitvoeringen waarvoor subsidie wordt verleend. De aan de bedragen per uitvoering verbonden quotes zijn vastgelegd in bijlage A.

  • 2. Als een aanvrager de eigeninkomstenquote als bedoeld in het eerste lid over de periode 2017–2020 niet realiseert worden daaraan geen consequenties verbonden als hij wel de andere-inkomstenquote die hoort bij het verstrekte subsidie realiseert.

Paragraaf 4: Meerjarige festivalsubsidie

Artikel 4.1. Wie kan aanvragen

Een aanvraag voor het organiseren van een festival of concours kan uitsluitend worden gedaan door een instelling met rechtspersoonlijkheid die primair gericht is op het organiseren van een festival of concours op het gebied van podiumkunsten dat jaarlijks of tweejaarlijks plaatsvindt.

Artikel 4.2. Waarvoor kan worden aangevraagd

Een aanvraag voor meerjarige subsidie kan worden ingediend voor het organiseren van een festival of concours op het gebied van de professionele podiumkunsten dat minimaal eens per twee jaar plaatsvindt.

Artikel 4.3. Drempelnormen

  • 1. Een aanvrager die in aanmerking wil komen voor een meerjarige subsidie dient te kunnen aantonen dat hij minimaal drie edities van het betreffende festival of concours heeft georganiseerd en dat de eigeninkomstenquote van de aanvrager in de periode 2013–2015 minimaal 20/100ste bedraagt.

  • 2. Een aanvrager zendt complete programmagegevens en jaarrekeningen over de jaren 2013, 2014 en 2015 mee bij zijn aanvraag, tenzij deze al in het bezit zijn van het Fonds Podiumkunsten. De jaarrekening 2015 mag worden nagezonden, mits deze uiterlijk 1 april 2016 is ontvangen.

  • 3. Als een aanvrager geen jaarrekening kan overleggen over enig jaar dient hij een vergelijkbare opgave in. Het bestuur kan nadere eisen aan deze opgave stellen.

Artikel 4.4. Categorieën

  • 1. Bij het beoordelen van aanvragen worden deze ingedeeld in een van de volgende categorieën: concours, klein/middelgroot festival of groot festival.

  • 2. Als groot festival worden aangemerkt festivals die:

    • meer dan honderd voorstellingen of concerten programmeren en

    • meer dan 7 dagen duren of gemiddeld minimaal 1 miljoen euro aan baten hebben gerealiseerd, exclusief de meerjarige activiteitensubsidie van het Fonds Podiumkunsten.

    Overige festivals worden als klein/middelgroot aangemerkt.

  • 3. Uitgangspunt voor de categorie-indeling is de situatie in de periode 2013–2015, tenzij op basis van de aanvraag aannemelijk is dat die niet representatief is voor de periode waarvoor wordt aangevraagd.

Artikel 4.5. Beoordeling

Aanvragen worden beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

  • a. artistieke kwaliteit;

  • b. bijdrage aan de ontwikkeling van de podiumkunsten;

  • c. ondernemerschap;

  • d. pluriformiteit van het podiumkunstenaanbod in Nederland;

  • e. geografische spreiding in Nederland;

  • f. aanwezigheid financiële bijdrage van provincie of gemeente.

Artikel 4.6. Hoogte subsidie

  • 1. Het subsidie bestaat uit een bedrag per editie.

  • 2. De hoogte van het bedrag per editie is gelijk aan het bedrag dat in bijlage A voor de betreffende categorie is opgenomen.

Artikel 4.7. Bijdrage (co-)productie

  • 1. Op basis van de aanvraag kan aanvullend op een meerjarige festivalsubsidie een bijdrage worden toegekend als de aanvrager een bijzondere bijdrage levert aan het tot stand komen van nieuw aanbod als (co-)producent.

  • 2. De bijdrage (co-)productie bedraagt 20% van het subsidie dat aan een instelling wordt verstrekt.

  • 3. Om in aanmerking te komen voor een bijdrage (co-)productie dient de aanvrager in zijn aanvraag concreet aan te geven welke activiteiten hij op dit terrein wil uitvoeren, welke extra kosten dit met zich meebrengt en wat de toegevoegde waarde van deze activiteiten is.

Artikel 4.8. Verplichtingen met betrekking tot te realiseren eigen inkomsten

Aan het subsidie is de verplichting verbonden tot het realiseren van een bepaald aandeel eigen inkomsten in de vorm van een eigeninkomstenquote. De hoogte van de quote is afhankelijk van de hoogte van het subsidiebedrag dat een aanvrager ontvangt. De aan de subsidiebedragen verbonden eigeninkomstenquotes zijn vastgelegd in bijlage A.

Paragraaf 5: Verplichtingen en verantwoording

Artikel 5.1. Aan het subsidie verbonden verplichtingen

  • 1. De subsidieontvanger meldt onverwijld aan het bestuur als:

    • a. de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt niet of niet geheel zullen doorgaan;

    • b. niet geheel aan de aan het subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan; of

    • c. er aanzienlijke artistieke of zakelijke wijzigingen zijn ten opzichte van het plan op basis waarvan subsidie is verstrekt.

  • 2. De subsidieontvanger plaatst het logo of de naam van het Fonds Podiumkunsten op alle publiciteitsuitingen die betrekking hebben op de gesubsidieerde activiteiten en stuurt exemplaren van drukwerk dat betrekking heeft op de gesubsidieerde activiteiten aan het Fonds Podiumkunsten.

  • 3. Het bestuur kan bij beschikking andere dan de in het eerste en tweede lid opgenomen verplichtingen aan het subsidie verbinden.

Artikel 5.2. Verantwoording

  • 1. De subsidieontvanger stuurt jaarlijks voor 1 april een verantwoording in van de uitgevoerde activiteiten in het vorige kalenderjaar.

  • 2. De verantwoording omvat een inhoudelijk en een financieel deel. De inhoudelijke verantwoording bestaat uit een verslag over de verrichte activiteiten waarmee kan worden aangetoond dat de gesubsidieerde activiteiten volgens plan hebben plaatsgevonden.

  • 3. De financiële verantwoording sluit aan op de ingediende begroting en gaat vergezeld van een verklaring omtrent de getrouwheid en de rechtmatigheid afgegeven door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. De verklaring dient te zijn opgesteld overeenkomstig een door het bestuur vast te stellen protocol. Titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, met uitzondering van de afdelingen 1, 7, 11, 12, 14 en 15, is van toepassing op de financiële verantwoording, met dien verstande dat de winst- en verliesrekening wordt vervangen door een exploitatierekening.

  • 4. Het bestuur kan nadere voorwaarden aan de inrichting van de verantwoording stellen.

  • 5. De subsidieontvanger werkt mee dan wel draagt er zorg voor dat de accountant meewerkt aan onderzoeken naar de door de accountant verrichte (controle)werkzaamheden door een door het bestuur aan te wijzen partij. De daaraan voor de subsidieontvanger verbonden kosten komen voor zijn rekening.

Artikel 5.3. Vaststelling subsidie

  • 1. Het bestuur stelt het subsidie vast na ontvangst van de complete verantwoording over de subsidieperiode.

  • 2. Als de activiteiten volgens plan zijn uitgevoerd en is voldaan aan alle aan het subsidie verbonden verplichtingen stelt het bestuur het subsidie binnen 22 weken overeenkomstig de verlening vast.

Paragraaf 6: Overige bepalingen

Artikel 6.1. Begrotingsvoorbehoud

Subsidie wordt verleend onder voorbehoud van verstrekking van de bijbehorende middelen door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Artikel 6.2. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 6.3. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Deelregeling meerjarige activiteitensubsidies Fonds Podiumkunsten 2017–2020.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.

H. Post, directeur/bestuurder

Vastgesteld in de vergadering van de Raad van Bestuur d.d. 19 oktober 2015

BIJLAGE A BIJ DE DEELREGELING MEERJARIGE ACTIVITEITENSUBSIDIES FONDS PODIUMKUNSTEN

Producerende instellingen

 

Omvang zaal

Vaste voet

Bedrag per uitvoering

Te behalen eigen inkomsten (EIQ)

Te behalen andere inkomsten (AIQ)

Maximum aantal subsidiabele uitvoeringen

Maximaal subsidie

Maximale bijdrage talentontwikkeling

muziek

Bezoekerscapaciteit tot en met 400

75.000

500

20%

nvt

80

115.000

23.000

 

1.300

30%

40%

179.000

35.800

 

2.800

40%

60%

299.000

59.800

Bezoekerscapaciteit 401 en meer

3.900

25%

30%

387.000

77.400

 

6.200

35%

50%

571.000

114.200

 

8.500

45%

70%

755.000

151.000

theater, dans, muziektheater

Bezoekerscapaciteit tot en met 400

75.000

1.250

20%

nvt

100

200.000

40.000

 

2.500

30%

40%

325.000

65.000

 

4.100

40%

60%

485.000

97.000

Bezoekerscapaciteit 401 en meer

3.500

25%

30%

425.000

85.000

 

5.000

35%

50%

575.000

115.000

 

6.200

45%

70%

695.000

139.000

BIJLAGE A BIJ DE DEELREGELING MEERJARIGE ACTIVITEITENSUBSIDIES FONDS PODIUMKUNSTEN

Festivals en concoursen

 

Afbakening

Drempelnormen

Te behalen eigen inkomsten (EIQ)

Subsidie per editie

Bijdrage (co-) productie

 

Concoursen

Competitie als centraal element

Minimaal 3 eerdere edities

Eigeninkomstenquote 25%

50.000

10.000

Concoursen

 

Eigeninkomstenquote 20% in 2013–2015

     
         
         
         

Kleine/middelgrote festivals

Aantal voorstellingen tot en met 100

minimaal 3 eerdere edities

Eigeninkomstenquote 25%

125.000

25.000

Kleine/middelgrote festivals

en/of 7 dagen of korter en omzet kleiner dan 1 miljoen

Eigeninkomstenquote 20% in 2013–2015

     
         
         
         
             

Grote festivals

Aantal voorstellingen > 100

minimaal 3 eerdere edities

Eigeninkomstenquote 50%

250.000

50.000

Grote festivals

plus meer dan 7 dagen of omzet exclusief meerjarig subsidie groter dan 1 miljoen euro

Eigeninkomstenquote 20% in 2013–2015

     
         

TOELICHTING DEELREGELING MEERJARIGE ACTIVITEITENSUBSIDIES FONDS PODIUMKUNSTEN 2017–2020

1. INLEIDING

Met de Deelregeling meerjarige activiteitensubsidies 2017–2020 bouwt het Fonds Podiumkunsten voort op de voor de periode 2013–2016 ingezette lijn. Met de meerjarige activiteitensubsidies wil het Fonds aanvragers die hoge artistieke kwaliteit weten te combineren met een doordachte visie op hun plaats in het veld de gelegenheid geven om in een langere lijn te werken aan het op- en uitbouwen van een eigen publiek. Op deze manier draagt de regeling bij aan het tot stand komen van een breed palet van kwalitatief hoogwaardig en pluriform aanbod dat goed gespreid is over Nederland en zo toegankelijk is voor een zo groot mogelijk publiek.

Subsidie wordt berekend aan de hand van het aantal uitvoeringen dat een aanvrager wil realiseren, maar is uitdrukkelijk bedoeld als bijdrage aan de exploitatie. Continuïteit in het functioneren staat voorop. Ten opzichte van de vorige periode is de regeling vereenvoudigd door in plaats van drie categorieën podia (klein, midden en groot) nog maar twee categorieën podia te onderscheiden: locaties met een capaciteit tot en met 400 bezoekers en locaties met een capaciteit van 401 bezoekers of meer. Nieuw zijn voorts de bijdrage talentontwikkeling voor producerende instellingen en de bijdrage (co-)productie voor festivals. Met deze twee bijdragen die naast de reguliere subsidie kunnen worden toegekend wil het Fonds Podiumkunsten een extra stimulans inbouwen voor doorstroming en dynamiek.

De regeling stimuleert instellingen verder om verbindingen aan te gaan met hun omgeving. Dit vanuit de visie dat een producerende instelling of een festival niet succesvol kan zijn als die zijn omgeving niet betrekt bij zijn activiteiten. De manier waarop een instelling dat doet is vrij. Dit past bij de visie van het Fonds dat instellingen zelf het beste kunnen bepalen hoe zij hun artistieke opdracht een zo groot mogelijke maatschappelijke betekenis weten te geven.

Op basis van deze regeling worden twee soorten subsidie verstrekt: meerjarige productiesubsidies die bedoeld zijn voor gezelschappen, ensembles en andersoortige producenten en meerjarige festivalsubsidies voor festivals en concoursen. De meerjarige productiesubsidies worden toegelicht in paragraaf 2, de meerjarige festivalsubsidies in paragraaf 3. In paragraaf 4 wordt de indiening en behandeling van aanvragen toegelicht, paragraaf 5 gaat in op de verplichtingen waaraan een aanvrager moet voldoen als hij subsidie ontvangt, waaronder ook de verantwoording.

Het Huishoudelijk reglement van het Fonds Podiumkunsten is van toepassing op de subsidies die in het kader van deze regeling worden verstrekt. Het Huishoudelijk reglement bevat onder meer nadere bepalingen inzake de advisering over ingediende aanvragen.

2. PRODUCTIESUBSIDIE

WAARVOOR

Een meerjarige productiesubsidie kan worden aangevraagd voor het realiseren van voorstellingen of concerten. Ook schoolvoorstellingen en -concerten zijn subsidiabel. Andere activiteiten die niet direct tot voorstellingen of concerten leiden, komen niet voor subsidie in aanmerking. Activiteiten die een afgeleide zijn van de voorstellingen of concerten (zoals onderzoeksactiviteiten of educatieve trajecten) kunnen wel onderdeel zijn van de activiteiten van een organisatie, maar zijn niet zelfstandig subsidiabel. Een aanvraag heeft betrekking op een periode van vier jaar. De activiteiten hoeven echter niet voor die hele periode op projectniveau te worden uitgewerkt. Dit is een verandering ten opzichte van de periode 2013–2016, toen subsidie per twee jaar werd verstrekt en wel een uitwerking op projectniveau was vereist.

WIE KAN AANVRAGEN

Een meerjarige productiesubsidie kan worden aangevraagd door een instelling wiens primaire bezigheid het realiseren van voorstellingen of concerten is. Kortweg gaat het om gezelschappen en ensembles. Maar ook andere producenten kunnen aanvragen, mits ze aanbod produceren met een duidelijke eigen artistieke signatuur. Daarvan is geen sprake als de aanvrager geheel of overwegend voorstellingen en concerten programmeert die door anderen worden voortgebracht. Voorbeelden van dergelijke instellingen zijn impresariaten en andere intermediairs.

Organisaties met als primaire taak het organiseren van een festival kunnen geen aanvraag voor een productiesubsidie indienen; zij kunnen wel subsidie aanvragen voor het organiseren van een festival. Als het organiseren van een festival niet meer dan een afgeleide is van een producerende taak, kan daarentegen wel een productiesubsidie worden aangevraagd. In dat geval kan geen subsidie voor het organiseren van het festival worden aangevraagd.

Aanvragen is alleen mogelijk als de aanvrager rechtspersoonlijkheid bezit. Voor zover hier relevant gaat het om stichtingen en verenigingen met volledige rechtsbevoegdheid.

DREMPELNORMEN ALGEMEEN

De meerjarige productiesubsidies zijn bedoeld voor instellingen die in de praktijk gedurende een aantal jaren op hoog niveau hebben gefunctioneerd. Daarom is het indienen van een aanvraag alleen mogelijk als een aanvrager in de periode 2013–2015 aan een aantal voorwaarden heeft voldaan. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen aanvragers die in de lopende periode reeds meerjarig subsidie van het Fonds ontvangen (kortweg: meerjarig gesubsidieerde aanvragers) en aanvragers die dat niet ontvangen. Hieronder vallen naast instellingen die wel projectmatige subsidies van het Fonds hebben ontvangen ook aanvragers die meerjarig werden ondersteund door gemeentes of het Rijk (hierna aangeduid als niet-meerjarig gesubsidieerde aanvragers). Omdat niet-meerjarig gesubsidieerde aanvragers in het algemeen beperktere mogelijkheden hebben om voorstellingen of concerten te realiseren, geldt voor hen een lagere drempelnorm met betrekking tot het aantal voorstellingen of concerten.

Drempelnormen meerjarig gesubsidieerde aanvragers
1. de aanvrager heeft 40 of meer uitvoeringen per kalenderjaar gerealiseerd

Aanvragen is in beginsel alleen mogelijk als een meerjarig gesubsidieerde aanvrager in de periode 2013–2015 gemiddeld genomen 40 of meer uitvoeringen per jaar heeft gerealiseerd. Het moet gaan om volwaardige concerten of voorstellingen. Overige activiteiten (educatieve activiteiten, lezingen, sneak previews, uitsneden uit voorstellingen et cetera) worden niet als uitvoeringen gezien en tellen dus niet mee. Als de aanvrager in een van de drie jaren geen activiteiten heeft gerealiseerd, telt dat jaar wel mee bij de berekening van het gemiddelde. Dus de serie 2013: 0, 2014: 68 en 2015: 22 leidt tot een gemiddelde van 30; er is dan niet voldaan aan de drempelnorm.

Als een meerjarig gesubsidieerde aanvrager niet aan deze eis voldoet, kan hij desondanks wel aanvragen. Een eventueel positief besluit voor de periode 2017–2020 wordt in dat geval genomen onder het voorbehoud dat over de gehele periode 2013–2016 wel gemiddeld 40 uitvoeringen per jaar worden gerealiseerd.

2. de eigeninkomstenquote moet minimaal 20/100ste zijn

Ook hier wordt gekeken naar de realisatie over de jaren 2013, 2014 en 2015. De eigen inkomsten worden uitgedrukt als deel van de totale baten in het betreffende jaar. Bijzondere opbrengsten die niet direct met het ondernemerschap samenhangen, zoals verzekeringsuitkeringen, rentebaten en dergelijke, blijven daarbij buiten de berekening.

Het begrip eigen inkomsten wordt in het kader van deze regeling op dezelfde wijze gebruikt als in de periode 2013–2016. Onder eigen inkomsten vallen publieksinkomsten (inkomsten uit kaartverkoop, uitkoopsommen, partage-opbrengsten en dergelijke), directe en indirecte opbrengsten (sponsorinkomsten, donateurs, et cetera) en bijdragen uit private middelen. Financiële bijdragen van private fondsen, zoals het VSBfonds of de Stichting DOEN, zijn bijdragen uit private middelen en tellen dus mee bij het bepalen van de eigen inkomsten. Subsidies die door of namens de overheid worden verstrekt, zoals rijkssubsidies, provinciale of gemeentelijke subsidies, tellen niet mee als eigen inkomsten.

Ook hier geldt dat als een meerjarig gesubsidieerde aanvrager in de periode 2013–2015 niet aan deze eis voldoet, hij dit dient te compenseren in 2016. Een eventueel positief besluit voor de periode 2017–2020 wordt genomen onder het voorbehoud dat de eigeninkomstenquote over de periode 2013–2016 minimaal 20/100ste bedraagt.

Drempelnormen niet-meerjarig gesubsidieerde aanvragers
1. de aanvrager heeft 20 of meer uitvoeringen per kalenderjaar gerealiseerd

Voor aanvragers die in de periode 2013–2015 geen meerjarige activiteitensubsidie hebben ontvangen van het Fonds Podiumkunsten geldt dat niet minimaal 40 maar minimaal 20 uitvoeringen dienen te zijn gerealiseerd in de periode 2013–2015. Ook hier gaat het om een gemiddelde, de berekening vindt op dezelfde wijze plaats als voor meerjarig gesubsidieerde aanvragers.

2. de eigeninkomstenquote moet minimaal 20/100ste zijn

Voor wat betreft de te behalen eigen inkomsten geldt geen uitzondering, ook niet-meerjarig gesubsidieerde aanvragers dienen in de periode 2013–2015 een eigeninkomstenquote van minimaal 20/100ste te hebben gerealiseerd. Als de aanvrager de eigeninkomstenquote niet haalt, is aanvragen binnen deze regeling niet mogelijk. Wel kan dan mogelijk binnen een van de andere regelingen van het Fonds een subsidie worden aangevraagd voor een project.

CRITERIA

Om vast te stellen welke aanvragen het beste passen bij de doelstellingen van het Fonds Podiumkunsten in het algemeen en deze regeling in het bijzonder worden alle aanvragen die voldoen aan de formele vereisten om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen getoetst aan de volgende criteria:

  • a. artistieke kwaliteit;

  • b. ondernemerschap;

  • c. pluriformiteit van het podiumkunstenaanbod in Nederland;

  • d. geografische spreiding in Nederland.

Een positief oordeel op een of meer van de criteria betekent niet dat subsidie wordt verstrekt. Het totaalbeeld is beslissend. Bij de beoordeling wordt gebruik gemaakt van cijfers als vertaling van de inhoudelijke beoordeling per criterium. Deze cijfers zijn uitdrukkelijk niet meer dan een (noodzakelijk) hulpmiddel in het kader van een zorgvuldige en evenwichtige beoordeling van de ingediende aanvragen. De besluiten van het Fonds zijn dus niet terug te brengen tot cijfers, maar komen tot uitdrukking in met argumenten omklede adviezen over aanvragen. Het Fonds maakt deze adviezen openbaar om eenieder inzicht te geven in de gemaakte keuzes.

a. artistieke kwaliteit

Bij het toetsen van de artistieke kwaliteit staat de aanvraag centraal. Zowel de beschrijving van de voorstellingen of concerten die tot stand komen, als de wijze waarop het werkproces is ingericht zijn daarbij relevant. In de beoordeling wordt ook gekeken naar de resultaten uit het (recente) verleden. Dit omdat de artistieke kwaliteit van activiteiten in het verleden een indicatie geeft voor de toekomst.

Bij het toetsen van de artistieke kwaliteit wordt gebruik gemaakt van drie kernbegrippen: vakmanschap, oorspronkelijkheid en zeggingskracht.

Vakmanschap heeft betrekking op de vaardigheden van de betrokken makers en uitvoerenden. Dat kan gaan om uitvoeringsvaardigheden, zoals beheersing van een instrument, acteer- of dansvaardigheid, maar ook dramaturgische vaardigheden. Het gevolgd hebben van een vakopleiding is niet doorslaggevend, het gaat om de vaardigheid waarmee de activiteiten vorm worden gegeven.

Oorspronkelijkheid gaat over de eigenheid en de herkenbaarheid van de projecten. Onderscheiden de voorstellingen of concerten zich van die van andere makers, zijn deze herkenbaar als zijnde gemaakt door de betreffende maker en is er sprake van een herkenbare artistieke signatuur? Oorspronkelijkheid heeft niet alleen betrekking op specifieke eigenschappen van de maker(s), maar ook op aspecten als de gevolgde werkwijze en de gehanteerde thematiek.

Zeggingskracht heeft betrekking op de overdracht op het publiek. Zullen de voorstellingen of concerten het beoogde publiek aanspreken? In hoeverre weten de makers met het project het beoogde publiek te beroeren, te prikkelen of te verrassen?

Deze begrippen zijn niet statisch, zoals ook de podiumkunsten zelf niet statisch zijn; het gaat erom of een aanvrager goed is in wat hij doet. De technische vaardigheden die vereist zijn voor het uitvoeren van een klassieke balletvoorstelling zijn anders dan voor een voorstelling op het gebied van hiphopdans. Daar wordt in de beoordeling rekening mee gehouden. Ook technologische ontwikkelingen hebben invloed: de wijze waarop een aanvrager nieuwe technologieën gebruikt kan de zeggingskracht van voorstellingen beïnvloeden.

Bij de beoordeling van de artistieke kwaliteit in het verleden wordt gekeken naar de voorstellingen of concerten uit de periode 1 januari 2013 tot en met het moment van adviseren. Voor zover mogelijk wordt ook gekeken of er sprake is van een ontwikkeling, positief dan wel negatief.

Voor aanvragers die in de periode 2013–2016 een meerjarige subsidie ontvangen van het Fonds Podiumkunsten wordt gebruik gemaakt van de bevindingen bij voorstellingsbezoek dat in die periode door adviseurs van het Fonds Podiumkunsten is verricht. Andere aanvragers dienen live-registraties in te sturen, op basis waarvan een beeld kan worden gekregen van de artistieke kwaliteit van de activiteiten.

Naast deze op de praktijk gebaseerde informatie wordt gebruik gemaakt van de algemene kennis van de adviescommissieleden over de aanvrager en de waardering die er in het veld is voor de activiteiten van de aanvrager bij vakgenoten. Uitgangspunt is echter steeds het eigen oordeel van de commissie.

De waardering die wordt gegeven voor artistieke kwaliteit wordt uitgedrukt in een cijfer. Het cijfer staat op zichzelf en betreft geen directe vergelijking met andere aanvragers. De cijfers worden als volgt toegepast:

waardering

cijfer

toelichting

Zeer goed

4

Er zijn geen punten van kritiek.

Goed

3

Positief, bijna geen punten van kritiek.

Ruim voldoende

2

Positief, maar met een aantal punten van kritiek.

Voldoende

1

Nog wel positief; flinke punten van kritiek, maar de positieve elementen hebben de overhand.

Zwak

–1

Onder de maat; enkele positieve elementen, maar de kritische elementen hebben de overhand.

Onvoldoende

–2

Er zijn (nagenoeg) geen positieve elementen te benoemen.

b. ondernemerschap

Bij criterium b staat het ondernemerschap centraal. Centraal in de beoordeling staat de balans tussen de aard van het werk, de daarmee samenhangende kosten en het vermogen om daarvoor voldoende middelen te genereren (bij het publiek en bij andere partijen). Bij het toetsen van het ondernemerschap wordt gekeken naar een tweetal aspecten.

Allereerst de bedrijfsvoering en de financiering van de activiteiten. De balans tussen ambitie en risico’s is hier een belangrijke toetssteen. Het nemen van risico’s om invulling te geven aan de ambities is onderdeel van het ondernemerschap. In de beoordeling wordt daarom gekeken hoe groot die risico’s zijn (kans x effect) en of er een strategie is voor als een bepaald risico optreedt. Aspecten die verder een rol spelen zijn de mate waarin de begroting aansluit bij de inhoudelijke plannen, of aannemelijk is dat voldoende inkomsten zullen worden gegenereerd om de kosten te dekken en in hoeverre de geprognosticeerde inkomsten en uitgaven realistisch zijn. Verder wordt gekeken of de aanvrager op een effectieve wijze andere inkomstenbronnen aanboort. De mate waarin een aanvrager ondersteund wordt door andere overheden is daarbij van belang. Uiteindelijk spelen de bedrijfsmatige keuzes van de aanvrager in relatie tot het aanbod dat hij maakt een belangrijke rol bij de beoordeling van dit aspect.

Ten tweede de publieksbenadering. Dit aspect heeft betrekking op de relatie tussen de te ontwikkelen voorstellingen en concerten en het beoogde publiek. Ook hier wordt gekeken naar de balans tussen de ambities en de risico’s. Hoe benadert, bereikt en ontwikkelt de aanvrager zijn publiek? Hoe is dat verbonden met een strategie met betrekking tot de publieksinkomsten? Sluiten de aard en omvang van het publiek dat de aanvrager wil bereiken logisch aan op de aard en omvang van de activiteiten? Ook of en op welke wijze publiek in het buitenland wordt bereikt is daarbij onderdeel van de beoordeling.

Bij de beoordeling van het ondernemerschap wordt ook teruggekeken naar prestaties in de afgelopen periode. Voor zover mogelijk wordt gekeken of er sprake is van een ontwikkeling, positief dan wel negatief.

De waardering die wordt gegeven voor ondernemerschap wordt uitgedrukt in een cijfer. Het cijfer staat op zichzelf en betreft geen directe vergelijking met andere aanvragers. De cijfers worden als volgt toegepast:

waardering

cijfer

toelichting

Zeer goed

4

Er zijn geen punten van kritiek.

Goed

3

Positief, bijna geen punten van kritiek.

Ruim voldoende

2

Positief, maar met een aantal punten van kritiek.

Voldoende

1

Nog wel positief; flinke punten van kritiek, maar de positieve elementen hebben de overhand.

Zwak

–1

Onder de maat; enkele positieve elementen, maar de kritische elementen hebben de overhand.

Onvoldoende

–2

Er zijn (nagenoeg) geen positieve elementen te benoemen.

c. pluriformiteit

Bij dit criterium wordt de aanvraag afgezet tegen dat wat er verder in Nederland gebeurt. In hoeverre leveren de voorstellingen of concerten een interessante bijdrage aan dat wat er verder wordt gemaakt? Bij het toetsen van de pluriformiteit staat het aanbod dat wordt gemaakt centraal. Het gaat niet alleen om het genre of de soort uiting; ook andere factoren, zoals het verkennen van nieuwe presentatievormen, kunnen het oordeel over de pluriformiteit positief kleuren.

Pluriformiteit is niet hetzelfde als oorspronkelijkheid; bij de toets op de oorspronkelijkheid staat de (werkwijze van de) maker centraal, bij de pluriformiteit gaat het om de uiting. Een oorspronkelijke maker op een terrein waarop veel andere makers actief zijn levert geen bijzondere bijdrage aan de pluriformiteit. En andersom kan een weinig oorspronkelijke maker wel bijdragen aan de pluriformiteit als hij aanbod maakt dat door niemand anders wordt gemaakt.

Bij de beoordeling worden alle aanvragen binnen een discipline eerst ingedeeld in een beperkt aantal subcategorieën. Vervolgens wordt gekeken naar het specifieke aanbod dat een aanvrager wil maken en bezien of dat aanbod zich onderscheidt van het overige aanbod. Bij de beoordeling wordt geen vergelijking gemaakt tussen aanvragers onderling, maar wordt gekeken wat een aanvrager met zijn activiteiten toevoegt binnen het totale podiumkunstenaanbod in Nederland. Daaronder valt zowel gesubsidieerd als niet-gesubsidieerd aanbod. Aanbod dat al ruimschoots door instellingen in de Basisinfrastructuur wordt geproduceerd of waarin de vrije markt al ruimschoots voorziet draagt in de regel niet bij aan de pluriformiteit.

De waardering die wordt gegeven voor pluriformiteit wordt uitgedrukt in een cijfer. Het cijfer staat op zichzelf en betreft geen directe vergelijking met andere aanvragers. De cijfers worden als volgt toegepast:

waardering

cijfer

toelichting

Zeer goed

4

De activiteiten zijn zeer onderscheidend en leveren een zeer belangrijke bijdrage aan de pluriformiteit.

Ruim voldoende

2

De activiteiten zijn onderscheidend en leveren een aanzienlijke bijdrage aan de pluriformiteit.

Neutraal

0

Geen bijzondere bijdrage aan de pluriformiteit.

d. geografische spreiding

Criterium d kijkt op twee manieren naar de wijze waarop een instelling met zijn activiteiten bijdraagt aan de geografische spreiding. Ten eerste wordt gekeken in hoeverre een instelling zijn activiteiten spreidt. Welke rol heeft de instelling met zijn voorstellingen of concerten voor de spreiding binnen Nederland? Activiteiten buiten Nederland worden niet meegerekend bij het geven van een oordeel over de spreiding en beïnvloeden het oordeel op dit onderdeel noch positief noch negatief. Ten tweede wordt in dit kader ook gekeken naar de plek waar een instelling is gevestigd. Ook de vestigingsplaats kan bijdragen aan een positieve score op het criterium spreiding, mits en voor zover er ook sprake is van activiteiten in de vestigingsplaats.

De waardering die wordt gegeven voor spreiding wordt uitgedrukt in een cijfer. Het cijfer staat niet op zichzelf, maar wordt gegeven in relatie tot andere aanvragers enerzijds en andere partijen anderzijds (gesubsidieerd en niet-gesubsidieerd). Bij het beoordelen van spreiding wordt ook rekening gehouden met het landschap van instellingen dat de minister van OCW subsidieert in het kader van de Basisinfrastructuur. De cijfers worden als volgt toegepast:

waardering

cijfer

toelichting

Zeer goed

4

Zeer grote bijdrage aan de spreiding.

Goed

3

Grote bijdrage aan de spreiding.

Ruim voldoende

2

Redelijke bijdrage aan de spreiding.

Voldoende

1

Beperkte bijdrage aan de spreiding.

Neutraal

0

Geen bijzondere bijdrage aan de spreiding.

HOOGTE SUBSIDIE

Het subsidie bestaat uit twee delen: een vaste voet en een flexibel deel. De vaste voet is voor alle aanvragers gelijk en bedraagt 75.000 euro. Dit element is nieuw ten opzichte van de vorige periode en wordt geïntroduceerd om instellingen meer financiële stabiliteit te bieden. Bovenop het vaste deel komt een flexibel deel. Dit deel is afhankelijk van twee factoren: het aantal uitvoeringen en de omvang van de podia waarop de uitvoeringen worden gegeven.

Het subsidie wordt als volgt berekend:

subsidie = euro 75.000 +

(aantal uitvoeringen op kleine/middelgrote podia x bedrag per uitvoering) +

(aantal uitvoeringen op grote podia x bedrag per uitvoering).

De volgende uitgangspunten worden gehanteerd:

aantal uitvoeringen: de aanvrager geeft in zijn aanvraag aan hoeveel uitvoeringen hij van plan is te realiseren en in welk circuit (klein/middelgroot en groot, zie hieronder). Bij het toetsen van de aanvraag wordt gekeken of het aantal uitvoeringen dat een aanvrager zegt te willen realiseren reëel is. Uitgangspunt hierbij is de speelpraktijk van de aanvrager zoals die tot nu toe was.

omvang podia: er worden twee categorieën podia onderscheiden: (1) kleine/middelgrote podia en (2) grote podia. Als klein/middelgroot wordt aangemerkt een zaal of een vergelijkbare andere locatie (kleine kerken, scholen et cetera) met een capaciteit tot en met 400 bezoekers. Groot zijn zalen of locaties met een capaciteit van 401 bezoekers of meer. Bij voorstellingen op bijzondere locaties kan in plaats daarvan worden gekeken naar het reëel te verwachten aantal bezoekers. Dit is onder meer relevant als de omvang van de locatie niet goed te bepalen is of als er sprake is van een verschil tussen de maximale bezoekerscapaciteit van een locatie en de bezoekerscapaciteit die werkelijk gebruikt wordt.

bedrag per uitvoering: er zijn drie verschillende bedragen per uitvoering voor kleine/middelgrote podia: 500, 1.300 en 2.800 euro voor aanvragers in de discipline muziek en 1.250, 2.500 en 4.100 euro in dans, theater en muziektheater. Voor uitvoeringen op grote podia zijn de bedragen respectievelijk 3.900, 6.200 en 8.500 euro voor muziek en 3.500, 5.000 en 6.200 euro voor de andere disciplines. De aanvrager kiest zelf welk bedrag hij nodig denkt te hebben. Een aanvrager die zowel op kleine/middelgrote podia speelt als op grote podia kiest dus voor beide categorieën podia een apart bedrag. Als basis geldt steeds het laagste bedrag. Als een aanvrager een hoger bedrag nodig heeft om zijn activiteiten te realiseren, kan hij dat aangeven in zijn aanvraag. Tegenover de hogere bijdrage per uitvoering staat ook een hogere verwachting voor wat betreft de eigen inkomsten die worden gerealiseerd. Daarnaast heeft de keuze voor het bedrag per uitvoering ook in meer algemene zin gevolgen voor de beoordeling van het ondernemerschap, omdat deze keuze verweven is met de bedrijfsvoering en de financiering van de activiteiten.

BIJDRAGE TALENTONTWIKKELING

Aanvragers die een meerjarige productiesubsidie aanvragen, kunnen daarnaast een bijdrage talentontwikkeling aanvragen. Deze bijdrage kan niet los worden aangevraagd en wordt alleen verstrekt als ook daadwerkelijk subsidie voor de activiteiten wordt verleend. De hoogte van de bijdrage kan zelf worden gekozen, maar bedraagt nooit meer dan 20% van het subsidie dat een aanvrager voor zijn activiteiten ontvangt. Een bijdrage talentontwikkeling kan worden aangevraagd voor activiteiten die zich duidelijk onderscheiden van de reguliere activiteiten waarvoor een aanvrager subsidie vraagt. Het kan bijvoorbeeld gaan om het begeleiden van een of meer nieuwe makers bij het maken van voorstellingen, maar ook om bijzondere activiteiten die gericht zijn op het begeleiden van uitvoerend talent. De bijdrage die wordt gevraagd is bestemd voor de meerkosten die samenhangen met de begeleiding van de betreffende podiumkunstenaars.

Niet in aanmerking komen activiteiten met een regulier karakter, waarmee wordt gedoeld op activiteiten die eigen zijn aan de werkpraktijk van een meerjarig gesubsidieerde instelling. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan de begeleiding van stagiaires of beginnende podiumkunstenaars zoals die in de meeste organisaties onderdeel is van de werkpraktijk.

Een bijdrage talentontwikkeling kan uitmonden in uitvoeringen, die dan ook als uitvoeringen of prestaties van de organisatie mogen worden opgevoerd. Een aanvrager kan zelf kiezen of hij de activiteiten alleen uit de bijdrage financiert of dat hij daarnaast ook een deel van zijn activiteitensubsidie inzet. Een afwijzing van een verzoek om een bijdrage talentontwikkeling heeft echter geen gevolgen voor de verplichtingen die voortvloeien uit het verkrijgen van het activiteitensubsidie.

Of een bijdrage talentontwikkeling kan worden toegekend, wordt beoordeeld in het licht van het doel van de regeling en dan met name de bijdrage die de activiteiten leveren aan het – nu of in de nabije toekomst – tot stand komen van een breed palet van kwalitatief hoogwaardig en pluriform aanbod.

EIGENINKOMSTENQUOTE

Aan het subsidie is de verplichting verbonden een bepaald aandeel aan eigen inkomsten te realiseren, de eigeninkomstenquote (EIQ). De EIQ geeft de verhouding aan tussen de eigen inkomsten en de totale baten in een jaar. De te realiseren EIQ is voor alle instellingen in ieder geval 20%. De EIQ wordt hoger als een aanvrager niet het laagste bedrag per uitvoering kiest, maar een hoger bedrag. Bij het kiezen van de hoogte van het bedrag per uitvoering moet een aanvrager daar dus rekening mee houden. Op deze manier wordt een verband gelegd tussen de hoogte van het subsidie en het vermogen om op een andere manier inkomsten te genereren. Een uitzondering is mogelijk voor aanvragers voor wie de EIQ om welke reden dan ook niet haalbaar is, maar die een hoge andere-inkomstenquote hebben. Deze uitzondering kan bijvoorbeeld van belang zijn voor aanvragers die een aanzienlijke subsidie van een andere overheid ontvangen.

3. FESTIVALSUBSIDIE

WAARVOOR

Een meerjarige festivalsubsidie kan worden aangevraagd voor het organiseren van een jaarlijks of tweejaarlijks festival of concours dat een significante bijdrage levert aan het podiumkunstenbestel op nationaal en/of internationaal niveau. Voor festivals geldt dat zij in een relatief korte en aaneengesloten periode een aanzienlijk aantal activiteiten in een artistiek samenhangende context moeten presenteren op een voor het publiek herkenbare wijze. De samenballing in de tijd is een belangrijk element, omdat de samenhang een inhoudelijke meerwaarde geeft aan het geheel van activiteiten ten opzichte van andere, over (een deel van) het jaar verspreide presentatievormen. Voor festivals met een lagere frequentie (drie- of vierjaarlijks) kan niet worden aangevraagd in het kader van deze regeling.

Daarnaast is er ruimte voor concoursen om een meerjarige festivalsubsidie aan te vragen. Kenmerkend voor een concours is dat er sprake is van een competitie. Het Fonds beperkt zich in dit kader tot concoursen die gericht zijn op beginnende podiumkunstenaars. Er moet al wel sprake zijn van een professionele beroepspraktijk. Voor competities die zich richten op amateurs kan geen subsidie worden aangevraagd bij het Fonds Podiumkunsten.

WIE KAN AANVRAGEN

Een meerjarige festivalsubsidie kan worden aangevraagd door een instelling wiens primaire bezigheid het organiseren van een festival of concours op het gebied van de podiumkunsten is. Als het organiseren van een festival niet meer dan een afgeleide is van een producerende taak, kan uitsluitend een productiesubsidie worden aangevraagd.

Aanvragen is alleen mogelijk als de aanvrager rechtspersoonlijkheid bezit. Voor zover hier relevant gaat het om stichtingen en verenigingen met volledige rechtsbevoegdheid.

DREMPELNORMEN

1. de aanvrager heeft het festival of concours al minimaal driemaal gerealiseerd

De eis hangt samen met het feit dat de meerjarige activiteitensubsidies zijn bedoeld voor festivalorganisatoren die in de praktijk meermalen hebben laten zien dat ze een hoogwaardig en interessant festival kunnen realiseren. Op het moment van indienen van de aanvraag moeten dus minimaal drie edities hebben plaatsgevonden. Deze eis verzekert ook dat er sprake is van een geschiedenis die kan worden gebruikt bij het geven van een oordeel over de ingediende aanvraag.

2. de eigeninkomstenquote moet minimaal 20/100ste zijn

De eigeninkomstenquote wordt berekend over de jaren 2013, 2014 en 2015 op basis van de werkelijke realisatie. De eigen inkomsten worden uitgedrukt als deel van de totale baten in het betreffende jaar. Bijzondere opbrengsten die niet direct met het ondernemerschap samenhangen, zoals verzekeringsuitkeringen, rentebaten en dergelijke, blijven daarbij buiten de berekening.

Bij het berekenen van het gemiddelde wordt rekening gehouden met het aantal edities van het festival of concours dat is georganiseerd (dit is met name van belang voor festivals en concoursen die tweejaarlijks plaatsvinden).

Zie voor wat onder eigen inkomsten wordt verstaan de beschrijving in paragraaf 2.

INDELING IN CATEGORIEËN

Alle ingediende aanvragen worden ondergebracht in een categorie. Voor festivals wordt een onderscheid gemaakt tussen kleine en middelgrote festivals enerzijds en grote festivals anderzijds. Een festival wordt aangemerkt als groot als het meer dan 100 voorstellingen of concerten omvat én ofwel meer dan 7 dagen beslaat/duurt, ofwel de totale baten van het festival in de periode 2013–2015 gemiddeld meer dan 1 miljoen euro bedragen. Bij het bepalen van de baten telt de meerjarige activiteitensubsidie van het Fonds Podiumkunsten niet mee. Festivals die niet aan deze eisen voldoen worden aangemerkt als klein/middelgroot. Voor de bepaling van de omvang tellen uitsluitend volwaardige voorstellingen of concerten mee die deel uitmaken van de hoofd- of kernprogrammering van het festival. Randprogrammering, lezingen, verdiepingsprogramma’s of activiteiten die buiten de festivalperiode om worden georganiseerd (voorproefjes, tournees van op het festival getoonde voorstellingen et cetera) tellen niet mee.

Vanwege hun heel eigen aard is er een aparte categorie voor concoursen. Het belang van concoursen voor de discipline is met name gelegen in de talentontwikkeling van de individuele deelnemer. Concoursen kenmerken zich door het feit dat het belangrijkste verbindende element tussen de activiteiten het wedstrijdelement is. Concoursen worden als een aparte categorie gezien en als zodanig getoetst.

De toets in welke categorie een aanvrager moet worden ingedeeld, vindt plaats voordat aan de criteria wordt getoetst. Achtergrond is dat de categorie-indeling de toetsing deels kleurt; de vraag of een instelling het goed doet is deels verbonden met de categorie waarin hij is ingedeeld.

CRITERIA

Om vast te stellen welke aanvragen het beste passen bij de doelstellingen van het Fonds Podiumkunsten in het algemeen en deze regeling in het bijzonder worden alle aanvragen die voldoen aan de formele eisen getoetst aan de volgende criteria:

  • a. artistieke kwaliteit;

  • b. bijdrage aan de ontwikkeling van de podiumkunsten in Nederland;

  • c. ondernemerschap;

  • d. pluriformiteit van het podiumkunstenaanbod in Nederland;

  • e. geografische spreiding in Nederland;

  • f. aanwezigheid financiële bijdrage van provincie of gemeente.

Een positief oordeel op een of meer van de criteria betekent niet dat subsidie wordt verstrekt. Het totaalbeeld is beslissend.

a. artistieke kwaliteit

Dit criterium heeft betrekking op de kwaliteit van de op het festival getoonde programmering. Bij het toetsen van de artistieke kwaliteit staat de beschrijving uit de aanvraag centraal. Voor kwaliteit gaat het zowel om de kwaliteit van de geprogrammeerde voorstellingen/concerten als om de oorspronkelijkheid en de zeggingskracht van de samenstelling van het gehele festivalprogramma. Oorspronkelijkheid gaat over de eigenheid en de herkenbare artistieke signatuur van het festivalprogramma, zeggingskracht hangt samen met wat er bij het publiek teweeg wordt gebracht. Daarnaast wordt er gekeken naar de activiteiten in het verleden. Dit omdat de kwaliteit van de programmering in het verleden een indicatie is voor de toekomst. Bij concoursen wordt primair naar het niveau van de deelnemers gekeken.

Voor het oordeel over de activiteiten in het verleden wordt primair gekeken naar de festivaledities vanaf 1 januari 2013 tot en met het moment van adviseren. Voor zover mogelijk wordt ook gekeken of er sprake is van een ontwikkeling, positief dan wel negatief. Voor aanvragers die in de periode 2013–2016 een meerjarige subsidie ontvangen van het Fonds Podiumkunsten wordt gebruik gemaakt van de bevindingen bij voorstellingsbezoek dat in die periode door adviseurs van het Fonds Podiumkunsten is verricht. Andere aanvragers dienen live-registraties of ander documentatiemateriaal in te sturen, op basis waarvan een beeld kan worden gekregen van de artistieke kwaliteit van de activiteiten.

Naast deze op de praktijk gebaseerde informatie wordt gebruik gemaakt van de algemene kennis van de adviescommissieleden over de aanvrager en de waardering die er in het veld is voor het festival bij vakgenoten. Er wordt daarbij onder meer gekeken naar de media-aandacht en of er anderszins aanwijzingen zijn dat het festival als kwalitatief hoogstaand wordt gezien. Uitgangspunt is echter steeds het eigen oordeel van de commissie.

De waardering die wordt gegeven voor kwaliteit wordt uitgedrukt in een cijfer. Het cijfer staat op zichzelf en betreft geen directe vergelijking met andere aanvragers. De cijfers worden als volgt toegepast:

waardering

cijfer

toelichting

Zeer goed

4

Er zijn geen punten van kritiek.

Goed

3

Positief, bijna geen punten van kritiek.

Ruim voldoende

2

Positief, maar met een aantal punten van kritiek.

Voldoende

1

Nog wel positief; flinke punten van kritiek, maar de positieve elementen hebben de overhand.

Zwak

–1

Onder de maat; enkele positieve elementen, maar de kritische elementen hebben de overhand.

Onvoldoende

–2

Er zijn (nagenoeg) geen positieve elementen te benoemen.

b. bijdrage aan de ontwikkeling van de podiumkunsten

Hier wordt getoetst welke rol het festival speelt binnen de podiumkunsten. Slaagt het festival erin iets teweeg te brengen en zo de ontwikkeling van de podiumkunsten in Nederland te voeden? Daarbij wordt zowel gekeken naar het soort programmering dat het festival verzorgt (want niet alle kwalitatief goede programmering levert een bijdrage aan de ontwikkeling van de podiumkunsten), als naar de andere activiteiten die het festival organiseert om meerwaarde aan de programmering te geven (lezingen, debatten, ontmoeting van vakgenoten et cetera). Andere aspecten die meewegen zijn onder meer de vraag of er sprake is van een overzicht van de ‘state-of-the-art’ op het betreffende terrein en de vraag of het festival er anderszins in slaagt vernieuwend te zijn (bijvoorbeeld in de presentatievorm).

Bij het toetsen van de bijdrage aan de ontwikkeling van de podiumkunsten staat de beschrijving uit de aanvraag centraal. Geeft die het vertrouwen dat het festival iets teweeg zal brengen en zo een bijdrage zal leveren aan de ontwikkeling van de podiumkunsten?

De waardering die wordt gegeven voor de bijdrage aan de ontwikkeling van de podiumkunsten wordt uitgedrukt in een cijfer. Het cijfer staat op zichzelf en betreft geen directe vergelijking met andere aanvragers. De cijfers worden als volgt toegepast:

waardering

cijfer

toelichting

Zeer goed

4

Er zijn geen punten van kritiek.

Goed

3

Positief, bijna geen punten van kritiek.

Ruim voldoende

2

Positief, maar met een aantal punten van kritiek.

Voldoende

1

Nog wel positief; flinke punten van kritiek, maar de positieve elementen hebben de overhand.

Zwak

–1

Onder de maat; enkele positieve elementen, maar de kritische elementen hebben de overhand.

Onvoldoende

–2

Er zijn (nagenoeg) geen positieve elementen te benoemen.

c. ondernemerschap

Bij criterium c staat het ondernemerschap centraal. Centraal in de beoordeling staat de balans tussen de aard van de activiteiten, de daarmee samenhangende kosten en het vermogen om daarvoor voldoende middelen te genereren (bij het publiek en bij andere partijen). Bij het toetsen van het ondernemerschap wordt gekeken naar een tweetal aspecten.

Allereerst de bedrijfsvoering en de financiering van de activiteiten. Daarbij gaat het om de wijze waarop de organisatie is ingericht, de kosten die de aanvrager maakt, en hoe de kosten worden gespreid over verschillende inkomstenbronnen. Daarbij wordt onder meer gekeken welke ambities een aanvrager heeft en hoe die ambities zich verhouden tot de maatregelen die een aanvrager neemt om risico’s op te vangen. Verder wordt gekeken of de aanvrager op een effectieve wijze de inkomstenbronnen aanboort die voor de hand liggen gelet op het soort festival dat hij organiseert, de omgeving waarin hij dat doet et cetera. Het gaat hier om andere inkomsten dan de directe publieksinkomsten uit entreegelden en dergelijke. De mate waarin een aanvrager ondersteund wordt door andere overheden is daarbij van belang. Uiteindelijk spelen de bedrijfsmatige keuzes van de aanvrager in relatie tot het soort festival dat hij organiseert een belangrijke rol bij de beoordeling van dit aspect.

Ten tweede de publieksbenadering. Dit aspect heeft betrekking op de relatie tussen het te organiseren festival en het beoogde publiek. Hoe benadert, bereikt en ontwikkelt de aanvrager zijn publiek? Hoe is dat verbonden met een strategie met betrekking tot de publieksinkomsten? Sluit de aard en omvang van het publiek dat de aanvrager wil bereiken logisch aan op de aard en omvang van de activiteiten?

Bij de beoordeling van het ondernemerschap wordt ook teruggekeken naar prestaties in de afgelopen periode. Voor zover mogelijk wordt gekeken of er sprake is van een ontwikkeling, positief dan wel negatief.

De waardering die wordt gegeven voor ondernemerschap wordt uitgedrukt in een cijfer. Het cijfer staat op zichzelf en betreft geen directe vergelijking met andere aanvragers. De cijfers worden als volgt toegepast:

waardering

cijfer

toelichting

Zeer goed

4

Er zijn geen punten van kritiek.

Goed

3

Positief, bijna geen punten van kritiek.

Ruim voldoende

2

Positief, maar met een aantal punten van kritiek.

Voldoende

1

Nog wel positief; flinke punten van kritiek, maar de positieve elementen hebben de overhand.

Zwak

–1

Onder de maat; enkele positieve elementen, maar de kritische elementen hebben de overhand.

Onvoldoende

–2

Er zijn (nagenoeg) geen positieve elementen te benoemen.

d. pluriformiteit

Criterium d kijkt primair naar het vakgebied dat het festival of concours bestrijkt. Het criterium wordt met name gebruikt om zoveel mogelijk te verzekeren dat in het eindbeeld van de te subsidiëren aanvragers sprake is van een divers beeld waarin de diverse disciplines en genres naar behoren vertegenwoordigd zijn.

De aanvraag wordt afgezet tegen dat wat er verder in Nederland gebeurt. In hoeverre leveren de activiteiten tijdens het festival een interessante en onderscheidende bijdrage aan dat wat er verder op podia en festivals in Nederland wordt getoond?

Bij de beoordeling worden alle aanvragen eerst ingedeeld in een beperkt aantal subcategorieën. Vervolgens wordt gekeken naar het specifieke aanbod dat een aanvrager toont en bezien of dat aanbod zich onderscheidt van het overige aanbod. Bij de beoordeling wordt geen vergelijking gemaakt tussen aanvragers onderling, maar wordt gekeken wat een aanvrager met zijn activiteiten toevoegt binnen het totale podiumkunstenaanbod in Nederland. Het gaat dan niet alleen om andere festivals, gesubsidieerd en niet-gesubsidieerd, maar ook om wat door podia in Nederland wordt getoond. Aanbod dat al ruimschoots door instellingen in de Basisinfrastructuur wordt getoond of waarin de vrije markt al ruimschoots voorziet draagt in de regel niet bij aan de pluriformiteit.

De waardering die wordt gegeven voor pluriformiteit wordt uitgedrukt in een cijfer. Het cijfer staat op zichzelf en betreft geen directe vergelijking met andere aanvragers. De cijfers worden als volgt toegepast:

waardering

cijfer

toelichting

Zeer goed

4

De activiteiten zijn zeer onderscheidend en leveren een zeer belangrijke bijdrage aan de pluriformiteit.

Ruim voldoende

2

De activiteiten zijn onderscheidend en leveren een aanzienlijke bijdrage aan de pluriformiteit.

Neutraal

0

Geen bijzondere bijdrage aan de pluriformiteit.

e. geografische spreiding

Criterium e kijkt primair naar de plaats waar het festival plaatsvindt. Het criterium wordt met name gebruikt om te bevorderen dat in het eindbeeld van de festivals die het Fonds Podiumkunsten subsidieert zoveel mogelijk regio’s aan bod komen.

De waardering die wordt gegeven voor spreiding wordt uitgedrukt in een cijfer. Het cijfer wordt gegeven in relatie tot het totaal van het door het Fonds Podiumkunsten gesubsidieerde podiumkunstlandschap. De cijfers worden als volgt toegepast:

waardering

cijfer

toelichting

Zeer goed

2

Veel beter dan gemiddeld: spreiding naar plekken waar anders geen door het Fonds gesubsidieerd festival aanwezig is.

Ruim voldoende

1

Beter dan gemiddeld: spreiding naar plekken waar anders maar beperkt door het Fonds gesubsidieerde festivals aanwezig zijn.

Neutraal

0

Geen bijzondere bijdrage aan de spreiding.

f. aanwezigheid financiële bijdrage van provincie of gemeente

Bij dit criterium worden punten toegekend als er sprake is van een financiële bijdrage van een lokale of regionale overheid. Definitieve vaststelling van het cijfer gebeurt door het bestuur na overleg met provincies en gemeenten.

waardering

cijfer

toelichting

Zeer goed

2

Stevige lokale of regionale bijdrage.

Ruim voldoende

1

Beperkte lokale of regionale bijdrage.

Neutraal

0

Geen lokale of regionale bijdrage.

Omdat provincies en gemeenten in de regel pas een definitief besluit nemen over het daadwerkelijk toekennen van een bijdrage nadat het Fonds Podiumkunsten over de ingediende aanvragen heeft besloten, kan het bestuur ertoe overgaan de toezegging te doen onder het voorbehoud dat de lokale of regionale bijdrage ook daadwerkelijk wordt toegekend.

HOOGTE SUBSIDIE

Het subsidie is een vast bedrag. Er gelden aparte bedragen (1) voor concoursen (ongeacht de omvang), (2) voor kleine & middelgrote festivals en (3) voor grote festivals. Met een groot festival wordt een festival bedoeld dat meer dan 100 voorstellingen of concerten programmeert en dat ofwel langer dan 7 dagen duurt, ofwel een omzet heeft van meer dan 1 miljoen euro. Daarbij wordt gekeken naar de periode 2013–2015. Met het begrip omzet wordt gedoeld op de totale baten, minus de eventuele meerjarige activiteitensubsidie die het festival – voor zover aan de orde – voor zijn activiteiten krijgt van het Fonds Podiumkunsten. Deze laatste correctie wordt toegepast om reeds meerjarig gesubsidieerde aanvragers niet te bevoordelen ten opzichte van niet-gesubsidieerde aanvragers.

Bij het vaststellen van het aantal voorstellingen of concerten wordt gekeken naar de kernprogrammering. Activiteiten daaromheen (randprogramma’s, fringe-programmering, lezingen, debatten en dergelijke) tellen niet mee. Het subsidiebedrag is niet gelabeld en dus vrij besteedbaar, zolang de aanvrager zich maar beweegt binnen de grenzen van hetgeen waarvoor het subsidie is aangevraagd en verleend.

BIJDRAGE (CO-)PRODUCTIE

Festivals die een meerjarige activiteitensubsidie aanvragen, kunnen daarnaast een bijdrage (co-)productie aanvragen. Deze bijdrage kan niet los worden aangevraagd en wordt alleen verstrekt als ook daadwerkelijk subsidie voor de activiteiten wordt verleend. De hoogte van de bijdrage bedraagt 20% van het subsidie per editie. Een bijdrage (co-)productie kan worden aangevraagd door festivals die financieel investeren in het tot stand komen van voorstellingen of concerten in samenwerking met makers. De bijdrage (co-)productie is bedoeld om festivals in de gelegenheid te stellen actief samen te werken met makers om zo samen te komen tot het produceren van nieuw aanbod. De bijdrage die wordt gevraagd is bestemd voor alle kosten die samenhangen met het produceren van de betreffende voorstellingen of concerten.

Of een bijdrage (co-)productie kan worden toegekend, wordt beoordeeld in het licht van het doel van de regeling en dan met name de bijdrage die de activiteiten leveren aan het – nu of in de nabije toekomst – tot stand komen van een breed palet van kwalitatief hoogwaardig en pluriform aanbod.

4. INDIENING EN BEHANDELING

Aanvragen moeten worden ingediend met behulp van een aanvraagformulier. De activiteiten moeten worden beschreven aan de hand van een aantal door het Fonds Podiumkunsten geformuleerde vragen. Het aanvraagformulier en de bijbehorende richtlijnen zijn te vinden op de website van het Fonds Podiumkunsten. De aanvraag en de daarbij behorende informatie is leidend voor toetsing of de aanvrager in aanmerking komt voor subsidie. Het is dus van belang dat de aanvraag helder is en een goed beeld geeft van de activiteiten die een aanvrager wil ondernemen.

Aanvragen kunnen worden ingediend tot uiterlijk 1 maart 2016 om 17.00 uur. Alleen als de aanvraag op tijd is ingediend, het aanvraagformulier juist is ingevuld en alle gevraagde informatie is bijgesloten, kan de aanvraag in behandeling worden genomen. Om alle aanvragers gelijke kansen te geven, wordt de uiterste indiendatum strikt gehanteerd. Nagezonden informatie wordt om die reden niet meegenomen in de beoordeling. Verder vraagt het Fonds Podiumkunsten geen informatie op als de aanvraag incompleet of onvoldoende helder is. Hierop worden geen uitzonderingen gemaakt.

De ingediende subsidieaanvragen worden per discipline behandeld. De disciplines waar het om gaat zijn: muziek, dans, theater en muziektheater. Aanvragen voor het organiseren van een festival of concours worden apart behandeld. Het Fonds Podiumkunsten vraagt over aanvragen advies aan een adviescommissie met expertise op dit specifieke terrein. Er zijn vijf adviescommissies: muziek, dans, theater, muziektheater en festivals, waarbij de laatste commissie alle aanvragen behandelt die betrekking hebben op het organiseren van festivals en concoursen in de verschillende disciplines. De commissie toetst aanvragen aan de criteria uit de regeling.

Omdat het aantal aanvragen naar verwachting het beschikbare budget (ver) zal overstijgen, werkt het Fonds Podiumkunsten met financiële plafonds. Om een goede verdeling over de disciplines mogelijk te maken, wordt gewerkt met aparte budgetten voor producerende instellingen in de verschillende disciplines (theater, muziektheater, dans en muziek) en een budget voor festivals en concoursen in alle disciplines. De bijbehorende bedragen zijn opgenomen in de regeling.

De budgetten kunnen worden aangepast (verhoogd of verlaagd). Besluiten tot verhoging of verlaging worden op de website van het Fonds Podiumkunsten gepubliceerd onder subsidies → bestuursbesluiten.

Aanvragen worden na de beoordeling aan de hand van de criteria verdeeld in:

  • A: honoreren;

  • B: honoreren voor zover het budget dat toelaat; en

  • C: niet honoreren.

Aanvragen met als advies ’honoreren voor zover het budget dat toelaat’, worden aan de hand van de criteria in volgorde van prioriteit gezet, waarbij de pluriformiteit leidend is.

5. VERPLICHTINGEN EN VERANTWOORDING

Alle veranderingen die wezenlijk zijn voor de subsidiëring moeten worden gemeld. Daarvan is bijvoorbeeld sprake als bepaalde activiteiten komen te vervallen, als er sprake is van wijzigingen bij de artistiek verantwoordelijken of als er aanzienlijke veranderingen zijn in de financiering van de activiteiten. Ook kan in het subsidiebesluit een verplichting zijn opgenomen op grond waarvan specifieke zaken gemeld moeten worden.

Als achteraf blijkt dat er sprake is van een wezenlijke verandering die niet is gemeld, kan het Fonds Podiumkunsten het subsidie lager vaststellen of intrekken. Dit is geheel voor risico van de aanvrager. In geval van twijfel kan een aanvrager contact opnemen met het Fonds Podiumkunsten om te bepalen of sprake is van een wezenlijke wijziging.

Uitgangspunt is dat het aantal opgegeven voorstellingen per circuit wordt gehaald. Daarbij wordt de subsidieperiode als uitgangsperiode genomen; als een instelling in het eerste jaar te weinig uitvoeringen heeft gegeven in een bepaald circuit mag hij dat in de daaropvolgende jaren compenseren. Het niet halen van het aantal afgesproken uitvoeringen in een bepaald circuit kan niet zonder meer worden gecompenseerd door uitvoeringen in een ander circuit.

Subsidies dienen inhoudelijk en financieel verantwoord te worden. De inhoudelijke verantwoording bestaat uit een beschrijving van de gerealiseerde activiteiten en een overzicht van het aantal concerten of voorstellingen, inclusief de plekken waar de activiteiten plaatsvonden en het aantal bezoekers. De financiële verantwoording moet worden ingericht volgens de regels van het Handboek financiële verantwoording. Dit Handboek is te vinden op de website van het Fonds Podiumkunsten.

6. TOT SLOT

Deze toelichting moet worden gelezen in combinatie met de Deelregeling meerjarige activiteitensubsidies Fonds Podiumkunsten 2017–2020. Als u vragen hebt of meer informatie wilt, kunt u contact met ons opnemen.

Naar boven