Regeling van de Minister van Buitenlandse Zaken van 26 oktober 2015, nr. MinBuZa.2015.590419, houdende beperkende maatregelen in verband met de situatie in Burundi (Sanctieregeling Burundi 2015)

De Minister van Buitenlandse Zaken, handelende in overeenstemming met de Minister van Financiën en de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking;

Gelet op Verordening 2015/1755 van de Raad van de Europese Unie van 1 oktober 2015 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Burundi (Pb L 257);

Gelet op artikel 2, tweede lid, en artikel 3 van de Sanctiewet 1977;

Besluit:

Artikel 1

  • 1. Het is verboden te handelen in strijd met artikel 2, eerste en tweede lid, artikel 7, eerste lid, en artikel 8 van Verordening 2015/1755 van de Raad van de Europese Unie van 1 oktober 2015 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Burundi (Pb L 257).

  • 2. Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet in gevallen waarin artikel 3, eerste lid, artikel 4, eerste lid, artikel 5, eerste lid, of artikel 6 van Verordening 2015/1755 van toepassing is.

Artikel 2

  • 1. De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 3, eerste lid, artikel 4, artikel 5, artikel 6, en artikel 7, eerste lid, van Verordening 2015/1755 is de Minister van Financiën voor zover het betreft de vrijgave of beschikbaarstelling van tegoeden of informatie van financiële aard.

  • 2. De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 3, eerste lid, artikel 4, artikel 5 en artikel 7, eerste lid, van Verordening 2015/1755 is de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking voor zover het betreft de vrijgave of beschikbaarstelling van economische middelen of informatie anders dan van financiële aard.

Artikel 3

Deze regeling wordt aangehaald als: Sanctieregeling Burundi 2015.

Artikel 4

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders

TOELICHTING

De bezorgdheid over de situatie in Burundi is voor de Raad van de Europese Unie de aanleiding om reisbeperkingen en de tegoeden te bevriezen van personen en entiteiten1 die de democratie ondermijnen of een politieke oplossing in Burundi belemmeren door onder meer daden van geweld, onderdrukking of het aanzetten tot geweld. De reisbeperkingen en de bevriezingsmaatregelen gelden eveneens voor persoenen en entiteiten die betrokken zijn bij het voorbereiden of opdracht geven tot het handelen in strijd met het internationaal recht.

De onderhavige regeling strekt tot implementatie van de met het oog op deze bevriezingsmaatregelen vastgestelde Verordening 2015/1755.

In een bijlage bij Verordening 2015/1755 zijn de personalia vermeld van personen op wie de sancties van toepassing zijn.

Van de bevriezingsmaatregel kan de Minister van Financiën of, voor zover het betreft economische middelen de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, ontheffing verlenen teneinde te voorzien in de primaire levensbehoeften of voor het doen van buitengewone uitgaven. Voorts voorziet artikel 6 van Verordening 2015/1755 in de mogelijkheid om bevroren tegoeden of economische middelen vrij te geven voor uitgaven die verband houden met verplichtingen die dateren van voordat de bevriezingsmaatregel van toepassing werd.

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders


X Noot
1

Besluit (GBVB) 2015/1763 van de Raad van de Europese Unie van 1 oktober 2015 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Burundi (Pb L 257)

Naar boven