TOELICHTING
1. Aanleiding voor deze regeling
De Regeling monitoring kaderrichtlijn water bevat nadere regels ter implementatie
van de Europese waterrichtlijnen (de kaderrichtlijn water, de grondwaterrichtlijn
en de richtlijn prioritaire stoffen) die betrekking hebben op de monitoring van de
waterkwaliteit, of, in termen van de kaderrichtlijn water, de watertoestand van waterlichamen.
De regels hebben vooral betrekking op de (water)toestand van oppervlaktewaterlichamen.
De toestand van een oppervlaktewaterlichaam is onderverdeeld in de chemische toestand
en de ecologische toestand. De ecologische toestand is verder onderverdeeld in de
biologische toestand en eisen ten aanzien van hydromorfologie, algemene fysische-chemie
en specifieke verontreinigende stoffen1. De ecologische toestand is nog verder onderverdeeld in kwaliteitselementen. De toestand
waarin het slechtste kwaliteitselement van de chemische of ecologische toestand zich
bevindt, is bepalend voor de indeling in een toestandsklasse van het waterlichaam
als geheel.
De onderhavige wijziging van de Regeling monitoring kaderrichtlijn water omvat allereerst
een actualisering van de verwijzing naar het zogenaamde Stowa-rapport, waarin voor
de onderscheiden kwaliteitselementen de ecologische toestand van oppervlaktewaterlichamen
is geoperationaliseerd. Van dit Stowa-rapport is, met inachtneming van de intercalibratiebeschikking
van de Europese Commissie2, namelijk een nieuwe versie3 vastgesteld. Bovendien is er voor sloten en kanalen een nieuw, afzonderlijk, Stowa-rapport4 vastgesteld. Het eerstbedoelde rapport heeft betrekking op natuurlijke wateren en
wordt hier aangeduid als ‘Stowa-rapport voor natuurlijke watertypen’, het laatstbedoelde
rapport betreft bepaalde typen kunstmatige wateren en wordt hier aangeduid als ‘Stowa-rapport
voor sloten en kanalen’.
Daarnaast omvat de wijziging een geactualiseerde bijlage bij de regeling, die betrekking
heeft op de specifieke chemische stoffen, als onderdeel van de ecologische toestand
van oppervlaktewaterlichamen.
Bij de opstelling van de waterplannen voor de periode van 22 december 2015 tot 22 december
2021 is al rekening gehouden met de nieuwe Stowa-rapporten en de geactualiseerde bijlage
bij de Regeling monitoring kaderrichtlijn water.
Beide wijzigingen worden hierna toegelicht.
2. De Stowa-rapporten
Het Stowa5-rapport voor natuurlijke watertypen vervult een belangrijke functie bij de operationalisering
van de goede ecologische toestand van een natuurlijk oppervlaktewaterlichaam, die
is omschreven in bijlage V (de tabellen 1.2.1 tot en met 1.2.4) bij de kaderrichtlijn
water. De omschrijvingen van de verschillende kwaliteitselementen die in de richtlijn
zijn onderscheiden (in bijlage V, paragraaf 1.1) en die tezamen de goede ecologische
toestand (GET) van een natuurlijk oppervlaktewaterlichaam omvatten, zijn te globaal
om op basis van de monitoringsresultaten te kunnen vaststellen of een natuurlijk oppervlaktewaterlichaam
voor een bepaald element in de goede ecologische toestand verkeert. Daarom geeft het
Stowa-rapport voor natuurlijke watertypen voor de onderscheiden typen natuurlijk oppervlaktewater
die in Nederland voorkomen, voor de onderscheiden kwaliteitselementen, uitgezonderd
de specifieke chemische stoffen, monitoringsindicatoren. Deze indicatoren geven preciezer
aan wanneer voor de verschillende kwaliteitselementen onder normale omstandigheden
sprake is van een goede toestand.
Het Stowa-rapport voor natuurlijke watertypen geeft tevens karakteriseringen van de
verschillende typen natuurlijk oppervlaktewater die in Nederland voorkomen. Met behulp
van die karakteriseringen kan een oppervlaktewaterlichaam worden ingedeeld in het
type natuurlijk oppervlaktewater waartoe het behoort.
Het Stowa-rapport voor natuurlijke watertypen geeft tevens aan in welke andere toestandsklasse
een natuurlijk oppervlaktewaterlichaam moet worden ingedeeld, indien het blijkens
de monitoringsresultaten voor een kwaliteitselement niet in de goede toestand verkeert.
De kaderrichtlijn water onderscheidt voor de ecologische toestand van oppervlaktewaterlichamen
vijf toestandsklassen.
De monitoringsindicatoren voor de verschillende kwaliteitselementen van de goede ecologische
toestand hebben betrekking op natuurlijke oppervlaktewaterlichamen. Er zijn in Nederland
echter maar zeer weinig natuurlijke waterlichamen. Verreweg de meeste oppervlaktewaterlichamen
zijn in de waterplannen op grond van de Waterwet aangemerkt als een sterk veranderd
of kunstmatig oppervlaktewaterlichaam, voor rijkswateren het beheerplan voor de rijkswateren
en voor regionale wateren het provinciale waterplan. In dat geval moet het waterlichaam
voldoen aan de vereisten voor een goed ecologisch potentieel (GEP). Het Stowa-rapport
voor natuurlijke watertypen kan worden gebruikt als vertrekpunt voor de vaststelling
van monitoringsindicatoren voor een goed ecologisch potentieel. Deze indicatoren hebben
eenzelfde vorm als de indicatoren voor de ecologische toestand van een vergelijkbaar
watertype, maar hebben een andere waarde. De indicatoren voor een goed ecologisch
potentieel worden voor elk waterlichaam opgenomen in het desbetreffende waterplan,
voor rijkswateren het beheerplan voor de rijkswateren en voor regionale wateren het
provinciale waterplan.
Voor kunstmatige waterlichamen die als sloot of kanaal moeten worden gekwalificeerd,
kan hierbij het Stowa-rapport voor sloten en kanalen worden toegepast. Het Stowa-rapport
voor sloten en kanalen heeft betrekking op bepaalde typen kunstmatige wateren. Dergelijke
wateren vertonen vaak weinig gelijkenis met natuurlijke watertypen, zodat het dan
niet voor de hand ligt om het Stowa-rapport voor natuurlijke watertypen toe te passen.
Zo hebben sloten en kanalen een geheel eigen ecologie, met soortenlijsten die duidelijk
anders zijn dan die voor natuurlijke meren en rivieren. Daarom is hiervoor een afzonderlijk
rapport vastgesteld. Het Stowa-rapport voor sloten en kanalen geldt niet voor sterk
veranderde waterlichamen en ook niet voor andere kunstmatige waterlichamen dan sloten
en kanalen, zoals zandwinputten, brakke watertypen en zeer grote rijkskanalen. Voor
die typen wateren kunnen wel vergelijkbare natuurlijke watertypen worden gevonden,
zodat hiervoor wel van het Stowa-rapport voor natuurlijke watertypen gebruik kan worden
gemaakt.
Vervolgens wordt een kort overzicht gegeven van de punten waarop in het nieuwe Stowa-rapport
voor natuurlijke watertypen ten opzichte van de vorige versie van het Stowa-rapport
waarnaar in de Regeling monitoring kaderrichtlijn water werd verwezen, actualisatie
heeft plaatsgevonden.
Het gaat vooral om verbeteringen die betrekking hebben op de doelafleiding en toestandsbepaling
voor de tweede generatie waterplannen voor de periode 22 december 2015 – 22 december
2021. Deze verbetering zijn het resultaat van een evaluatie van het Stowa-rapport
dat is gebruikt bij de opstelling van de eerste generatie waterplannen voor de periode
22 december 2009 – 22 december 2015, en verder harmonisatie met methoden die in andere
lidstaten worden toegepast. De verbetering omvat vooral een grotere transparantie
van het proces van doelafleiding (de GET) voor natuurlijke oppervlaktewaterlichamen en de reproduceerbaarheid en kwaliteit van de afgeleide GEP’s,
die voor sterk veranderde en kunstmatige waterlichamen in de waterplannen zijn opgenomen.
De verbeteringen betreffen met name de kwaliteitselementen fytoplankton in diepe meren,
fytobenthos in enkele stromende wateren, macrofyten en vissen in stromende wateren
en meren, macrofauna in rivieren met getijdeninvloed en in zwak brakke wateren en
angiospermen, macrofauna en vissen in kust- en overgangswateren.
Rapporten en achtergronddocumenten zijn digitaal beschikbaar op de volgende internetsites:
3. Specifieke verontreinigende stoffen
Voor de specifieke chemische stoffen zijn de monitoringsindicatoren niet in de Stowa-rapporten
opgenomen, maar in de bijlage bij de Regeling monitoring kaderrichtlijn water. Deze
indicatoren zijn voor natuurlijke wateren en sterk veranderde en kunstmatige waterlichamen
gelijk.
Dit wijzigingsbesluit omvat een geactualiseerde bijlage die voor de eerdere bijlage
in de plaats komt.
Daarnaast is in de artikel 2, 3 en 4 een verduidelijking opgenomen. Daarin werd gesproken
van ‘het kwaliteitselement’ specifieke chemische stoffen. De woorden ‘het kwaliteitselement’
worden geschrapt. Dit heeft te maken met de toepassing van het vereiste van ‘geen
achteruitgang’. Dit vereiste moet per kwaliteitselement worden toegepast, zoals in
de nota van toelichting bij het Bkmw 2009 al uiteen was gezet. De toestand van een
waterlichaam wordt bepaald door het kwaliteitselement dat zich in de laagste toestandsklasse
bevindt. Het vereiste van geen achteruitgang mag niet zo worden toegepast dat alle
kwaliteitselementen die zich in betere toestandsklasse bevinden, zonder dat de indeling
van het waterlichaam in een toestandsklasse daardoor zou veranderen, naar die laagste
toestandsklasse achteruit mogen gaan. De monitoringsindicatoren moeten op dezelfde
wijze worden toegepast. In de bijlage is een lijst van specifieke relevante stoffen
opgenomen. Indien alle stoffen tezamen als één kwaliteitselement zouden worden aangemerkt,
zouden alle stoffen achteruit mogen gaan naar de slechtste toestandsklasse waarin
een van de chemische stoffen zich bevindt, omdat daardoor de indeling van het kwaliteitselement
niet zou veranderen. Dat is uiteraard, om de redenen die in de nota van toelichting
bij het Bkmw 2009 zijn uiteengezet en in het voorgaande zijn weergegeven, niet de
bedoeling. In dit verband wordt ook verwezen naar het arrest van het Hof van Justitie
van de EU van 1 juli 2015 in zaak C‑461/13, dat de weergegeven redenering bevestigt.
Deze was ook al tot uitdrukking gebracht in het bestaande artikel 4, tweede lid, van
de regeling, maar het leek gelet op artikel 16, tweede lid, van het Bkmw 2009 in combinatie
met genoemd arrest raadzaam dit toch te verduidelijken. In die bepaling staat namelijk
dat aan het vereiste van geen achteruitgang is voldaan indien voor een stof of kwaliteitselement
waarvoor ingevolge dit besluit een milieukwaliteitswaarde geldt. Met het begrip ‘stof’
wordt gedoeld op een stof die onderdeel is van de chemische toestand, omdat specifieke
chemische stoffen monitoringsindicatoren zijn waarvoor geen milieukwaliteitswaarde
geldt. Daarom is het verwarrend de specifieke verontreinigende stoffen tezamen als
een kwaliteitselement aan te duiden.
De nieuwe bijlage omvat ten opzichte van de vorige versie de volgende wijzigingen.
Minder stoffen
In de nieuwe bijlage staan minder stoffen dan in de vorige versie. Sommige stoffen
zijn in 2013 toegevoegd aan de Europese richtlijn prioritaire stoffen en daardoor
onderdeel geworden van de chemische toetstand, zoals dichloorvos, heptachloor en PCB’s.
Van ruim 70 stoffen is geconstateerd dat ze niet meer relevant zijn voor het monitoren
van de waterkwaliteit omdat ze al verschillende jaren niet of nauwelijks zijn aangetroffen
en/of de concentraties ruimschoots lager is dan de waarden die in de vorige versie
van de bijlage daarvoor waren aangegeven. Een uitgebreide motivering is te vinden
in een rapport van het RIVM6.
Nieuwe waarden
Voor veel stoffen die in de nieuwe bijlage nog steeds voorkomen, zijn in de afgelopen
jaren nieuwe waarden afgeleid. In de eerdere bijlage was er onvoldoende tijd om voor
alle stoffen waarden af te leiden volgens de KRW-methodiek, waarbij gebruik is gemaakt
van recente gegevens over giftigheid voor mens en milieu. De vroegere waarden voor
het maximaal toelaatbaar risico (MTR) waren meestal alleen op directe giftigheid voor
waterorganismen gebaseerd. Volgens de KRW-methodiek moet ook worden gekeken naar de
risico’s voor visetende vogels, zoogdieren en mensen, die via het eten van vis kunnen
worden blootgesteld. Deze routes worden meegenomen voor stoffen die zich ophopen in
de voedselketen, kankerverwekkend zijn of de voortplanting beïnvloeden.
Naamsverandering
Voor een beperkt aantal stoffen is besloten de norm niet te herzien, maar wordt de
bestaande MTR-waarde voortaan als jaargemiddelde waarde van de concentratie voor landoppervlaktewateren
gehanteerd. Voor deze stoffen had investeren in de afleiding van nieuwe waarden geen
prioriteit, bijvoorbeeld omdat er geen nieuwe gegevens zijn (bijvoorbeeld tellurium),
of omdat is aangetoond dat de bestaande waarde voldoende bescherming biedt op grond
van de Krw-methodiek (bijvoorbeeld diazinon, titaan). In een enkel geval (vanadium)
kon een nieuwe waarde niet op tijd worden opgeleverd. De verwachting is dat in veel
gevallen een nieuwe waarde getalsmatig niet veel van de eerdere waarde zal afwijken.
De wijze van toetsing verschilt wel. Het MTR werd getoetst op basis van het 90ste percentiel van de meetgegevens, terwijl de Krw-methodiek uitgaat van een jaargemiddelde
waarde van de concentratie. Het gaat om een beperkt aantal stoffen, namelijk enkele
verboden bestrijdingsmiddelen en metalen.
Oude waarde, anders gepresenteerd
In de nieuwe bijlage zijn de waarden op een uniforme manier weergegeven. Dat wil zeggen
dat de waarden voor organische stoffen staan vermeld als de totaalconcentratie in
ongefiltreerde monsters, voor metalen als opgeloste concentratie na filtratie, exclusief
de achtergrondconcentratie. In de eerdere versie van de bijlage was er onvoldoende
tijd om voor alle stoffen waarden af te leiden volgens de KRW-methodiek. Bij de afleiding
van nieuwe waarden is gebruik gemaakt van recente gegevens over giftigheid voor mens
en milieu. Van sommige metalen de waarde als totaalconcentratie vermeld en was de
achtergrond soms wel en soms niet in die waarde meegenomen. Voor een paar metalen
(bijvoorbeeld vanadium) is daarom de oude waarde omgerekend naar een opgeloste concentratie
waarin de achtergrond niet is meegenomen.
Metalen: wel of geen correctie voor de achtergrondconcentratie
Voor sommige metalen was in de eerdere bijlage opgenomen dat er bij toetsing een correctie
voor de achtergrondconcentratie mocht worden uitgevoerd. Voor een aantal stoffen bleek
dit niet terecht te zijn, omdat de waarde is gebaseerd op doorvergiftiging of visconsumptie.
Bij de berekening van deze waarde is de achtergrondconcentratie al meegenomen. In
de nieuwe bijlage is voor deze stoffen niet meer de optie geboden om de correctie
achteraf toe te passen. Voor een paar stoffen (barium, beryllium, kobalt en thallium)
kwam de herziene waarde op basis van doorvergiftiging of visconsumptie lager uit dan
de huidige achtergrondconcentratie. Voor deze stoffen is een aangepaste waarde opgenomen.
In bijgaande tabel staat per stof aangegeven of de normen zijn veranderd en zo ja,
wat de reden is.
EG-nr
|
CAS
|
Stofnaam
|
Wijzigingen ten opzichte van de eerdere regeling (hierna: MR 2010)
|
4
|
7440-38-2
|
Arseen (en anorganische verbindingen daarvan)
|
Nieuwe normen afgeleid.
|
5
|
2642-71-9
|
Azinfos-ethyl
|
Niet gewijzigd.
|
6
|
86-50-0
|
Azinfos-methyl
|
Niet gewijzigd.
|
9
|
100-44-7
|
Benzylchloride (alfa-chloortolueen)
|
Nieuwe normen afgeleid, afleiding MAC-MKE niet mogelijk.
|
10
|
98-87-3
|
Benzylideenchloride (alfa,alfa-dichloortolueen)
|
Nieuwe normen afgeleid, afleiding MAC-MKE niet mogelijk.
|
19
|
106-47-8
|
4-Chlooraniline
|
Niet gewijzigd.
|
49, 50, 51
|
683-18-1,
818-08-6,
1002-53-5
|
Dibutyltin (kation)
|
JG-MKN in MR 2010 gold voor de opgeloste concentratie, maar was ontrecht opgenomen
als totaalconcentratie; de waarde is nu omgerekend naar totaalgehalte. MAC-MKE toegevoegd.
|
65
|
78-87-5
|
1,2-Dichloorpropaan
|
Niet gewijzigd.
|
69
|
15165-67-0
|
Dichloorprop-P
|
Niet gewijzigd.
|
73
|
60-51-5
|
Dimethoaat
|
Niet gewijzigd.
|
79
|
100-41-4
|
Ethylbenzeen
|
Nieuwe normen afgeleid.
|
80
|
122-14-5
|
Fenitrothion
|
Getalswaarde uit MR 2010 gehandhaafd als JG-MKE voor landoppervlaktewateren.
|
81
|
55-38-9
|
Fenthion
|
Getalswaarde uit MR 2010 gehandhaafd als JG-MKE voor landoppervlaktewateren.
|
88
|
330-55-2
|
Linuron
|
Nieuwe normen afgeleid voor landoppervlaktewateren.
|
89
|
121-75-5
|
Malathion
|
Getalswaarde uit MR 2010 gehandhaafd als JG-MKE voor landoppervlaktewateren.
|
90
|
94-74-6
|
MCPA
|
Niet gewijzigd.
|
91
|
93-65-2
|
Mecoprop-P
|
Naam gecorrigeerd.
|
94
|
7786-34-7
|
Mevinfos
|
CAS-nummer gecorrigeerd.
|
95
|
1746-81-2
|
Monolinuron
|
Niet gewijzigd.
|
97
|
1113-02-6
|
Omethoate
|
Getalswaarde uit MR 2010 gehandhaafd als JG-MKE voor landoppervlaktewateren.
|
–99
|
56-55-3
|
Benz(a)anthraceen
|
Nieuwe normen afgeleid.
|
–99
|
218-01-9
|
Chryseen
|
Nieuwe normen afgeleid.
|
–99
|
85-01-8
|
Fenantreen
|
Nieuwe normen afgeleid.
|
100
|
56-38-2
|
Parathion
|
Getalswaarde uit MR 2010 gehandhaafd als JG-MKE voor landoppervlaktewateren.
|
–100
|
298-00-0
|
Parathion-methyl
|
Getalswaarde uit MR 2010 gehandhaafd als JG-MKE voor landoppervlaktewateren.
|
105
|
1698-60-8
|
Pyrazon (Chloridazon)
|
Niet gewijzigd.
|
113
|
24017-47-8
|
Triazophos
|
Niet gewijzigd.
|
114
|
126-73-8
|
Tributylfosfaat
|
Nieuwe normen afgeleid.
|
116
|
52-68-6
|
Trichloorfon
|
Getalswaarde uit MR 2010 gehandhaafd als JG-MKE voor landoppervlaktewateren.
|
125 – 127
|
900-95-8, 639-58-7, 76-87-9
|
Trifenyltinacetaat,
Trifenyltinchloride,
Trifenyltinhydroxide
|
Nieuwe normen afgeleid.
|
129
|
108-38-3,
|
Xylenen
|
Nieuwe normen afgeleid.
|
132
|
25057-89-0
|
Bentazon
|
Niet gewijzigd.
|
A
|
7440-32-6
|
Titaan
|
Getalswaarde uit MR 2010 gehandhaafd als JG-MKE voor landoppervlaktewateren.
|
B
|
7440-42-8
|
Borium
|
Nieuwe normen afgeleid.
|
C
|
7440-61-1
|
Uranium
|
Nieuwe normen afgeleid.
|
D
|
13494-80-9
|
Tellurium
|
Getalswaarde uit MR 2010 gehandhaafd als JG-MKE voor landoppervlaktewateren.
|
E
|
7440-22-4
|
Zilver
|
Nieuwe normen afgeleid.
|
F
|
556-67-2
|
Octamethylcyclotetrasiloxaan
|
Nieuwe normen afgeleid.
|
|
71751-41-2
|
Abamectine
|
Niet gewijzigd.
|
|
14798-03-9
|
Ammonium-N
|
Niet gewijzigd.
|
|
7440-36-0
|
Antimoon
|
Nieuwe normen afgeleid.
|
|
7440-39-3
|
Barium
|
In MR 2010 stond dat de JG-MKE mocht worden gecorrigeerd voor de achtergrondconcentratie.
Dit was niet correct omdat de norm was gebaseerd op consumptie van vis. Deze norm
is lager dan de achtergrondconcentratie. De norm voor directe ecotoxiciteit wordt
onvoldoende beschermend geacht voor mensen en predatoren, daarom geldt de achtergrondconcentratie
als JG-MKE. MAC-MKE niet gewijzigd.
|
|
7440-41-7
|
Beryllium
|
In MR 2010 stond dat de JG-MKE mocht worden gecorrigeerd voor de achtergrondconcentratie.
Dit was niet correct omdat de norm was gebaseerd op humane visconsumptie. De norm
voor directe ecotoxiciteit wordt voldoende beschermend geacht voor mensen en predatoren.
Hierbij is wel een correctie voor de achtergrond mogelijk. MAC-MKE niet gewijzigd.
|
|
133-06-2
|
Captan
|
Niet gewijzigd.
|
|
10605-21-7
|
Carbendazim
|
Niet gewijzigd.
|
|
101-21-3
|
Chloorprofam
|
Nieuwe normen afgeleid.
|
|
15545-48-9
|
Chloortoluron
|
Niet gewijzigd.
|
|
7440-47-3
|
Chroom
|
Voetnoot is uitgebreid
|
|
52918-63-5
|
Deltamethrin
|
Niet gewijzigd.
|
|
333-41-5
|
Diazinon
|
Getalswaarde uit MR 2010 gehandhaafd als JG-MKE voor landoppervlaktewateren.
|
|
163515-14-8
|
Dimethanamid-P
|
Niet gewijzigd.
|
|
66230-04-4
|
Esfenvaleraat
|
Niet gewijzigd.
|
|
22224-92-6
|
Fenamiphos
|
Niet gewijzigd.
|
|
72490-01-8
|
Fenoxycarb
|
Niet gewijzigd.
|
|
23560-59-0
|
Heptenofos
|
Niet gewijzigd.
|
|
138261-41-3
|
Imidacloprid
|
Nieuwe normen afgeleid, MAC-MKE voor landoppervlaktewateren gelijk gebleven.
|
|
91465-08-6
|
Lambda-cyhalothrin
|
Niet gewijzigd.
|
|
74223-64-6
|
Metsulfuron-methyl
|
Niet gewijzigd.
|
|
7440-48-4
|
Kobalt
|
In MR 2010 stond dat de norm mocht worden gecorrigeerd voor de achtergrondconcentratie.
Dit was niet correct omdat de norm was gebaseerd op consumptie van vis. Deze norm
is lager dan de achtergrondconcentratie. De norm voor directe ecotoxiciteit wordt
onvoldoende beschermend geacht voor mensen en predatoren, daarom geldt de achtergrondconcentratie
als JG-MKE. MAC-MKE niet gewijzigd.
|
|
7440-50-8
|
Koper
|
Nieuwe normen afgeleid.
|
|
67129-08-2
|
Metazachloor
|
Nieuwe normen afgeleid.
|
|
18691-97-9
|
Methabenzthiazuron
|
Getalswaarde uit MR 2010 gehandhaafd als JG-MKE voor landoppervlaktewateren.
|
|
51218-45-2
|
Metolachloor
|
Nieuwe normen afgeleid.
|
|
7439-98-7
|
Molybdeen
|
In MR 2010 stond dat de norm mocht worden gecorrigeerd voor de achtergrondconcentratie.
Dit was niet correct, de voetnoot is aangepast.
|
|
23103-98-2
|
Pirimicarb
|
Nieuwe norm afgeleid, getalswaarde JG-MKE voor landoppervlaktewateren is gelijk aan
oude MTR
|
|
29232-93-7
|
Pirimifos-methyl
|
Niet gewijzigd.
|
|
114-26-1
|
Propoxur
|
Getalswaarde uit MR 2010 gehandhaafd als JG-MKE voor landoppervlaktewateren.
|
|
96489-71-3
|
Pyridaben
|
Niet gewijzigd.
|
|
95737-68-1
|
Pyriproxyfen
|
Niet gewijzigd.
|
|
7782-49-2
|
Selenium
|
In MR 2010 stond dat de norm mocht worden gecorrigeerd voor de achtergrondconcentratie.
Dit was niet correct, voetnoot is aangepast.
|
|
83121-18-0
|
Teflubenzuron
|
Niet gewijzigd.
|
|
5915-41-3
|
Terbutylazine
|
Nieuwe normen afgeleid.
|
|
7440-28-0
|
Thallium
|
In MR 2010 stond dat de norm mocht worden gecorrigeerd voor de achtergrondconcentratie.
Dit was niet correct omdat de norm was gebaseerd op consumptie van vis. Deze norm
is lager dan de achtergrondconcentratie. De norm voor directe ecotoxiciteit wordt
onvoldoende beschermend geacht voor mensen en predatoren, daarom geldt de achtergrondconcentratie
als JG-MKE. MAC-MKE niet gewijzigd.
|
|
7440-31-5
|
Tin
|
Niet gewijzigd.
|
|
57018-04-9
|
Tolclofos-methyl
|
Niet gewijzigd.
|
|
7440-62-2
|
Vanadium
|
Getalswaarde uit MR 2010 gehandhaafd als JG-MKE voor landoppervlaktewateren, maar
omgerekend naar opgeloste concentratie zonder achtergrond.
|
|
7440-66-6
|
Zink
|
Niet gewijzigd.
|
4. Wettelijke grondslag
De wettelijke grondslag voor de onderhavige regeling is te vinden in artikel 15 van
het Besluit kwaliteitseisen en monitoring water 2009 (Bkmw 2009). Op grond van die
bepaling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de onderdelen van het monitoringsprogramma
die zijn vermeld in artikel 13, eerste lid, Bkmw 2009. Deze bepaling noemt onder meer
de volgende onderdelen:
-
a. monitoring van de toestand van een waterlichaam, voor zover het stoffen en kwaliteitselementen
betreft, die relevant zijn voor de toestand van het waterlichaam,
-
d. interpretatie en presentatie van de monitoringsresultaten,
-
e. indeling van een waterlichaam in een toestandsklasse, en
-
g. vaststelling van de toestandsklasse waarin een waterlichaam zich bevindt, per stof
en kwaliteitselement.
De in deze wijzigingsregeling opgenomen regels hebben betrekking op de aangegeven
onderdelen van het monitoringsprogramma.
Met de regeling wordt tevens uitvoering gegeven aan de definitie van het begrip ‘typen
natuurlijk oppervlaktewaterlichaam’ in artikel 1, eerste lid, van het Bkmw 2009, waarin
onder meer is bepaald dat de typespecifieke referentieomstandigheden voor Nederlandse
oppervlaktewateren worden uitgewerkt in de ministeriële regeling op grond van artikel
15 en in het monitoringsprogramma. Vanwege de verwijzing naar artikel 15 is artikel
1 in de aanhef niet als wettelijke grondslag van de onderhavige wijzigingsregeling
genoemd.
5. Inwerkingtreding
Bij de vaststelling van de datum van inwerkingtreding van dit besluit is afgeweken
van de systematiek van de vaste verandermomenten (Aanwijzing voor de regelgeving 174,
tweede lid) en minimuminvoeringstermijn (Aanwijzing voor de regelgeving 174, derde
lid). Deze mogelijkheid van afwijking bestaat indien met de afwijkende inwerkingtredingsdatum,
gelet op de doelgroep, aanmerkelijke ongewenste private of publieke voor- of nadelen
worden voorkomen. Dat is hier het geval, omdat bij de opstelling van de nieuwe waterplannen
voor de periode 22 december 2015 – 22 december 2021 al is gewerkt met de geactualiseerde
wijzigingsregeling in plaats van de geldende versie van de Regeling monitoring kaderrichtlijn
water. Daarom is het wenselijk dat de regeling voor de vaststelling en inwerkingtreding
van de waterplannen in werking is getreden.
Gelijktijdige inwerkingtreding met het besluit tot wijziging van het Besluit kwaliteitseisen
en monitoring water 2009 en het Waterbesluit, dat ook nog in 2015 in werking zal treden,
is niet nodig, omdat dat besluit geen wettelijke grondslag voor de onderhavige wijzigingsregeling
bevat en ook voor goede werking niet van deze regeling afhankelijk is.
DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU,
M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus