ARTIKEL I
De Regeling boorduitrusting wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. De begripsomschrijving van NSA Amsterdam komt te luiden:
- NSA Amsterdam:
-
luchtverkeersgebied als opgenomen in hoofdstuk ENR 6-2.5, van de luchtvaartgids;
2. In de alfabetische rangschikking wordt een begripsomschrijving ingevoegd, luidende:
- Verordening (EU) nr. 1079/2012:
-
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1079/2012 van de Commissie van 16 november 2012 tot
vaststelling van de eisen voor de kanaalafstand bij mondelinge communicatie in het
gemeenschappelijke Europese luchtruim (pbEU 2012, L 320);.
B
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. Onderdeel a, komt te luiden:
-
a. een VHF-zend/ontvangstinstallatie die voldoet aan de eisen, bedoeld in artikel 5,
eerste, tweede en vierde lid, van Verordening (EU) nr. 1079/2012;
b. Onderdeel b vervalt, onder verlettering van de onderdelen c tot en met e tot b tot
en met d.
c. In onderdeel b (nieuw), wordt na ‘boek I’ ingevoegd: (Radio Navigation Aids).
2. Onder vernummering van het tweede tot en met vierde lid tot derde tot en met vijfde
lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
-
2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, onderdeel a, is artikel 9, eerste tot
en met het elfde lid, van de Verordening (EU) nr. 1079/2012, van toepassing op staatsluchtvaartuigen.
3. Het derde lid (nieuw) komt te luiden:
-
3. Het eerste lid, onderdelen b, c en d, zijn niet van toepassing op staatsluchtvaartuigen,
indien deze beschikken over een systeem met een gelijkwaardig veiligheidsniveau als
de in die onderdelen genoemde systemen.
C
Artikel 3a komt te luiden:
Artikel 3a
-
1. Voor het uitvoeren van een VFR-vlucht in het vluchtinformatiegebied Amsterdam is
een luchtvaartuig uitgerust met een VHF-zend/ontvanginstallatie waarmee wordt voldaan
aan artikel 5, eerste, derde en vierde lid, van Verordening (EU) nr. 1079/2012.
-
2. Onverminderd het eerste lid, is voor het uitvoeren van een VFR-vlucht met een staatsluchtvaartuig
in het vluchtinformatiegebied Amsterdam artikel 9, eerste tot en met het elfde lid,
van Verordening (EU) nr. 1079/2012 van toepassing.
D
In artikel 7, tweede lid, wordt ‘bijzondere luchtverkeersgebieden als bedoeld in de
Regeling luchtverkeersdienstverlening’ vervangen door:
luchtverkeersgebieden en tijdelijke gebieden met beperkingen als bedoeld in artikel
9 van het Besluit luchtverkeer 2014.
E
In artikel 7a, eerste lid, wordt ‘bijlage G1’ vervangen door: bijlage 3.
F
In artikel 8 wordt aan onderdeel a na ‘luchtverkeersdoeleinden’ toegevoegd: , met
dien verstande dat deze verplichting niet geldt voor gezagsvoerders van militaire
straalvliegtuigen behorende tot de Nederlandse krijgsmacht, mits:
-
1° de vlucht wordt uitgevoerd in de gebieden, genoemd in artikel 2, vierde lid, onderdelen
c tot en met e en h tot en met z, van de Regeling beperking en verbod uitoefening
burgerluchtverkeer in bepaalde gebieden 2014;
-
2° deze gezagsvoerders, na daartoe opdracht te hebben gekregen van de luchtverkeers-
of gevechtsleiding voorafgaand aan de uitvoering van vluchten in de onder 1° bedoelde
gebieden, de SSR-transponder in mode 3/A in werking hebben gesteld.
G
Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel e wordt ‘rekening wordt gehouden’ vervangen door: wordt rekening gehouden.
2. In de aanhef van onderdeel f wordt ‘al het mogelijke wordt verricht’ vervangen door:
wordt al het mogelijke verricht.
H
Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste tot en met tiende lid vervalt ‘internationale’.
2. In het eerste en tweede lid wordt ‘ELTs’ vervangen door: ELT’s.
3. In het zesde lid wordt ‘zijn uitgerust zijn’ vervangen door: zijn uitgerust.
I
Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vierde en achtste lid wordt ‘Inspectie van Verkeer en Waterstaat’ vervangen
door: Inspectie Leefomgeving en Transport.
2. In het zesde lid wordt ‘Minister van Verkeer en Waterstaat’ vervangen door: Minister.
ARTIKEL II
In artikel 1a van de Regeling luchtvaartmeteorologische inlichtingen 2006 wordt na
‘berust op’ ingevoegd: artikel 8b van de Wet op het Koninklijk Nederlands Meteorologisch
Instituut en.
ARTIKEL III
De Regeling luchtvaartvertoningen wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. De lettering van de opsomming in het tweede lid vervalt en de begripsbepalingen worden
in alfabetische rangschikking geplaatst.
2. De begripsbepaling van BVG vervalt.
3. De begripsomschrijving van ‘minister’ komt te luiden: Minister van Infrastructuur en Milieu.
4. In de alfabetische rangschikking (nieuw) worden twee begripsbepalingen ingevoegd,
luidende:
- tijdelijk gebied met beperkingen:
-
krachtens artikel 9 van het Besluit luchtverkeer 2014 door de minister aangewezen
gebied met beperkingen;
- verordening (EU) nr. 923/2012:
-
uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012 van de Commissie van 26 september 2012 tot
vaststelling van gemeenschappelijke luchtverkeersregels en operationele bepalingen
betreffende luchtvaartnavigatiediensten en -procedures en tot wijziging van uitvoeringsverordening
(EU) nr. 1035/2011 en verordeningen (EG) nr. 1265/2007, (EG) 1794/2006, (EG) nr. 730/2006,
(EG) nr. 1033/2006 en (EU) nr. 255/2010 (PbEU 2012, L 281);.
B
In artikel 6, eerste lid, onderdeel c, onder 3°, wordt ‘artikel 60, onderdeel a, onder
1, van het Luchtverkeersreglement’ vervangen door: artikel 2 van verordening (EU)
nr. 923/2012.
C
In artikel 20, eerste lid, onderdeel d, en derde lid, onderdeel f, wordt ‘BVG’ vervangen
door: tijdelijke gebied met beperkingen.
D
In artikel 21, eerste lid, wordt ‘de aanwijzing van een BVG’ vervangen door: een tijdelijk
gebied met beperkingen.
E
In artikel 34, eerste lid, onderdeel f, wordt ‘bij de aanwijzing van een BVG’ vervangen
door: in een tijdelijk gebied met beperkingen.
F
In artikel 38, onderdeel a, wordt ‘eventueel aangewezen BVG’ vervangen door: in een
tijdelijk gebied met beperkingen.
ARTIKEL IV
De Regeling luchtverkeersdienstverlening wordt als volgt gewijzigd:
A
In de alfabetische rangschikking van begripsbepalingen in artikel 1 vervalt de begripsbepaling
luchtvaartgids.
B
Artikel 7b wordt als volgt gewijzigd:
1. Het opschrift komt te luiden: Aerodrome Traffic Zones (ATZ’s) op luchthaven Lelystad.
2. In het eerste lid wordt na ‘openstellingsuren van die luchthaven’ ingevoegd ‘tijdens
de daglichtperiode’ en wordt ‘ATZ Lelystad’ vervangen door: onderscheidenlijk ATZ
Lelystad A en ATZ Lelystad B.
3. In het tweede lid wordt ‘De ATZ Lelystad is’ vervangen door: De ATZ Lelystad A en
ATZ Lelystad B zijn.
4. Er wordt een derde lid toegevoegd, luidende:
-
3. De ATZ Lelystad B maakt gedurende de openstellingsuren van de luchthaven Lelystad
tijdens de daglichtperiode geen deel uit van de Schiphol TMA 1, bedoeld in artikel
2, tweede lid, onderdeel a.
C
Na artikel 7f wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 7g. Zweefvlieggebieden Valkenburg, Hoek van Holland en Castricum 2
-
1. De luchtruimte ten zuidwesten van de ATZ Valkenburg wordt aangeduid als zweefvlieggebied
Valkenburg.
-
2. De luchtruimte ten zuidwesten van het zweefvlieggebied Valkenburg wordt aangeduid
als zweefvlieggebied Hoek van Holland.
-
3. De luchtruimte ten noorden van de luchthaven Zweefvliegveld Castricum wordt aangeduid
als zweefvlieggebied Castricum 2.
-
4. De zweefvlieggebieden, bedoeld in het eerste tot en met derde lid, zijn lateraal
en verticaal begrensd op de wijze zoals aangegeven in de bij deze regeling behorende
bijlage 2.
-
5. De gebieden, bedoeld in het eerste tot en met derde lid, maken tussen 06:00 uur en
23:00 uur plaatselijke tijd binnen de daglichtperiode onder de volgende voorwaarden
geen deel uit van de Schiphol TMA 1, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel a:
-
a. de verlener van de betrokken luchtverkeersleidingsdiensten heeft, op verzoek van de
vliegcoördinator van de zweefvliegclub, aan de hand van het totale aanbod van luchtverkeer
vastgesteld dat de betrokken gebieden voor zweefvliegactiviteiten kunnen worden gebruikt;
-
b. de verlener van de betrokken luchtverkeersleidingsdiensten geeft aanwijzingen aan
de gebruikers via de vliegcoördinator van de zweefvliegclub ten aanzien van het aanvangen
en beëindigen of opschorten van zweefvliegactiviteiten, en
-
c. de coördinatie en communicatie geschieden op een overeen te komen wijze tussen de
verlener van de betrokken luchtverkeersleidingsdiensten en de vliegcoördinator van
de zweefvliegclub waartoe de gebruikers van de zweefvlieggebieden ten behoeve van
zweefvliegactiviteiten behoren.
D
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef wordt ‘Buiten de daglichtperiode’ vervangen door: Gedurende de openstellingsuren
van de luchthaven buiten de daglichtperiode.
2. In onderdeel b, wordt ‘de ATZ Lelystad’ vervangen door: de ATZ Lelystad A.
E
In artikel 9, tweede lid, wordt voor ‘de AFIZ Budel’ ingevoegd ‘de ATZ Budel en ’
en wordt de ‘de ATZ en de AFIZ Lelystad’ vervangen door: de ATZ Lelystad A en de AFIZ
Lelystad.
G
Bijlage 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift wordt ‘en 7f, tweede lid’ vervangen door: 7f, tweede lid, en 7g, vierde lid.
2. Onderdeel 2 wordt als volgt gewijzigd:
a. Het opschrift komt te luiden:
2. ATZ Lelystad A en ATZ Lelystad B
b. In de onderdelen a en b wordt ‘ATZ Lelystad’ vervangen door: ATZ Lelystad A.
c. Na onderdeel b worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:
-
c. De laterale grenzen van de ATZ Lelystad B zijn als volgt:
Vanaf positie 52°34'52.74"NB 005°32'28.90"OL naar positie 52°25'45.00"NB 005°40'52.00"OL
naar positie 52°22'41.00"NB 005°40'05.00"OL naar positie 52°20'51.90"NB 005°38'39.41"OL
naar positie 52°22'00.14"NB 005°36'27.66"OL naar positie 52°21'46.58"NB 005°35'07.08"OL
naar positie 52°22'03.77"NB 005°33'50.57"OL naar positie 52°24'07.34"NB 005°30'11.37"OL
naar positie 52°26'35.32"NB 005°26'17.41"OL naar positie 52°27'34.70"NB 005°25'04.04"OL
naar positie 52°28'24.98"NB 005°25'01.68"OL naar positie 52°29'37.13"NB 005°23'58.46"OL
naar positie 52°30'52.37"NB 005°26'15.20"OL naar positie 52°31'50.07"NB 005°26'06.20"OL
naar positie 52°32'05.19"NB 005°26'50.08"OL naar positie 52°33'07.12"NB 005°27'33.84"OL
naar positie 52°33'13.67"NB 005°29'45.72"OL en terug naar positie 52°34'52.74"NB 005°32'28.90"OL.
-
d. De ATZ Lelystad B heeft een ondergrens van 457,2 m (1500 ft) AMSL en een bovengrens
van 1067,5 m (3500 ft) AMSL.
3. Onderdeel 5 wordt als volgt gewijzigd:
a. In het opschrift wordt na ‘ATZ Valkenburg’ ingevoegd: en zweefvlieggebieden Valkenburg en Hoek van Holland.
b. De tekst tot aan de grafische voorstelling komt te luiden:
-
a. De grenzen van de ATZ Valkenburg zijn als volgt:
-
A. De laterale grens is een cirkel met een straal van twee nautische mijlen rond positie
52°10'02"NB 004°25'06"OL.
-
B. De verticale grenzen zijn een ondergrens vanaf de grond en een bovengrens van 457,2
meter (1500 ft) AMSL.
-
b. De grenzen van het zweefvlieggebied Valkenburg zijn als volgt:
-
A. De laterale grens wordt gevormd door een lijn tussen de posities: 52°12'23"NB 004°21'38"OL,
52°07'22"NB 004°28'47"OL, 52°05'23"NB 004°25'16"OL, tegen de klok in over een cirkelboog
met een straal van 8 nautische mijlen rond 51°57'25"NB 004°26'14"OL naar 52°03'27"NB
004°17'45"OL, 52°06'17"NB 004°13'45"OL naar 52°12'23"NB 004°21'38"OL.
-
B. De verticale grenzen zijn een ondergrens vanaf 457,2 meter (1500 ft) AMSL en een bovengrens
van 762 meter (2500 ft) AMSL.
-
c. De grenzen van het zweefvlieggebied Hoek van Holland zijn als volgt:
-
A. De laterale grens wordt gevormd door een lijn tussen de posities: 52°06'17"NB 004°13'45"OL,
52°03'27"NB 004°17'45"OL, tegen de klok in over een cirkelboog met een straal van
8 nautische mijlen rond 51°57'25"NB 004°26'14"OL naar 51°58'40"NB 004°13'27"OL, 51°59'20"NB
004°06'40"OL, 52°00'49"NB 004°06'03"OL naar 52°06'17"NB 004°13'45"OL.
-
B. De verticale grenzen zijn een ondergrens vanaf 457,2 meter (1500 ft) AMSL en een bovengrens
van 762 meter (2500 ft) AMSL.
c. De grafische voorstelling wordt vervangen door de grafische voorstelling, opgenomen
in bijlage 1 bij deze regeling.
4. Aan het slot van de bijlage wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
7. Zweefvlieggebied Castricum 2
De grenzen van het zweefvlieggebied Castricum 2 zijn als volgt:
-
A. De laterale grens wordt gevormd door een lijn tussen de posities: 52°34'03.30"NB 004°36'30.80"OL,
52°35'10.96"NB 004°35'07.08"OL, 52°43'52.31"NB 004°37'07.50"OL, 52°45'05.90"NB 004°48'39.19"OL,
52°34'03.57"NB 004°42'44.44"OL naar 52°34'03.30"NB 004°36'30.80"OL.
-
B. De verticale grenzen zijn een ondergrens vanaf 457,2 meter (1500 ft) AMSL en een bovengrens
van 762 meter (2500 ft) AMSL.
5. In onderdeel 7 (nieuw) wordt de grafische voorstelling ingevoegd, opgenomen in bijlage
2 bij deze regeling.
H
Bijlage 4 wordt als volgt gewijzigd:
Onderaan de tabel worden vier onderdelen toegevoegd, luidende:
i. ATZ Valkenburg
|
De laterale en verticale grenzen zijn gelijk aan de ATZ Valkenburg.
|
|
|
j. Valkenburg
|
De laterale en verticale grenzen zijn gelijk aan het zweefvlieggebied Valkenburg.
|
|
|
k. Hoek van Holland
|
De laterale en verticale grenzen zijn gelijk aan het zweefvlieggebied Hoek van Holland.
|
|
|
l. Castricum 2
|
De laterale en verticale grenzen zijn gelijk aan het zweefvlieggebied Castricum 2.
|
ARTIKEL V
De Regeling modelraketten wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. De lettering van de opsomming vervalt en de begripsbepalingen worden in alfabetische
rangschikking geplaatst.
2. In de alfabetische rangschikking (nieuw) wordt een begripsbepaling ingevoegd, luidende:
- plaatselijk luchtverkeersleidingsgebied:
-
gecontroleerd luchtruim dat zich vanaf het aardoppervlak verticaal uitstrekt tot aan
een vastgestelde bovengrens.
B
Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel b wordt ‘Minister van Verkeer en Waterstaat’ vervangen door ‘Minister
van Infrastructuur en Milieu’ en wordt ‘artikel 45, tweede lid, onderdeel c, van het
Luchtverkeersreglement’ vervangen door: artikel 19, eerste lid, onderdeel c, van het
Besluit luchtverkeer 2014.
2. In onderdeel e wordt ‘luchtvaartterrein’ vervangen door ‘luchthaven’, vervalt ‘als
bedoeld in artikel 1 van het Luchtverkeersreglement’ en wordt ‘artikel 134 van de
Regeling Toezicht Luchtvaart’ vervangen door: artikel 6 van de Regeling veilig gebruik
luchthavens en andere terreinen.
3. In onderdeel f vervalt de zinsnede: als bedoeld in artikel 1 van het Luchtverkeersreglement.
C
In artikel 5 wordt ‘Minister van Verkeer en Waterstaat’ vervangen door: Minister van
Infrastructuur en Milieu.
ARTIKEL VI
De Regeling modelvliegen wordt als volgt gewijzigd:
A
Ingevoegd wordt een artikel 1, luidende:
Artikel 1
In deze regeling wordt verstaan onder:
- modelluchtvaartuig:
-
luchtvaartuig, niet in staat een mens te dragen, en uitsluitend gebruikt voor luchtvaartvertoning,
recreatie of sport.
B
In artikel 1b, eerste lid, wordt ‘Lichte onbemande luchtvaartuigen en modelluchtvaartuigen’
vervangen door: Modelluchtvaartuigen.
ARTIKEL VII
De Regeling op afstand bestuurde luchtvaartuigen wordt als volgt gewijzigd:
A
In de alfabetische rangschikking van begripsbepalingen in artikel 1 worden de volgende
begripsbepalingen ingevoegd:
- modelluchtvaartuig:
-
luchtvaartuig, niet in staat een mens te dragen, en uitsluitend gebruikt voor luchtvaartvertoning,
recreatie of sport
- RPA:
-
op afstand bestuurd luchtvaartuig (remotely piloted aircraft), onbemand, niet zijnde
een modelluchtvaartuig
B
Na artikel 1 wordt in paragraaf 1 een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 1a
Deze regeling berust mede op artikel 5.7, derde lid, van de Wet luchtvaart en op artikel
7, eerste lid, van het Besluit vluchtuitvoering.
C
Na artikel 15 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 15a Voorrangsregels
-
1. Op afstand bestuurde luchtvaartuigen verlenen voorrang aan vliegtuigen, helikopters,
zweeftoestellen, vrije ballonnen en luchtschepen.
-
2. In alle overige gevallen dat twee luchtvaartuigen kruisen op of omstreeks hetzelfde
niveau, verleent het luchtvaartuig dat het andere aan zijn rechterzijde heeft, voorrang.
Artikel 15b Aanwijzing RPA’s
RPA’s worden aangewezen als onbemande luchtvaartuigen als bedoeld in artikel 5.7,
derde lid, van de Wet luchtvaart, aan boord waarvan zich geen gezagvoerder bevindt.
ARTIKEL VIII
De Regeling valschermspringen 2010 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 wordt in de begripsbepalingen van cluster, incidenteel valschermgebied en vast valschermgebied ‘de bijlage’ vervangen door: bijlage 1.
B
In artikel 3, tweede lid, wordt ‘Minister van Verkeer en Waterstaat’ vervangen door:
Minister van Infrastructuur en Milieu.
C
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘de bijlage’ telkens vervangen door: bijlage 1.
2. Onder vernummering van het tweede en derde lid tot het derde en vierde lid wordt
een lid ingevoegd, luidende:
3. Het vierde lid, onderdeel a, (nieuw) komt te luiden:
D
In de bijlage wordt in het opschrift na ‘Bijlage’ ingevoegd: 1.
E
Er wordt een bijlage toegevoegd, overeenkomstig bijlage 3 bij deze regeling.
ARTIKEL IX
Artikel 4.5 van de Vrijstellingsregeling Besluit luchtverkeer 2014 wordt als volgt
gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.
2. In het eerste lid (nieuw) vervalt: schermzweeftoestellen, zeil- en.
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
-
2. De strand- en duingebieden van Maasvlakte, Slufterdam, Zoutelande, Westerschouwen,
Noordwijk, Langevelderslag en Noordwijkerhout zijn ten behoeve van vluchten met schermzweeftoestellen
en zeilvliegtuigen aangewezen als strand- en duingebieden, als bedoeld in artikel
19, eerste lid, onderdeel d, van het Besluit luchtverkeer 2014, met dien verstande
dat deze vluchten slechts kunnen worden uitgevoerd:
-
a. overeenkomstig de voorwaarden in de onderdelen b en c van het eerste lid,
-
b. boven het strand- en duingebied van Zoutelande, gedurende het tijdvak van 15 juni
tot en met 31 augustus van hetzelfde jaar en alleen voor 10:00 uur of na 18:00 uur
lokale tijd, en
-
c. boven het strand- en duingebied van Noordwijk slechts van 15 oktober tot en met 14 mei
van het daarop volgend jaar.
ARTIKEL X
De Omzettingsregeling luchthaven Ameland wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid worden in de alfabetische rangschikking van begripsbepalingen de
volgende begripsbepalingen ingevoegd:
- daglichtperiode:
-
het gedeelte van het etmaal tussen vijftien minuten voor zonsopgang en vijftien minuten
na zonsondergang zoals geldt voor de positie 52°00’ N en 05°00’ O op zeeniveau;
- helikopter:
-
gemotoriseerd luchtvaartuig met rotorbladen, zwaarder dan lucht, dat hoofdzakelijk
in de lucht gehouden kan worden door aërodynamische reactiekrachten op zijn rotorbladen;
- verordening (EU) nr. 923/2012:
-
uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012 van de Commissie van 26 september 2012 tot
vaststelling van gemeenschappelijke luchtverkeersregels en operationele bepalingen
betreffende luchtvaartnavigatiediensten en -procedures en tot wijziging van uitvoeringsverordening
(EU) nr. 1035/2011 en verordeningen (EG) nr. 1265/2007, (EG) 1794/2006, (EG) nr. 730/2006,
(EG) nr. 1033/2006 en (EU) nr. 255/2010 (PbEU 2012, L 281);
- vliegtuig:
-
gemotoriseerd luchtvaartuig met vaste vleugels, zwaarder dan lucht, dat hoofdzakelijk
in de lucht gehouden kan worden door aërodynamische reactiekrachten op zijn vleugels;.
2. Het tweede lid vervalt, onder vernummering van het derde lid tot tweede lid.
B
In artikel 5 wordt ‘hoofdstuk 3, afdeling 3, van het Luchtverkeersreglement’ vervangen
door: deel 5 van de bijlage bij verordening (EU) nr. 923/2012.
ARTIKEL XI
De Omzettingsregeling luchthaven Drachten wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid worden in de alfabetische rangschikking van begripsbepalingen de
volgende begripsbepalingen ingevoegd:
- daglichtperiode:
-
het gedeelte van het etmaal tussen vijftien minuten voor zonsopgang en vijftien minuten
na zonsondergang zoals geldt voor de positie 52°00’ N en 05°00’ O op zeeniveau;
- helikopter:
-
gemotoriseerd luchtvaartuig met rotorbladen, zwaarder dan lucht, dat hoofdzakelijk
in de lucht gehouden kan worden door aërodynamische reactiekrachten op zijn rotorbladen;
- verordening (EU) nr. 923/2012:
-
uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012 van de Commissie van 26 september 2012 tot
vaststelling van gemeenschappelijke luchtverkeersregels en operationele bepalingen
betreffende luchtvaartnavigatiediensten en -procedures en tot wijziging van uitvoeringsverordening
(EU) nr. 1035/2011 en verordeningen (EG) nr. 1265/2007, (EG) 1794/2006, (EG) nr. 730/2006,
(EG) nr. 1033/2006 en (EU) nr. 255/2010 (PbEU 2012, L 281);.
2. Het tweede lid vervalt, onder vernummering van het derde lid tot tweede lid.
B
In artikel 5, eerste lid, wordt ‘hoofdstuk 3, afdeling 3, van het Luchtverkeersreglement’
vervangen door: deel 5 van de bijlage bij verordening (EU) nr. 923/2012.
ARTIKEL XII
Artikel 1 van de Omzettingsregeling luchthaven Eelde wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid worden in de alfabetische rangschikking van begripsbepalingen de
volgende begripsbepalingen ingevoegd:
- daglichtperiode:
-
het gedeelte van het etmaal tussen vijftien minuten voor zonsopgang en vijftien minuten
na zonsondergang zoals geldt voor de positie 52°00’ N en 05°00’ O op zeeniveau;
- helikopter:
-
gemotoriseerd luchtvaartuig met rotorbladen, zwaarder dan lucht, dat hoofdzakelijk
in de lucht gehouden kan worden door aërodynamische reactiekrachten op zijn rotorbladen;
- vliegtuig:
-
gemotoriseerd luchtvaartuig met vaste vleugels, zwaarder dan lucht, dat hoofdzakelijk
in de lucht gehouden kan worden door aërodynamische reactiekrachten op zijn vleugels;.
2. Het tweede lid vervalt, onder vernummering van het derde lid tot tweede lid.
ARTIKEL XIII
De Omzettingsregeling luchthaven Haamstede wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1, eerste lid, komt te luiden:
B
In artikel 4 wordt ‘hoofdstuk 3, afdeling 3, van het Luchtverkeersreglement’ vervangen
door: deel 5 van de bijlage bij verordening (EU) nr. 923/2012.
ARTIKEL XIV
De Omzettingsregeling luchthaven Teuge wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid worden in de alfabetische rangschikking van begripsomschrijvingen
de volgende begripsbepalingen ingevoegd:
- daglichtperiode:
-
het gedeelte van het etmaal tussen vijftien minuten voor zonsopgang en vijftien minuten
na zonsondergang zoals geldt voor de positie 52°00’ N en 05°00’ O op zeeniveau;
- helikopter:
-
gemotoriseerd luchtvaartuig met rotorbladen, zwaarder dan lucht, dat hoofdzakelijk
in de lucht gehouden kan worden door aërodynamische reactiekrachten op zijn rotorbladen;
- IFR:
-
instrument vliegvoorschriften;
- verordening (EU) nr. 923/2012:
-
uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012 van de Commissie van 26 september 2012 tot
vaststelling van gemeenschappelijke luchtverkeersregels en operationele bepalingen
betreffende luchtvaartnavigatiediensten en -procedures en tot wijziging van uitvoeringsverordening
(EU) nr. 1035/2011 en verordeningen (EG) nr. 1265/2007, (EG) 1794/2006, (EG) nr. 730/2006,
(EG) nr. 1033/2006 en (EU) nr. 255/2010 (PbEU 2012, L 281);
- vliegtuig:
-
gemotoriseerd luchtvaartuig met vaste vleugels, zwaarder dan lucht, dat hoofdzakelijk
in de lucht gehouden kan worden door aërodynamische reactiekrachten op zijn vleugels;.
2. Het tweede lid vervalt onder vernummering van het derde lid tot tweede lid.
B
In artikel 5, eerste lid, worden ‘hoofdstuk 3, afdeling 3, van het Luchtverkeersreglement’
en ‘hoofdstuk 3, afdeling 4, van het Luchtverkeersreglement’ vervangen door: deel
5 van de bijlage bij verordening (EU) nr. 923/2012.
ARTIKEL XV
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na datum van uitgifte van de
Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, met uitzondering van ARTIKEL IV, onderdelen
A tot en met D en F tot en met H die in werking treden met ingang van 10 december
2015.
TOELICHTING
Algemeen
In de onderhavige ministeriële regeling worden de volgende regelingen gewijzigd:
-
• Allereerst gaat het om een aanpassing in de Regeling boorduitrusting in verband met
de gefaseerde implementatie van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1079/2012 van de Commissie
van 16 november 2012 tot vaststelling van de eisen voor de kanaalafstand bij mondelinge
communicatie in het gemeenschappelijke Europese luchtruim (hierna: verordening (EU)
nr. 1079/2012). Tevens wordt in de Regeling boorduitrusting een uitzondering opgenomen
voor het gebruik door militaire straalvliegtuigen van Mode S en worden de eisen ten
aanzien van de Emergency LocatOr Transmitter (ELT) in overeenstemming gebracht met
de Regeling vluchtuitvoering.
-
• Tevens wordt de Regeling luchtverkeersdienstverlening aangepast. Om het zweefvliegen
te kunnen laten continueren na de komst van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012
van de Commissie van 26 september 2012 tot vaststelling van gemeenschappelijke luchtverkeersregels
en operationele bepalingen betreffende luchtvaartnavigatiediensten en -procedures
en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1035/2011 en Verordeningen (EG)
nr. 1265/2007, (EG) nr. 1794/2006, (EG) nr. 730/2006, (EG) nr. 1033/2006 en (EU) nr.
255/2010 (PbEU 2012, L 281) (hierna: SERA) is een voorziening gecreëerd waarbij de
grenzen van de Terminal Control Area (TMA) flexibel worden vastgesteld.
-
• Verder wordt de Regeling luchtverkeersdienstverlening aangepast naar aanleiding van
een overeenkomstig het ‘5.11-werkproces’ goedgekeurde luchtruimwijziging. Dit werkproces
is in overeenstemming met alle stakeholders tot stand gekomen ten behoeve van vaststelling
en wijzigingen in de regelgeving op grond van artikel 5.11 van de Wet luchtvaart,
waaronder de aanpassing van de Regeling luchtverkeersdienstverlening.
-
• Tevens wordt de Regeling op afstand bestuurde luchtvaartuigen aangepast met de aanwijzing
als onbemande luchtvaartuigen aan boord waarvan zich geen gezagvoerder bevindt en
worden de voorrangsregels overgeheveld vanuit de Regeling modelvliegen.
-
• In de Regeling modelluchtvaartuigen wordt de begripsomschrijving van modelluchtvaartuig
opgenomen en worden de voorrangsregels met betrekking tot op afstand bestuurde luchtvaartuigen
verwijderd.
-
• De Regeling valschermspringen 2010 wordt aangepast in verband met het aanwijzen van
delen van het luchtruim waarin vluchten van luchtvaartuigen zijn beperkt overeenkomstig
bepaalde voorwaarden (gebieden met beperkingen).
-
• De Vrijstellingsregeling Besluit luchtverkeer 2014 wordt aangepast met de aanwijzing
van enkele strand- en duingebieden waarboven vluchten met schermzweeftoestellen en
zeilvliegtuigen zijn toegestaan beneden de minimum vlieghoogte voor vluchten uitgevoerd
volgens zichtvliegvoorschriften (minimum VFR-vlieghoogte).
-
• Ten slotte worden enkele regelingen wetstechnisch en redactioneel gewijzigd onder
meer in verband met de intrekking van het Luchtverkeersreglement.
In het artikelsgewijze deel van de toelichting zal per regeling worden toegelicht
welke aanpassingen worden gedaan. De artikelen III, V en X tot en met XIV worden niet
afzonderlijk besproken. Deze artikelen bevatten louter aanpassingen in regelingen
van verwijzingen naar het inmiddels ingetrokken Luchtverkeersreglement en enkele redactionele
wijzigingen. In deze regelingen worden onder meer de begripsbepalingen vervangen door
de volledige begripsomschrijvingen, zoals deze in het Luchtverkeersreglement waren
opgenomen. SERA, het Besluit luchtverkeer 2014 en andere algemene maatregelen van
bestuur definiëren een groot deel van de luchtvaartuigen. Echter, de in de onderhavige
regeling aangepaste regelingen zijn niet ter uitvoering van SERA of de betreffende
besluiten. De regelingen behoeven hierdoor een zelfstandige begripsomschrijving. Tevens
worden verwijzingen naar zichtvliegvoorschriften en instrumentvliegvoorschriften voorzien
van de juiste vindplaats in SERA.
Effecten op administratieve lasten of nalevingskosten
Ten aanzien van de wijzigingen in de Regeling boorduitrusting zijn de effecten met
de komst van verordening (EU) nr. 1079/2012 reeds in kaart gebracht. De opstelling
van het tijdspad waarin de gefaseerde implementatie van de verordening wordt gerealiseerd,
rekening houdend met de minimale doelstellingen van de verordening, is in overleg
met zowel de betrokken luchtverkeersdienstverleners als de sector tot stand gekomen.
Hierin zijn enerzijds de kosten en investeringen die de luchtverkeersdienstverleners
hebben moeten maken om de omzetting van de kanaalafstand te realiseren en anderzijds
de kosten voor de sector om hun radioapparatuur aan te passen, dan wel nieuwe radioapparatuur
aan te schaffen in kaart gebracht en reeds gemaakt. Deze kosten vloeien dus niet voort
uit onderhavige regeling.
De wijzigingen in de overige regelingen brengen geen wijziging in de administratieve
lasten of nalevingskosten voor burgers of bedrijfsleven met zich mee, omdat wordt
aangesloten bij bestaande instrumenten.
Toezicht en handhaving
De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) is belast met het toezicht op en de handhaving
van de regelingen die bij deze regeling gewijzigd worden. Onderhavige regeling is
voor een HUF-toets (handhaafbaarheid, uitvoerbaarheid en fraudebestendigheid) aan
de ILT voorgelegd en is positief beoordeeld.
Internetconsultatie
De aanpassing van de Vrijstellingsregeling Besluit luchtverkeer 2014 is op 22 juni
2015 ter internetconsultatie aangeboden. Hierop is één reactie gekomen van de Stichting
Duinbehoud. Deze stichting maakt zich zorgen over het overtreden van toegangsverboden
door zeilvliegers en schermzweeftoestel-gebruikers waardoor broedvogels worden verstoord.
De vrijstelling van de minimum VFR-vlieghoogte ziet echter niet op het landzijdige
gebruik van de aangewezen strand- en duingebieden. Het is de gebruiker alleen toegestaan
op te stijgen van en te landen op de daarvoor vrijgegeven gebieden, of de gebruiker
dient een aanvraag in te dienen bij de beheerder of eigenaar van de grond waarvan
de gebruiker wil opstijgen of waarop de gebruiker wil landen. De ILT is samen met
de politie belast met het toezicht en de handhaving.
De aangewezen strand- en duingebieden waarboven een vrijstelling van de minimum VFR-vlieghoogte
geldt, zijn reeds landzijdig vrijgegeven en in overeenstemming met eerdere regelgeving
en praktijk. Van een verruiming of restrictie is dan ook geen sprake en er zullen
ook geen nieuwe effecten op de lokale overheden en het milieu optreden.
Voor de aanpassingen in de overige regelingen is afgezien van internetconsultatie,
omdat de regeling Europese implementatie betreft, geen gevolgen heeft voor de uitvoeringspraktijk
en geen verandering teweeg brengt in de rechten van burgers en bedrijven.
Vaste verandermomenten
Van de vaste verandermomenten van regelgeving wordt afgeweken omdat hier sprake is
van implementatie van bindende EU-rechtshandelingen en reparatieregelgeving. Voor
de wijzigingen in deze regelingen geldt dat deze zo spoedig als mogelijk dienen te
worden doorgevoerd.
Voor wat betreft de wijzigingen in de Regeling luchtverkeersdienstverlening wordt
er tevens aangesloten bij de datum van publicatie in de luchtvaartgids. De luchtvaartgids
is voor luchtvarenden leidend voor wat betreft de regels die in het luchtruim gelden.
Aanpassing van de luchtvaartgids vindt alleen plaats op vooraf gestelde data in Europees
verband (AIRAC-data).
Artikelsgewijs
ARTIKEL I
Aanpassing Regeling boorduitrusting in het kader van de implementatie van verordening
(EU) nr. 1079/2012.
Verordening (EU) nr. 1079/2012 bevat de verplichting tot het voeren van radioapparatuur
die in staat is om met 8.33 kHz kanaalafstand tweezijdige radioverbinding te maken.
Deze verplichting zal op termijn in het gehele luchtruim gelden, zowel op en boven
als beneden flight level (FL) 195. In de Regeling boorduitrusting geldt de 8.33 kHz
radioverplichting alleen voor luchtruim boven FL 195. Voor het overige luchtruim bevat
de Regeling boorduitrusting nog een radioverplichting van 25 kHz.
De transitie wordt conform verordening (EU) nr. 1079/2012 gefaseerd uitgevoerd. De
eisen waaraan de radioapparatuur in welke fase van de transitie dient te voldoen zijn
omschreven in de verordening (EU) nr. 1079/2012. Voor onderhavige regeling zijn de
artikelen 5 en 9 van de verordening van belang.
De radioverplichting wordt in lijn gebracht met artikel 5 van de verordening. Op en
boven FL 195 blijft de radioverplichting van 8.33 kHz voor vluchten die worden uitgevoerd
volgens instrumentvliegvoorschriften (IFR-vluchten) ongewijzigd. Beneden FL 195 zullen
IFR-vluchten in luchtruim met luchtruimklasse A, B of C de 8.33 kHz radioverplichting
hebben. Bij vluchten die worden uitgevoerd volgens zichtvliegvoorschriften (VFR-vluchten)
zal tevens de 8.33 kHz radioverplichting gelden in gebieden die reeds zijn omgezet
naar de 8.33 kHz kanaalafstand.
Verder worden de artikelen die betrekking hebben op de radioverplichting van staatsluchtvaartuigen
in lijn gebracht met artikel 9 van de verordening.
Door in de Regeling boorduitrusting rechtstreeks te verwijzen naar de relevante artikelen
in de verordening zijn tevens de eisen zoals die overeenkomstig de tekst van de verordening
in een later stadium in werking zullen treden, al in de regeling opgenomen.
Overige aanpassingen in de Regeling boorduitrusting
In artikel 8 van de Regeling boorduitrusting worden eisen gesteld ten aanzien van
het gebruik van een SSR-transponder. De SSR-transponder aan boord van een luchtvaartuig
voorziet luchtverkeers- en gevechtsleidingsinstanties van een unieke luchtvaartuigidentificatie
alsmede andere relevante vluchtgegevens, zoals hoogte, koers en snelheid, zonder dat
daarvoor radarapparatuur benodigd is.
Deze informatie kan via een zogeheten ADS-B (Automatic Dependent Surveillance-Broadcast)
ontvanger worden opgevangen. In tegenstelling tot radarapparatuur is een ADS-B ontvanger
klein, handzaam en in de reguliere handel verkrijgbaar. Daarnaast is de ontvanger
eenvoudig aan een computer aan te sluiten. Van deze mogelijkheid wordt veelvuldig
gebruik gemaakt door vliegtuigspotters die de ontvangen vluchtinformatie beschikbaar
stellen op het internet. Het is hierdoor betrekkelijk eenvoudig geworden om naast
het civiele luchtverkeer ook de vliegbewegingen van militair luchtverkeer in militaire
oefengebieden te volgen. Dit staat op gespannen voet met het veelal heimelijke karakter
van door militaire straalvliegtuigen beoefende tactieken en manoeuvres.
Om het heimelijke karakter van geclassificeerde militaire tactieken te waarborgen
wordt ten behoeve van de gezagvoerders van militaire straalvliegtuigen, behorende
tot de Nederlandse krijgsmacht, in artikel 8, onderdeel b, een uitzondering gemaakt
op de verplichting te vliegen met een werkende SSR-transponder in mode S in de gebieden
die worden genoemd in artikel 2, vierde lid, onderdelen c tot en met e en h tot en
met z van de Regeling beperking en verbod uitoefening burgerluchtverkeer in bepaalde
gebieden 2014. Omwille van de vliegveiligheid moeten de betrokken gezagvoerders na
daartoe verkregen opdracht van de luchtverkeers- of gevechtsleiding wel de SSR-transponder
in mode 3/A in werking stellen.
De aanpassing van artikel 11 van de Regeling boorduitrusting ziet op het in lijn brengen
van de eisen ten aanzien van de ELT met de Regeling vluchtuitvoering. In bijlage 6
bij het op 7 december 1944 te Chicago tot stand gekomen Verdrag inzake de internationale
burgerluchtvaart (Trb. 1973, 109) worden eisen gesteld aan de ELT. De eisen gelden in beginsel alleen voor internationale
vluchten. In de Regeling vluchtuitvoering zijn deze eisen echter ten aanzien van alle
vluchten verplicht gesteld. Artikel 11 van de Regeling boorduitrusting wordt hiermee
in lijn gebracht.
Ten slotte worden in enkele artikelen redactionele aanpassingen gedaan.
ARTIKEL II
Bij de wijzigingsregeling ter uitvoering van SERA1 is in de Regeling luchtvaartmeteorologische inlichtingen 2006 abusievelijk de grondslag
in de Wet op het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut niet overgenomen.
Deze omissie wordt hiermee hersteld.
ARTIKEL IV
De aanpassingen in de Regeling luchtverkeersdienstverlening dienen ter reparatie van
de implementatie van SERA. SERA implementeert binnen de Europese Unie de onderdelen
van twee bijlagen bij het Verdrag van Chicago inzake de burgerluchtvaart van de Internationale
Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO), te weten Bijlage 2 inzake ‘Rules of the Air’ en
Bijlage 11 inzake ‘Air Traffic Services’. Aangezien Nederland de bepalingen van ICAO
al had geïmplementeerd in de Nederlandse luchtvaartregelgeving, waren de inhoudelijke
– materiële – gevolgen van SERA voor de Nederlandse luchtvaartregelgeving beperkt.
Wetgevingstechnisch was het echter wel noodzakelijk dat alle nationale bepalingen
die inhoudelijk overeenkomen met bepalingen uit SERA en alle strijdige bepalingen
uit de Nederlandse regelgeving verwijderd werden. Daarbij is het oude Luchtverkeersreglement
ingetrokken en vervangen door het Besluit luchtverkeer 2014. Het Besluit luchtverkeer
2014 bevat de luchtverkeersregels die niet door SERA zijn geregeld. Het besluit bevat
tevens grondslagen voor invulling van SERA op die punten waar SERA uitdrukkelijk nog
ruimte laat voor nationaal beleid. De onderliggende ministeriële regelingen zijn met
een wijzigingsregeling2 gewijzigd om deze regelingen van de nieuwe grondslag in het Besluit luchtverkeer
2014 te voorzien en in lijn te brengen met SERA. Echter, na de inwerkingtreding van
de bovenbedoelde regelgeving bleken dringende nadere aanpassingen noodzakelijk in
de Regeling luchtverkeersdienstverlening ten aanzien van luchtverkeer dat vliegt op
basis van zichtvliegvoorschriften (VFR-verkeer).
De volgende kwesties behoeven nadere regeling:
-
1. VFR-verkeer in luchtruim met luchtruimklasse A en de verplichting tot het verlenen
van luchtverkeersleidingsdiensten aan dat VFR-verkeer;
-
2. Zweefvliegactiviteiten in luchtruim met luchtruimklasse A en de verplichting tot het
verlenen van luchtverkeersleidingsdiensten aan die zweefvliegers.
Ad 1. VFR-verkeer in luchtruim met luchtruimklasse A en de verplichting tot het verlenen
van luchtverkeersleidingsdiensten aan dat VFR-verkeer
In beginsel is op grond van de internationale standaarden voor luchtvaartveiligheid
geen VFR-verkeer in luchtruimklasse A toegestaan. Tevens is aan luchtruimklasse A
de verplichting verbonden om aan alle vluchten luchtverkeersleidingsdiensten te verlenen.
Op basis van deze internationale standaarden kon met aanvullende nationale regelgeving
van deze regels worden afgeweken. Zo was het onder het oude Luchtverkeersreglement
onder meer mogelijk om VFR-verkeer in luchtruimklasse A bij ministeriële regeling
toe te staan. Doordat de luchthaven Lelystad gedurende de daglichtperiode uitsluitend
wordt gebruikt door VFR-verkeer en een deel van het luchtruim boven de luchthaven
zich in de TMA 1 Schiphol met luchtruimclassificatie A bevindt, is onder het oude
Luchtverkeersreglement de VFR-area Lelystad ingesteld ten behoeve van het VFR-verkeer
dat gebruik maakt van de luchthaven Lelystad.
Echter, SERA staat dergelijke afwijkingen van de standaarden van de luchtruimclassificatie
niet meer toe. Op grond van paragraaf SERA.6001 is in gebieden met luchtruimklasse
A enkel luchtverkeer dat vliegt op basis van instrumentvliegvoorschriften (IFR-verkeer)
toegestaan en dienen aan alle vluchten luchtverkeersleidingsdiensten te worden verleend.
Desalniettemin is bij de implementatie van SERA een dringende behoefte gebleken om
VFR-verkeer in de VFR-area Lelystad te blijven toestaan, aangezien de luchthaven Lelystad
binnen de daglichtperiode vooralsnog uitsluitend wordt gebruikt door VFR-verkeer.
Aanvankelijk leek een oplossing te zijn gevonden door het instellen van gebieden met
beperkingen om VFR-verkeer in luchtruimklasse A mogelijk te maken. Hiermee werd echter
niet formeel geregeld, dat door Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL) in dit gebied
geen luchtverkeersdiensten verleend hoeven te worden aan het VFR-verkeer. Het instellen
van gebieden met beperkingen biedt hierdoor niet langer een oplossing voor het opereren
van VFR-verkeer in luchtruimklasse A onder de voorwaarden verbonden aan luchtruimklasse
A.
De onderhavige aanpassingen in de Regeling luchtverkeersdienstverlening voorzien in
een alternatieve oplossing. Het behelst een voorziening waarmee de begrenzing van
de Terminal Control Area (TMA) van Schiphol (Schiphol TMA 1) binnen de reeds vastgestelde
grenzen van de Schiphol TMA 1 kan variëren. Gedurende de daglichtperiode (UDP) wordt
de VFR-area Lelystad exclusief gebruikt door VFR-verkeer dat opstijgt en landt op
de luchthaven Lelystad. De voorziening houdt in, dat tijdens de UDP een deel van het
luchtruim, begrensd door de afmetingen van de VFR-area Lelystad, binnen de Schiphol
TMA 1 wordt uitgesloten van deze TMA. Het desbetreffende deel van het luchtruim geldt
daardoor als overig gebied waardoor het desbetreffende gebied luchtruimklasse G heeft.
De VFR-area Lelystad maakt in dat geval geen deel uit van de TMA 1 Schiphol, maar
wordt daardoor omringd. Buiten de UDP worden er geen VFR-vluchten in het desbetreffende
gebied uitgevoerd en maakt dit deel van het luchtruim wel deel uit van de TMA 1 Schiphol.
Overeenkomstig de luchtruimclassificatie is er in luchtruimklasse G enkel de verplichting
op verzoek van de vlieger vluchtinformatie te verstrekken en is er geen verplichting
tot het verlenen van luchtverkeersleidingsdiensten aan het VFR-verkeer onderling.
Hierdoor kan de praktijk voorafgaand aan de inwerkingtreding van SERA worden gecontinueerd.
Omdat de VFR-area Lelystad is ingesteld om het luchthavenluchtverkeer van de luchthaven
Lelystad mogelijk te maken en te beschermen, wordt in de onderhavige regeling het
gebied gedurende de openstelling van de luchthaven aangewezen als Aerodrome Traffic
Zone, te weten de ATZ Lelystad B. Luchtverkeer, anders dan luchthavenluchtverkeer,
wordt ten zeerste aangeraden het gebied te vermijden. De benaming VFR-area Lelystad
komt te vervallen.
Ad 2. Zweefvliegactiviteiten in luchtruim met luchtruimklasse A en de verplichting
tot het verlenen van luchtverkeersleidingsdiensten aan die zweefvliegers
Evenals de kwestie van de VFR-area Lelystad, thans ATZ Lelystad B, is de toegang van
VFR-verkeer, waaronder dus ook zweefvliegactiviteiten, in de aangeduide zweefvlieggebieden
in luchtruimklasse A, in principe niet toegestaan. De zweefvlieggebieden Valkenburg,
Hoek van Holland en Castricum 2 bevinden zich tevens in de TMA 1 Schiphol met luchtruimklasse
A. Ook bestaat de verplichting in de zweefvlieggebieden die zich bevinden in luchtruimklasse
A om luchtverkeersleidingsdiensten te verlenen.
Onder het Luchtverkeersreglement kon door middel van het instellen van een Bijzonder
luchtverkeersgebied (BVG) van deze beperking en verplichting worden afgeweken. Echter,
SERA staat het aanwijzen van BVG’s niet toe.
Voor bovengenoemde zweefvlieggebieden was ook de noodzaak gebleken om de zweefvliegactiviteiten
in de desbetreffende gebieden voort te zetten. De zweefvliegclubs zijn sinds lange
tijd gevestigd in de bovengenoemde, voor de sector economisch voordelige gebieden.
Uitplaatsing van de zweefactiviteiten zou een uiterst nadelig economisch effect hebben
op de zweefvliegsector.
Bij de implementatie leek ook hier de oplossing te zijn gevonden in het instellen
van gebieden met beperkingen. Echter, voor bovengenoemde zweefgebieden bleek er onvoldoende
juridische borging om de bestendigde praktijk te laten continueren, waardoor het instellen
van gebieden met beperkingen niet langer een oplossing biedt voor de zweefvliegactiviteiten
in luchtruimklasse A.
In de onderhavige aanpassingen in de Regeling luchtverkeersdienstverlening wordt een
voorziening getroffen voor de bovengenoemde zweefgebieden die, net als bij de bovengenoemde
ATZ Lelystad B, uitgaat van de vaststelling van flexibele grenzen van de TMA. Het
gebruik van de zweefvlieggebieden door de zweefvliegers is echter niet voorafgaand
bepaald, maar is vraaggestuurd.
De voorziening houdt in, dat de omvang van de Schiphol TMA 1 binnen de reeds vastgestelde
en in de AIP bekendgemaakte grenzen, met het oog op het gebruik van de zweefvlieggebieden,
kan variëren. Flexibel naar tijd en afhankelijk van de vraag wordt een deel van het
luchtruim, begrensd door de afmetingen van de onderscheidenlijke zweefvlieggebieden,
binnen de Schiphol TMA 1 uitgesloten van de Schiphol TMA 1. De desbetreffende zweefvlieggebieden
worden daardoor aangemerkt als overig gebied en hebben daardoor luchtruimklasse G.
De desbetreffende zweefvlieggebieden maken in dat geval geen deel meer uit van de
Schiphol TMA 1, maar worden daardoor omringd. In het kader van deze flexibele voorziening,
die vraaggestuurd zal zijn, is het desbetreffende deel van het luchtruim onderhevig
aan een wisselende luchtruimklasse. Zo is het desbetreffende deel van het luchtruim,
indien deze niet door de zweefvliegclub wordt gebruikt, volledig onderdeel van de
Schiphol TMA 1 en wordt daarmee als luchtruimklasse A gecontroleerd door de luchtverkeersdiensten.
Het desbetreffende deel van het luchtruim wordt luchtruimklasse G, wanneer het geen
deel uitmaakt van de Schiphol TMA 1 ten tijde dat deze wordt gebruikt voor de genoemde
zweefvliegactiviteiten onder de in de onderhavige regeling omschreven omstandigheden
en gestelde voorwaarden. Overeenkomstig de luchtruimclassificatie heeft de luchtverkeersleidingsdienst
in luchtruimklasse G geen verantwoordelijkheid meer tot het verlenen van luchtverkeersleidingsdiensten,
waardoor de praktijk voorafgaand aan de inwerkingtreding van SERA kan worden gecontinueerd.
In de praktijk zal de vliegcoördinator van de zweefvliegvliegclub namens zweefvliegers
de luchtverkeersleidingsdienst verzoeken of het gedeelte van de Schiphol TMA 1, begrensd
door de afmetingen van de zweefvlieggebieden, kan worden gebruikt voor zweefvliegactiviteiten.
De luchtverkeersleidingsdienst zal aan de hand van de in de regeling opgenomen criteria
en gelet op het totale aanbod van luchtverkeer de inschatting maken of al dan niet
het deel van de Schiphol TMA 1 gebruikt kan worden voor zweefvliegactiviteiten. Eventuele
noodzakelijke communicatie tussen de luchtverkeersleidingsdienst en de zweefvliegers
verloopt via de vliegcoördinator.
De laterale en verticale grenzen van de TMA zijn eerder in de Regeling luchtverkeersdienstverlening
vastgesteld door de minister en inmiddels conform de bijzondere bekendmakingbepalingen
via een dynamische verwijzing opgenomen in de luchtvaartgids. Ook in het kader van
de hierboven omschreven voorziening, die voorziet in een vraaggestuurde flexibele
toepassing van de grenzen van de TMA, ligt de bevoegdheid tot het vaststellen van
de grenzen van de luchtverkeersdienstverleningsgebieden bij de minister. De bevoegdheid
van de minister met betrekking tot de begrenzing van de betrokken gebieden is in de
regeling geborgd door de omstandigheden en criteria te omschrijven waaronder de desbetreffende
gebieden niet tot de TMA behoren.
In de Regeling luchtverkeersdienstverlening wordt ten slotte in artikel 9 een aanpassing
met betrekking tot het luchtruim gedaan. De Budel Aerodrome Traffic Zone (ATZ) wordt
aangewezen als een Radio Mandatory Zone (RMZ). Deze luchtruimwijziging is overeenkomstig
het 5.11-werkproces in samenwerking met alle belanghebbenden overeengekomen en akkoord
bevonden.
Verder wordt de begripsbepaling van luchtvaartgids geschrapt, aangezien dit begrip
reeds in SERA wordt gedefinieerd.
ARTIKEL VI
Met artikel VI wordt in artikel 1 van de Regeling modelvliegen een definitie opgenomen
van modelluchtvaartuig. Deze definitie is gelijk aan de definitie van modelluchtvaartuig
die is opgenomen in het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart, het Besluit
luchtvaartuigen 2008, het Besluit vluchtuitvoering en het Besluit burgerluchthavens.
De wijziging van artikel 1b van de Regeling modelvliegen hangt samen met de overheveling
van de voorrangsregels met betrekking tot op afstand bestuurde luchtvaartuigen naar
de Regeling op afstand bestuurde luchtvaartuigen. Gewezen wordt op de toelichting
bij artikel VII.
ARTIKEL VII
In de Regeling modelvliegen waren de voorrangsregels opgenomen voor zowel lichte onbemande
luchtvaartuigen als modelluchtvaartuigen. Met deze regeling zijn de voor lichte onbemande
luchtvaartuigen geldende voorrangsregels overgeheveld naar het nieuwe artikel 15a
van de Regeling op afstand bestuurde luchtvaartuigen.
Met de vervanging van het Luchtverkeersreglement door het Besluit luchtverkeer 2014
is de in artikel 5.7, eerste lid, van de Wet luchtvaart neergelegde bepaling dat de
gezagvoerder zich bevindt aan boord van het luchtvaartuig van toepassing geworden
op remotely piloted aircraft (RPA’s). Daarbij is vergeten deze luchtvaartuigen op grond van artikel 5.7, derde
lid, van de Wet luchtvaart aan te wijzen als onbemande luchtvaartuigen waarvoor deze
verplichting niet geldt. Met het nieuwe artikel 15b van de Regeling op afstand bestuurde
luchtvaartuigen wordt dit alsnog gedaan.
Omdat noch de Wet luchtvaart, waarop het nieuwe artikel 15b van de Regeling op afstand
bestuurde luchtvaartuigen is gebaseerd, noch het Besluit luchtverkeer 2014, waarop
het nieuwe artikel 15a van de Regeling op afstand bestuurde luchtvaartuigen is gebaseerd,
een definitie bevat van ‘RPA’, wordt deze in artikel 1 van de Regeling op afstand
bestuurde luchtvaartuigen opgenomen. Omdat de definitie van RPA bepaalt dat hieronder
geen modelluchtvaartuigen vallen, is tevens een definitie van modelluchtvaartuig opgenomen.
ARTIKEL VIII
Bij de implementatie van SERA zijn ten behoeve van het valschermspringen de reeds
gehanteerde klimgebieden van de vaste valschermgebieden aangewezen als gebieden met
beperkingen. Doordat de klimgebieden echter nu tot aan de grond reiken, bevindt een
deel van een dergelijk klimgebied zich tevens in delen van het luchtruim die niet
worden gecontroleerd door de luchtverkeersdiensten. Als voorwaarde voor een VFR-vlucht
in deze gebieden geldt dat de luchtverkeersleidingsdienst van oordeel moet zijn dat
het aanbod van het luchtverkeer binnen het betrokken gebied het toelaat. De luchtverkeerleidingsdienst
kan echter niet verantwoordelijk zijn voor vluchten in het ongecontroleerde deel van
het luchtruim, aangezien deze geen volledig overzicht van het luchtverkeer in het
ongecontroleerd luchtruim heeft. Dientengevolge wordt bovengenoemde voorwaarde ten
aanzien van VFR-vluchten expliciet alleen beperkt tot het gecontroleerde deel van
het luchtruim waarbinnen het gebied met beperkingen zich bevindt.
Tevens wordt een gebied met beperkingen aan de regeling toegevoegd. Tussen de in de
regeling vastgestelde valschermspringgebieden worden valschermvluchten toegelaten
als ‘klimvlucht’ ten behoeve van het valschermspringen. Deze klimgebieden bevinden
zich echter in de Terminal Control Area (TMA) waardoor de klimvluchten mogelijk in
conflict kunnen komen met passagiersvliegtuigen die van de luchthaven vertrekken op
een Standard Instrument Departure. Gezien de veiligheid en stabiliteit in het luchtruim
dienen dergelijke conflicten zo veel als mogelijk te worden voorkomen. Door het gebied
tussen de valschermspringgebieden als gebied met beperkingen aan te wijzen, onder
dezelfde voorwaarden als die gelden voor de klimgebieden, wordt het klimgebied zo
veel als mogelijk vrijgehouden van overig VFR-verkeer zodat de kans op conflicten
wordt verkleind.
ARTIKEL IX
De toevoeging aan artikel 4.5 van de Vrijstellingsregeling Besluit luchtverkeer 2014
dient ter reparatie van een vrijstelling van de minimum vlieghoogte voor VFR-vluchten
(minimum VFR-vlieghoogte) door vluchten met zeilvliegtuigen en schermzweeftoestellen.
Bij de implementatie van SERA is deze omissie door de Koninklijke Nederlandse Vereniging
voor Luchtvaart (KNVvL) geconstateerd.
In de Vrijstellingsregeling Besluit luchtverkeer 2014 zijn enkele strand- en duingebieden
aangewezen waar een vrijstelling van de minimum VFR-vlieghoogte geldt voor vluchten
met schermzweeftoestellen, zeil- en zweefvliegtuigen3. Voor de implementatie van SERA gold de vrijstelling boven de aangewezen strand-
en duingebieden alleen voor vluchten die worden uitgevoerd met zweefvliegtuigen. Bij
de implementatie van SERA is de betreffende vrijstelling voortgezet in de nieuwe Vrijstellingsregeling
Besluit luchtverkeer 2014. Het toepassingsbereik is echter ongewild vergroot met zeilvliegtuigen
en schermzweeftoestellen.
In onderhavige regeling wordt de bovenstaande omissie gecorrigeerd. De aangewezen
strand- en duingebieden waarboven de vrijstelling voor bovenstaande vluchten met zeilvliegtuigen
en schermzweeftoestellen geldt, zijn dezelfde strand- en duingebieden die in de ingetrokken
Regeling zeilvliegen4 waren aangewezen. Het uitgangspunt is dat de vrijstelling gedurende het gehele jaar
geldt. Boven de strand- en duingebieden van Zoutelande en Noordwijk wordt de vrijstelling
beperkt in de zomerperiode gezien de drukke zomerrecreatie op de stranden en in de
duinen. Deze tijdsrestricties waren reeds in de bovengenoemde Regeling zeilvliegen
vastgesteld.
De vrijstelling van de minimum VFR-vlieghoogte boven de aangewezen strand- en duingebieden
ten aanzien van vluchten met zweefvliegtuigen blijft ongewijzigd.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
W.J. Mansveld
De Minister van Defensie
J.A. Hennis-Plasschaert